Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Katoen
Katoen is een zachte, eencellige vezel, die uit de opperhuid (epidermis) van de zaden van de katoenplant (Gossypium) groeit. De vezels worden doorgaans tot draden gesponnen en als zodanig gebruikt om zacht, luchtdoorlatend textiel van te maken. Zowel de textielvezel als het uiteindelijke textiel wordt aangeduid als katoen.
Er zijn vier soorten katoenplant die gebruikt worden voor de katoenproductie:
- Gossypium arboreum - endemisch in India en Pakistan, goed voor nog geen 2% van de wereldproductie
- Gossypium barbadense (Amerikaanse katoen) - endemisch in Zuid-Amerika, goed voor 8% van de wereldproductie
- Gossypium herbaceum (Aziatische katoen) - endemisch in het Arabisch schiereiland, goed voor nog geen 2% van de wereldproductie
- Gossypium hirsutum (behaarde katoen) - endemisch in Centraal-Amerika, goed voor 90% van de wereldproductie.
Geschiedenis
Katoen wordt in gebieden met een tropisch klimaat al duizenden jaren gebruikt om zeer fijn lichtgewicht doek te maken. Onderzoekers beweren dat Egyptenaren in 12.000 voor Christus al katoen hadden, en hebben sporen van katoen gevonden in Mexicaanse grotten (katoenen doek en fragmenten van vezels die met veren en bont waren verweven) die ongeveer 7000 jaar oud waren.
De oudste geschreven bron heeft betrekking op Indische katoen. Katoen wordt in India al meer dan drieduizend jaar verbouwd, en er wordt naar verwezen in de Veda's die waarschijnlijk rond 3000 v.Chr. zijn geschreven. Meer dan tweeduizend jaar later schreef de grote Griekse historicus Herodotus over Indische katoen: "Er zijn daar bomen die in het wild groeien en het fruit daarvan is een wol die mooier en beter is dan die van schapen. De Indiërs maken hun kleren van deze boomwol".
De Indische katoenindustrie raakte in verval ten tijde van de Britse industriële revolutie. De uitvinding van de Spinning Jenny (1764) en de spinmachine van Richard Arkwright (1769) maakten goedkope massaproductie in het Verenigde Koninkrijk mogelijk. De productiecapaciteit werd verder verbeterd toen Eli Whitney in 1793 de cotton gin ontwikkelde, een machine die de katoenvezel snel kon scheiden van de zaaddozen en de vaak kleverige zaden.
Tegenwoordig wordt katoen geproduceerd in alle delen van de wereld waarbij katoenplanten worden gebruikt die selectief zijn gekweekt zodat elke plant meer vezel opbrengt. In 2002 werd katoen geteeld op 33 miljoen hectare landbouwgrond. Dit leverde 21,3 miljoen ton ruwe katoen op, met een waarde van 20 miljard dollar.
Handelsgewas
Katoen is een zeer waardevol gewas, omdat slechts ongeveer 10% van het ruwe gewicht bij de verwerking verloren gaat. Als sporen van was, eiwit, en dergelijke zijn verwijderd, blijft een natuurlijke polymeer van zuivere cellulose over. Deze cellulose is gerangschikt op een manier die katoen unieke eigenschappen geeft wat betreft sterkte, duurzaamheid en absorptie, de elasticiteit van katoen is echter gering. Elke vezel is samengesteld uit twintig tot dertig laagjes cellulose die keurig om elkaar heen gedraaid zijn. De katoenvezel heeft een kenmerkende structuur: een miniatuur lege brandweerslang, die om zijn as gedraaid is. Hierdoor ontstaan kurkentrekkerachtige windingen waarmee de vezels achter elkaar haken bij het spinnen. Hierdoor kunnen zeer fijne garens gesponnen worden. De binding die door de windingen ontstaat heet het spinverband van katoen. De vezel is hol en de holle ruimte heet lumen. De stapellengte (gemiddelde vezellengte) van katoen varieert van 10 tot 50 mm afhankelijk van soort en herkomst. De langste is het best geschikt voor fijne gladde garens en dus ook het duurste. De buitenkant van de katoenvezel is bedekt met een waslaagje: de cuticula. Omdat deze waterafstotend is, moet deze laag voor natbehandelingen verwijderd worden.
De katoenindustrie leunt zwaar op chemische producten als kunstmest en insecticide. Sommige landbouwers schakelen over op meer ecologische productiemethoden. Het katoen dat zo geteeld wordt, heet ecokatoen. Een ander alternatief is gerecycled katoen. Het is de meest duurzame vezelsoort. Om tot gerecycled katoen te komen, wordt katoen uit gedragen kleding of snijafval vervezeld. De herwonnen vezels worden vervolgens opnieuw gesponnen tot garen.
De grootste producent van katoen ter wereld is China, met een productie van 25,5 miljoen balen per jaar. De Verenigde Staten (17,6 miljoen balen) en India (12,5 miljoen balen) zijn de volgende grootste producenten. In Europa is Griekenland de grootste producent met 1,7 miljoen balen.
Teelt
Een succesvolle teelt van katoen vereist een lange vorstvrij periode, veel zon en een gematigde regenval, meestal van 600 tot 1200 mm per jaar. Bodems moeten meestal vrij zwaar zijn alhoewel het niveau van voedingsstoffen niet bijzonder hoeft te zijn. Over het algemeen wordt aan deze voorwaarden voldaan binnen de seizoenen van droge tropen en subtropen op het noordelijk en zuidelijk halfrond. Een groot deel van de katoenteelt vindt echter plaats in gebieden met minder neerslag waardoor irrigatie nodig is. De teelt van een gewas voor een bepaald jaar begint meestal spoedig na de oogst van de vorige herfst. De planttijd op het noordelijk halfrond varieert van het begin van februari tot het begin van juni. De South Plains in de Verenigde Staten staan bekend als het grootste aaneengesloten gebied voor katoenteelt in de wereld. Alhoewel op katoen met succes in deze regio, wordt is consistente goede oogst alleen mogelijk door een sterke afhankelijkheid van irrigatiewater uit de Ogallala Aquifer. Aangezien katoen enigszins tolerant is voor wat betreft zout en droogte, is het een aantrekkelijke gewas voor droge en regenarme regio's. Het gebruik van waterbronnen leidt echter tot problemen en conflicten, alsmede potentiële milieuproblemen.[1][2][3][4][5] Een voorbeeld hiervan is het onjuist verbouwen en irrigeren die hebben geleid tot woestijnvorming in delen van Oezbekistan, waar katoen een belangrijk exportproduct is. In de dagen van de Sovjet-Unie werd (de toevoer tot) het Aralmeer gebruikt voor agrarische irrigatie, grotendeels van katoen, waardoor verzilting nu een wijdverbreid probleem is.[4][5]
Biologische katoenteelt
Katoen beslaat ca. 2,5 % van de beschikbare landbouwgrond, maar is door de vele plagen en ziektes goed voor niet minder dan 16 % van het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen, meer dan ieder ander landbouwgewas.[6] Kunstmest en bestrijdingsmiddelen veroorzaken uitputting van de bodem, erosie, lucht- en oppervlaktewaterverontreiniging, huidziektes en allergieën. In de conventionele katoenproductie is vaak sprake van kinderarbeid.
In 2007 werden 265.517 balen biologische katoen geproduceerd in 24 landen en het volume stijgt met meer dan 50 % per jaar. De grootste producenten zijn Turkije, India en China. [7] Daarmee komt het aandeel van biologisch katoen op 0,76% [8] van de totale katoenteelt.
Biologische katoen wordt in ten minste 8 Afrikaanse landen geproduceerd. De eerste was het Egyptische SEKEM, dat in 1990 begon met de experimentele teelt van biologische katoen om de regering ervan te overtuigen dat katoenteelt zonder chemische bestrijdingsmiddelen, die van overheidswege met vliegtuigen over het land werden verspreid en de biologische kruidenteelt van SEKEM onmogelijk maakte, mogelijk was. Dit resulteerde in een reductie in het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen van 90 % op 400.000 ha Egyptische landbouwgrond en een toename van de opbrengst van 30 %.[9] [10]
Oogst
Het plukken van de katoen, wat vroeger handmatig gebeurde, vindt tegenwoordig veelal machinaal plaats. Hiervoor is het nodig dat de plant eerst met een ontbladeringsmiddel wordt bewerkt om het plukken te vergemakkelijken of dat de plant is ontbladerd door ingetreden vorst. Bij de teelt van biologisch katoen is het gebruik van chemicaliën niet toegestaan, en wordt er handmatig geplukt. In de tropen groeit de katoenplant het hele jaar door, wanneer zij niet wordt ontbladerd.
Plagen en ziektes
Er zijn diverse insecten die als plaag in de katoenteelt zijn opgetreden:
- Anthonomus grandis (Engels: Boll Weevil) is verantwoordelijk voor de grootste katoenplagen in Noord-Amerika.
- Helicoverpa zea (Engels: Cotton Bollworm)
- Katoendaguil (Helicoverpa armigera)
- Lygus lineolaris (Engels: Tarnished plant bug)
- Oxycarenus hyalinipennis (Engels: Cotton seed bug)
- Pectinophora gossypiella (Engels: Pink Bollworm)
- Scirtothrips dorsalis (Engels: Chili thrips)
- Spodoptera frugiperda (Engels: Army worm)
- Tectocoris diophthalmus (Engels: Cotton harlequin bug)
De katoenplant is verder gevoelig voor allerlei schimmels en bacteriën. Een voorbeeld is de aantasting door de schimmel Fusarium oxysporum f.sp. vasinfectum in Peru in 1901. Door kruising wist Fermín Tangüis een katoenvariant te ontwikkelen die ongevoelig is voor deze schimmel. Deze Tangüiskatoen is in Peru nog altijd de meestgebruikte katoenvariant.
Genetische modificatie
Om deze afhankelijkheid van chemische bestrijdingsmiddelen te verminderen is genetisch gemodificeerde katoen ontwikkeld. In deze katoen is een gen ingebouwd dat zorgt voor de aanmaak van Bt toxine. Deze wordt inmiddels wereldwijd verbouwd. Beweerd wordt dat bij genetisch gemodificeerde katoen tot 80% minder pesticide kan worden gebruikt, vergeleken met gewone katoen. Volgens de International Service for the Acquisition of Agri-Biotech Applications (ISAAA) is genetisch gemodificeerde katoen wereldwijd aangeplant op een oppervlakte van in totaal 6,7 miljoen hectare (in 2002). Dit is 20% van het totale gebied dat wereldwijd voor de katoenteelt wordt gebruikt. In 2003 bestond 73% van de in de Verenigde Staten geteelde katoen uit genetisch gemodificeerde katoen. De introductie van genetisch gemodificeerde katoen in 1996 liep in Australië uit op een commerciële ramp. De opbrengsten waren veel lager dan voorspeld, en er ontstond kruisbestuiving met andere soorten katoenplanten wat potentieel veel juridische problemen voor nietsvermoedende landbouwers kan veroorzaken. Nochtans leidde de introductie van een tweede soort van genetisch gemodificeerde katoen ertoe dat in 2003 15% van de Australische katoen genetisch gemodificeerd was, in 2009 was het aandeel genetisch gemodificeerde katoen inmiddels uitgegroeid tot 95% van de Australische katoen. De originele genetisch gemanipuleerde variëteit is inmiddels verboden.
Externe links
Literatuur
- Sven Beckert, Katoen. De opkomst van de moderne wereldeconomie, 2016, ISBN 9789048834600
Bronnen, noten en/of referenties
|
Vrije mediabestanden over Cotton op Wikimedia Commons
Zoek katoen op in het WikiWoordenboek. |
Zoek katoen op Wiktionary. |