Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Brief van Judas

Uit Wikisage
Versie door Mendelo (overleg | bijdragen) op 19 mei 2016 om 09:20
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
rel=nofollow

De brief van Judas (vaak kortweg Judas genoemd) is een van de boeken in het Nieuwe Testament van de Bijbel. Het werd geschreven in het Koinè-Grieks. De brief is niet gericht aan een specifieke persoon of kerk. De stijl van de brief is kort en krachtig; er wordt op dringende wijze een beroep gedaan op de lezers.

Inhoud

Hoofdthema van de brief is de oproep om standvastig te blijven strijden voor het geloof zoals dat is overgeleverd, en vast te houden aan wat Jezus’ apostelen hebben gezegd. Er wordt beschreven hoe mensen die vanwege hun handelwijze en ideeën een gevaar vormen voor het geloof, de gemeente zijn binnengekomen. De auteur stelt dat al vaststaat dat deze personen gestraft zullen worden, en dat het onverstandig is om ze te volgen. Ter onderbouwing verwijst hij naar een aantal situaties uit de geschiedenis waaruit blijkt dat overtreders daadwerkelijk door God gestraft worden, zoals de ontrouwe Israëlieten in de woestijn na de uittocht uit Egypte, en de inwoners van de steden Sodom en Gomorra. Een aantal van de opgesomde gebeurtenissen is alleen uit buitenbijbelse Joodse geschriften bekend. Dit geldt bijvoorbeeld voor de val van de engelen en de strijd tussen de duivel en de engel Michaël om het lichaam van Mozes. En het lot van de in Judas beschreven indringers wordt volgens Judas al voorzegd in een profetie die afkomstig is uit het Joodse boek 1 Henoch.[1]
  1. De brief is geadresseerd aan de christenen in het algemeen (1,2), en
  2. de schrijver waarschuwt hen tegen zekere valse leraars. (3). Deze lijken als kenmerk te hebben dat wij er maar op los kunnen leven. Volgens hen is Gods genade zo groot dat Hij alles door de vingers ziet (1:4). Deze beschrijving kan slaan op het docetisme.
    In een gedreven stijl somt hij voorbeeld na voorbeeld op hoe God in de Tenach zulke ongehoorzaamheid strafte. (5-16)
  3. Hij spoort de lezers aan tot liefde voor God, versterking van het geloof, en liefde en hulp aan broeders en zusters die twijfelen. (17-23)
  4. Hij eindigt met een belofte en lofzang (24,25)

Overeenkomst met 2 Petrus

In Judas 3-18 komen enkele verzen sterk overeen met 2 Petrus 1:5 en 2:1-18. Dit suggereert dat een van beide schrijvers kennis heeft gehad van het werk van de ander. Doordat deze brief korter is nemen de meeste theologen aan dat Judas de bron is waar de schrijver van 2 Petrus gebruik van maakte. Een tegenargument is dat 2 Petrus de komst van dwaalleraars aankondigt, terwijl Judas de vervulling van deze aankondiging meldt. Judas haalt 2 Petrus 3:3 letterlijk aan en zegt dat het de woorden van de apostelen zijn.

Auteurschap en canoniciteit

De schrijver duidt zichzelf aan als "Judas, dienaar van Jezus Christus en broer van Jakobus".[2] In de evangeliën worden Jakobus en Judas genoemd als broers van Jezus.[3] Het is dan ook waarschijnlijk dat met Judas in deze brief een broer van Jezus bedoeld is.[4] De "bescheidenheid" dat hij zich dienaar van Jezus noemt en niet broer, heeft het vermoeden gevoed dat de brief een pseudepigraaf is.[5]

Over de authenticiteit van de brief bestaan verschillende opinies. Sommigen menen dat de brief inderdaad geschreven is door Judas, de broer van Jezus. Volgens hen is de brief tussen ongeveer 50 en 60 n.Chr. ontstaan. Anderen betogen echter dat de in de brief beschreven situatie op een latere ontstaanstijd wijst, namelijk het eind van de eerste of het begin van de tweede eeuw. In dat geval is het niet waarschijnlijk dat de brief van de hand van Jezus’ broer is, maar zou hij zijn van iemand die met de naam van Judas zijn betoog gezag wilde verlenen. Waar de brief is geschreven is niet bekend.[1]

De inhoud van de brief kan moeilijk worden gerijmd met de 'Galileeër' Judas en wel om de volgende redenen:

  • De nadruk op het "eens voor altijd overgeleverde geloof" (v. 3), de verwijzing naar door de apostelen vroeger gezegde woorden (v. 17) naast de Joodse overlevering (v. 14, 15).
  • De manier waarop tegen "dwaalleraren" wordt gesproken, doet vermoeden dat de brief ná de apostelen is geschreven.
  • De auteur schrijft goed Koinè[6] en is bekend met de Septuaginta en Joods-hellenistische werken.[7]

Per hoofdstroming heerst over de persoon van Judas de volgende opvatting:

  • Een aantal protestantse theologen nam/neemt aan dat Judas de (half)broer van Jezus was;
  • De Rooms-Katholieke Kerk gelooft, zoals voor het eerst verwoord door de kerkvader Hiëronymus, dat Judas een neef van Jezus was, een zoon van Clopas, de broer van Jozef of van Maria;
  • De Orthodoxe Kerk ziet de schrijver als een halfbroer van Jezus uit een vorig huwelijk;
  • Een lokale traditie in Oost-Syrië identificeert Judas met de apostel Tomas, hen bekend als Judas Tomas, een broer van Jezus.

Plaats en tijd van ontstaan

Hoewel de aard van de toespelingen op het Oude Testament, citaten uit niet-canonieke boeken als het boek van Henoch en het gebruik van de autoriteit van Judas, een schrijver met een Joods-christelijke achtergrond doen vermoeden, kan een zeer ruim gebied in aanmerking komen als plaats waarin de brief geschreven is.[8] Syrië wordt veel genoemd[9], maar ook Klein-Azië in het algemeen komt voor.[10] Er zijn geen argumenten om definitief te zeggen waar de brief geschreven is.

De datering van het werk hangt uiteraard af van wie als auteur wordt beschouwd. Als het inderdaad een broer van Jezus was (of een andere Judas in zijn naaste omgeving), wordt aan een jaartal als 70 gedacht of iets later. Als men de hypothese accepteert dat het werk onder een pseudoniem is geschreven, wordt een datering tussen 80 en 100 gehanteerd. Latere datering wordt nog weinig voorgesteld.[11]

Canon

De oudste referentie zekerheid is die in de Canon Muratori uit het laatste kwart van de tweede eeuw.[12] In de periode hiervoor zijn wel documenten die mogelijk uit deze brief citeren, doch deze citaten zijn niet met zekerheid vast te stellen.

Het boek is als canoniek erkend tijdens het Concilie van Nicaea in 325.

Weblinks


Bronvermelding

Bronnen, noten en/of referenties:

  1. 1,0 1,1 Inleiding op de Brief van Judas in de Nieuwe Bijbelvertaling
  2. º Judas 1
  3. º Marcus 6:3 en Matteüs 13:55, 56
  4. º Zie R.Pesch (1976): Das Marcusevangelium I, Freiburg, blz. 322-324 over het al dan niet letterlijk vertalen van ἀδελφὸς (adelphos).
  5. º Reeds bij Knopf; A. Jülicher (1913): Einleitung in das Neue Testament, Tübingen, blz. 200. Katholieke exegeten zijn geneigd dit te volgen (Wikenhauser-Schmid, 584) of plaatsen deze naast een erkenning als authentiek (Cantinat; Michl 2e ed.). Ook niet-katholieke auteurs blijven aarzelend of genuanceerd, zoals Reymond: "De pseudonimie is de meest voor de hand liggende oplossing, maar de leerling-hypothese mag niet worden uitgesloten" (1980: La deuxième épître de saint Pierre. L’épître de saint Jude, Neuchâtel, blz. 148)
  6. º Zie N. Turner (1976): A Grammar of New Testament Greek by J. H. Moulton, vol. IV, Style, Edinburgh, blz. 139, 140, 144
  7. º Zoals blijkt uit de thema's die hij hieruit ontleende en invoegde in Judas 9, 14, 15
  8. º Zie een opsomming in Reymond (1980): La deuxième épître de saint Pierre. L'épître de saint Jude, Neuchâtel, blz. 152, 153
  9. º Door Knopf, Schelkle en Kelly
  10. º Zie bijvoorbeeld Grundmann, Reymond.
  11. º De laatste datering is die van Lohse in (1975): Die Entstehung des Neuen Testaments, Stuttgart, blz. 135: begin 2e eeuw.
  12. º "Epistola sane Judæ et superscriptæ Joannis duae in catholica [scil. Ecclesia] habentur."
rel=nofollow
rel=nofollow