Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie en digitaal erfgoed, wenst u prettige feestdagen en een gelukkig 2025

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Schimmels

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
rel=nofollow

De schimmels of zwammen (Latijn: Fungi) vormen een van de zes rijken in de traditionele biologische taxonomie en vormen een diverse en alomtegenwoordige groep organismen. Het onderzoek naar schimmels heet mycologie en de wetenschappers in dat onderzoeksgebied heten mycologen. Als saprofyt (afbrekers) bij uitstek zijn schimmels uitermate geschikt voor de afbraak van plantaardig materiaal (bacteriën zijn vooral goed in de afbraak van dierlijk materiaal en niet zozeer van plantaardig materiaal). Verder leven vele schimmels in associatie met planten, waarbij ze voor bijv. bomen mineralen absorberen en in ruil daarvoor suikers terugkrijgen voor hun eigen voeding. Op deze wijze verhogen schimmels de biodiversiteit, omdat de boom (of andere plant) kan overleven in moeilijkere omstandigheden. Ook orchideeën leven vaak in symbiotische relatie met een schimmel.

Kenmerken van schimmels

  • Schimmels zijn eukaryote organismen. Dit wil zeggen dat hun cellen een kern bevatten (sommige schimmels hebben zelfs meerkernige cellen).
  • Schimmels zijn heterotroof, ze bevatten geen bladgroen en voeren dus ook geen fotosynthese uit.
  • Schimmels zijn organismen die kenmerken gemeen hebben met zowel planten als dieren.
  • Schimmels zijn chylotroof: in tegenstelling tot dieren hebben ze een uitwendige voorvertering.
  • Kenmerkend voor schimmels zijn de tot netten verweven witte draden (mycelium). Ze hebben dus eerder een diffuus lichaam, bestaande uit schimmeldraden, dit in tegenstelling tot planten en dieren die een 'compact' lichaam bezitten. Sommige zwammen hebben een bovengronds vruchtlichaam, de paddenstoel, terwijl andere zwammen, zoals truffels, een ondergronds vruchtlichaam bezitten.
  • Schimmels planten zich over het algemeen voort met sporen. Deze ontstaan in het vruchtlichaam of aan het uiteinde van schimmeldraden. Een dergelijk vruchtlichaam kan ontstaan door bevruchting.
  • Zwammen vormen geen weefsels (grote groepen cellen die samen een bepaalde taak hebben), zoals planten. De schimmeldraden zien er globaal genomen vrij gelijk uit. Echter, behalve voortplantingsstructuren zoals paddenstoelen, vormen zwammen ook schijnweefsels. Voorbeelden van deze op weefsels gelijkende structuren zijn rhizomorfen, een soort dikkere schimmeldraden vergelijkbaar met de wortels van planten. Sclerotia en stromata zijn grote structuren die een zwam vormt om de winter te overleven. Verder zijn haustoria structuren die parasitaire schimmels gebruiken om organische stoffen van de gastheer te stelen.
  • Schimmelcellen hebben een celwand gemaakt van chitine en hebben net als planten een vacuole. De meeste schimmelcellen zijn door septen (lat: septum, mv. septa) verdeeld in compartimenten.

Schimmels kunnen vele levensvormen aannemen: van eenvoudige tot ingewikkelde levensvormen en levenscycli. Sommige schimmels zijn eencellig, of kunnen zowel een meercellige als eencellige levensvorm aannemen. De schimmels die in deze eencellige levensvorm voorkomen noemt men gisten. De zwammen die vruchtlichamen vormen noemt men de hogere zwammen. De zwammen die geen vruchtlichamen vormen noemt men lagere zwammen.

Schimmelziekten

Bij mensen, dieren en planten komen schimmelziekten voor waar overmatig hinder van wordt ondervonden, en meestal een remedie moet worden toegepast.

Schimmelinfectie

Candidiasis of ook wel candidose is een veel voorkomende schimmelinfectie (mycose). Het vakgebied dat zich hiermee bezighoudt is de medische microbiologie.

Schimmels in het dagelijks leven

In het dagelijks leven komt men schimmels en hun producten overal tegen:

Schimmels zijn dikwijls ook waarneembaar door hun geur; alhoewel schimmelgeur niet eenduidig is, wordt deze meestal omschreven als muf, stoffig, of grondlucht; sommige schimmels of zwammen hebben een aardappel- of spermageur.

Bij aanraking van een beschimmeld voorwerp kan soms een flinke wolk schimmelsporen vrijkomen.

Levenswijze

De schimmels kunnen worden ingedeeld naar hun wijze van leven:

  • saprofytisch: leven van dood materiaal
  • parasitair: dringen een organisme binnen en leven ten koste van dat organisme
  • symbiotisch (mutualistisch): leven samen met een ander organisme

Symbiotische schimmels

Er zijn in Nederland ruim 3500 paddenstoelsoorten, waarvan er ongeveer 800 in symbiose met wortels van planten leven: de mycorrhizas. Het mycelium omgeeft de haarwortels van de plant en geeft zodoende ook bescherming tegen uitdroging en wortelparasieten. Hierdoor kunnen er makkelijker mineralen door de boom uit de bodem opgenomen worden. De zwam leeft van de koolhydraten (suikers) die de boom in de bladeren produceert en o.a. naar de wortels transporteert. Daarnaast zijn er de schimmels, die in mutualistische symbiose leven met groene algen of met blauwwieren: de korstmossen.

Relaties tussen schimmels en andere organismen

Betekenis voor de mens

Sommige schimmels kunnen bij de mens ziekten veroorzaken zoals zwemmerseczeem, ringworm, baardschurft en het tegenwoordig zeldzame kletskop. Deze ziekten zijn vaak eenvoudig te bestrijden. Een kalknagel is echter een lastig te bestrijden infectie van de nagels.

Bij planten zijn schimmels vaker veroorzaker van ziekten als de aardappelziekte of Phytophthora, schurft en vruchtboomkanker op fruitbomen, roest, meeldauw, verwelkingsziekten en vele bladvlekkenziekten. Deze ziekten kunnen vaak ernstige gevolgen hebben, wanneer een oogst door aantasting van een schimmel mislukt, zoals de hongersnood in Ierland door de aardappelziekte in 1845 en 1847.

Schimmels zijn leveranciers van antibiotica.

Plaats in de natuur

Schimmels spelen een belangrijke rol in de meeste ecosystemen. De meeste schimmels zijn saprofyten, ze gebruiken de resten van dode dieren en planten als voedsel, waardoor stoffen weer beschikbaar komen voor met name planten.

Schimmels kunnen ook in symbiose leven met planten. Zowel schimmel als plant hebben er voordeel van zoals bij mycorrhizas. Voorbeelden zijn vliegenzwammen onder berken, of eekhoorntjesbrood onder eiken. Ook zijn er schimmels die in symbiose leven met algen. Deze symbionten heten korstmossen of lichenen. Lichenen kunnen een belangrijk deel vormen van pioniervegetaties door hun restistentie tegen straling en uitdroging.

Grootte

De honingzwam (Armillaria ostoyae) in de Amerikaanse staat Oregon is naar schatting 2400 jaar oud en heeft een ondergronds mycelium met een omvang van 890 hectare. Daarmee is deze schimmel het grootste organisme ter wereld. Ook in Zwitserland in het Nationaal Park in de streek Engadin komt deze schimmel met een grote omvang voor. Hier is de schimmel ongeveer duizend jaar oud en ongeveer 800 meter lang en 500 meter breed.

Voeding

Schimmels worden vaak op directe wijze als voedingsmiddel gebruikt:

  • Agaricus bisporis: de gewone champignon
  • Quorn: voedingsmiddel gemaakt door een schimmel: wordt gebruikt als vleesvervanger door vegetariërs

Geschiedenis

Herkomst van schimmel, zwam, fungus en mycoloog

Voor de herkomst van het woord schimmel geeft het Woordenboek der Nederlandsche Taal als bron het Middelnederlandse woord scimmel, wat roest betekent, en het Middelnederduitse woord schimmel en vermeldt dat het van dezelfde woordstam afkomt als het woord schemer. Het woord zwam komt af van het Germaanse swamma en betekende paddenstoel.

Het is niet zeker geweten waar de woorden fungus en mycoloog vandaan komen. Eén van de hypothesen gaat terug naar de antieke oudheid. Griekse geschriften waarschuwden voor het gebruik van paddenstoelen en wezen op hun giftigheid. Hippocrates en Euripides raadden dan ook sterk het gebruik van paddenstoelen af.

  • mykes (Grieks) = paddenstoel
  • fungus (Latijn): samentrekking van funus ago? (vrij vertaald als ik maak een lijk of ik ben dodelijk)

Gebruik

Het gebruik van paddenstoelen door de eeuwen heen kende vele hoogten en laagtes. Perioden van interesse en verafschuwing van paddenstoelen wisselden elkaar af. Het oudste gebruik van paddenstoelen vindt men terug in de religie, waar ze gebruikt werden als hallucinogene middelen. In de antieke oudheid was er een grote tegenstelling tussen het Griekse volk en de Romeinse overheerser: terwijl Grieken paddenstoelen verafschuwden, waren de Romeinse heren echte fijnproevers. Bij de Romeinen traden dan ook wel eens 'ongelukken' op. Het bekendste voorbeeld hiervan bracht keizer Nero aan de macht. De heersende keizer was een liefhebber van paddenstoelen en door een maaltijd werden dodelijk giftige groene knolamanieten gemengd.

In de Middeleeuwen, echter, stonden paddenstoelen in een slecht daglicht. Ze werden geassocieerd met toverij door de vele vergiftigingen met o.a. moederkoren. Verder was ook het gewone volk arm en ging men dus vaak uit noodzaak voedsel (en dus ook paddenstoelen) in het bos zoeken. Doordat velen geen kennis hadden van de mycologie, werden dikwijls eetbare met dodelijk giftige paddenstoelen verwisseld. Dit zorgde ervoor dat mycologen werden gemeden en men sprak dan ook vaak van hekserij.

Tijdens de Renaissance kwam men uit deze donkere periode. De opkomst van de boekdrukkunst maakte de verspreiding van kennis, naamgeving en studie mogelijk. Deze kennisoverdracht zorgde voor een hernieuwde interesse in de mycologie. In de 17e eeuw werd de microscoop uitgevonden. Dit bleek essentieel bij de studie van paddenstoelen, omdat vele nieuwe kenmerken van paddenstoelen ontdekt werden:

Men moet eer betuigen aan de onbeperkte macht van de goddelijke maker van deze zwammen, waarvan de voortplanting zonder zaadjes gebeurt. (John Ray)

In de 18e eeuw werd door Antonio Micheli (1679-1737) ontdekt dat sporen uit sporenzakjes nieuwe zwammen konden doen ontstaan. Dit wereldschokkend nieuws werd toen als ketterij afgedaan (organismen konden zich enkel met zaadjes voortplanten). Zijn werk werd dan ook vergeten en nadien overgedaan. In de 19e eeuw beschreef Elias Fries (1794-1878) ruim 3000 soorten schimmels in zijn Systema mycologicum, terwijl De Bary (1831-1888) de basis legt van de huidige mycologie in zijn werk Morphologie und Biologie der Pilze, Flechten und Myxomyceten.

Taxonomie

Het rijk der schimmels kan ingedeeld worden in verschillende stammen. De indeling is gebaseerd op de manier waarop geslachtelijke voortplanting plaatsvindt. De indeling volgens de Index Fungorum (op 9-9-'08)[1] is als volgt:

De ascomyceten en basidiomyceten samen vormen de dikaryomycota. Van veel schimmels is de geslachtelijke voortplanting niet bekend. Ze zijn ingedeeld in een 'restgroep' (incertae sedis). Vaak blijkt bij nader onderzoek dat ze bij de ascomyceten horen. Dit nader onderzoek kan bijvoorbeeld DNA onderzoek zijn.

Een woordje over het naamgebruik

In de studie van zwammen maakt men zowel gebruik van de Nederlandse als de Latijnse naam. Zo hebben veel hogere zwammen een Nederlandse naam. Deze is in de meeste gevallen afgeleid van uiterlijke kenmerken zoals de kleur. Echter wanneer een liefhebber aan de studie van zwammen en schimmels begint, komt hij in aanraking met een grote diversiteit aan geslachten. Verder is er slechts een klein aantal goede boeken met kleurenfoto, correcte beschrijving, ... Een mycoloog maakt daarom dikwijls gebruik van Duitse, Franse en Italiaanse tekstboeken. Daarom is de studie van de mycologie eigenlijk alleen goed mogelijk met gebruik van de universele wetenschappelijke Latijnse naam. Bovendien worden geregeld naamsveranderingen doorgevoerd, worden soorten opgedeeld in nieuwe taxa, maar behouden tegelijkertijd hun Nederlandse naam. Deze naam geeft dan vaak ook geen juiste informatie meer over de biologische verwantschappen. Het gebruik en de kennis van de wetenschappelijke naam is dan ook sterk aan te bevelen.

Zie ook

Bronnen en literatuur

  • Cursus Mycologie 1: diversiteit en levensstrategie van fungi s.l., (prof. dr. A. Verbeken, vakgroep biologie, UGent / Universiteit Gent)
  • The fungi van J.C. Michael, C.W. Sarah and W.G. Graham, Academic Press, San Diego, 2001

Externe links

Referenties

Referenties