Chinese kalender
Chinese kalender | |
Naam (taalvarianten) | |
Traditioneel | 農曆 |
Vereenvoudigd | 农历 |
Hanyu pinyin | nónglì |
Jyutping (Standaardkantonees) | nung4 lik6 |
De Chinese kalender is een lunisolaire kalender, die net als bijvoorbeeld de Hebreeuwse kalender elementen van een maankalender en van een zonnekalender in zich verenigt. Sinds 1949 gebruikt men in China officieel de gregoriaanse kalender.[1] De Chinese lunisolaire kalender wordt daarnaast nog gebruikt om Chinese feestdagen zoals het Chinees nieuwjaar, voorjaars- en herfstfeest aan te geven, en bij de astrologie. Omdat elke maand de maancyclus volgt, wordt hij ook gebruikt om de maanfases aan te geven.
De Chinese kalender staat onder andere vermeld in Chinese scheurkalenders en tongsings. Chinese kranten, zoals Sing Tao Daily en Kanzhongguo vermelden de Chinese datum naast de westerse datum.
Er bestaan verschillende Chinese jaartellingen.
Regels
Sinds de kalenderhervorming van 1645, die doorgevoerd werd met de hulp van de jezuïet Adam Schall von Bell, volgt de Chinese kalender de volgende vijf regels:
- Als referentiepunt dient de 120e oostelijke meridiaan (geografie) (Peking / Beijing: 116° 25' O).
- De dag begint om middernacht.
- De eerste dag van de maand is altijd waarop de dag nieuwe maan valt.
- De winterzonnewende van het noordelijk halfrond valt gedurende de elfde maand.
- Wanneer een schrikkelmaand nodig is, wordt de eerste maand tussen twee winterzonnewenden, waarop geen zhōngqì 中氣 valt (1/12 van een tropisch jaar), een schrikkelmaand. De schrikkelmaand krijgt hetzelfde nummer als de maand ervoor.
Maanden
De maanden zijn genummerd. Het teken voor maand is 月. Dit teken wordt gecombineerd met het telwoord om de Maandnaam te vormen.
eerste maand 一月 |
tweede maand 二月 |
derde maand 三月 |
vierde maand 四月 |
vijfde maand 五月 |
zesde maand 六月 |
zevende maand 七月 |
achtste maand 八月 |
negende maand 九月 |
tiende maand 十月 |
elfde maand 十一月 |
twaalfde maand 十二月 |
Jaren
Jaarbegin
Het jaar van de Chinese kalender begint met de tweede nieuwe maan na de winterzonnewende. Dit kan tussen 21 januari en 21 februari van de gregoriaanse kalender liggen.
Jaarlengte
Een jaar kan variëren tussen 353 en 385 dagen. Het kortste jaar kan bestaan uit zeven maanden van 29 dagen en vijf maanden van 30 dagen; het langste jaar kan vijf maanden van 29 dagen en wel acht maanden van 30 dagen bevatten.
Hemelstammen
Naast de werk van zeven dagen, zijn de dagen ook gegroepeerd in decaden, periodes van tien dagen, genaamd hemelstammen.
Elke dag in een dergelijke decade heeft een eigen naam: Jiǎrì, Yǐrì, Bǐngrì, Dīngrì, Wùrì, Jǐrì, Gēngrì, Xīnrì, Rénrì, and Guìrì.
De datum van een aantal traditionele feestdagen wordt vastgesteld aan de hand van de hemelstammen.
De 12 jaarindelingen (節氣) met hun zhōngqì (中氣)
Aan elke maand worden twee jaarindelingen toegewezen: de tweede ervan is de zhōngqì (de ’centrale’ jaarindeling). De ’aardtakken’ staan tussen haakjes (bruin) na de maandnamen.
月份 Maand |
節氣 (節) |
中氣(氣) zhōngqì | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1 | 正月(寅) | 立春 | Lìchūn | Lentebegin | 3–5 februari | 雨水 | Yǔshuǐ | Regenwater | 18–20 februari |
2 | 二月(卯) | 驚蟄 | Jīngzhé | Ontwaken van de insecten | 5–7 maart | 春分 | Chūnfēn | Lente-equinox | 20–22 maart |
3 | 三月(辰) | 清明 | Qīngmíng | Heldere klaarte (helder licht) | 4–6 april | 穀雨 | Gǔyǔ | Graanregen (Zaadregen) | 19–21 april |
4 | 四月(巳) | 立夏 | Lìxià | Zomerbegin | 5–7 mei | 小滿 | Xiǎomǎn | Kleine volheid | 20–22 mei |
5 | 五月(午) | 芒種 | Mángzhòng | Korrels met baarden | 5–7 juni | 夏至 | Xiàzhì | Zomeraankomst | 21–22 juni |
6 | 六月(未) | 小暑 | Xiǎoshǔ | Kleine hitte | 6–8 juli | 大暑 | Dàshǔ | Grote hitte | 22–24 juli |
7 | 七月(申) | 立秋 | Lìqiū | Herfstbegin | 7–9 augustus | 處暑 | Chǔshǔ | Einde van de hitte | 22–24 augustus |
8 | 八月(酉) | 白露 | Baílù | Witte dauw | 7–9 september | 秋分 | Qiūfēn | herfstequinox | 22–24 september |
9 | 九月(戌) | 寒露 | Hánlù | Koude dauw | 8–9 oktober | 霜降 | Shuāngjiàng | Vallende rijp | 23–24 oktober |
10 | 十月(亥) | 立冬 | Lìdōng | Winterbegin | 7–8 november | 小雪 | Xiǎoxuě | Matige sneeuw | 22–23 november |
11 | 十一月(子) | 大雪 | Dàxuě | Grote sneeuw | 6–8 december | 冬至 | Dōngzhì | Winteraankomst | 21–23 december, winterzonnewende |
12 | 十二月 (-丑-) | 小寒 | Xiǎohán | Matige kou | 5–7 januari | 大寒 | Dàhán | Grote kou | 20–21 januari |
De twaalf zhōngqì delen de ecliptica op in twaalf delen van elk 30°. De zonnewenden en de equinoxen zijn vier van deze Zhōngqì. De gemiddelde tijd tussen twee zhōngqì bedraagt dus een twaalfde van een tropisch jaar: 30,43685 dagen, en is iets langer dan de gemiddelde synodische maand van 29,53059 dagen.
De berekening van de Chinese kalender is ingewikkeld, omdat deze niet gebaseerd is op gemiddelde waarden, maar op de nauwkeurige posities van de maan en de zon. Die tijd tussen twee zhōngqì varieert tussen 29,44 en 31,44 dagen; de lengte van een synodische maand schommelt tussen 29,27 en 29,84 dagen. Daarom komt het in zeldzame gevallen voor, dat twee zhōngqì in één maanmaand vallen, en er zijn ook maanden, waarin geen zhōngqì valt, maar die toch geen schrikkelmaanden worden (schijnbare schrikkelmaanden).
Zie ook
Weblinks
|
Kalendersystemen |
---|
In gebruik: Armeens • Assyrisch • Bahá'í • Berbers • Chinees • Ethiopisch • Georgisch • Gregoriaans • Hindoe • IJslands • Indiaas • Iraans • Islamitisch • Joods • Juliaans • Koptisch • Liturgisch • Maçonniek • Samaritaans • Thai • Tibetaans Oude kalenders: Attisch • Azteeks • Egyptisch • Georgisch • IJslands • Maya • Macedonisch • Quakers • (Frans) Republikeins • Romeins • Runen • Tabotkalender (rasta) Voorgestelde kalenders of kalenderhervormingen: Darische kalender • Maréchal-kalender • New Earth Calendar • Positivistenkalender • Sovjetisch Kalenderberekening: epacta • cyclus van Meton • gulden getal • indictie • martelaarsboekletter • zondagsletter • zonnecirkel Jaartelling: Ab Urbe Condita • Anno Diocletiani • Anno Mundi (Byzantijns) • Boeddhistisch • Christelijke jaartelling • Olympiade • Seleucidische jaartelling Verwante thema’s: Dionysische Paasperiode • juliaanse dag • oude Nederlandse maandnamen • schrikkeljaar |