Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Tibet
Tibet | ||
De oranje lijn is de grens van historische Tibet. Etnisch is hier het merendeel Tibetaan. | ||
De oranje lijn is de grens van historische Tibet. Etnisch is hier het merendeel Tibetaan. | ||
Tibetaans | བོད་ | |
Wylie | bod | |
Traditioneel Chinees | 西藏 | |
Vereenvoudigd Chinees | 西藏 | |
Hanyu pinyin | Xīzàng | |
Mongools | Төвд |
Tibet (Tibetaans: བོད་, wylie: bod; uitspraak: bö) is een geografisch gebied en een voormalige zelfstandige staat op het Tibetaans Hoogland. Het heeft historisch een eigen volk, cultuur, taal en twee religies: de bön en het Tibetaans boeddhisme. Sinds de invasie van Tibet van 1950-51 behoort het tot de Volksrepubliek China en is het staatkundig verdeeld over een aantal Chinese provincies, waaronder de gehele Tibetaanse Autonome Regio en delen van Sichuan en Qinghai. Cultureel worden ook Ladakh en Sikkim in India, Bhutan en sommige delen van Nepal tot Tibet gerekend.
De Tibetaanse Autonome Regio grenst in het zuiden en westen aan Nepal, Bhutan, Myanmar en de Indiase deelstaten Jammu en Kasjmir en Himachal Pradesh, Sikkim, Arunachal Pradesh. Van noord naar oost grenst het aan de provincies Sinkiang (Turkestan), Gansu, Sichuan en Yunnan.
Tot 1950, toen het Volksbevrijdingsleger Tibet binnenviel, was Tibet een onafhankelijk land, met een theocratische regering. In de uithoeken van Tibet was de macht in handen van lokale krijgsheren. Voor 1950 was de belangrijkste religieus en politiek leider de veertiende dalai lama Tenzin Gyatso. In 1959 vluchtte hij naar India, waar hij tot de democratische hervormingen van 2000 de regering in ballingschap leidde.
Geografie
Tibet is zeer hooggelegen: het zuiden van Tibet ligt in de Himalaya, de rest in het Tibetaans Hoogland. Het wordt traditioneel opgedeeld in de regio’s Kham (oosten), Amdo (noorden), U (centraal), Ngari (westen) en Tsang (zuiden). De laatste drie worden ook wel aangeduid als U-Tsang of Centraal Tibet en vormen ongeveer de grenzen van de huidige Tibetaanse Autonome Regio. Hiervan is Lhasa de hoofdstad. Andere steden zijn Shigatse, Chamdo en Nagchu.
Naam
De naam Tibet is een leenwoord van het Tubbat, zoals vroege Arabische geschiedschrijvers het oude koninkrijk noemden. In de Orkhon-inscripties (voorloper van het Turks) uit de achtste eeuw na Christus sprak men van Tüpüt.
Hoewel etymologen het in het algemeen eens zijn over de Arabische herkomst van de naam in Europese talen, zijn ze het niet eens over de oorspronkelijke herkomst van het woord. Sommigen verwijzen naar het Tibetaanse woord tö-bhöt dat Boven Tibet betekent, anderen verwijzen naar het Turkische Töbäd, waarvan het meervoud töbän de hoogten betekent. Nog weer anderen verwijzen naar het Chinese Tǔbō of Tǔfān, het koninkrijk van de Yarlung-dynastie.
Bevolking
Zie bevolking van Tibet en Tibetanen voor de hoofdartikelen over dit onderwerp. |
Volgens de Chinese census van 1996 leefden in de Tibetaanse Autonome Regio 2,44 miljoen Tibetanen. Waarschijnlijk leven er inmiddels ook zo’n 2 miljoen etnische Han-Chinezen in T.A.R., waarbij nog zo'n 200.000 Chinese soldaten moeten worden opgeteld. In de Chinese provincies Qinghai, Sichuan en Yunnan leven waarschijnlijk meer dan 5 miljoen Tibetanen. Buiten de Volksrepubliek China leven naar schatting 120.000 Tibetanen die verspreid zijn over de wereld.
In oostelijk Tibet (Kham) behoren veel inwoners tot de Khampa’s, die nauw verwant zijn aan Tibetanen. Andere minderheden zijn Lhoba en Monpa in het zuidoosten en de Hui moslims, die in de loop der tijd zich als handelaren in Tibet vestigden, net als ze in China deden. Tibetanen zijn ook nauw verwant aan de Qiang in Sichuan, de Ladakhi’s in India en de Sherpa’s in Nepal.
De fysieke gesteldheid van Tibetanen is aangepast aan het leven op grote hoogten, waar zij geen problemen van ondervinden. Niet-Tibetanen daarentegen hebben vaak moeite met de grote hoogte van Tibet. De meeste Tibetanen wonen in dorpen, waardoor er maar weinige grotere steden zijn met een Tibetaanse meerderheid.
Religie
Zie religie in Tibet voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
Sjamanistische religie
Er zijn geen literaire bronnen aanwezig over de aard van de aanwezige religie in Tibet van voor de 7e eeuw. Voor de kennis van de toen aanwezige religie wordt daarom gebruikgemaakt van een klein, nog toenemend aantal archeologische vondsten[1] en daarnaast de aanwezigheid van geloofwaardig materiaal dat beschreven is in latere literatuur en rituelen.
In de oudste geschriften zoals de Oude Tibetaanse kroniek en de Tibetaanse annalen staan met name verhalen over de eerste Tibetaanse koningen. Daaruit wordt duidelijk dat geloof in het sacrale karakter van de heerser een essentieel onderdeel was, De monarch was van hemelse oorsprong en nauw verbonden met beschermende godheden die belichaamd werden door met name de bergen van Tibet.[2] Het heilige karakter van die bergen werd weer geassocieerd met belangrijke functies als bron van water, voeden van water naar rivieren, die het mogelijk maakten in valleien landbouw te bedrijven. In de oudste gevonden manuscripten had deze vaak heel lokale verering van beschermende godheden nog geen eigen naam.
Vaak gebruikt men de naam bön voor deze oude religie.[3]
Rolf Stein gebruikte de term nameless religion voor deze oude sjamanistische religie. Deze term werd vaak door andere tibetologen overgenomen.[4]
Bön
Zie bön voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
De hedendaagse religie met de naam bön ziet zich als de rechtstreekse opvolger van de eeuwenoude, vroeger sjamanistische Tibetaanse religie. Alleszins werd deze religie enerzijds door botsingen met het boeddhisme, dat medio 8e eeuw vanuit India naar Tibet kwam, anderzijds door een sterke (wederzijdse) beïnvloeding met het boeddhisme zo sterk veranderd dat de latere bön vaak als een andere religie wordt gezien als de voorboeddhistische religie of zelfs als een aparte vorm van het Tibetaans boeddhisme wordt gekwalificeerd.[5][6] Sinds de tweede helft van de 20e eeuw wordt de bön door de dalai lama erkend als een van de belangrijkste spirituele tradities van Tibet.
Tibetaans boeddhisme
Zie Tibetaans boeddhisme voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
Het grootste deel van de bevolking van Tibet hangt het Tibetaans boeddhisme aan, ook wel het lamaïsme en tantrisme genoemd. Dit is een lokale stroming van het boeddhisme, waarin zowel het mahayana- als het vajrayana-boeddhisme beoefend wordt.
Het Tibetaans boeddhisme ontstond met de komst van Atisha naar Tibet die met zijn belangrijkste leerling Dromtön de kadamschool stichtte. Belangrijk in de ontwikkeling van het Tibetaanse boeddhisme waren onder andere de vertalingen van Indiase stukken door Marpa en het stichtende werk van Milarepa en Tsongkhapa. Het boeddhisme in Tibet groeide uit tot een groot aantal verschillende scholen die in hoofdzaak kunnen worden onderverdeeld in vier hoofdtradities: nyingma, sakya, kagyü en gelug. Sinds de tweede helft van 20e eeuw is de bön officieel erkend als de vijfde Tibetaans boeddhistische school. Een andere Tibetaans boeddhistische praktijk is de kum nye. De nyingma kent geen hiërarchische structuur; aan het hoofd van de andere drie staan respectievelijk de sakya trizin, karmapa en de ganden tripa.
Het Tibetaans boeddhisme onderscheidt zich in een aantal punten van de andere boeddhistische stromingen. Er is bijvoorbeeld een geloof in wedergeboren tulku’s, ofwel leraren zoals onder meer de dalai lama. Daarnaast kent het een systeem waarbij geschriften, terma's genoemd, die worden verborgen om later te worden herontdekt wanneer de wereld er klaar voor zou zijn. Ook gelooft een Tibetaans boeddhist dat de Boeddha zich in menselijke gedaante kan manifesteren, zoals in Padmasambhava. Verder is er het geloof dat het bekend is wat er na de dood gebeurt en men de wedergeboorte actief kan beïnvloeden. Hierin is het Tibetaans dodenboek van groot belang.
Geschiedenis
Zie kroniek van Tibet voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
De vroegste overleveringen in de geschiedenis van Tibet bestaan uit archeologische vondsten uit in de prehistorie. Er zijn onder meer vondsten gedaan van forten berghellingen uit de IJzertijd en grafbouwwerken.
Koningen en intrede boeddhisme (1e millennium)
Zie ook: Lijst van Tibetaanse heersers |
Mythologisch beginnen de geschriften met de koning van Tibet Nyatri Tsenpo, wiens leven gedateerd wordt tussen 126 v.Chr. en 414 v.Chr. Voor het bestaan van de eerste zeven mythische koningen zijn geen historische of archeologische bewijzen. Ook de geschriften over de achtste tot en met de zevenentwintigste koning zijn overwegend mythologisch van aard.
In de 5e eeuw bereikte het boeddhisme waarschijnlijk voor het eerst Tibet. In de 6e eeuw hadden de heersers van de Yarlung-dynastie de regio U-Tsang grotendeels onder hun heerschappij. Tijdens het bewind van de belangrijke koning Songtsen Gampo in de 8e eeuw werd Tibet al heel groot rijk en aan het eind van de regering van Trisong Detsen in de 8e eeuw strekte Tibet zich uit over het tegenwoordige Turkestan, Noord-Pakistan, Nepal en delen van Noord-India en China.
Trisong Detsen nodigde de Indiase boeddhist Padmasambhava uit naar Tibet te komen om het boeddhisme te verspreiden. De eerste kloosters werden gebouwd en aanvankelijk was er onder de aanhangers van de oude Tibetaanse bönreligie veel weerstand tegen de uit India afkomstige boeddhistische zendingsdrang. De dynastie van de koningen van Tibet eindigt bij de 42e koning Langdarma in 842. Hierna viel het rijk uiteen ten gunste van lokale heersers, maar het boeddhisme bleef zich wel verder verspreiden.
Lokale heersers, gevolgd door Mongoolse tijd (10e-16e eeuw)
Zie Mongoolse Rijk voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
Vanaf 1239 veroverde de Mongoolse leider Godan Khan gedeeltes van Tibet. Hoewel de Mongolen zich eerst voornamelijk met plunderen bezighielden, raakte de Khan later onder de indruk van de sakya's. De sakya‘s heersten vanaf 1260 als vazallen van de Khan over Centraal Tibet. Koeblai Khan veroverde in 1279 Noord-China, waarna hij zich als de eerste Yuan-keizer van China installeerde. Na de val van de Mongoolse keizers kregen zowel China als Tibet hun onafhankelijkheid terug.
Changchub Gyaltsen verjaagde in 1358 de sakya’s en werd de eerste nieuwe koning van Tibet. Zijn opvolgers hadden te maken met een nieuwe religieuze macht, de gelugorde, die rond 1380 gesticht was door Tsongkhapa. Tsongkhapa’s opvolgers (reïncarnaties) worden de dalai lama’s genoemd. Vanaf het midden van de 16e eeuw werd de groeiende gelugschool ook een politieke factor, toen ze een bondgenootschap met de Mongoolse leider Altan Khan sloten.
Dalai lama's, onafhankelijkheid afwisselend met suzereiniteit van de Mantsjoes (1640-1911)
Zie dalai lama voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
Gesteund door de Mongolen lukte het de vijfde dalai lama Ngawang Lobsang Gyatso in 1640 een einde te maken aan de heerschappij van de Tsang-dynastie. In tegenstelling tot de tijd van de Yuan-overheersing hoefden de dalai lama’s als tegenprestatie voor de militaire steun niet aan het Mongoolse hof te verblijven, zodat ze Tibet sindsdien vanuit de hoofdstad Lhasa bestuurden. In 1647 veroverde Ngawang Lobsang Gyatso Centraal-Tibet en werd hij de onbetwiste heerser van Tibet.
Toen hij in 1682 stierf wisten zijn persoonlijke adviseurs zijn dood vijftien jaar geheim te houden. Zijn opvolger had echter meer aandacht voor vrouwen en drank, dan voor regeringszaken. Hij werd ontvoerd door Chinese afgezanten en overleed onderweg naar Peking. De dalai lama's hadden sindsdien minder of geen politieke macht; deze lag voornamelijk bij de regenten. Het is onzeker of de jonggestorven dalai lama's in deze periode vergiftigd werden, hoewel hiervoor aanwijzingen lijken te zijn. Als boegbeeld van de gelugtraditie bleven de dalai lama en de pänchen lama wel steeds van grote religieuze betekenis. In de 19e eeuw verzwakte het keizerrijk van de Mantsjoes (ook wel Qing-dynastie) die China en Mongolië beheersten. Anders dan de Mongolen echter hadden de Tibetanen nooit belasting aan de Mantsjoes betaald; deze traden alleen op als de Tibetanen onderling slaags raakten, en hebben Tibet nooit werkelijk bezet. De politieke macht lag toen bij de regenten in Tibet, vooral omdat vrijwel geen dalai lama de volwassen leeftijd bereikte. De Mantsjoes waren daarbij loyaal aan de boeddhistische gelug-traditie in Tibet en namen er belangrijke elementen uit over.
Periode van onafhankelijkheid (1912-1951)
Zie geschiedenis van Tibet (1912-1951) voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
De dertiende dalai lama Thubten Gyatso regeerde vanaf 1895 over Tibet in het geopolitieke veld met Brits-Indië, Rusland en China, waarbij hij na de Chinese strafexpeditie van 1910 en de val van de Qing-dynastie met de Xinhai-revolutie van 1911, zich uiteindelijk onafhankelijk verklaarde door met Mongolië het Verdrag van Urga te tekenen. Eind 1912 verlieten de laatste Mantsjoetroepen Centraal Tibet; in Kham en Amdo bleef het nog lange tijd onrustig. China deed nog verschillende pogingen, maar de Chinese invloed was tot 1950 nihil en Tibet was in deze periode de facto een onafhankelijke theocratie, waarin de dalai lama zowel politiek als geestelijk de hoogste autoriteit was.
Thubten Gyatso moderniseerde het leger en breidde in de jaren '30 het territorium uit tot Dajianlu en Derge, gebieden die ook al aan de vijfde dalai lama Ngawang Lobsang Gyatso hadden toebehoord. De uitbreiding van het leger liep echter stuk op het verzet van de monniken uit de grootste kloosters, die de daarmee gepaard gaande belastingverhogingen weigerden te betalen. Hoewel verschillende hervormingen slaagden, liepen andere vernieuwingen, zoals de uitbreiding van het kleine leger, op de conservatieve geestelijkheid schipbreuk. In 1933 overleed de dertiende dalai lama, waarna eerst een regent en daarna de veertiende dalai lama Tenzin Gyatso vanaf 1950 vanaf vijftienjarige leeftijd regeerde.
Tibet sinds 1950
Zie Tibet sinds 1950 voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
Invasie van 1950-51 en de volksopstand in 1959
Zie invasie van Tibet en Opstand in Tibet (1959) voor de hoofdartikelen over dit onderwerp. |
Op 7 oktober 1950 trok het Volksbevrijdingsleger Tibet binnen. De Tibetaanse regering in ballingschap, het Amerikaans Congres, militaire analisten waaronder Jane's Defence en een groot aantal niet-gouvernementele organisaties zien deze operatie als een invasie.[7] De Chinese regering en leiders in de Tibetaanse Autonome Regio karakteriseren de operatie als een vreedzame bevrijding van de Tibetanen van een feodaal systeem van lijfeigenschap.[8]
Na een tijdelijke vlucht naar het klooster Dungkhar in de Chumbi-vallei keerde de dalai lama terug naar Lhasa; inmiddels hadden zijn afgezanten in Peking het omvangrijke 17 puntenakkoord ondertekend.[9] Ondanks zijn bezoek aan Mao Zedong in 1954, kwam Tibet steeds meer in de wurggreep van Chinese autoriteiten en militairen terecht.[10] In 1959 werd hij uitgenodigd om naar het Chinese militaire hoofdkwartier buiten Lhasa te komen. De uitnodiging ontketende bij de bevolking de angst dat de Chinese autoriteiten hem wilden ontvoeren en omringden met vele duizenden zijn paleis. In deze verwarring ontsnapte de dalai lama naar India, waar hij politiek asiel kreeg. Vanuit ballingschap in McLeod Ganj ondernam hij verschillende pogingen om de Verenigde Naties ertoe te bewegen Tibet weer onder Tibetaans bestuur te brengen. Resolutie 1353 kreeg in 1959 een meerderheid van de algemene vergadering, evenals Resolutie 1723 in 1961 en Resolutie 2079 in 1965. Niettemin leidde dit niet tot een verandering van de situatie in Tibet.
In Tibet werd het Chinese militaire apparaat in korte tijd uitgebouwd tot 160.000 manschappen. De tiende pänchen lama, Chökyi Gyaltsen werd na een kritische toespraak in 1962 in een heropvoedingsprogramma ondergebracht, die in 1977 werd omgezet naar een huisarrest in Peking, waaruit hij in 1982 werd vrijgelaten.
Culturele Revolutie, gevolgd door ontspanning
Zie Culturele Revolutie voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
Vooral de afkeer van Mao tegen religie leidde tot een gewelddadige orgie tegen het boeddhisme die Tibet en de rest van China verscheurde. Duizenden Tibetaanse kloosters werden door Chinese soldaten aangevallen, geplunderd en vernietigd. De centrale Chinese regering ontwikkelde de verbouwvisie van tarwe en rijst in plaats van gerst, wat vanwege het Tibetaanse klimaat mislukte en uitliep op hongersnoden. Eeuwenoude boeddhistische geschriften werden verbrand of als toiletpapier gebruikt. Het grootste deel van het culturele erfgoed ging verloren.
Na de dood van Mao in 1976 kwam Deng Xiaoping aan de macht en kwamen er berichten van ontspanning uit China. Deze periode luidde een tijd in, waarin verschillende Tibetaanse delegaties naar Tibet afreisden. De dalai lama reisde in 1979, 1981 en 1984 naar de Verenigde Staten en sprak op 21 september 1985 in het Capitool een verklaring uit die sindsdien door het leven gaat als een vredesplan en een regeringsprogramma van vijf punten.[11]
Opstanden van 1987-1993 en 2008
Zie opstand in Tibet (1987-1993) en opstand in Tibet (2008) voor de hoofdartikelen over dit onderwerp. |
De ontspanning van de jaren ’80 en het sterven van de dalai lama bezielde in Lhasa de vrijheidsdroom; de autoriteiten in Peking spraken echter van separatisme. Tussen 1987 en 1993 ontstonden er opstanden in Tibet, met als toppunt 1989, nadat de pänchen lama volgens verdachte omstandigheden overleed. De Chinese autoriteiten sloegen deze opstanden en het Tiananmen-protest in juni 1989 bloedig neer, waarmee er een einde kwam aan de opening voor meer vrijheid in Tibet. In 1989 ontving de dalai lama de Nobelprijs voor de Vrede voor zijn streven naar vrijheid voor de Tibetanen, omdat hij altijd was blijven pleiten voor strikte geweldloosheid.[11]
In 2008 ontstonden er opnieuw grote onlusten van Tibet, in aanloop op de Olympische Zomerspelen. Tibet-organisaties verstoorden onder meer de olympische fakkeltocht van dat jaar in verschillende landen.
Mensenrechten in Tibet, voor en na de invasie
Zie mensenrechten in Tibet voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
Voor de Chinese invasie, was de Tibetaanse samenleving streng hiërarchisch georganiseerd. Er was een vorm van lijfeigenschap en horigheid en zonder toestemming van de lijfeigenaar, mochten lijfeigenen het hof niet verlaten. Er werden draconische straffen uitgedeeld en op soms kleine vergrijpen kon een straf staan van al honderd zweepslagen. Andere straffen waren verminking van het lichaam, bijvoorbeeld door de ogen uit te steken of oren, neuzen, armen en benen af te snijden. Ook werden langzame martelmethoden uitgevoerd die uiteindelijk leidden tot de dood. Een voorbeeld hiervan is de stenen hoed: hierbij kreeg het slachtoffer steeds meer stenen op het hoofd gestapeld, totdat uiteindelijk de oogbollen uit de kassen plopten.[12][13]
De situatie van de mensenrechten in Tibet was in de eerste decennia na de overname van het bestuur door China repressief en tijdens de Culturele Revolutie zeer destructief. De Tibetaanse regering in ballingschap noemt een erg hoog aantal doden, dat sinds de invasie van Tibet in 1950-51 zou zijn gevallen als gevolg van hongersnood en geweld door de Chinese autoriteiten, van 1,2 miljoen. Patrick French en Warren W. Smith berekenden dit aantal opnieuw en kwamen tot een voorzichtige schatting dat het ca. 400.000 Tibetaanse slachtoffers moeten zijn geweest.[14][15]
In China wordt aan het begin van de 21e eeuw nog steeds gemarteld in gevangenissen. De meest voorkomende martelmethoden zijn misbruik van handboeien, voetboeien en duimschroeven; het toedienen van elektriciteit met een stroomstootwapen; ophanging aan op de rug vastgebonden handen in combinatie met voetverbranding door kolen of chilipoeder onder de voeten aan te steken; blootstelling aan extreme koude of warme temperaturen; zwaar lichamelijke dwangarbeid; inzet van vechthonden; seksuele dwang; opsluiting in een isoleercel; het tonen van video's van foltering van andere gevangenen; urineren in de mond; gedwongen afname van bloed en ander lichaamsvocht; afranseling; en andere marteltechnieken.[16][17][18]
Op 8 maart 2006 werd een rapport uitgebracht door het Bureau of Democracy, Human Rights, and Labor Affairs dat deel uitmaakt van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken en waarin de mensenrechtensituatie van dat moment werd beschreven. Het rapport schrijft onder meer over beroving van het leven, marteling, omstandigheden in de gevangenissen, willekeurige gevangenneming, politieke gevangenen, recht op een eerlijk proces, godsdienstvrijheid, vrijheid om te reizen, etnische minderheden in China en de bescherming van cultureel erfgoed.[16]
Status van Tibet
Zie debat over de status van Tibet voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
Sinds de invasie van Tibet in 1950 is er een debat gaande over de status van Tibet.
Volgens de Chinese regering vormde Tibet al honderden jaren een onderdeel binnen de soevereiniteit van China en was het tussen 1913 en 1950 een opstandige provincie, totdat het Volksbevrijdingsleger van Mao Zedong het met de invasie van Tibet in 1950-51 bevrijdde van de horigheid.
Volgens de Tibetaanse regering in ballingschap was Tibet onafhankelijk vanaf 1640, en in religieus opzicht al veel eerder. Het was zeker geen vazalstaat van China; als het gaat om buitenlandse vorsten die invloed op Tibet hadden, dan zouden de Mongolen veel betere papieren hebben gehad. Zij bestrijdt de visie van China, door te stellen dat de Mantsjoes helemaal geen Han-Chinezen waren, en dat dezen alleen incidenteel, zoals bij de verdrijving van de Nepalese Gurkha's eind 18e eeuw, militair hadden ingegrepen. Vanaf 1895 regeerde de dertiende dalai lama Tibet, en al bij begin van zijn regering beschouwde hij Tibet als een onafhankelijk land. Ook wordt erop gewezen dat de kantoren van de diverse landen in Lhasa van vòòr 1951, in de praktijk ambassades waren, waar voor niet-Tibetanen verblijfsdocumenten werden uitgeschreven.
Toen de Xinhai-revolutie in 1911 de val van de Qing-dynastie en daarmee Chinees Keizerrijk inluidde, keerde de gevluchte dertiende dalai lama Thubten Gyatso terug naar Tibet, verbande alle Chinezen en riep in februari 1913 de onafhankelijkheid uit. Hij zette dit kracht bij door in dezelfde maand het Verdrag van Urga te sluiten met Mongolië, waarin ze elkaar als onafhankelijke staten erkenden. Voor sommige wetenschappers is dit het moment, dat Tibet de facto onafhankelijk werd van China; maar het lijkt niet waarschijnlijk dat het zwakke Mantsjoebewind, dat Tibet nooit werkelijk heeft bezet noch er belastingen heeft geheven, als een serieuze voorloper van de huidige Chinese overheersers moet worden gezien. In elk geval voerde Thubten Gyatso nu Tibetaanse valuta, een vlag van Tibet en Tibetaanse posterijen in.
Tibetaanse diaspora
Zie Tibetaanse diaspora voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
Sinds 1950 vluchtten meer dan 100.000 Tibetanen naar het buitenland. Velen bezweken aan verwondingen en barre weersomstandigheden tijdens de vlucht die meestal liep via het Himalaya-gebergte. Vervolgens werd bij aankomst het hoogteverschil, de verandering in klimaat en het verschil in voedsel veel vluchtelingen fataal, waaronder voornamelijk kinderen.[19][20]
De Tibetaanse ballingsoorden groeiden na verschillende generaties uit en er ontstonden op verschillende plaatsen in voornamelijk India en Nepal stadsdelen of steden die bevolkt worden door nagenoeg alleen nazaten of nieuwe vluchtelingen. Ze bouwden hier een religieus en cultureel leven op, met nieuwe vestigingen van de grote kloosters in Tibet, scholen en instituten. Ook in Nederland en België ontstonden er Tibetaans boeddhistische centra, zoals het Tibetaans Instituut en het Maitreya Instituut en het klooster Karma Deleg Chö Phel Ling.
Tibetaanse cultuur
Zie Tibetaanse cultuur voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
De Tibetaanse cultuur ontwikkelde zich binnen specifieke geografische en klimatologische omstandigheden van Tibet, zoals de grote hoogte, korte vegetatieperiode en koude temperatuur. De cultuur in Tibet bestaat voor een deel uit nomadencultuur. Hoewel het invloeden kent van de omliggende regio’s in India, China en Mongolië, heeft het gezien de afgelegen ligging en de ontoegankelijkheid een onderscheiden lokale cultuur opgebouwd. Van grote invloed is de introductie van het Tibetaans boeddhisme geweest aan het eind van het 1e millennium. Deze werkt door in de kunst, literatuur en muziek. Een andere belangrijke invloed kwam van de traditionele bönreligie.
Architectuur
Zie Tibetaanse architectuur voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
Architectuur in Tibet bevat Chinese, Indiase en Mongoolse invloeden en is een weerspiegeling van Tibetaans boeddhistische tradities. Op bijna elke gompa is in Tibet een gebedsmolen samen met twee herten of draken te vinden. Het ontwerp van de Tibetaanse chörten kan verschillen van rondachtige muren in Kham tot rechthoekige muren in Ladakh.
Vanaf 1994 werden drie Tibetaanse bouwwerken uitgeroepen tot Werelderfgoed. Dit waren het Potala-paleisen de kloostertempel Jokhang, beide uit de 7e eeuw, en het 18e eeuwse zomerpaleis van de dalai lama, Norbulingka. Het Potala-complex omvat de witte en rode paleizen en nevengebouwen.
Kunst
Zie Tibetaanse kunst voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
Tibetaanse kunst bestaat vooral uit religieuze kunst dat beïnvloed is door het Tibetaans boeddhisme. Voor een groot deel bestaat het uit relikwieën zoals beeldjes, thangkaschilderingen of mandala’s van Boeddha, bodhisattva’s of van de vajra. Veel Tibetaans boeddhistische kunst maakt onderdeel uit van de beoefening van tantra’s.
De hedendaagse Tibetaanse kunst wordt voornamelijk voortgebracht door Tibetanen in ballingschap. Deze kunststroming onderscheidt zich van traditionele Tibetaanse kunst doordat de religieuze invloed minder sterk of geheel verdwenen is. Ook zijn er invloeden van andere kunststijlen waarneembaar.
Muziek
Zie Tibetaanse muziek voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
In de traditionele Tibetaanse muziek worden muziekinstrumenten bespeeld uit de eigen regio, waaronder de dramyen, dungchen en de gyaling.
Een traditie die teruggaat naar de 12e eeuw is de lama Maní, ofwel de vertelling van boeddhistische parabelen door gebruikmaking van zang. Deze liederen werden uitgevoerd door wandelende verhalenvertellers die van dorp naar dorp reisden. Deze verhalen putten ze uit hun eigen, vaak bescheiden herkomst. Een andere vorm van klassieke muziek die nog steeds bij speciale rituelen en ceremonies wordt opgevoerd is gar. Verder is de a capellastijl lu in zwang en zijn er epische troubadours die het beroemde Epos van koning Gesar voordragen.
Tibetaanse muziek heeft enerzijds effect gehad op westerse muziek, in het bijzonder op new age. De eerste mengeling hiervan was Tibetan Bells, een release uit 1971 van Nancy Hennings en Henry Wolff. Verder hielp de soundtrack van Kundun van Philip Glass mee, aan een betere bekendheid van Tibetaanse muziek buiten Tibet. Andersom, hadden buitenlandse stijlen van popmuziek een grote impact op de Tibetaanse populaire muziek. Zo zijn de rock-'n-roll en het Indische ghazal en filmi erg populair. Na de ontspanning van enkele wetten in de jaren '80, werd de Tibetaanse taal geïntroduceerd in rap.
Podiumkunsten
Zie Tibetaanse podiumkunst voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
De traditionele Tibetaanse operastijl is lhamo, die teruggaat tot de ontwikkeling ervan door de bruggenbouwer Thangtong Gyalpo in de 14e eeuw. Gyalpo rekruteerde zeven meisjes en organiseerde voor hen een optreden om fondsen te werven. Met deze fondsen wilde hij bruggen bouwen om betere verbindingen aan te leggen in het Tibet. Dit werd het eerste lhamo-optreden en de traditie zette zich voort, zodat tegenwoordig nog lhamo's worden gehouden op feestelijke gebeurtenissen.
Op Tibetaanse podia wordt toneel voornamelijk opgevoerd op een houten podium. Dans, chant en muziek wordt vaak opgevoerd met gebruikmaking van gekleurde maskers die een karakter uitbeelden. Buiten China worden de podiumkunsten en in het bijzonder de lhamo in stand gehouden door het Tibetaans Instituut voor Podiumkunsten.
Film
Met betrekking tot Tibet kunnen film worden onderverdeeld in films die in het Tibetaans zijn, door Tibetanen zijn geregisseerd of geproduceerd, Tibetanen als thema hebben en films die in Tibet zijn gefilmd of Tibet als thema hebben. Daarnaast speelt in sommige gevallen Tibet als droom, ideaal en utopie bij mensen een rol. Deze motieven domineren meer bij Westelijke regisseurs dan bij Tibetanen.
Daarnaast onderscheiden deze films zich sterk, per invloedssfeer waarin ze gemaakt zijn: Tibetaans, Westers of Chinees. Respectievelijk verlopen deze drie van sterk documentairegericht naar een sterk accent op speelfilms. De vermenging met een opvoedkundig tot propaganda-achtig element komt in alle invloedssferen voor.
Tibetanen begonnen al in de jaren '20 te filmen. Daaruit ontwikkelde zich echter nog geen filmindustrie. Uit het boek Zeven jaar in Tibet van Heinrich Harrer blijkt dat ook Tenzin Gyatso, de veertiende dalai lama, al in de jaren '30 in het bezit was van een filmcamera. De cup uit 1999 van Khyentse Norbu is de eerste film van een Tibetaanse regisseur die ook in het Westen een bioscoopsucces werd.
Andere succesvolle films op dit gebied waren Samsara en Travellers and Magicians, in China behaalden Xiu Xiu: The Sent Down Girl, Kekexili: Mountain Patrol en The Knot veel prijzen en succesvolle films in het Westen waren bijvoorbeeld Little Buddha, Kundun en Seven Years in Tibet.
Kleding
Zie kleding in Tibet voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
De kledingkeuze is begin 21e eeuw nog relatief conservatief. Hoewel er wel steeds meer wordt overgegaan op westerse kleding, blijven Tibetanen in het algemeen aan hun oorspronkelijke kledingsstijl vasthouden. Aan vrouwen die een donkere wikkeljurk over een blouse dragen en een kleurige, gestreepte, geweven wollen schort, is te zien dat ze getrouwd zijn. Zowel mannen als vrouwen dragen lange mouwen, ook wanneer het in de zomermaanden warm is.
Er zijn verschillende typische Tibetaanse kledingstukken, zoals de chuba bij de nomaden of de Tibetaanse plaid die als reisdeken dient. Daarnaast is er de khata, een sjaal die dient geschenk. Het symboliseert goede wil, geluk en compassie. Het is meestal gemaakt van zijde en als de kleur wit is, symboliseert het een puur hart van de gever.
Keuken
Zie Tibetaanse keuken en Tibetaanse theecultuur voor de hoofdartikelen over dit onderwerp. |
De Tibetaanse keuken heeft veel overeenkomsten met de kookstijlen uit de directe omgeving, zoals Nepal en Bhutan, maar er zijn ook verschillen, onder andere omdat er slechts weinig gewassen groeien op de hoogte waarop Tibet zich bevindt. Het belangrijkste gewas is gerst.
Tsampa, een geroosterd graanproduct, is het basisvoedsel van Tibet. Het is de eenvoudigste Tibetaanse maaltijd die dient als ontbijt, tussenmaaltijd of reisproviand. Het meest frequent op het menu staat jakvlees, yoghurt, boter en kaas. Vleesgerechten bestaan meestal uit vlees van de jak, dzo, geit of het schaap. Meestal wordt het vlees gedroogd of gekookt in een kruidige stoofpot met aardappelen.
De meeste Tibetanen drinken dagelijks veel boterthee en thee zonder boter erin wordt zelden gedronken. Tibetanen voegen zout toe aan hun thee en niet bijvoorbeeld suiker. Het zout in de thee is van nut om aan de vochtigheidsbehoefte van het lichaam in de gure klimaatsomstandigheden tegemoet te komen. Alcoholische dranken die in Tibet worden gedronken, zijn bijvoorbeeld twee rijstwijnen pinjopo en raksi en het Tibetaanse bier chaang, dat meestal van gerst wordt gemaakt.
Er zijn verschillende Tibetaanse kaassoorten die van karnemelk (dara) worden gemaakt. Deze wordt vijf minuten verhit en daarna afgekoeld tot 20˚ C of minder. De karnemelk is dan veranderd in wei en zachte wrongel, ofwel de zachte kaas chura loenpa. Het is tevens het basisproduct voor de gedroogde kaas chura kampo. Een extra harde kaassoort is chhurpi die wordt gemaakt van gebonden yoghurt.
Literatuur
Zie Tibetaanse literatuur voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
Er is een rijke traditie van wereldlijke literatuur uit Tibet, waaronder poëzie, proza, korte verhalen, dansscripten en mime, toneelopvoeringen, en dergelijke die in sommige gevallen zijn vertaald naar Westerse talen.
De Tibetaanse volksliteratuur is in de loop van de eeuwen vooral van mond tot mond voortgebracht. Het meest bekend buiten Tibet zijn de epieke verhalen, in het bijzonder het Epos van koning Gesar. In de vertellingen nemen de verhalen van Oom Tompa een belangrijke plaats in. Verder zijn er verhalen over de gekke yogi's zoals Drugpa Künleg.
Kalender
Zie Tibetaanse kalender voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
De Tibetaanse kalender is een lunisolaire kalender. Dat betekent dat een jaar bestaat uit 12 of 13 maanmaanden die elk beginnen en eindigen met nieuwe maan. Een dertiende maand wordt ongeveer elke drie jaar toegevoegd, zodat een gemiddeld Tibetaans jaar gelijk is aan een zonnejaar.
Elk jaar wordt geassocieerd met een dier en een element, vergelijkbaar met de Chinese dierenriem. De verschillende dieren zijn de haas, draak, slang, paard, schaap, aap, vogel, hond, varken, muis, rund en tijger. De verschillende elementen zijn vuur, aarde, ijzer, water en hout.
Festivals
Tibetanen kennen verschillende belangrijke festivals. Het belangrijkste hiervan is losar, het Tibetaan nieuwjaar. Verder is er bijvoorbeeld jaarlijks het Yoghurtfestival in het Juweelpark van het Norbulingka-paleis in Lhasa. Verder neemt elke Tibetaan drie keer in zijn leven deel aan een badfestival: bij de geboorte, het huwelijk en bij de dood. Tijdens het badfestival wordt een picknick gehouden en het vindt plaats in en bij de rivieren. Tibetaanse festivals kennen een grote mate aan entertainment, met veel sporten zoals jakraces.
Sport
Zie Tibetaanse sport en geschiedenis van het voetbal in Tibet en de diaspora voor de hoofdartikelen over dit onderwerp. |
Sport is in Tibet traditioneel beperkt tot een aantal sporten, zoals paardenraces met Tibetaanse pony’s, polo, boogschieten, worstelen en jakraces. Verder zijn er van oudsher Tibetaanse krijgskunsten, als boabom, kateda, lama, tescao en qi dao. Begin 21e eeuw zijn ook andere sporten in populariteit toegenomen, waaronder basketbal, cricket, polo, atletiek en voetbal.
Jakraces worden die meestal gespeeld tijdens traditionele festivals. Een competitiespeler klimt op de rug van een jak en rent ermee naar het andere eind van het raceparcours. Jaks kunnen snel rennen over korte afstanden. De winnaar ontvangt gewoonlijk een khata-sjaal en prijzengeld.
Sinds 1999 hebben de Tibetanen in ballingschap een nationaal voetbalelftal en een eigen voetbalbond; deze wordt echter niet erkend door de FIFA. Bondscoach Kelsang Döndrub vond begin jaren 2000 zijn voetballers vooral in de Indiase competities en in enkele clubs in Nepal. In april 2008 maakte het elftal een tour door Europa, waarbij het ook enkele vriendschappelijke wedstrijden in Nederland speelde.
Economie
Zie economie van Tibet voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
Landbouw en veeteelt
Zie landbouw en veeteelt in Tibet voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
De economie van Tibet is vanuit het verleden tot in de 21e eeuw altijd gedomineerd geweest door subsistentiële landbouw en veeteelt, ofwel die voornamelijk bestemd is voor het onderhouden van de eigen familie. De jak en de dzo zijn door de eeuwen belangrijke dieren geweest voor het verrichten van zwaar werk, zoals het ploegen, maar ook als lastdier en rijdier. De melk van deze dieren wordt gebruikt voor boter en kaas. Het belangrijkste gewas in Tibet is gerst. Daarnaast worden tarwe, boekweit, rogge, haver, koolzaad, aardappels, katoen, groenten en fruit verbouwd. In de Tibetaanse keuken wordt vooral jakvlees veel gegeten en veel boterthee gedronken.
Handel
Zie zijderoute en theeroute voor de hoofdartikelen over dit onderwerp. |
Tibet had door de eeuwen het grootste handelsvolume met China. De belangrijkste ruilgoederen waren paarden uit Amdo die werden geruild voor Chinese thee. Tibet exporteerde verder medicinale kruiden, geweiën, muskus en goud naar China. Naast thee importeerden Tibetaanse handelaren zijden kleren, porselein en zilver uit China. Het handelsvolume van Tibet met de zuidelijke buren India, Nepal en Bhutan was veel kleiner. Hier betrof het vooral de ruil van zout en wol voor granen (inclusief rijst).[21]
Zoutnomade dregden het zout uit de zoutmeren van de Changtang en vervoerden het per karavaan naar de lagergelegen gebieden om het via ruilhandel in te wisselen voor gerst en ander basisvoedsel.
Valuta, zegels en postzegels
Zie geschiedenis van de valuta van Tibet, postgeschiedenis van Tibet en Tibetaans zegel voor de hoofdartikelen over dit onderwerp. |
Tot in de 17e eeuw had Tibet geen eigen valuta en was ruilhandel gebruikelijk in het economisch verkeer, waaronder ook werd geruild met goud, kralen of schelpengeld. In 1785 werden de eerste zilvermunten geslagen in Tibet, onder gezamenlijke Chinees en Tibetaans gezag. Sinds 1840 werd er een alleen nog een puur Tibetaanse munt in omloop gebracht. Met twee korte onderbrekingen werd deze munt gevoerd tot 1954. De eerste bankbiljetten werden in omloop gebracht vanaf 1913 en uitgebracht tot 1959 Ook waren er in de eerste helft van de 20e eeuw Tibetaanse posterijen. Al daterend vanaf het eind van de 8e eeuw kwamen Tibetaanse zegels voor.
Twee grote hervormingen sinds 1950
Na de invasie van Tibet in 1950-51 probeerden de Chinese autoriteiten onder aanvoering van Mao Zedong aanvankelijk de harten van de Tibetanen te winnen door overreding en de invoering van landhervormingen naar maoïstisch model. Dit beleid mislukte echter en net als in de rest van China werd de lokale economie zodanig ontwricht, dat er begin jaren '60 een hongersnood in Tibet ontstond met honderdduizenden doden tot gevolg. China-breed waren er tussen de 15 tot 36 miljoen doden. Het beleid werd repressiever in leidde ook de Tibetaanse gebieden in China naar de Culturele Revolutie, waardoor ze verarmden in economische, religieuze en culturele zin.[22][23]
De dood van Mao en het aantreden van Deng Xiaoping brachten de eerste aanzet tot economische hervormingen. In geheel China leidden de nieuwe hervormingen tot spectaculaire successen, maar in Tibet werkte dit averechts. De frustratie over de snel veranderende samenleving en de massale aanwezigheid van Han-Chinezen in het Tibetaanse bedrijfsleven kwam tot uitdrukking in de opstanden in Tibet van 1987-1993 en van 2008. Ruiten van winkels in Barkhor en andere winkelcentra in handen van Chinezen sneuvelden. Voor Tibetanen betekende het een stap van culturele onderdrukking naar economische marginalisatie.[22]
Sinificatie van Tibet
Zie sinificatie van Tibet voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
In de loop van de decennia ver-Chineesde Tibet in hoog tempo. Zo voert de centrale regering van de Volksrepubliek China al decennia lang een actief migratiebeleid van Chinezen naar Tibet, waarbij mensen gelokt worden door aantrekkelijke bonussen en gunstige levensomstandigheden. Sinds het eind van de jaren ’90 wonen er inmiddels meer Chinezen dan Tibetanen.[24]
Daarnaast voert het een actief toerismebeleid, waardoor Lhasa inmiddels is uitgegroeid tot een metropool met bordelen, karaokebars, nachtclubs en malls, inclusief de Westerse reclame-uitingen zoals opgestapelde blikken Budweiser.[25][26] Lhasa kende 5000 inwoners in 1959 en volgens de planning moet het inwonertal anno 2015 gegroeid zijn naar een stad met 400.000 inwoners[27]
Toerisme
Zie toerisme in Tibet voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
Het Toerisme in Tibet kwam op gang sinds eind jaren '70 toen de Chinese autoriteiten de deur naar de Tibetaanse Autonome Regio (TAR) op een kier zetten en toerisme naar de Tibetaanse gebieden in de volksrepubliek steeds meer mogelijk maakten. Toerisme naar gebieden buiten China als Ladakh en Sikkim waren al langer toegankelijk voor toerisme. De belangrijkste trekpleisters zijn de Tibetaans boeddhistische kloosters en oorden, de grote steden en het natuurschoon van het Tibetaans Hoogland en de Himalaya.
Permits voor de TAR waren aanvankelijk duur en de toeristen mochten zich niet buiten daarvoor bestemde gebieden begeven. Deze gebieden liggen vooral rond Lhasa. Ook zijn er speciale visa nodig en moet er bijvoorbeeld worden gereisd in groepen van minimaal vijf personen en moet de reis worden georganiseerd door een reisagentschap.
Vanwege het grote hoogteverschil met bijvoorbeeld België en Nederland zijn er voor Tibet andere voorbereidingen nodig dan voor een gemiddeld vakantieland. Er is sprake van een ijlere, ofwel zuurstof-armere lucht en bij iets te veel lichaamsbeweging kan iemand al buiten adem raken. Bij inspannende activiteiten wordt daarom aangeraden voor de start eerst enkele dagen te acclimatiseren. In de eerste uren na aankomst is het bijvoorbeeld niet ongewoon opzwellingen over het gehele lichaam te voelen, de palm van de hand donker te zien kleuren en hoofdpijn te hebben.
Rondom de opstanden van 1987 tot 1993 en 2008 was er tijdelijk een sterke teruggang te zien. De regio is inmiddels sterk afhankelijk van toerisme. In vergelijking tot 2007 was het toerisme in 2008 met meer dan de helft gedaald, wat dat jaar nog altijd goed was voor 1,35 miljoen bezoekers.[28] De lokale autoriteiten streven sinds medio 2005 naar meer dan 10 miljoen bezoekers vanaf 2020, waarvan 10% uit andere landen.[29]
Organisaties als de UNESCO, specialistische reisbureaus en Tibetaanse organisaties in ballingschap vrezen dat veel van de Tibetaanse cultuur verloren zal gaan, waaronder enkele Werelderfgoederen, het milieu en de Tibetaanse volksaard.[29] Om deze reden riep de veertiende dalai lama juist op om naar Tibet te reizen om met eigen ogen te zien hoe Tibet veranderd is.[30] Intertaalkoppelingen via Wikidata (via reasonator)
Zie ook de categorie met mediabestanden in verband met Tibet op Wikimedia Commons.
Wikivoyage heeft een reisgids over dit onderwerp: Tibet. |
Bronnen, noten en/of referenties
|
Hulp genealogie en geschiedenis (Nederland) • Deepl vertaler • Schrijfassistent VRT • ChatGPT (Opgepast! Altijd verifiëren!) • Claude.ai (Opgepast! Altijd verifiëren!) • Copilot (Opgepast! Altijd verifiëren!) • tekst herschrijven met scribbr.io •