Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie en digitaal erfgoed, wenst u prettige feestdagen en een gelukkig 2025

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Petrus Canisiusvertaling

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Petrus Canisiusvertaling (of: Canisiusvertaling) is de naam van de rooms-katholieke Bijbelvertaling in het Nederlands, die als eerste Bijbelvertaling officieel in het Nederlandstalige katholieke godsdienstonderwijs werd gebruikt. Het laatste deel van de vertaling was klaar in 1939; een uitgave in één deel verscheen in 1948. De volledige naam luidt:

De Heilige Schrift, vertaling uit de grondtekst met aantekeningen, in opdracht van de Apologetische Vereniging ’Petrus Canisius’ ondernomen met goedkeuring van de hoogwaardige bisschoppen van Nederland”.

Ontstaansgeschiedenis

Tot in de twintigste eeuw las men in Vlaanderen en katholiek Nederland alleen vertalingen van de Latijnse Vulgaat. Een van die vertalingen was de Leuvense bijbel, die nog uit de zestiende eeuw stamde. Dat deze zo lang daarna nog werd gebruikt, is te verklaren uit het feit dat de Katholieke Kerk Bijbellezing door gelovigen thuis lange tijd niet aanmoedigde. Andere bekende Vulgaatvertalingen zijn die van J. Th. Beelen c.s. (1859-1897) en de Professorenbijbel (1894-1910).

De Petrus Canisiusvertaling ontstond niet als een initiatief van de Apologetische Vereniging ’Petrus Canisius’: reeds jaren voor de eerste uitgave van de Petrus Canisiusvertaling begonnen de seculiere priesters D. Sloet en R. Schutte (later Dom Schutte o.s.b.) en de jezuïeten J. P. van Kasteren en J. F. de Groot (s.j.) met het vertalen van bijbelboeken.[1]

De Apologetische Vereniging ’Petrus Canisius’ wist deze krachtinspanningen te bundelen en te coördineren. In 1906 verzorgde de vereniging een uitgave van de evangeliën en het boek Handelingen der apostelen. Het werd onmiddellijk populair als het Canisiusbijbeltje. In 1929 werd het gevolgd door een vertaling van het volledige Nieuwe Testament van de hand van de Nijmeegse dominicaan professor R. L. Jansen o.p. Hij verzorgde het grootste deel van het vertaalwerk: naast het Nieuwe Testament vertaalde hij Esdras, Nehemias, Isaias, Daniël, de kleine Profeten, Job, de Psalmen, en het Hooglied. Onder zijn nadrukkelijke leiding gaven de vertalers de vertaling van het Oude Testament vanaf 1936 in vier delen uit:

Ook A. J. Driessen o.carm., P. G. Groenen, J. Keulers en H. Th. Mets, worden als medewerkers vermeld.[1] De vertalingen werden door Jansen herzien en aangepast.[1]

H. Th. Mets verleende als kerkelijk censor a.h. de officiële goedkeuring aan de katholieke Petrus Canisiusvertaling van de Bijbel.[5]

Prof. B. H. Molkenboer o.p. (1879-1940) zorgde voor de letterkundige beoordeling van het Nederlands.[1]

Van 1937 tot 1939 verscheen het Oude Testament in vier delen, waarna de eerste gehele Canisiusbijbel in één deel werd uitgegeven in 1948.

De vertaling bevatte een voorwoord door de latere kardinaal J. G. M. Willebrands, die toen voorzitter was van de Sint Willibrord Vereniging.[6]

In 1938 verscheen in 's Hertogenbosch een bijbelvertaling door Crispinus Smits (kloosternaam van Johannes Gijsbertus Smits) en Laetus Himmelreich (kloosternaam van Johannes Antonius Himmelreich), die aangeeft „volgens de oorspronkelijke tekst” vertaald te zijn.[7] Desondanks was het niet de vertaling van Himmelreich en Smits die de katholieke bijbel werd, maar was het de Petrus Canisiusvertaling die dit voorrecht kreeg tot in 1975 de Willibrordvertaling werd uitgegeven.

Enkele kenmerken

De vertaling kreeg zijn naam van een katholiek apologeet uit de tijd van de contrareformatie. De vertaling is voorzien van inleidingen en toelichtingen ter verdediging van het katholieke geloof. Dit sluit aan bij de katholieke opvatting dat de interpretatie van de Bijbel aan theologen moet worden overgelaten en geen zaak van de gelovige zelf is. In deze toelichtingen worden de pauselijke decreten van Pius X weerspiegeld, die een strijd voerde tegen het modernisme.[8] De latere Willibrord-vertaling daarentegen kreeg de naam van Willibrordus, de ’apostel der Nederlanden’.

De bijbel kende een grote verspreiding in de goedkope pocketuitgaven die als schoolbijbel werden gebruikt. (Twee delen: Het Nieuwe Testament (volledig), en Het Oude Testament (in verkorte vorm, met inleidingen en verklaringen).

Spelling van eigennamen

Bijbelse namen werden nog op een andere manier weergegeven dan in de ’protestantse’ bijbels. Zo waren Noë en Samson bekende figuren uit de ’gewijde geschiedenis’ en de katholieke bijbelvertalingen. Hebreeuwse namen die op een -a eindigen, werden veelal in navolging van de Septuaginta en de Vulgaat vergriekst (Esdras, Jonas, Zacharias tegenover Ezra, Jona en Zacharia). Voor minder bekende namen koos S. Deenen, die dit onderdeel behartigde, ook wel eens een spelling die dichter bij de originele uitspraak aanleunde, zoals Abisjalom, Assoer, en Liwjatan (Leviathan).

Anders dan het in protestantse vertalingen meer gebruikelijke „Here” of „Heer”, koos de Petrus Canisiusvertaling ervoor om het tetragrammaton (JHWH, Gods naam in het Hebreeuws) weer te geven als Jahweh. De Leidse vertaling was reeds voorafgegaan met het gebruik van deze vorm van de Godsnaam. De uitgevers van de Petrus Canisiusvertaling vermelden in hun inleiding dat zij „opzettelijk de vier medeklinkers van het Tetragram” behouden hebben.[9] De Lijst van Bijbelse Eigennamen, die in 1968 werd opgesteld en uitgegeven werd door het NBG, hield hiermee geen rekening, zodat de Godsnaam in de Willibrordvertaling „Jahwe” luidt.

Taalgebruik

Ten opzichte van de nieuwere katholieke Willibrordvertaling (1975) en de oecumenische Nieuwe Bijbelvertaling (2003) is het taalgebruik van de Canisiusvertaling licht archaïsch. De vertaling is in dit opzicht vergelijkbaar met de vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap uit 1951.

Bronnen, noten en/of referenties

Verwijzingen
  1. 1,0 1,1 1,2 1,3 L. J. Rogier; N. de Rooy, In vrijheid herboren. Katholiek Nederland 1853-1953, N.V. Uitgeversmij Pax, Den Haag 1953, p. 580, op dbnl.org
  2. º Petrus Canisiusvertaling op Google Books
  3. º Gespeld als van der Kooy op blz. 4 in de achtste druk van de Petrus Canisiusvertaling
  4. º Petrus Canisiusvertaling, Het Oude Testament, Zonnewijzer-uitgave, achtste druk, p. 4 (rugzijde van de titelpagina).
  5. º Het Oude Testament, Zonnewijzer-uitgave, achtste druk, Het Spectrum nv, Utrecht/Antwerpen, laatste bladzijde:
    I M P R I M A T U R
    H. Th. Mets, Censor a.h.
    Utrecht, 27 januari 1954
    Eerdere uitgave: H. Th Mets Libr. Censor a.h. dep. Utrecht, 8 augustus 1939
  6. º achtste druk, p. 5-6
  7. º Himmelreich; Smits, De heilige boeken van het Oude en Nieuwe Verbond, Teulings, ’s Hertogenbosch, 1938.
  8. º N. Tromp, Rooms-katholieke vertalingen, in: H. W. Hollander (red.) Spectrum der bijbelvertalingen, Boekencentrum, Zoetermeer, 1994. ISBN 90-2339-0537-7
  9. º Petrus Canisiusvertaling, Deel I, 1937, Inleiding, p. 5
rel=nofollow
rel=nofollow