Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Aarde (planeet)

Uit Wikisage
Versie door SjorsXY (overleg | bijdragen) op 4 jul 2009 om 07:34 (De Aarde is vanaf de Zon gezien de derde planeet van ons zonnestelsel. ([http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Aarde_(planeet)&oldid=17436134]))
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

De Aarde oftewel de wereld oftewel Terra genoemd, is vanaf de Zon gezien de derde planeet van ons zonnestelsel, en daarin de grootste (zowel in massa als in volume) en tevens naamgeefster van de "aardse planeten". De Aarde is voor zover bekend de enige plek in het heelal waar leven voorkomt of voor is gekomen en is de woonplaats van miljoenen soorten organismen.[1] Radiometrische dateringen hebben uitgewezen dat de Aarde 4,57 miljard jaar geleden is ontstaan[2] en het leven maximaal 1 miljard jaar later.[3] Sinds het ontstaan van leven op Aarde heeft de biosfeer (het leven) de aardatmosfeer zuurstofrijk gemaakt, zodat aerobe organismen er kunnen overleven, en de ozonlaag kon ontstaan. Die beschermt het aardoppervlak tegen schadelijke ultravioletstraling, zodat leven op het land mogelijk is.[4]

Het aardoppervlak is voor 71% bedekt met water in de vorm van zeeën en oceanen, de rest bestaat uit continenten en eilanden. Water is noodzakelijk voor het overleven van alle bekende levensvormen.

De lithosfeer, de buitenste laag van de vaste Aarde, is verdeeld in een aantal rigide platen of schollen, die op een geologische tijdschaal (over miljoenen jaren) langzaam over het aardoppervlak bewegen. Deze beweging veroorzaakt de vorming van gebergten en vulkanisme. Onder de lithosfeer bevindt zich de langzaam convecterende aardmantel. De stroming in de mantel veroorzaakt de bewegingen van de platen en vulkanisme aan het aardoppervlak. Onder de mantel bevinden zich een vloeibare buitenkern (waarin het aardmagnetisch veld wordt opgewekt) en een vaste binnenkern. Dit magnetisch veld beschermt het leven tegen de zonnewind en kosmische straling.

De Aarde draait om de Zon in dezelfde tijd dat ze 366,26 maal om haar eigen as draait. Deze tijdsduur wordt een siderisch jaar genoemd. De aardas maakt een hoek van 23,439281° met het vlak waarin de aardbaan ligt, wat de seizoenen veroorzaakt. De Aarde heeft één natuurlijke satelliet, de Maan, die vlak na de vorming van de Aarde moet zijn ontstaan. De aantrekkingskracht van de Maan veroorzaakt getijden in de oceanen, stabiliseert de hellingshoek van de aardas en doet de rotatiesnelheid van de planeet langzaam afnemen.

Astronomische eigenschappen

De Aarde behoort tot het zonnestelsel van de Zon, het planetaire stelsel rond de ster die de Zon wordt genoemd. Het Zonnestelsel bevat nog zeven andere planeten en een groot aantal kleinere lichamen. De Zon is ongeveer 120 keer zo groot in diameter als de Aarde en heeft een 300 000 maal zo grote massa. Onder de planeten is de Aarde van gemiddelde grootte. De grotere planeten, met name Jupiter, hebben de Aarde gedurende haar bestaan beschermd tegen inslagen door met hun (grotere) gravitatieveld planetoïden en kometen in te vangen of af te stoten. Ook de Maan vangt meteorieten op die anders op Aarde zouden storten.

De Zon is een van de miljarden sterren die samen het sterrenstelsel Melkweg vormen. Binnen de Melkweg is de Zon een relatief onopvallende ster. De Melkweg zelf is weer onderdeel van de Lokale Groep, een groep van meer dan 40 sterrenstelsels, waarvan de Melkweg een van de grotere is. Deze Lokale groep is onderdeel van de Lokale Supercluster, één van vele superclusters van tienduizenden sterrenstelsels die samen het heelal vormen.

Baan en rotatie

Baankarakteristieken
Inclinatie 23,439281°
Afstand tot Zon 1,496×108 km
Aphelium 152,10×106 km
Perihelium 147,09×106 km

Ten opzichte van achtergrondsterren heeft de Aarde 23 uur, 56 minuten en 4,091 seconden (een siderische dag) nodig om eenmaal om haar as te draaien. Doordat de Aarde van boven de noordpool af gezien tegen de klok in draait, lijkt het voor de toeschouwer vanaf het aardoppervlak alsof andere hemellichamen (sterren, planeten, de Zon en de Maan) in het oosten opkomen om onder te gaan in het westen.

De Aarde draait in een licht excentrische baan rond de Zon. Eén rondgang (een siderisch jaar) duurt ongeveer 365,25636 dagen. Daardoor lijkt de Zon vanaf de Aarde gezien ten opzichte van de sterren met ongeveer 1° per dag naar het oosten te bewegen. Dankzij deze beweging komt de Zon elke dag ongeveer 4 minuten later op ten opzichte van de sterren. De tijdsduur die de Aarde nodig heeft om weer in dezelfde positie te raken ten opzichte van de Zon, is daardoor ongeveer 4 minuten langer dan een siderische dag en wordt een synodische dag genoemd.

De afstand tot de Zon bedraagt gemiddeld bijna 150 miljoen km en de snelheid waarmee de Aarde om de Zon beweegt is 29,783 km/s. De Aarde bereikt het perihelium in haar baan (de plek waar ze het dichtstbij de Zon staat) op 3 januari en het aphelium (het verste punt van de Zon af) rond 4 juli. Het verschil in afstand tot de Zon zorgt ervoor dat de warmte-energie die de Aarde in het perihelium ontvangt, 106,9% is van de warmte-energie die ze ontvangt tijdens het aphelium. Het zuidelijk halfrond ontvangt in de loop van een jaar daardoor iets meer energie dan het noordelijk halfrond. Dit effect wordt echter grotendeels opgeheven door absorptie van het energieverschil door de oceanen (het zuidelijk halfrond heeft een veel groter wateroppervlak dan het noordelijk halfrond) en het effect van seizoenen als gevolg van de helling van de aardas is veel groter.

Doordat de rotatieas van de Aarde niet loodrecht op de aardbaan om de zon staat, maar daar 23,4° van afwijkt (inclinatie), verandert de hoek waarmee de Zon de Aarde beschijnt, in de loop van een jaar. Samen met de beweging om de Zon zorgt dit ervoor dat er op Aarde seizoenen voorkomen. Voor een waarnemer op het noordelijk halfrond zal de Zon hoger aan de hemel staan wanneer de noordpool naar de Zon toe gekanteld is. Daardoor is de temperatuur in die perioden hoger, terwijl de temperatuur lager is als de noordpool van de Zon af gekanteld is. Binnen de poolcirkels is de Zon zelfs gedurende een gedeelte van het jaar helemaal niet te zien (de zogenaamde poolnacht). In de astronomie zijn de seizoenen vastgelegd afhankelijk van de stand van de aardas ten opzichte van de Zon. De twee punten in de aardbaan waar een van de twee polen naar de Zon gericht is, worden zonnewendes genoemd en de twee punten waarop de Zon precies boven de evenaar staat, de equinoxen. Die vier punten verdelen een jaar in zomer, herfst, winter en lente.

Voor het noordelijk halfrond geldt dat de afstand tot de zon in het zomerseizoen iets groter is dan in het winterseizoen; de zomer duurt hier dan ook een paar dagen langer dan de winter. Op het zuidelijk halfrond is dat juist andersom. Hierdoor zijn de seizoensverschillen op het zuidelijk halfrond iets groter. Op Mars is dat effect veel sterker, doordat de baan van deze planeet meer van de cirkelvorm afwijkt.

Maan

De Aarde bezit een natuurlijke satelliet, de Maan. De diameter van de Maan bedraagt ongeveer een kwart van die van de Aarde. Er bestaat in het Zonnestelsel geen andere planeet met een naar verhouding zo grote satelliet. De Maan is net als de Aarde een terrestrisch lichaam dat voornamelijk uit silicaten bestaat. In tegenstelling tot de Aarde bezit de Maan echter geen atmosfeer.

Hoewel de diameter van de Zon ongeveer 400 keer zo groot is als die van de Maan, hebben Zon en Maan vanaf de Aarde gezien toch ongeveer dezelfde schijnbare diameter aan de hemel. Dit komt doordat de Zon zich ook (toevallig) ongeveer 400 keer zo ver bevindt van de Aarde als de Maan. Er kunnen daarom op Aarde zowel gedeeltelijke zonsverduisteringen voorkomen als totale, die net dekkend zijn.

De Aarde en de Maan draaien om een gemeenschappelijk zwaartepunt in 27,32 siderische dagen. Vanuit de Zon gezien, duurt die omloop van de Maan nog iets langer: de periode tussen twee volle manen (een synodische maand) bedraagt 29,53 dagen. Het vlak van de Maanbaan helt onder een hoek van 5˚ met de ecliptica. Zonder deze hoek zou er elke twee weken een zons- of maansverduistering te zien zijn.

De aantrekkingskracht van de Maan zorgt voor getijden op Aarde. De aantrekkingskracht van de Aarde op de Maan heeft ervoor gezorgd dat de Maan een gebonden rotatie vertoont: omlooptijd en rotatie van de Maan zijn gelijk. Als gevolg daarvan is vanaf Aarde altijd dezelfde kant van de Maan te zien. Tijdens haar omloop rond de Aarde vertoont de Maan schijngestalten doordat ze zich telkens in een andere positie ten opzichte van de Zon bevindt.

De getijdenversnelling zorgt ervoor dat de Maan versneld raakt in haar omloopbaan en langzaam in een steeds ruimere baan om de Aarde terechtkomt. Als gevolg daarvan beweegt ze met een snelheid van 38 millimeter per jaar van de Aarde af. Tegelijkertijd wordt de rotatie van de Aarde afgeremd, waardoor de rotatieperiode van de Aarde elk jaar 23 µs langer duurt.[5] In het Devoon (410 miljoen jaar geleden) duurde een dag op Aarde daarom 21 uur en vielen er 400 dagen in een jaar.[6]

De getijdenwerking van de Maan stabiliseert de stand van de aardas.[7] Sommige geleerden denken dat de aardas zonder deze stabiliserende werking van de Maan bloot zou staan aan chaotische veranderingen, die het aardse klimaat veel veranderlijker en extremer zouden maken. Als de aardas zich in het baanvlak van de Aarde bevond, zoals tegenwoordig het geval is bij de planeet Uranus, dan zou complex leven waarschijnlijk onmogelijk zijn vanwege de extreme verschillen tussen de seizoenen.[8]

Behalve een natuurlijke satelliet bezit de Aarde enkele kleine quasisatellieten. De grootste daarvan, de 3,3 km grote planetoïde 3753 Cruithne, werd in 1986 ontdekt. Aan het begin van de 21e eeuw zijn nog meer objecten met soortgelijke banen ontdekt. Die zijn niet groter dan honderd meter in doorsnede.

Cyclische veranderingen

De aardas ondergaat een langzame, cyclische beweging ten opzichte van de Zon, die precessie wordt genoemd, en zich elke 25.800 jaar herhaalt. De precessie zorgt voor het verschil tussen een tropisch jaar en een siderisch jaar. Daarnaast varieert de stand van de aardas ook een klein beetje, met een periode van 18,6 jaar, een beweging die de nutatie genoemd wordt. Ook de positie van de polen op het aardoppervlak verandert, met maximaal een paar meter per jaar. Deze poolbeweging heeft verschillende cyclische componenten, die samen de quasiperiodische beweging worden genoemd. Zelfs de rotatiesnelheid van de Aarde varieert licht, waardoor niet alle dagen precies even lang zijn.

De helling van de aardas varieert met een periode van 41 000 jaar. Ook de excentriciteit van de aardbaan verandert in de loop der tijd. Er zijn grofweg twee belangrijke cyclische perioden waarmee deze veranderingen plaatsvinden; de langste periode duurt 413 000 jaar, de kortere ongeveer 100 000 jaar.

Cyclische veranderingen van de baan en rotatie van de Aarde en de stand van de aardas worden voornamelijk veroorzaakt door variaties in de aantrekkingskracht van de Zon en Maan en worden wel Milanković-cycli genoemd. Deze cycli zorgen op het aardoppervlak voor langzame veranderingen in de hoeveelheid en distributie van inkomende zonne-energie. Algemeen wordt daarom verondersteld dat ze de oorzaak van (vaak zich cyclisch herhalende) klimaatveranderingen zijn geweest in het verleden, zoals de zogenaamde glacialen (ijstijden) van de afgelopen 2,5 miljoen jaar, koude perioden waarin het landijs aangroeide.

Fysieke eigenschappen

De Aarde is een terrestrische planeet, dat wil zeggen dat ze bestaat uit gesteente in plaats van gassen, zoals een gasreus als Jupiter. De Aarde is in diameter, massa, gemiddelde dichtheid, zwaartekracht en sterkte van haar magnetisch veld de grootste van de vier terrestrische planeten in het zonnestelsel.

Vorm

De Aarde is bijna bolvormig, maar heeft een geringe afplatting aan de polen (de diameter is van pool tot pool ongeveer 43 km kleiner dan door de evenaar). De vorm is eerder een sferoïde met een uitdijing bij de evenaar dan een bol, maar de precieze vorm (de zogenaamde geoïde) wijkt ook nog eens maximaal 100 m van een perfecte sferoïde af. Om de geoïde in berekeningen te benaderen worden referentie-ellipsoïdes gebruikt. De gemiddelde diameter van een referentie-ellipsoïde is 12 742 km. Door de draaiing en de afplatting van de Aarde is de gravitatieversnelling aan de polen (g = 9,83 m/s²) groter dan aan de evenaar g = 9,78 m/s²).

Dat de Aarde min of meer bolvormig was, werd eeuwen voor onze jaartelling al vermoed, onder anderen door Pythagoras en Aristoteles, maar later raakte dit vermoeden in vergetelheid. In de Middeleeuwen was het idee van een platte Aarde wijdverspreid. Pas in de tijd van Columbus en Magellaan kon het oude idee dat de Aarde bolvormig moest zijn, door de lange zeereizen en door de cartografie bevestigd worden.

Bij maansverduisteringen is de schaduw van de Aarde op de Maan altijd cirkelvormig, ook als de Maan dicht bij de horizon staat; hieruit kan men afleiden dat de Aarde rond moet zijn.

Interne opbouw en platentektoniek

Net als andere planeten is de Aarde opgebouwd uit verschillende chemische en fysische lagen. De buitenste laag is een lichte, relatief rigide korst bestaande uit silicaten, die een wisselende dikte heeft. Onder de continenten ligt continentale korst met een dikte van gemiddeld ongeveer 35 km en een dichtheid van 2,2 tot 2,9 g/cm3. Onder de oceanen ligt oceanische korst, die gemiddeld ongeveer 8 km dik is en een dichtheid heeft van 3,3 g/cm3.[9] De aardkorst bestaat voor 95% uit stollingsgesteente en voor 5% uit sedimentair gesteente. Desondanks bedekt het laatste ongeveer 75% van het aardoppervlak. Het bevindt zich vooral in bekkens in de hogere delen van de korst. Continentale korst bestaat vooral uit stollingsgesteente met een lage dichtheid, zoals andesiet of graniet, terwijl de oceanische korst vooral uit gabbro en basalt bestaat. De derde soort gesteente is metamorf gesteente, dat wordt gevormd uit de andere twee door de groei van nieuwe mineralen in de diepere delen van de korst.

Tussen de kern van de Aarde en de korst ligt de mantel, die hoofdzakelijk is samengesteld uit ijzer- en magnesiumrijke silicaten en oxiden. De dichtheid is hoger dan die van de korst en neemt toe met de diepte, gemiddeld 3,5 tot 5 g/cm3. De mantel is dankzij de hoge druk binnenin de Aarde vast, maar plastisch. Dit betekent dat materiaal in de mantel kan stromen. Dicht tegen de kern is de mantel als gevolg van de grote druk rigide, maar naar buiten toe wordt de mantel steeds minder visceus ("zachter"). De dikte van de mantel bedraagt 2800 tot 2900 km. Afhankelijk van de viscositeit zijn er een onder- en een bovenmantel te onderscheiden met daartussen een brede overgangszone.[9]

De aardkern heeft een dichtheid van 10 tot 13 g/cm3 en bestaat voornamelijk uit ijzer en nikkel, met sporen van andere elementen. Ze kan in een vaste binnenkern en een vloeibare buitenkern worden opgedeeld. De binnenkern heeft een diameter van ruim 2500 km en is, ondanks de hoge temperatuur van ruim 5000 K, door de enorme druk vast. Daaromheen bevindt zich de buitenkern met een dikte van 2200 km, waar een temperatuur van 4500 K heerst.[9] Convectiestromingen in de buitenkern zorgen voor de opwekking van het magnetisch veld van de Aarde.

De buitenste laag van de vaste Aarde is rigide en wordt de lithosfeer genoemd. Ze bestaat uit de aardkorst en een deel van de mantel. Onder de lithosfeer ligt de asthenosfeer; vanwege de hoge temperatuur en relatief lage druk is dit het meest visceuze deel van de mantel. De lithosfeer is volgens de theorie van de platentektoniek verdeeld in onafhankelijk van elkaar bewegende tektonische platen, die over de "zachte" asthenosfeer kunnen bewegen[10] en er in feite op "drijven".

Sjabloon:Tektonische platen

Ten opzichte van elkaar bewegen de platen zich met snelheden van hooguit enkele cm per jaar. Tussen platen kunnen convergente (naar elkaar toe bewegende), divergente (van elkaar af bewegende) en transforme (langs elkaar bewegende) plaatgrenzen bestaan. De beweging zorgt voor vulkanisme, de vorming van oceanische troggen, gebergtevorming en aardbevingen langs de plaatgrenzen.

Bij divergente plaatgrenzen wordt door opwaartse stroming van heet materiaal in de mantel nieuwe oceanische lithosfeer gevormd. Bij convergente plaatgrenzen schuift de ene plaat onder de andere, door een proces dat subductie genoemd wordt. Alleen oceanische lithosfeer subduceert in grote hoeveelheden, continentale lithosfeer is daarvoor te dik en te licht. Dit zorgt ervoor dat de oceanische lithosfeer voortdurend gerecycled wordt, zodat de meeste oceanische lithosfeer niet ouder is dan 100 miljoen jaar (op geologische tijdschaal gezien relatief jong).

Samenstelling

De massa van de Aarde bedraagt 5,98×1024 kg. In massapercentages bestaat de Aarde uit 32,1% ijzer, 30,1% zuurstof, 15,1% silicium, 13,9% magnesium, 2,9% zwavel, 1,8% nikkel, 1,5% calcium, 1,4% aluminium en 1,2% andere elementen. Door massasegregatie tijdens planetaire differentiatie bestaat de aardkern voornamelijk uit ijzer (88,8%), met kleinere hoeveelheden nikkel (5,8%) en zwavel (4,5%) en minder dan 1% andere elementen.[11]

Meer dan 47% van de aardkorst bestaat uit zuurstof, zodat de meeste elementen in de vorm van oxiden voorkomen, uitgezonderd chloor, zwavel en fluor (elementen die in gesteente meestal minder dan 1% van de massa vormen). De samenstelling van de Aarde wordt daarom normaal gesproken in oxiden uitgedrukt. Een belangrijke oxide is silica (SiO2), dat als een zuur functioneert en silicaten vormt. De meeste gesteentevormende mineralen zijn silicaten. Ongeveer 99,22% van de gesteenten die de aardkorst vormen, zijn opgebouwd uit elf oxiden. Andere chemische verbindingen komen slechts in heel kleine hoeveelheden voor.

Oppervlakte

Van het aardoppervlak is ongeveer 70,8% bedekt met water. Dit zijn niet alleen de oceanen maar ook de onder water staande gedeelten van de continenten, die het continentaal plat genoemd worden, en binnenzeeën. De resterende 29,2% van het aardoppervlak is landmassa, waarvan het grootste deel op het noordelijk halfrond ligt. Het land is verdeeld over continenten of eilanden en bestaat uit gebergten, plateaus of vlaktes. Andere vormen van reliëf (landvormen), zoals dalen, kloven, kliffen, duinen, riviervlaktes, rivierdelta's, kusten of kustvlaktes, worden veroorzaakt door de werking van erosie en sedimentatie. Ook de oceaanbodem vertoont reliëf, zoals een wereldomvattend stelsel van mid-oceanische ruggen, oceanische troggen, submariene canyons, oceanische plateaus en abyssale vlakten. Tektoniek en vulkanisme (meestal aangedreven door de platentektoniek) zorgen voor de creatie van nieuw reliëf, terwijl erosie en verwering dit weer afbreken. Verwering kan worden veroorzaakt door de werking van water (in de vorm van neerslag of grondwater), wind, of temperatuurschommelingen. Andere invloeden op het reliëf zijn de biosfeer (bijvoorbeeld door de opbouw van koraalriffen of het tegenhouden van erosie door plantenwortels), meteorietinslagen en de erosieve werking van gletsjers. Op dit moment in de Aardse geschiedenis is het hoogste punt op Aarde de Mount Everest (8850 m boven zeeniveau) en het laagste punt de Marianentrog (10 925 m onder zeeniveau). De gemiddelde hoogte van het land boven zeeniveau is 840 m; de gemiddelde diepte van de oceaanbodem onder zeeniveau is met 3794 m meer dan viermaal zo groot.[12]

De buitenste laag van de vaste Aarde, waar bodemvormende processen heersen, wordt pedosfeer genoemd en bestaat uit bodems. Dit is de plek waar de lithosfeer, hydrosfeer, biosfeer en atmosfeer samenkomen en elkaar onderling beïnvloeden. Planten kunnen alleen groeien op plekken waar bodems gevormd zijn, en vormen op die plekken een bedekking van het oppervlak, die vegetatie genoemd wordt. Gebieden met natuurlijke vegetatie bestaan uit landschappen als bossen, moerassen, oerwouden, toendra's, steppes of savannes. In woestijnen is de natuurlijke vegetatie vrijwel afwezig. Ongeveer 13,31% van het aardoppervlak is geschikt als cultuurgrond, 4,71% wordt daadwerkelijk gebruikt voor permanente landbouw.[13]

Water

Het voorkomen van grote hoeveelheden vloeibaar water aan het aardoppervlak maakt de Aarde uniek en onderscheidt haar van andere planeten. Vanwege dit feit wordt de Aarde wel de "blauwe planeet" genoemd. Tot nog toe zijn geen andere hemellichamen bekend waar water aan het oppervlak in grote hoeveelheden voorkomt. Vloeibaar water was in het verleden aanwezig op de Maan[14] en op Mars[15] en komt wellicht nog steeds af en toe voor op die planeet. Sommige grotere manen van de planeten Jupiter en Saturnus hebben water in hun binnenste, maar niet in grote hoeveelheden aan het oppervlak. Op de exoplaneet HD 189733b, een gasreus, is watergas ontdekt.[16] Het meeste water bevindt zich in de oceanen, maar water komt ook voor in binnenzeeën, meren, rivieren en als grondwater. Al het water samen wordt de hydrosfeer genoemd.

Zelfs als water opgeslagen als ijs wordt meegerekend, bevindt 97,5% van al het water op Aarde zich in oceanen of zeeën. Dit is zoutwater, van de overige 2,5% is 68,7% ijs en de rest zoetwater.[17] De oceanen bevatten 1,386×109 k water, met een massa van 1,35×1018 ton, ongeveer 1/4400 van de totale massa van de Aarde. Als de Aarde geen reliëf had, dan zou dit water het gehele oppervlak bedekken met een 2,7 km diepe laag.

Ongeveer 3,5% van de totale massa van de oceanen bestaat uit opgelost zout, voornamelijk afkomstig uit submarien vulkanisme of verwering van gesteenten.[18] De oceanen gelden ook als reservoir voor (opgeloste) gassen uit de atmosfeer; deze zijn essentieel voor het overleven van marien leven. De oceanen werken daardoor als een buffer op de samenstelling van de atmosfeer. De oceanen werken ook als warmtereservoir, waardoor de wereldwijde temperatuur geen grote schommelingen kan vertonen.[19] Veranderingen in de warmteverdeling in de oceanen hebben grote invloed op het lokale klimaat, zoals blijkt uit het fenomeen El Niño.

Het water opgeslagen in ijs wordt wel de cryosfeer genoemd. Het meeste ijs bevindt zich in de poolkappen, vooral op Antarctica en Groenland, maar er is ook water opgeslagen als zee-ijs of in gletsjers in hooggebergtes. Het seizoensgebonden smelten en aangroeien van de ijskappen zorgt voor de toevoer van zoet water naar de oceanen, wat de oceanische circulatie aandrijft.

Oppervlaktewater zoals in de oceanen staat voortdurend bloot aan verdamping. Bij verdamping wordt water als gas in de atmosfeer opgenomen. Dit kan weer condenseren en als neerslag op het oppervlakte belanden; het vormt daar oppervlaktewater, of dringt door in de bodem en wordt grondwater. Via rivieren stroomt oppervlaktewater naar de oceanen terug. Als het daarna weer verdampt, is er sprake van een cyclus, die de waterkringloop wordt genoemd.

Grondwater is al het water dat zich in de ondergrond of bodem bevindt. Het is voornamelijk afkomstig van neerslag (meteorisch) of het dóórdringen van zoutwater uit de zeeën in de ondergrond. Water komt in grote hoeveelheden voor tot ongeveer 2 km diepte in de aardkorst; op grotere diepte vormt het verbindingen met mineralen.

Atmosfeer

Samenstelling van de atmosfeer
Stikstof 78,08%
Zuurstof 20,95%
Argon 0,93%
Waterdamp 0% tot 4%
Kooldioxide 0,038%
Neon 0,018%
Helium 0,0005%
Methaan sporen
Krypton sporen
Waterstof sporen

De atmosfeer is de gasvormige laag die om de Aarde heen ligt. De luchtdruk is aan het aardoppervlak gemiddeld 101,325 kPa en de schaalhoogte ligt ongeveer op 8,5 km. De aardatmosfeer bestaat grotendeels uit stikstof (ruim 78%) en zuurstof (bijna 21%), aangevuld met sporen van waterdamp, koolstofdioxide en andere gassen. De atmosfeer eindigt niet plotseling op een bepaalde hoogte, maar neemt naar buiten toe exponentieel in concentratie af. Het onderste deel van de atmosfeer, waar ongeveer 75% van alle massa zich bevindt, wordt de troposfeer genoemd. De hoogte van de troposfeer verschilt met de geografische breedte en varieert van 7 km bij de polen tot 17 km bij de evenaar.

Vergeleken met andere planeten is de hoge concentratie zuurstof in de aardatmosfeer uniek. Normaal gesproken zou zuurstof door oxidatiereacties bij verwering in relatief korte tijd uit de atmosfeer verdwijnen, maar op Aarde zorgt fotosynthese door planten voor een continue productie van nieuw zuurstof uit kooldioxide. Dankzij de aanwezigheid van zuurstof heeft de Aarde bovendien een ozonlaag die het oppervlak beschermt tegen voor leven schadelijke ultraviolette straling.

De atmosfeer beschermt het aardoppervlak doordat kleinere meteoren die op Aarde inslaan, door de wrijving verbranden. Door de verplaatsing van waterdamp en door neerslag wordt water naar het land gebracht. De atmosfeer tempert ook de temperatuurverschillen tussen dag en nacht door warmte vast te houden. Gasmoleculen van zogenaamde broeikasgassen vangen warmte-energie op die door het aardoppervlak weerkaatst wordt. Dit effect wordt het broeikaseffect genoemd en verhoogt de temperatuur op Aarde. Zonder broeikaseffect zou het op het oppervlak gemiddeld -18°C zijn.[20]

Bestand:Low pressure system over Iceland.jpg
Een lagedrukgebied boven IJsland vanuit de ruimte. Lagedrukgebieden zijn plekken waar de lucht warmer is (en uitzet); lucht zal naar deze plekken toestromen. Door het Corioliseffect krijgt de windrichting een afwijking waardoor een spiraalvormige structuur ontstaat.

Weer en klimaat

De troposfeer wordt voortdurend opgewarmd door zonnestraling, wat voor uitzetting van lucht zorgt. Lucht met een lagere dichtheid zal opstijgen waardoor stroming van lucht door de atmosfeer ontstaat. Deze stroming herverdeelt de warmte-energie in de atmosfeer en veroorzaakt lokale verschillen in weer en klimaat.[21]

Rond de evenaar valt het zonlicht loodrecht in, terwijl het op de polen onder een kleine hoek invalt. Daardoor wordt de atmosfeer op hogere breedtegraden minder sterk opgewarmd dan rond de evenaar. De belangrijkste stromingen in de atmosfeer worden aangedreven door deze temperatuurgradiënt. De dominante stroming wordt bepaald door circulatiecellen, waarvan er drie typen zijn van de evenaar tot de polen. Van de evenaar tot de 30e breedtegraad liggen Hadleycellen, van de 30e tot de 60e breedtegraad Ferrelcellen en van de 60e breedtegraad tot de polen liggen polaire cellen. Deze cellen bepalen de dominante windrichting, samen met het Corioliseffect, dat de wind een afwijking naar het oosten of westen geeft. Ook de oceaanstroming heeft invloed op het klimaat; vooral de thermohaliene circulatie, die de warmte-energie van de evenaar in de richting van de polen verdeelt.

Door verdamping van oppervlaktewater kan lucht waterdamp gaan bevatten. Als de lucht warm genoeg is om op te stijgen, daalt de luchtdruk, waardoor de lucht verzadigd raakt en water condenseert. De kleine waterdruppeltjes die zo ontstaan, vormen samen een wolk. Als er genoeg condensatie van water plaatsvindt, zullen de druppeltjes voldoende aangroeien om als neerslag terug te vallen naar het aardoppervlak. De hoeveelheid neerslag varieert per gebied op Aarde tussen de paar meter tot minder dan een millimeter per jaar. De gemiddelde neerslag in een gebied wordt bepaald door de dominante windrichting, het reliëf en temperatuurverschillen.

Ondanks lokale verschillen kan de Aarde naar breedtegraad worden onderverdeeld in zones met ongeveer hetzelfde klimaat. Vanaf de evenaar tot de polen zijn dit de warme, natte tropische klimaten, de warme, droge subtropische klimaten, de koelere, natte gematigde klimaten, de drogere, koelere landklimaten en de koude, droge poolklimaten. Ook de hoogte is bepalend voor het klimaat. Doordat de atmosfeer dunner wordt op grotere hoogte is het daar kouder. Een verdere indeling van klimaten is de klimaatclassificatie van Köppen, waarin de klimaten naar temperatuur en neerslag worden gerangschikt.

Hogere delen van de atmosfeer

Boven de troposfeer wordt de atmosfeer meestal ingedeeld in de stratosfeer, de mesosfeer en de thermosfeer. Elk van deze lagen heeft een ander temperatuurverloop. Buiten de thermosfeer begint de exosfeer, die overgaat in de magnetosfeer, waar de zonnewind door het aardmagnetisch veld wordt opgevangen. De ozonlaag, die het aardoppervlak beschermt tegen ultraviolette straling, bevindt zich in de stratosfeer. Als definitie voor de grens tussen de atmosfeer en de ruimte wordt wel de denkbeeldige Kármánlijn genomen 100 km boven het aardoppervlak. Die ligt in het onderste deel van de thermosfeer.

Dankzij warmte-energie kunnen sommige moleculen in de buitenste delen van de atmosfeer een snelheid krijgen die groot genoeg is om aan de zwaartekracht van de Aarde te ontsnappen. Gevolg is dat deeltjes uit de atmosfeer langzaam de ruimte in verdwijnen. Lichte moleculen zoals waterstof of helium bereiken makkelijker de ontsnappingssnelheid.[22]

Magnetisch veld

Het aardmagnetisch veld heeft bij benadering de vorm van een dipoolveld, waarvan de polen op dit moment in de buurt van de geografische polen liggen. Volgens de dynamotheorie wordt het veld opgewekt door convectiestroming in de uit vloeibare metalen bestaande buitenkern van de Aarde. Door de beweging van deze conductieve massa's worden elektrische stromen opgewekt, die op hun beurt het magnetische veld veroorzaken. Convectiestroming in de buitenkern is chaotisch van aard, en dit heeft in de loop van de geschiedenis van de Aarde voor diverse omkeringen van het aardmagnetisch veld gezorgd. De omkeringen vinden met onregelmatige tussenpozen plaats; de laatste omkering was ongeveer 700 000 jaar geleden.[23]

Het veld buigt geladen deeltjes uit de zonnewind en kosmische straling af. Het deel van de atmosfeer waar dit gebeurt, heet de magnetosfeer. De buitenkant van de magnetosfeer (de zogenaamde bow shock) bevindt zich aan de naar de Zon gerichte zijde van de Aarde op een afstand van ongeveer dertien maal de aardstraal van de Aarde. De botsing tussen het aardmagnetisch veld en de zonnewind vormt de Van Allen-gordels, een paar concentrische ringen om de Aarde waar geladen deeltjes voorkomen. Waar de magnetische polen liggen, kan dit plasma de lagere delen van de atmosfeer bereiken en voor het poollicht zorgen.

Leven, bevolking en inrichting

De Aarde voldoet aan een groot aantal vereisten waaraan een planeet moet voldoen om haar bewoonbaar te maken voor complex meercellig leven. Deze vereisten zijn volgens het huidige begrip het voorkomen van grote hoeveelheden vloeibaar water, het (stabiel) voorkomen van complexe organische moleculen en genoeg energie om metabolisme in organismen mogelijk te maken. Een groot aantal factoren zorgt ervoor dat de omstandigheden op Aarde gunstig zijn voor het ontstaan en in stand houden van een complexe biosfeer. Voorbeelden zijn de eccentriciteit van de aardbaan, de scheve stand van de aardas, de rotatiesnelheid, de juiste afstand tot de Zon, de grote natuurlijke satelliet, de bijzondere samenstelling van de atmosfeer, het magnetisch veld en de vulkanische activiteit op Aarde.[24]

Biosfeer

Al het leven samen op een planeet wordt wel een biosfeer genoemd. De Aarde is de enige planeet waarvan bekend is dat ze een biosfeer heeft en veel geleerden denken dat planeten met een biosfeer zeldzaam zijn.[25] De aardse biosfeer ontstond rond 3,5 miljard jaar geleden en heeft zich sindsdien steeds verder ontwikkeld. Ze kan worden onderverdeeld in biomen, gebieden op Aarde die hetzelfde ecosysteem (een samenleving van soorten planten, dieren en andere organismen) hebben.

Terrestrische biomen (biomen op het land) volgen vaak de klimaatzones op Aarde, die door de breedtegraad en de hoogte bepaald worden. Voorbeelden van terrestrische biomen zijn toendra, taiga, loofbos, naaldbos, gemengd bos, mediterraan bos, savanne, woestijn of mangroves. In de polaire biomen, de toendra's en de woestijnen komt relatief weinig leven voor, terwijl de grootste biodiversiteit per oppervlak gevonden wordt rond de evenaar.[26] Terrestrische biomen zijn voor voedingsstoffen afhankelijk van de bodem en van watertoevoer. Mariene of aquatische biomen zijn bijvoorbeeld koraalriffen, kelpwouden, het continentaal plat, de benthische en pelagische zones van de oceaan, black smokers op de oceaanbodem en waddenzeeën. Mariene biomen zijn afhankelijk van de aanvoer van opgeloste voedingsstoffen vanaf het land.[27]

Biomen kunnen op een aantal manieren worden ingedeeld. Als alle onderverdelingen meegeteld worden kunnen er tientallen verschillende biomen onderscheiden worden met elk hun eigen ecosysteem.

Menselijke bevolking

In 2008 leven er verspreid over vrijwel de hele Aarde ongeveer 6,6 miljard mensen. Verwacht wordt dat dit aantal in 2050 tot 9,2 miljard stijgt.[28] Het grootste gedeelte van de groei zal plaatsvinden in ontwikkelingslanden. De menselijke bevolkingsdichtheid verschilt sterk, maar meer dan de helft van de wereldbevolking woont in Azië. De meest noordelijke permanent bewoonde nederzetting is de plaats Alert op het Canadese eiland Ellesmere, de meest zuidelijke is het zuidpoolstation Amundsen-Scott vlakbij de Zuidpool op Antarctica. Verwacht wordt dat rond 2020 60% van de wereldbevolking in steden leeft in plaats van op het platteland.[29]

Op enkele uitzonderingen na is het gehele landoppervlak tegenwoordig verdeeld in staten, uitgezonderd het vasteland van Antarctica. In 2008 waren er 193 internationaal erkende onafhankelijke staten. Er zijn daarnaast 59 afhankelijke gebieden en een aantal autonome gebieden en betwiste gebieden. Er is in de wereldgeschiedenis nog nooit een wereldregering geweest, hoewel een aantal naties zonder succes naar werelddominantie hebben gestreefd. De Verenigde Naties zijn een internationale organisatie die tot doel heeft de samenwerking op het gebied van internationaal recht, veiligheid, mensenrechten, economische ontwikkeling en cultuur te bevorderen en gewapende conflicten te voorkomen. In 2008 hadden zich 192 staten bij de organisatie aangesloten.

In totaal zijn ongeveer 500 mensen[30] buiten de aardatmosfeer geweest, waarvan er twaalf op de Maan gelopen hebben. Normaal gesproken zijn de enige mensen in de ruimte de bemanningsleden van het International Space Station.

Geschat wordt dat sinds het ontstaan van de mens er zo'n 107,5 miljard mensen op de Aarde zijn geboren. [31]

Natuurlijke hulpbronnen

De Aarde bevat grondstoffen die de mens ontgint voor consumptie. Sommige grondstoffen zijn niet-vernieuwbaar, waaronder bijvoorbeeld fossiele brandstoffen. Uit de aardkorst zijn grote voorraden fossiele brandstoffen, zoals steenkool, olie, gas en methaanhydraten gewonnen. Deze hulpbronnen worden gebruikt voor de opwekking van energie en bij chemische productieprocessen. Ertsen vormen zich door een geologisch proces dat door magmatische activiteit in de aardkorst en/of door erosie wordt aangedreven.

De biosfeer levert de mens dankzij domesticatie van dieren (veeteelt) en planten (landbouw) onder andere voedsel, hout, leer en wol. In 1993 was ongeveer 13% van het landoppervlak in gebruik als cultuurgrond en nog eens 26% als weiland voor vee. Slechts 1,5% was in gebruik als stedelijke bebouwing.

Rampen en gevaren

Grote delen van de Aarde hebben regelmatig te maken met natuurrampen zoals cyclonen, tornado's of orkanen. Andere gebieden hebben te maken met aardbevingen, aardverschuivingen, vulkaanuitbarstingen, tsunami's, overstromingen en droogte.

Sommige gebieden worden bedreigd door gevaren met een menselijke oorzaak. Bevolkingsgroei en economische groei gaan soms gepaard met vervuiling van water en lucht. Industrie en intensieve landbouw en veeteelt kunnen zorgen voor vervuiling in de vorm van bodem-, lucht- of waterverontreiniging, zure regen, overbegrazing, erosie, ontbossing en verwoestijning. De mens neemt, gedreven door onder andere de bevolkingsgroei, steeds meer land in gebruik, wat gepaard gaat met het verlies van habitat en mogelijk als gevolg daarvan het uitsterven van in het wild levende soorten.

Er bestaat wetenschappelijke consensus dat de mens (mede-)verantwoordelijk is voor het warmer worden van het wereldwijde klimaat. Dit komt door de grootschalige verbranding van fossiele brandstoffen, waarbij kooldioxide vrijkomt in de atmosfeer, wat het broeikaseffect versterkt. Een warmer klimaat zal waarschijnlijk gepaard gaan met het smelten van gletsjers en ijskappen, extremere temperatuurschommelingen en het stijgen van het eustatisch zeeniveau.

Vorming

De meest aanvaarde hypothese over het ontstaan van het zonnestelsel is op dit moment de Zonnenevel-hypothese. Volgens deze hypothese vormde het Zonnestelsel zich uit een samentrekkende interstellaire moleculaire wolk, de Zonnenevel. Tijdens de samentrekking platte de wolk af tot een protoplanetaire schijf. In deze schijf ontstonden de Zon en de planeten door accretie van materie. Het grootste deel van de materie kwam terecht in het centrum en vormde de Zon. Ander gas en stof vormde planetesimalen (proto-planeten), die later uitgroeiden tot planeten, waaronder de Aarde. Kleine objecten als meteorieten worden beschouwd als materie die niet in dit proces is geaccretiseerd. Door meteorieten te dateren heeft men de ouderdom van het Zonnestelsel en daarmee de Aarde bepaald: ongeveer 4,56 miljard jaar.[32]

Geschiedenis

Zware elementen zoals ijzer en nikkel zonken al tijdens de accretie van de Aarde naar het middelpunt, waardoor een scheiding ontstond tussen kern en mantel. Een andere belangrijke gebeurtenis in de beginfase was het ontstaan van de Maan (die iets jonger blijkt te zijn dan de Aarde). De meest waarschijnlijke verklaring is een grote inslag,[33] waarbij een kleinere planetesimaal (iets kleiner dan de planeet Mars) op de Aarde insloeg. Het bij deze inslag weggeslingerde materiaal kwam in een baan om de Aarde terecht om daar te accretiseren tot de Maan. Door de enorme hoeveelheid energie die bij de inslag vrijkwam, raakte de aardmantel compleet gesmolten. In de loop der tijd stolde hij en kon zich door differentiatie van materiaal binnenin de Aarde de eerste korst vormen. Uit berekeningen blijkt dat als de Aarde voor de inslag een atmosfeer had, deze tijdens de inslag in zijn geheel verdween. De atmosfeer en de oceanen moeten daarom ontstaan zijn uit later materiaal van inslaande kometen en meteorieten[34] en uit gassen en vloeistoffen die bij vulkanisme vrijkwamen. Deze eerste atmosfeer bevatte meer koolstofdioxide dan tegenwoordig en zuurstof was schaars.

Het eerste leven moet ontstaan zijn uit zelfreproducerende moleculen in de oceanen, volgens sommige interpretaties al rond 3,8 miljard jaar geleden. Uit simpele organische stoffen ontstonden materialen als aminozuren en nucleotiden, die later uitgroeiden tot eiwitten en RNA, de bouwstoffen voor het leven. Rond 3,4 miljard jaar geleden moet de laatste gemeenschappelijke voorouder van al het leven hebben geleefd.[35]

Men vermoedt dat een vorm van platentektoniek al in het begin moet hebben plaatsgevonden, hoewel het proces in het begin waarschijnlijk sneller verliep, waardoor de continenten kleiner bleven. Geleidelijk ontwikkelde het proces zich tot de huidige vorm. In de loop van de Aardse geschiedenis komen perioden voor waarin vrijwel alle continenten bij elkaar liggen; dan spreekt men van een zogenaamd supercontinent. De laatste keer dat dit gebeurde was rond 300 miljoen jaar geleden; men noemt dit supercontinent Pangea.[36]

Over de eerste paar miljard jaar van de Aardse geschiedenis is relatief weinig bekend, doordat fossielen van organismen die uitsluitend uit zacht weefsel bestaan, slecht bewaard blijven. Wat duidelijk is, is dat het leven steeds diverser werd en dat rond 2,3 miljard jaar geleden de eerste autotrofe organismen verschenen, organismen die door fotosynthese zuurstof produceren. De toevoeging van zuurstof aan de atmosfeer had tot gevolg dat er een ozonlaag ontstond en het leven voortaan beter beschermd werd tegen schadelijke straling. Daardoor konden ook grotere organismen dan bacteriën ontstaan, zoals eukaryotische cellen en meercellige organismen.

Rond 700 miljoen jaar geleden bevond de Aarde zich in een grote ijstijd, waarbij de planeet van de polen tot de evenaar bevroren was. Dit noemt men een sneeuwbalaarde.[37] Toen het klimaat warmer werd, begon het leven zich zeer snel te ontwikkelen. Tijdens de Cambrische explosie rond 535 miljoen jaar geleden versnelde de ontwikkeling van het leven zich, waardoor in relatief korte tijd veel nieuwe groepen organismen (dieren, planten, enzovoort) verschenen. Sindsdien heeft de evolutie steeds nieuwe en ingewikkeldere soorten leven voortgebracht, een ontwikkeling die soms onderbroken werd door korte periodes van massaal uitsterven, die massa-extincties worden genoemd.[38] Rond 500 miljoen jaar geleden verschenen de eerste planten en insecten op het land (bacteriën en schimmels moeten het land al veel eerder gekoloniseerd hebben) en rond 380 miljoen jaar geleden ontwikkelden in ondiep water levende vissen poten, waarmee ze uit het water konden kruipen. Hieruit kwamen de amfibieën voort, die longen hadden in plaats van kieuwen. Uit de amfibieën ontstonden reptielen en later zoogdieren. De dinosauriërs (reptielen) domineerden gedurende een paar honderd miljoen jaar de Aarde maar stierven rond 65 miljoen jaar geleden uit, waarschijnlijk als gevolg van een meteorietinslag. Sindsdien hebben de zoogdieren zich sterk ontwikkeld. Rond 2 miljoen jaar geleden verscheen de mens. Verondersteld wordt dat mensen uit primaten zijn geëvolueerd.[39]

De huidige ijstijd begon rond 40 miljoen jaar geleden en versterkte zich rond 2,5 miljoen jaar geleden. De poolkappen zijn sindsdien in cycli van 40 000 of 100 000 jaar aangegroeid en weer afgesmolten. De laatste koudere periode (glaciaal) eindigde ongeveer 10 000 jaar geleden. Door de ontwikkeling van de spraak, de ontdekking van de landbouw en het temmen van dieren kon de mens zich snel over de wereld verspreiden en na het ontstaan van beschavingen binnen korte tijd een grote invloed op de biosfeer, de hydrosfeer, de atmosfeer en het landgebruik en de indeling van het aardoppervlak krijgen.

Toekomst van de Aarde

Volgens de meest gangbare hypothese zal de evolutie van de Zon uiteindelijk het einde van de Aarde betekenen. Zoals in alle sterren vindt binnenin de Zon kernfusie van waterstof tot helium plaats. Daardoor hoopt zich in de loop der tijd steeds meer helium op in de kern van de Zon, waardoor de luminositeit van de Zon toeneemt met ongeveer 10% in de komende 1,1 miljard jaar en 40% in de komende 3,5 miljard jaar.[40] Een gevolg is dat de temperatuur op Aarde zal toenemen, wat tenslotte tot de verdamping van de oceanen zal leiden.[41] Over 900 miljoen jaar zal door de hogere temperatuur de hoeveelheid anorganische kooldioxide in de atmosfeer zijn toegenomen tot een concentratie waarbij fotosynthese door C4-fixatie onmogelijk is. Dat betekent dat de meeste plantensoorten niet meer kunnen overleven, waardoor het zuurstof uit de atmosfeer zal verdwijnen. Dit zal dierlijk of menselijk leven ook onmogelijk maken.[42]

Over ongeveer 5 miljard jaar zal de Zon een rode reus worden en uitzetten tot rond de 250 maal zijn huidige omvang. Dit zou betekenen dat de binnenplaneten Mercurius, Venus en de Aarde in de fotosfeer (de "atmosfeer" van de Zon) belanden en worden vernietigd. De Zon zal in dit stadium echter ongeveer 30% van zijn massa verloren hebben, zodat de Aarde theoretisch in een steeds wijdere omloopbaan komt. Dit effect had er normaal gesproken voor gezorgd dat de planeet niet door de uitdijende Zon zou worden opgeslokt, hoewel de nabijheid van de Zon nog steeds al het leven op Aarde onmogelijk zou hebben gemaakt.[40] Uit een recente computersimulatie is echter gebleken dat door de getijdenwerking van de uitdijende Zon de Aarde juist naar de Zon toegetrokken zal worden.[43] Vermoedelijk ontsnappen Mars en de andere buitenplaneten aan dit lot, maar ook op Mars zal de temperatuur zo sterk stijgen dat er geen aardse organismen kunnen leven.

Culturele betekenis

Het standaardsymbool voor de Aarde is een kruis met een cirkel eromheen. Dit symbool staat bekend als het wielkruis, zonnekruis of odinskruis. Hoewel er ook andere betekenissen aan dit symbool zijn toegeschreven, wordt het meestal gezien als een representatie van de vier windstreken op Aarde. Een andere versie van het symbool is een kruis boven een cirkel.[44]

Religieuze betekenissen

De Aarde is in veel culturen gepersonificeerd als een moedergodin, wel "moeder Aarde" genoemd. Voorbeelden zijn Tonantzin (letterlijk "onze moeder") bij de Azteken, Pachamama bij de Inca's, Bhumi Deva bij de hindoes, Gaia bij de Grieken en Romeinen, Hou-T’u in China of de godin Jord in de Noorse mythologie. In de Griekse mythologie was de aardgodin de vrouw van de hemelgod Uranos. In de Egyptische mythologie was de Aarde echter een mannelijke god, Geb, terwijl de hemel (Noet) juist vrouwelijk was.

In de meeste religies komen scheppingsverhalen voor, waarin de Aarde op bovennatuurlijke manier door een godheid wordt geschapen. Ook tegenwoordig gelooft een aantal religieuze groepen, bijvoorbeeld uit christen-[45] of moslimfundamentalistische[46] hoek, in een letterlijke interpretatie van oude religieuze teksten. Deze creationisten geloven niet in de conventionele wetenschappelijke theorieën over de vorming van de Aarde en het ontstaan en de evolutie van het leven.[47]

Ontwikkeling van de kennis over de Aarde

In de loop der wereldgeschiedenis is de kennis van de Aarde en haar oppervlak steeds toegenomen. Vanaf de Oudheid is in diverse culturen geloofd in een platte Aarde; zo zagen de Mesopotamiërs de Aarde als een platte schijf die in een oceaan dreef.

Toch waren er vanouds al mensen die inzagen dat de Aarde bolvormig was. De eersten die een bolvormige Aarde voorstelden, waren Griekse natuurfilosofen als Pythagoras. Zij constateerden dat de tijdens een maansverduistering de schaduw van de Aarde altijd cirkelvormig is. Eratosthenes berekende de omtrek op 15 percent nauwkeurig.

In de Middeleeuwen was het concept van een bolvormige Aarde bekend in het Midden-Oosten, Europa en India.[48] Beda en Thomas van Aquino geloofden bijvoorbeeld in een bolvormige Aarde. Daarnaast geloofden anderen echter in een platte Aarde, zoals de 6e-eeuwse ontdekkingsreiziger Kosmas Indikopleustes. Pas toen Ferdinand Magellaan in 1522 een reis om de wereld maakte, meende men onomstotelijk te hebben vastgesteld dat de Aarde bolvormig was.[49]

Dat de Aarde om de Zon draait, was niet vanouds bekend. Tot de Middeleeuwen werd de Aarde algemeen als centrum van het universum gezien: dit wordt geocentrisme genoemd. Pas na sterrenkundige ontdekkingen van onder anderen Nicolaas Copernicus (1473 - 1543) en Galileo Galilei (1564 - 1642) kwam het besef op dat de Aarde niet centraal in het heelal staat maar rond de Zon draait.

Na de Middeleeuwen nam de Europese kennis van de wereld toe door ontdekkingsreizen. Dankzij nieuwe technieken in de kartografie, navigatie en landmeetkunde groeide de geografische kennis omtrent de ligging en aard van de continenten. Door de technologische ontwikkeling in de 20e eeuw is het publieke inzicht over de Aarde sterk veranderd. In 1959 werd de Aarde voor het eerst uit de ruimte gefotografeerd door de ruimtesonde Explorer 6.

De wetenschappelijke kennis leidde tot het inzicht dat de verschillende onderdelen van de Aarde één systeem vormen, wat onder andere leidde tot de Gaia-hypothese, de hypothese dat de hele biosfeer als één groot organisme functioneert.

Tegelijkertijd is er een milieubeweging op gang gekomen die tot doel heeft de menselijke consumptie van natuurlijke hulpbronnen te verminderen en vervuiling tegen te gaan. De milieubeweging probeert door de bewustmaking van het publiek de politiek te beïnvloeden met als doel duurzamer beleid en bescherming van de natuur. Doordat de veranderingen die de milieubeweging voor ogen staan, vaak in conflict zijn met commerciële belangen, zijn deze veranderingen echter dikwijls kostbaar.

Zie ook

Voetnoten

rel=nofollow

Literatuur

Externe links