Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Nederlander

Uit Wikisage
Versie door Mendelo (overleg | bijdragen) op 25 mei 2016 om 21:02
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
rel=nofollow

Nederlander(s) oftewel het Nederlandse volk kent meerdere definities. Het betreft mensen die in Nederland zijn geboren en die genaturaliseerd zijn tot Nederlander. Dit artikel gaat daarom ook over de Nederlandse etniciteit.

Nederlandse nationaliteit

De Rijkswet op het Nederlanderschap regelt wie Nederlander is. Gelijkwaardige termen zijn Nederlands staatsburger, Nederlands onderdaan (maar zie ook onder), en iemand met de Nederlandse nationaliteit.

In de meeste andere landen (bijvoorbeeld België of Spanje) wordt het woord nationaliteit, of een vertaling van dat woord, meer gebruikt voor een begrip dat dichter bij etniciteit ligt. In Nederland wordt het staatsburgerschap in de regel verkregen door geboorte. Hoofdregel van de Rijkswet op het Nederlanderschap is een beperkte toepassing van de Jure sanguinis, dat iemand Nederlander is, als op het moment van geboorte één der ouders Nederlander is. Daarnaast kan het staatsburgerschap ook door naturalisatie worden verkregen. Men kan het Nederlands staatsburgerschap verliezen wanneer men vrijwillig het staatsburgerschap van een ander land aanneemt. Dienst nemen in een vreemde krijgsmacht kan eveneens tot verlies van de Nederlandse nationaliteit leiden, indien daarbij tevens krijgshandelingen tegen het Nederlandse belang zijn gericht. Dat men bij een veroordeling tot een gevangenisstraf het staatsburgerschap zou kunnen verliezen is een misverstand, dat berust op verwarring met de straf van ontzetting uit het kiesrecht, waartoe men wél veroordeeld kan worden.

Onderdaanschap

Nederlanders zijn tevens Nederlands onderdaan. Het omgekeerde geldt tegenwoordig ook, maar in het verleden waren er Nederlandse onderdanen die geen Nederlander waren.

In voormalig Nederlands-Indië gold dit voor inlanders. Dit was geregeld in de Wet op het Nederlands onderdaanschap (Wet van 10 februari 1910, Stb. nr. 55). In 1927 werd deze ook van toepassing op Suriname en Curaçao en Onderhorigheden. Vanaf 1949 was deze niet meer van toepassing op het zelfstandig geworden Indonesië, maar nog wel op Nederlands Nieuw-Guinea. Na de invoering van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden in 1954 waren er alleen nog onderdanen-niet-Nederlanders in Nederlands Nieuw-Guinea. Na de overdracht aan Indonesië in 1962/'63 was er geen apart begrip "onderdaan" meer.

Het begrip onderdaan wordt nog wel gebruikt in internationaal verband, bijv. in de term gemeenschapsonderdaan.

Zie ook : Nationaliteit.

Nederlandse volk

Met volk kan, afhankelijk van context, zowel naar de Nederlandse natie (d.w.z. de gehele bevolking van Nederland) of mensen met de Nederlandse etniciteit verwijzen. Hoewel het woord in de omgangstaal vrij vaak voorkomt wordt de term in het wetenschappelijk veld doorgaans gemeden vanwege haar onduidelijke en vaak vage betekenis.

Nederlandse natie

Het begrip natie is abstract, en werd geïntroduceerd tijdens het tijdperk van het Romantisch Nationalisme aan het eind van de 18e eeuw. Een natie kan bestaan uit vrijwel één enkele etniciteit, Japan en IJsland zijn moderne voorbeelden, of meerdere, waarbij gedacht kan worden aan bijvoorbeeld de Volksrepubliek China of de Verenigde Staten. Vaak is het zo dat één ethnos cultureel (vaak inclusief taal) dominant is.[7] Ook in Nederland bestaat de natie uit meerdere etniciteiten, waarbij de Nederlandse het meest dominant is. Voor een persoon behorende tot de dominante etniciteit binnen een natie zijn de scheidslijnen tussen zijn of haar natie en etniciteit vaak moeilijk te onderscheiden, wat voor begripsverwarring kan zorgen. In tegenstelling tot etniciteit, legt het begrip natie meer de nadruk bij een land of staat. Een Fries bijvoorbeeld, voelt zich doorgaans een volwaardig lid van het Nederlandse volk (natie), maar kan zich tegelijkertijd ook tot het Friese volk (etniciteit) rekenen. Mensen met dezelfde etniciteit kunnen onderdeel zijn van verschillende naties; waarvan Vlamingen en Nederlanders alsook Oostenrijkers en Duitsers of Koerden een voorbeeld zijn.

Naties zijn een betrekkelijk nieuw verschijnsel. De sleutel tot natievorming is de stabiliteit van een staat, en de (mogelijkheid tot) interactie tussen haar inwoners. Het Europa van de middeleeuwen, waar gebieden constant van eigenaar wisselden en de interactie tussen de verschillende onderdanen ontbrak, was bijvoorbeeld ongeschikt voor het ontstaan van naties.

Autochtone Nederlanders

Soms wordt met de term Nederlander gedoeld op een autochtone inwoner van Nederland. Dit gebruik van het woord komt zowel onder allochtone als autochtone Nederlanders voor. Daarbij moet worden opgemerkt, dat deze betekenis eigenlijk meer verwantschap heeft met het begrip (Nederlandse) etniciteit en deze term wordt dan ook in de omgangstaal ook wel gebruikt in zin van mensen behorende tot de Nederlandse etniciteit, hoewel dit niet geheel correct is. De termen autochtoon/allochtoon zijn politiek van aard; en een autochtoon is niet per se een etnisch Nederlander, en omgekeerd.

Nederlandse etniciteit

De Nederlandse etniciteit is een sociaal-culturele identiteit. Doorgaans worden mensen met de Nederlandse etniciteit simpelweg Nederlanders genoemd.

Nederlanders (in de zin van etniciteit) zijn onderling verbonden door een gemeenschappelijke geschiedenis, cultuur, taal en afstamming; al moet worden opgemerkt dat gemeenschappelijk hierin geen synoniem is van identiek. Etniciteit is niet aan de Nederlandse landgrenzen gebonden, en ook Vlamingen worden wel gezien als behorend tot de Nederlandse etniciteit, doch niet tot het Nederlandse volk in een nationale zin.

Geschiedenis

Vorming Nederlandse etniciteit

De vorming van de Nederlandse etniciteit, zoals bij alle etniciteiten, was er een van geleidelijke ontwikkeling. Dit proces begint aan het einde van de Grote Volksverhuizing, met de komst van de Franken in, en hun kolonisering van, de Lage Landen. Ten tijde van de volksverhuizing en de ineenstorting van het (West-)Romeinse Rijk vormen de Franken geen duidelijk onderscheidbare cultuur ten opzichte van de vele andere Germaanse volkeren. De eerste ontwikkeling die zich voor deed was die van de taal. De Germaanse volksverhuizingen betekende dat een veelvoud van stammen door Europa trok, waarbij verschillende (sub-)stammen zich constant bij andere aansloten of hiervan afsplinterden. Voor de Germaanse oertaal betekende dit dat de hoge mate van wederzijdse verstaanbaarheid tussen de verschillende dialecten in stand bleef. Dit begon te veranderen toen de Franken, en vele andere volkeren, hun semi-nomadische bestaan opgaven en zich permanent gingen vestigen. De interactie tussen andere Germaanse volkeren werd minder, en al snel ontstaan onder andere het Oud Fries, Oudengels, Oudsaksisch, Oudhoogduits. Onder de Salische Franken ontstaat het Oudnederfrankisch, waar het Oudnederlands de westelijke dialecten van vormde. Een belangrijke bijkomende ontwikkeling van het permanent vestigen van de Franken is het uiteenvallen van de stammenstructuur.

De volgende monumentale stap van de Germaanse Franken naar Nederlanders is hun kerstening. Hoewel de Frankische Koning Clovis zich al in 498 in Reims tot het Christendom bekeerde, zou het tot begin 8ste eeuw duren voordat de laatste Franken in Toxandrië (voornamelijk het huidige Vlaanderen en Noord-Brabant, en destijds Frankisch kerngebied) zich van hun Germaans geloof afwendde. Vandaag de dag speelt het Christendom, hetzij in de vorm van Katholicisme of Protestantisme, geen grote rol meer in het sociale leven van veel Nederlanders, maar de Nederlandse cultuur en ook ethiek is er door beïnvloed, waardoor de invloeden nog steeds zichtbaar zijn. Dit geld overigens ook voor de oudere Germaanse religieuze achtergrond. Waarbij bijvoorbeeld gedacht moet worden aan de namen voor de weekdagen (welke in het Nederlands, op Zaterdag na, allemaal stammen uit de Germaanse mythologie) of Sinterklaas, een Christelijke Heilige, maar in rol, uiterlijk en attributen grotendeels gebaseerd op Wodan, de Germaanse Oppergod. Op het Nederlandse en Vlaamse platteland zijn overigens de Germaanse of zelfs Keltische oorsprong van plaatselijke gebruiken, volksverhalen of feesten vaak nog goed te zien.[8]

De belangrijkste verdere ontwikkeling is die van de stedelijke samenleving in de Lage Landen. In het graafschap Vlaanderen en Hertogdom Brabant komen als eerste steden tot grote bloei, dit proces breidde zich daarna uit over de gehele regio. Hoge bevolkingsdichtheid en veel onderling contact zorgde voor verdere culturele eenwording en herkenning met daarbij het ontstaan van een etniciteit die zich cultureel en taalkundig onderscheidt van omringende volkeren.

Cultuur

Zie Cultuur in Nederland voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De Nederlandse cultuur kent vele facetten. Van architectuur tot instelling/ethiek van religie tot traditionele of vaak voorkomende gerechten.

Taal

Zie Nederlands voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Taal is een belangrijk, maar niet essentieel bindmiddel binnen etnische groepen. De Nederlanders spreken in hoofdzaak een Germaanse taal. Doordat Nederland een nationale staat is waarbij de eenheidsstaat wordt versterkt door het bestaan van een standaardtaal, worden de meeste streektalen traditioneel als dialecten van het Nederlands beschouwd, hoewel ze zuiver taalkundig gezien tot het grote geheel der West-Germaanse dialecten behoren — waarvan de onderverdeling niets met de staatsgrenzen van doen heeft — en er tot in de negentiende eeuw een volmaakt dialectcontinuüm bestond met de Duitse dialecten: de staatsgrens was geen taalgrens. Doordat ook met België een dialectcontinuüm bestaat is de taal geen strikt onderscheidend criterium in het afgrenzen van de Nederlandse nationale identiteit.

Het Nederlands is historisch ook een belangrijk middel geweest voor culturele expansie van Nederlanders. Zo zijn de dialecten die in de Oostelijke provincies van Nederland gesproken worden taalkundig gezien, hoewel nauw verwant, geen Nederlandse dialecten. Ze hebben echter sinds de Middeleeuwen een zeer sterke Nederlandse invloed gekend. Samen met de socio-culturele ontwikkeling van het gebied heeft dit ervoor gezorgd dat de mensen in deze regio's nu tot de Nederlandse etniciteit behoren. Bij veel Nederlandse emigranten en mogelijke nakomelingen leidt het eventuele verlies van de Nederlandse taal niet per se tot de-identificatie als zijnde Nederlander, al kan dit bij 'achterblijvers' wel dergelijke gevoelens oproepen.

Sociaal vlak

Maatschappelijke verhoudingen

Op sociaal vlak kan worden gesteld dat de Nederlandse cultuur erg vrouwelijk is. Dit betekent echter niet dat vrouwen dominant zijn binnen de cultuur (ofschoon Nederlandse gezinnen zeer matriarchaal ingesteld zijn) maar dat mannen en vrouwen (in veel gevallen) als elkaars gelijke worden beschouwd, en waar van een al te duidelijk rollenpatroon tussen man en vrouw geen sprake is. Dit in tegenstelling tot meer 'mannelijke' culturen als de Franse, Duitse of Poolse.[9] Onder autochtone Nederlanders rijst dan ook regelmatig heftige kritiek op, al of niet terecht, veronderstelde vrouwonvriendelijke uitingen van andere culturen. Zo is het hoofddoekje gedragen door veelal islamitische vrouwen en meisjes een frequent discussiepunt en wordt door autochtonen vaak gezien als symbool van vrouwenonderdrukking. Ondanks dat mannen en vrouwen als gelijk worden beschouwd, moet worden opgemerkt dat er enkele vaste waarden of taboes te signaleren zijn en is er sprake van een zogenaamd 'gewillig' rollenpatroon waarin vrouwen doorgaans uit eigen beweging de zorg voor eventuele kinderen op zich nemen.

Communicatie

Communicatie onderling hangt af van een aantal factoren, maar in vrijwel alle gevallen wordt geacht dat de over te brengen informatie snel naar voren wordt gebracht. Het bij veel andere culturen voorkomende voorgesprek, waarbij men eerst een algemeen gesprek houdt grotendeels ongerelateerd aan uiteindelijke intenties alvorens tot het kernpunt te komen, is over het algemeen niet of zeer beperkt aanwezig.

Bij communicatie waar er een duidelijk verschil in maatschappelijke of sociale status is tussen de gesprekspartners is het geboden om het gesprek formeel te beginnen; daarna is het aan de persoon met de meeste status om deze gecreëerde afstand wel of niet in stand te houden. Doorgaans gebeurt dit laatste snel, zo niet onmiddellijk. Hierbij wordt vrijwel altijd gebruikt gemaakt van zelfrelativerende humor.

Wanneer men hulp nodig heeft, bijvoorbeeld uitleg of assistentie, is het gebruikelijk dat de vragende partij zichzelf verlaagt. Bijvoorbeeld door te zeggen "Kun u mij hierbij helpen, want ik weet er zelf helemaal niks van af", "Kun je even helpen, mij lukt het niet" of "Zou u mij kunnen vertellen wat (...), ik heb er zelf geen verstand van".

Complimenten worden spaarzaam gegeven, waarbij van al te veel overdrijving wordt afgezien. Daarnaast dienen complimenten door de ontvanger, in ieder geval gedeeltelijk, gerelativeerd, ontkracht of ontkent te worden, om niet zelf niet arrogant over te komen.

Geweld is een uitzondering in de Nederlandse cultuur, en heeft een negatief imago wanneer het op probleemoplossing aankomt. Zo kan het geweld gebruiken tegen vrouwen door mannen als cultureel taboe worden beschouwd[10], en kan rekenen op scherpe veroordeling. Tegelijkertijd wordt het incidenteel gebruik van (licht) geweld onder jongens doorgaans meer geaccepteerd, en gezien als behorende tot opgroeien. Onder volwassenen wordt geweld echter enkel als defensief middel aanvaard.

Na een eventueel conflict worden pogingen tot verzoening vaak privé gemaakt, met de belangrijkste betrokkene(n). Een openbare excuses, waar ook onbetrokken mensen bij aanwezig zijn wordt doorgaans als zeer vernederend ervaren.

Relaties

Verder is de Nederlandse cultuur vrij individualistisch van aard, waarbij het zwaartepunt van relaties wordt gelegd bij het directe gezin in plaats van de gehele familie. Daarbij komt het onderscheid dat niet bloedverwante familieleden (te verstaan aangetrouwde familie) een minder belangrijke rol innemen dan rechtstreekse familieleden.

Het is in de Nederlandse cultuur niet gebruikelijk dat ouders, wanneer op leeftijd, bij hun kinderen inwonen. Vaak wordt er dan uitgeweken naar een bejaardentehuis of thuishulp, waarbij de kinderen vaak wel belangrijke een rol spelen. Dit is geen plotselinge tendens, het is al eeuwen traditie dat er voor ouderen gezorgd wordt buiten het gezin van de kinderen. Zo zijn er in veel steden al sinds de vroege middeleeuwen zogenaamde hofjes te vinden, in de 18e eeuw verschenen de zogenaamde gasthuizen; wat voorlopers waren van de moderne bejaardentehuizen.

Acceptatie en assimilatie

Een etnische groep is zeker geen gesloten gemeenschap, maar acceptatie als behorende tot een bepaalde etniciteit of assimilatie door een etnische groep is gebonden aan verschillende factoren. De meeste 'bagage' van etniciteit bestaat uit cultuur en gedrag, en is dus (aan) te leren. Er zijn echter ook genetische factoren die niet of enkel generatiegewijs te veranderen zijn.

Huidskleur speelt een rol wat betreft acceptatie binnen een ethnos. Dit heeft echter niets te maken met racisme, maar enkel met zelf-identificatie. Zonder hier een oordeel aan te binden heeft iedere persoon behorende tot een etnische groep, bewust of onbewust, een beeld van zijn of haar eigen groep. Bot gezegd gaat het er om of iemand 'voor Nederlander door kan gaan', dit is tot op zeker hoogte persoonlijk bepaald. Overigens is ook huidskleur op den duur geen belemmering aangezien de moderne Nederlandse cultuur over het algemeen niet afwijzend tegenover gemengde huwelijken staat, dit getuige de Indische Nederlanders waarvan de meesten van de jongste generaties niet of niet snel herkend worden als iemand van Indische afkomst. Opgemerkt moet worden dat mensen met een andere huidskleur, maar met kennis van taal en cultuur, doorgaans wel als volwaardig deel van de Nederlandse natie worden gezien.

Religie

Nederlanders waren traditioneel christelijk, waarbij de totale populatie ruwweg onder te verdelen was over de katholieke en protestantse (vooral calvinistische) stromingen hierbinnen. Ruwweg kan gezegd worden dat het gebied ten zuiden van de grote rivieren (min de provincie Zeeland, met uitzondering van Zeeuws-Vlaanderen) overwegend katholiek was en (in naam) nog steeds is, terwijl het gebied ten noorden hiervan protestant was. Tegenwoordig is een meerderheid niet-gelovig. Het minst religieus zijn inwoners van de provincies Groningen, Friesland en Noord-Holland[11].

Door de toename van het aantal allochtonen, zijn er nieuwe religies bijgekomen zoals het hindoeïsme, boeddhisme en de islam. Ook is het aantal christenen afgenomen door de ontkerkelijking in de tweede helft van de 20e eeuw, anno 2010 was de helft van de Nederlanders niet christelijk.

Nederlandse etniciteit in Europa

Etniciteit is niet aan landen gebonden. Zo is ook de „Nederlandse etniciteit” niet gebonden aan Nederland, maar is zij ook duidelijk in België te vinden. Hoewel Vlamingen en Nederlanders beiden tot andere volkeren behoren, in dit geval het Vlaamse/Belgische en het Nederlandse volk, delen beide groepen dezelfde etniciteit. Beiden behoren tot de Nederlandse taal- en cultuurgroep. Daarbij moet wel opgemerkt worden dat Vlamingen doorgaans tot een Zuid-Nederlandse nevengroepering gerekend worden; samen met de etnisch Nederlandse inwoners van Noord-Brabant en Nederlands-Limburg, dit vooral vanwege dialect-gerelateerde en (traditioneel) religieuze factoren.

Nederlandse (deel)etniciteit buiten Europa

De ontwikkeling van de Lage Landen, en dan vooral Nederland, heeft er toe geleid dat er in het verleden verschillende grote emigratiegolven zijn geweest. Dit heeft geleid tot een veelvoud van interactie en culturele beïnvloeding van, en door, andere volkeren, als ook het ontstaan van nieuwe, (vaak culturele) identiteiten. Zo leven er vandaag de dag buiten Europa ongeveer 11 miljoen mensen van (vrijwel altijd gedeeltelijke) Nederlandse afkomst. De meeste in Zuid-Afrika (~5 miljoen), de Verenigde Staten (~5 miljoen), Canada (~1 miljoen) en Australië (~270.000). Veel van deze mensen worden doorgaans niet (meer) als volledig Nederlander beschouwd.

Afrika

Afrikaners
Zie Afrikaners en Afrikaans voor de hoofdartikelen over dit onderwerp.

Onder Afrikaners worden de blanke Afrikaans-sprekende inwoners van Zuid-Afrika en Namibië verstaan. De meeste Afrikaners hebben Nederlandse of enkele Nederlandse voorouders, maar zijn daarnaast, zij het in mindere mate, ook van Waalse, Franse (Hugenoten) en Duitse afkomst. Deze laatste vooral uit het Rijnland en de Palts. Hun taal, het Afrikaans, is een halfcreool met het Nederlands (vooral Zeeuws/West-Vlaams en Hollands) als basis, en daarnaast invloeden uit het Maleis en de Khoisantalen. Het Afrikaans en Nederlands zijn in zeer grote mate wederzijds verstaanbaar, zowel gesproken als geschreven, al levert dit laatste voor Afrikaners meer problemen op dan voor Nederlandstaligen. Afrikaners hebben daarnaast een sterk natiegevoel ontwikkeld door de Boerenoorlogen tegen Groot-Brittannië, en ook als gevolg van de segregatie tijdens het Apartheidstijdperk.

Basters
Zie Basters voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De Basters (een verbastering van het Nederlandse bastaard) zijn een bevolkingsgroep die vooral in Namibië woont. Het zijn de nakomelingen van Nederlandse kolonisten/boeren, en de lokale Khoisanbevolking. De meeste Basters spreken, net als de Afrikaners, Afrikaans, al spreekt een deel ook Engels als eerste taal. De Basters zijn over het algemeen zeer calvinistisch qua geloof. In het vroegere koloniale bestel namen de Basters een sociale rang in tussen de zwarte en blanke bevolking, en waren ingesteld op de Nederlandse cultuur. Veel hebben er dan ook Nederlandse achter- en voornamen. Zo heten de personen van de eerste Basterraad, een soort vroeg sociaal-cultureel overlegorgaan, respectievelijk Paul Diergaardt, Jacobus Mouton, Hermanus van Wijk, en Christoffel van Wijk.

Caraïben en Zuid-Amerika

Surinamers
Zie Surinamers#Surinamers in Nederland en Surinamers in Nederland. voor de hoofdartikelen over dit onderwerp.

De bevolking van Suriname is zeer divers. In de geschiedenis van het land zijn verschillende etniciteiten en cultuurgroepen naar het land gekomen. Zo bestaat de populatie, naast een klein percentage oorspronkelijke Indianen, voor ruim 27 % uit Hindoestanen, is bijna 18% Creool en 15% Bosneger. Javanen vormen bijna 15% van de bevolking en is 12,5 van 'gemengde' afkomst.[12] Veel Surinamers, en dan vooral de Creolen, hebben vaak (mede) Nederlandse voorouders, en spreken Nederlands.

Antillianen en Arubanen

De bevolking van de Nederlandse Antillen en Aruba bestaat voornamelijk uit Creolen, en hebben, net als de Creolen in Suriname, vaak ook Nederlandse voorouders. Een tamelijk groot verschil met de bevolkingsgroepen in Suriname is dat het Nederlands minder gesproken wordt. In het algemeen spreekt men Papiaments of Engels op de Antillen.

Indonesië

Indische Nederlanders
Zie Indische Nederlanders voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Indonesië (tot 1945-1949) en Nieuw-Guinea (tot 1963) waren Nederlandse kolonies. Nederlanders en andere Europeanen in Indonesië, waarvan veel militairen, trouwden en/of verwekten kinderen bij inlandse vrouwen. Deze Indische Nederlanders stonden destijds op de sociale ladder tussen de 'gewone' inlanders en Nederlanders in.

Door het soevereiniteitsverdrag met Indonesië in 1949 werden sommige Indische Nederlanders gedwongen om te kiezen tussen het aanvragen van Nederlanderschap of behoud van de Indonesische nationaliteit die hen werd toegewezen, omdat ze zich niet konden beroepen op de wet van 1892 die het Nederlanderschap regelde. Diegene die de Nederlandse nationaliteit hadden of verkozen, verhuisden voor 85-90% naar Nederland. De schatting is dat restgroep vooral naar de Verenigde Staten ging, in mindere mate Australië en Canada en andere landen (al dan niet via een kort verblijf in Nederland). Een onbekende grote groep Indische Nederlanders bleef in Indonesië.

Noord-Amerika en Australië

Nederlandse Amerikanen
Zie Nederlandse Amerikanen voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Al in de 16e eeuw zijn er Nederlanders naar de Nederlandse koloniën in Noord-Amerika verhuisd, gebieden die later onderdeel zouden zijn van de Verenigde Staten. Onder Nederlandse Amerikanen worden personen verstaan die woonachtig zijn in de Verenigde Staten en in het bezit zijn van volledig Nederlandse of gedeeltelijk Nederlandse achtergrond. Uit onderzoek blijkt dat er meer dan 5 miljoen Amerikanen van Nederlandse afkomst zijn. De grootste gemeenschappen Nederlanders wonen in Californië, Iowa, Pennsylvania, Michigan en New York. De eerste president die niet van Britse afkomst was, was Martin van Buren, wiens eerste taal Nederlands was.

Nederlandse Canadezen
Zie Nederlandse Canadezen voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Nederlandse immigratie naar Canada begon later dan die naar de Verenigde Staten. Vooral na de Tweede Wereldoorlog zijn veel Nederlanders naar Canada geëmigreerd. Vaak in de vorm van gezinnen, maar ook in de vorm van de zogenaamde oorlogsbruiden; Nederlandse meisjes die verliefd waren geworden op een Canadese bevrijder. Vandaag de dag wonen er iets minder dan één miljoen mensen met volledige of gedeeltelijke afkomst in Canada.

Nederlandse Australiërs

Gelijktijdig met de immigratie naar Canada vond ook de emigratie naar Australië, en in mindere mate ook Nieuw-Zeeland, plaats. Ongeveer 270.000 Australiërs (waarvan 40.000 derde generatie) hebben een Nederlandse achtergrond.

Inheemse etniciteiten binnen Nederland

Friezen

Binnen Nederland woont een inheemse etniciteit; de Friezen. Hoewel het gebied met Friese bewoning in Middeleeuwen groter was, bevinden ze zich vandaag de dag vooral in de noordelijke provincie Friesland. De Friese taal, verwant aan het Nederlands, is een zelfstandige taal. Een eigen cultuur, ook al is deze historisch gezien sterk op de Noord-Nederlandse georiënteerd geweest, is nog duidelijk aanwezig. Er is wel veel Nederlandse invloed op de Friezen en hun taal geweest. De meeste Friezen beschouwen zich naast Fries ook vol lid van de Nederlandse samenleving en natie. In Nederland is de Friese cultuur nooit echt onderdrukt geweest. De Friese taal werd in het verleden niet gesproken of erkend in de hogere bestuurlijke organen van Friesland, maar van gecontroleerde en intentionele acties tegen de taal, zoals dit in het verleden met het Oost-Fries in Duitsland en met minderheidstalen in Frankrijk is gebeurd, is nooit sprake geweest.

Zie ook

rel=nofollow
rel=nofollow