Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Duits

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
rel=nofollow
Bestand:Legal statuses of German in Europe.svg
-- Het Duitse taalgebied --
Verspreiding van het Duits in West- en Midden-Europa
Bestand:Legal statuses of German in the world.svg
Verspreiding in de wereld

Het Duits is een taal behorende tot de West-Germaanse tak van de Germaanse talen. Het is de officiële taal van Duitsland, Oostenrijk en Liechtenstein en een van de officiële talen van Zwitserland, Luxemburg, België (Oostkantons) en regionaal in: Denemarken (Zuid-Jutland) en Italië (Zuid-Tirol). In onder meer Namibië (een vroegere Duitse kolonie), Frankrijk (Elzas) en landen van het voormalige Oostblok wordt het ook gesproken, maar zonder officiële erkenning.

In het Aziatische deel van de voormalige Sovjet-Unie was Duits nog de moedertaal van ongeveer twee miljoen inwoners, afstammelingen van de Zwarte Zee- en de Wolgaduitsers (Wolgadeutschen) die in de 18e eeuw op uitnodiging van de tsaren naar Rusland trokken om nieuw veroverde maar weinig bewoonde streken te koloniseren. Na 1990 zijn de meesten van deze 'Russlandduitse' naar Duitsland geëmigreerd. Ook in Noord-Amerika (Canada en de Verenigde Staten) wonen nog ongeveer twee miljoen mensen die het Duits als moedertaal hebben. In Zuid-Amerika ten slotte is er ook een minderheid aan Duitstaligen. Die wonen vooral in Argentinië, Brazilië, Chili en Paraguay.

Algemeen

Met rond de 120 miljoen moedertaalsprekers is het Duits de grootste taal in de Europese Unie en na het Russisch de grootste taal in Europa.

In een synodebericht uit 786 van de pauselijke nuntius Gregor van Ostia is het oudste voorkomen van het woord 'Duits', in zijn Latijnse vorm, bewaard gebleven: theodisce. Dit bericht over twee synoden die in Engeland plaatsvonden, werd zowel in het Latijn als in de aldus genoemde volkstaal weergegeven. 'Theudo' is het Oudgermaanse woord voor volk, dat werd voorzien van een suffix '-iska'.

Het Duits wordt geschreven met het Latijnse alfabet, waaraan vier tekens zijn toegevoegd: Ä/ä, Ö/ö, Ü/ü en ẞ/ß. Deze mogen ook worden geschreven als "ae", "oe", "ue" en "ss". De "ss" is in Zwitserland de voorgeschreven schrijfwijze voor de scherpe s.

Op de meeste middelbare scholen in het oosten van Nederland is Duits een verplicht vak vanaf het vmbo-tl. Veel scholen geven het ook op een lager niveau.[bron?]

Duits en Nederlands

Het Woordenboek der Nederlandsche Taal geeft de volgende betekenissen voor Duits:

  1. Nederlands. In de 16de en 17de eeuw het normale woord (nu verouderd)
  2. Uit of van Duitsland.
  3. Goed Hollands, goed rond, flink vrolijk (verouderd)
  4. Van goedrondsheid (openhartigheid), onbekrompenheid, vrolijkheid, flinkheid blijk gevend (verouderd)

De woordenschat van het Nederlands vertoont sterke gelijkenissen met die van het Nederduits en Hoogduits. Het Nederlands en het Duits zijn zeer nauw verwante talen en kennen dus zeer veel cognaten. De meeste Nederlandse woorden lijken hierdoor zowel qua vorm als betekenis sterk op hun Duitse vertaalequivalent. Ook zijn het Nederlands en het Duits tot op zekere hoogte wederzijds verstaanbaar.

Toch is het voor Nederlandstaligen vaak juist hierdoor weer moeilijk om het Duits echt goed te verstaan en te spreken (en natuurlijk vice versa), aangezien veel etymologisch verwante woorden nét iets anders betekenen. Men moet bij zowel het verstaan als het spreken van Duits erg bedacht zijn op valse vrienden, enkele voorbeelden: See ("meer"), Meer ("zee"), Winkel ("hoek"), einladen ("uitnodigen"), bellen ("blaffen"), dürfen ("mogen"), brauchen ("behoeven, benodigen"), werden ("worden" of "zullen"), einstellen (opheffen), machen (doen) en schlimm ("erg").

De Nederlandse en de Duitse standaardtalen (resp. het Standaardnederlands en het Hochdeutsch) zijn in de desbetreffende staatsgebieden sinds een eeuw algemene omgangstalen geworden. Daarvoor waren deze talen exclusief uitdrukkingsmiddel van de 'beschaafde standen' en werden er algemeen streektalen gesproken die een zeer grote variatie te horen gaven. De streektalen in Noord-Duitsland wijken sterk af van die elders en vertonen, meer dan met het Hoogduits, overeenkomst met het Nederlands, vormen zelfs een geheel met noordoostelijke Nederlandse streektalen. Zij worden ietwat verwarrend en onvolledig aangeduid als Nederduits (Niederdeutsch), Nedersaksisch (Niedersachsisch) en Platduits (Plattdeutsch). Voor de zuidoostelijke Nederlandse streektalen geldt dat zij een geheel vormen met de streektalen van het Duitse Nederrijngebied. Duits-Nederlandse taalgrenzen waren daarom voor de dagelijkse omgangstaal tot in de moderne tijd niet te trekken. Maar nu een toenemende meerderheid van de bevolking geen streektaal meer spreekt en op de standaardtaal is overgestapt, is de staatsgrens niet langer alleen formeel maar ook feitelijk als een taalgrens gaan fungeren.

Vóór 1945 was het Duits een internationale verkeerstaal in geheel Midden-Europa. Daarna werd die functie door het Russisch overgenomen en sinds 1990 is het Engels geworden. Als wetenschappelijke taal was Duits tot aan de naziperiode een internationaal wetenschappelijk medium in de filosofie en de filologie, in de natuurkunde en scheikunde en de daarbij behorende toegepaste wetenschappen.

Spellingherziening van augustus 1998

Op 1 augustus 1998 werd de spelling van het Duits gewijzigd. Deze spelling geldt voor Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland en Liechtenstein. Deze spellingshervorming is enigszins controversieel. Toonaangevende kranten als de Frankfurter Allgemeine Zeitung zijn dan ook inmiddels teruggegaan naar de oude spelling van vóór 1998. Ook Nobelprijs-winnares Elfriede Jelinek maakte kenbaar dat ze tegen de nieuwe spellingshervorming was.

Belangrijkste wijzigingen

  • De ß wordt alleen nog gebruikt na lange klinkers en tweeklanken. Na de wijziging is het bijvoorbeeld nog steeds Fuß (voet) en Straße (straat), maar Fluß (rivier) en Anschluß zijn veranderd in Fluss en Anschluss. Meer hierover op de pagina over de ringel-s.
  • Het wegvallen van een derde, zelfde medeklinker in samenstellingen is geschrapt. Het vroegere Schiffahrt (scheepvaart) is nu Schifffahrt (of Schiff-Fahrt).

Spellingherziening van februari 2006

Na grote kritiek kwam er een herziening van de spellingherziening (Reform der Reform), waarin enkele spellingsveranderingen werden teruggedraaid.[1]

Grammatica

Zie Duitse grammatica voor een hoofdartikel over dit onderwerp.

Het Duits kent vier naamvallen:

  • de nominatief: het onderwerp en naamwoordelijk deel van het gezegde[2]
  • de genitief: uitdrukken van de bezitter en aanvulling bij werkwoorden/voorzetsels[3]
  • de datief: het meewerkend voorwerp en aanvulling bij werkwoorden/(keuze)voorzetsels[4]
  • de accusatief: het lijdend voorwerp en aanvulling bij werkwoorden/(keuze)voorzetsels[5]

Bij de keuzevoorzetsels is de datief voor de plaats en het tijdstip en de accusatief voor de richting. Als het om geen van beide gaat wordt altijd de datief gekozen, behalve bij auf en über.

Verbuiging van lidwoorden (der- en ein-groep):

Naamval Mannelijk Vrouwelijk Onzijdig Meervoud
Nominatief der Wein die Suppe das Brot die Eier
ein Wein eine Suppe ein Brot keine Eier
Genitief des Weines der Suppe des Brotes der Eier
eines Weines einer Suppe eines Brotes keiner Eier
Datief dem Wein der Suppe dem Brot den Eiern
einem Wein einer Suppe einem Brot keinen Eiern
Accusatief den Wein die Suppe das Brot die Eier
einen Wein eine Suppe ein Brot keine Eier

Het bijvoeglijk naamwoord krijgt dezelfde eindletter als het bepaald lidwoord volgens deze tabel. De uitgang van het bijvoeglijk naamwoord is dan -e, -er, -em, -en of -es. Een uitzondering geldt als er reeds een lidwoord of voornaamwoord met een naamvalsuitgang is, dat zijn in de tabel hierboven de lidwoorden die geen gele achtergrond hebben. In dat uitzonderingsgeval krijgt het bijvoeglijk naamwoord een vereenvoudigde uitgang, en wel als volgt:

Naamval Mannelijk Vrouwelijk Onzijdig Meervoud
Nominatief -e -e -e -en
Genitief -en -en -en -en
Datief -en -en -en -en
Accusatief -en -e -e -en

Het vervoegen van Duitse werkwoorden gaat op deze manier:

Wohnen Uitgang
ich wohne e
du wohnst st
er, es, sie wohnt t
wir wohnen en
ihr wohnt t
sie, Sie wohnen en

De Duitse dialecten

Bestand:Mundarten.png
De subgroepen van het eerste niveau, na de hoofdgroepen Neder-, Middel- en Opperduits.
Het Nederfrankisch in Nederland, België en Frankrijk wordt tot het Nederlands gerekend
Zie ook het artikel Duitse talen en dialecten

In het Duitse taalgebied zelf kan men twee grote dialectgroepen onderscheiden. Onder de noemer van het Nederduits (ook wel Nedersaksisch genoemd) zijn er allerlei streektaalbenamingen in gebruik, al dan niet als synoniem:

Vóór 1945 omvatte de Nederduitse dialectgroep ook het Pommers en het Oost-Pruisisch en de Middelduitse dialectgroep het Silezisch. Deze drie streektalen zijn, na de verdrijving van Duitsers na de Tweede Wereldoorlog, met hun sprekers uit de betreffende gebieden geheel verdwenen.

De Westmiddelduitse streektaalgroep is ontstaan uit de historische Rijnlandse Franconië (Rijnprovincie, Palts). Ripuarisch, Moezelfrankisch (waaronder Luxemburgs en Lotharings) en Rijnfrankisch behoren daartoe. Uit de Thüringen en de Oostmark komt de Oostmiddelduitse groep die omvat Thürings, Hoogsaksisch en Silezisch. Het Opperduits omvat Opperfrankisch (Oost- en Zuid-Frankisch) en streektalen die zich ontwikkelden uit het historische Bajuvarisch en nu als Beiers en Oostenrijks aangeduid worden en uit het historische Alemannisch waartoe het tegenwoordige Elzassisch, Zwabisch (in Baden-Württemberg) en Zwitser-Duits worden gerekend. Het grote verschil tussen de grote dialectgebieden is de al dan niet doorgevoerde tweede of Hoogduitse klankverschuiving. Zo zal men in het Nederduits eerder Pund, Water en ik zeggen, terwijl Hoogduitse dialectsprekers eerder Pfund, Wasser en ich zullen zeggen.

Met name omdat meer dan 12 miljoen Duitsers uit Midden-Europese staten en uit door Polen geannexeerde Duitse provincies zich na 1945 in het huidige Duitsland moesten vestigen, werd de communicatieve functie van het Hoogduits als algemeen verstaanbare taal in de naoorlogse tijd dwingend en zakte die van de streektalen weg. In Beieren is het gebruik van de streektaal nog wel algemeen, maar in het noorden van Duitsland spreekt nog slechts een kleine en afnemende minderheid de Nederduitse streektalen. Buiten Duitsland is in Elzas-Lotharingen het gebruik van de streektalen ook marginaal geworden. In Luxemburg is de streektaal tot officiële taal gepromoveerd en geldt zij als algemene dagelijkse omgangstaal, hoewel vooral in de hoofdstad de concurrentie van het Frans aanzienlijk is. In Duitstalig Zwitserland zijn de varianten van het Zwitserduits de algemene omgangstalen en wordt het Hoogduits voornamelijk in schrijftaalfuncties gebruikt.

Sinds het begin van de 19de eeuw heeft Duitse filologie en taalkunde de streektalen zeer uitgebreid beschreven en gedocumenteerd.

Duits en Continentaalwestgermaans

In de oudere taalwetenschappelijke literatuur wordt het begrip Duits soms als ouderwets synoniem voor het huidige begrip Continentaalwestgermaans gebruikt. Beide begrippen bedoelen het huidige Duits, Nederduits/saksisch, Nederlands en plaatsen die alle drie naast het Kustwestgermaans waaronder dan het Engels en Fries vallen.

Dit berust op het uitgangspunt dat een oorspronkelijke West-Germaanse taal bestond, die zich in de derde en vierde eeuw van de jaartelling deelde in het zogenaamde "Anglo-Fries" (vermeende voorloper van Oudengels en Oudfries) en het "Oud-Duits", de veronderstelde voorloper van Oudhoogduits, Oudsaksisch en Oudnederlands, een indeling die in 1898 voor het eerst gemaakt werd door de taalwetenschapper Karl Müllenhoff. Pas in 1943 stelde Friedrich Maurer een ander (en nauwkeuriger) model voor.[6]

Tegenwoordig beschouwt men de indeling in "Anglo-Fries" en "Duits" als te eenvoudig en als onvoldoende.[7][8]

Periferie van het Duits

Bestand:German dialectal map.PNG
Het Standaardduits is gebaseerd op het Hoogduits (groen) en onderscheidt zich van het Middelduits (turkoois) en het Nederduits (geel). De zwarte lijnen geven de belangrijkste isoglossen weer, de Benrather linie en de Spierse linie.
In lichtere tinten zijn de corresponderende Franse gebieden aangegeven die behoren tot de Westelijke Periferie van het Duits
Bestand:Verbreitungsgebiet der deutschen Sprache.PNG
Verspreiding van het Duits: stamgebied en periferie binnen Europa, 2006
Bestand:Historical German linguistical area.PNG
Duitse bevolking en Duits taalgebied in Centraal-Europa, 1910-1930.(Staatsgrenzen zoals op 1 januari 1931.)

Onder de verzamelterm 'Periferie van het Duits' en als concept analoog aan een soortgelijk begrip voor het Nederlands, volgt hier een overzicht van taalvariëteiten of derivaten van het Duits die geografisch, sociolinguïstisch en/of typologisch op een grotere afstand van het 'stamgebied' en/of het Standaardduits staan dan andere, meer reguliere variëteiten van het Duits. Perifere variëteiten ontstaan uit het contact met en de invloed van een of meer exogene, niet-Duitse talen of dialecten. Zij kunnen zowel dialecten, regiolecten, contacttalen, mengtalen als sociolecten of groepstalen betreffen. In de meeste gevallen zijn dit variëteiten die in het verdere verleden in de periferie van het Duitse taalgebied zijn ontstaan. De kans op het ontstaan van moderne perifere variëteiten is gering, maar nog altijd aanwezig. Er moet worden onderscheiden in variëteiten ontstaan bij een perifeer-interne en bij een perifeer-externe omgeving.

Binnen Europa

Tot de westelijke (perifeer-interne) periferie van het Duits behoren oostelijke en noordoostelijke (Nederduitse ofwel Nedersaksische) variëteiten van het Nederlands, zuidoostelijke (Nederfrankische) variëteiten van het Nederlands (Limburgs), het Luxemburgs, het Lotharings-Frankisch en het Elzassisch. Tot de zuidelijke (perifeer-interne) periferie behoren Zwitsers-Duitse dialecten, Oostenrijkse variëteiten in Karinthië en het Zuid-Tirools in de Italiaanse provincie Bozen-Zuid-Tirol. Een kleine Duitstalige minderheid in de Italiaanse provincie Trentino wordt Zimbern genoemd.

In landen van het voormalige Oostblok wordt ook door restanten van de voor 1945 aanwezige miljoenen Duitstaligen hier en daar nog Duits gesproken, maar zonder officiële erkenning.

Buiten Europa

In het Aziatische deel van de voormalige Sovjet-Unie was Duits nog de moedertaal van omstreeks twee miljoen inwoners. Dit zijn de zogenaamde Zwarte Zee- en Wolgaduitsers (Wolgadeutschen). Zij werden tijdens de Tweede Wereldoorlog uit hun geboortestreken, toen de Duitse legers daar te dicht bij kwamen, naar het Aziatische deel van de Sovjet-Unie gedeporteerd. In 1990 leefden er nog steeds ongeveer 800.000 in het Aziatische deel van Rusland, 900.000 in Kazachstan en 100.000 in Kirgizië en in Oezbekistan. Daarna emigreerden de meesten naar Duitsland.

In Afrika wordt Duits gesproken in Namibië (een vroegere Duitse kolonie). In Australië wordt nog door ten minste 200.000 mensen Duits gesproken, terwijl er twee miljoen Duitse afstammelingen leven (voornamelijk rond Adelaide). Ook in Noord-Amerika (Canada en de VS) wonen nog zo'n twee miljoen mensen die als moedertaal het Duits hebben, vooral in North Dakota en South Dakota. Daarnaast bestaat het zogeheten Pennsylvania Dutch (eigenlijk Pennsylvaniadeitsch), dat geen derivaat is van het Nederlands, maar van Paltsische dialecten afstamt en voorts variëteiten als Texasdeutsch. Meestal worden deze varianten door religieuze gemeenschappen als de amish, de mennonieten en de hernhutters Hutterisch gesproken als hun eerste taal. In Zuid-Amerika ten slotte is er ook een minderheid aan Duitstaligen, vooral woonachtig in Brazilië, Chili, Argentinië en Paraguay.

Op het Duits gebaseerde creooltalen

Zie Creoolse talen voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In het spoor van de Duitse koloniale expansie ontstond in het huidige East New Britain in de Stille Oceaan het zogeheten Unserdeutsch; in Namibië ontstond daarnaast nog het Kombuis-Duits (Küchendeutsch). Dit zijn de twee enige op het Duits gebaseerde creooltalen. Het Unserdeutsch is inmiddels echter bijna uitgestorven, omdat de meeste sprekers weggetrokken zijn. Het Kombuis-Duits kent nog ongeveer 15.000 – voornamelijk oudere – sprekers.

Verder zijn er in Papoea-Nieuw-Guinea omstreeks 150 woorden van Duitse herkomst behouden in de taal Tok Pisin.

Overige mengtalen

Als mengtaal uit Hoogduits en Nederduits was in de 16de eeuw het Missingsch in gebruik, voornamelijk in geschreven vorm. Het Petuh wordt gesproken onder de Duitse minderheid in Jutland, als spreektaal met Hoogduitse, Nederduitse, Deense en Zuid-Jutlandse elementen. Zuid-Jutlands wordt in het algemeen beschouwd als een Deens dialect met sterke invloeden uit het Nederduits. Jiddisch wordt in oorsprong als een Duitse taal beschouwd omdat het zich baseert op het Rijnlands. Zeer veel ontleningen uit het Hebreeuws en de Slavische talen hebben het een eigen karakter gegeven en vóór 1945 was het ook als literatuurtaal in Midden en Oost-Europa in gebruik. Het Waterpools (Wasserpolnisch), gesproken in Opper-Silezië kent veel ontleningen aan het Duits, maar wordt als een Pools dialect beschouwd.

Rotwelsch

Rotwelsch of Zigeunertaal is een mengelmoes van Jiddisch, Duits en Romani. Het is een verzamelbegrip voor geheimtalen of sociolecten van sociale randgroepen op basis van het Duits. Sedert de 13e eeuw kwamen deze in gebruik bij bedelaars, zwervers, trekkers (vaganten) en beoefenaars van zogeheten oneerbare beroepen. Waar deze groepen zich blijvend vestigden kregen de taal ook het karakter van regiolect. Veel Rotwelsche woorden zijn thans in de algemene omgangstaal opgenomen. De enigen die tegenwoordig nog Rotwelsch ofwel Jenisch spreken, zijn de Jenische woonwagenbewoners in Zwitserland, de Elzas en Baden-Württemberg.

Geschiedenis

De geschiedenis van de Duitse standaardtaal kan in 4 hoofdfasen (Sprachstufen) worden onderverdeeld:

Zie ook

Externe links

  • (nl) www.duits.de, een omvangrijke website over Duitse taal, cultuur en geschiedenis.

Bronnen

  • Th. Frings: Grundlegung einer Geschichte der deutschen Sprache, Halle 1948.
  • W. Foerste: Geschichte der niederdeutschen Mundarten. In Deutsche Philologie im Aufriss (red. W. Stammler) 1957.
  • H. Kloss, Die Entwicklung neuer germanischer Kultursprachen seit 1800, München 1978.
  • W. Sanders: Sachsensprache, Hansesprache, Plattdeutsch. Sprachgeschichtliche Grundzüge des Niederdeutschen. Göttingen 1982.
  • W. Besch: Die Entstehung der deutschen Schriftsprache, Opladen 1987.

Bronnen, noten en/of referenties

Bronnen, noten en/of referenties
  1. º rechtschreibrat.com
  2. º http://nl.wikibooks.org/wiki/Duits/Der_Nominativ
  3. º http://nl.wikibooks.org/wiki/Duits/Der_Genitiv
  4. º http://nl.wikibooks.org/wiki/Duits/Der_Dativ
  5. º http://nl.wikibooks.org/wiki/Duits/Der_Akkusativ
  6. º Claus Jürgen Hutterer, Die Germanischen Sprachen, Wiesbaden 1987, ISBN 3-922383-52-1; p. 69-70
  7. º A. van Loey, Schönfelds Historische Grammatica van het Nederlands, Zutphen 1970; p. XXV = hoofdstuk IV
  8. º Adolf Bach, Geschichte der deutschen Sprache, negende druk, Wiesbaden; §50 = p. 88-89
rel=nofollow
rel=nofollow
rel=nofollow
rel=nofollow
Bestand:Wikipedia-logo-v2.svg Zie de Duitsetalige uitgave van Wikipedia.

Wikibooks  Wikibooks: Duits

Wikimedia Commons  Zie ook de categorie met mediabestanden in verband met German language op Wikimedia Commons.

rel=nofollow