Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie en digitaal erfgoed, wenst u prettige feestdagen en een gelukkig 2025

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Wapen der Genie (KNIL)

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Dit artikel gaat over de de genie (legereenheid) van het KNIL. Voor de genie (legereenheid) in zijn algemeenheid zie Genie (legereenheid)
rel=nofollow

Het Wapen der Genie (KNIL) was een wapen van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger dat verantwoordelijk was voor alle genie werkzaamheden in Nederlands-Indië. Het voornaamste onderdeel van dit wapen was het ‘’Korps Genietroepen (KNIL)’’, een zusterkorps van het toenmalige Korps Genietroepen in Nederland. Het Wapen der Genie (KNIL) heeft met detachementen aan vrijwel alle expedities van het KNIL deelgenomen en verleende hierbij de belangrijke geniesteun. Verder leverde het wapen personeel voor alle gewestelijke- en plaatselijke geniediensten binnen de hele archipel.

Geschiedenis

Genie en Sappeurs

Het KNIL had een eigen Korps Sappeurs. In 1856 was het toenmalige Korps Sappeurs als volgt over de archipel gelegerd:

In 1864 waren er bij de genie ook militair ambtenaren (1e t/m 3e klasse) werkzaam als tekenaar, lithograaf of instrumentmaker.

Wapen der Genie en het Korps Mineurs en Sappeurs, 1870

Op 25 januari 1871 werd aan het koninklijk besluit van juli 1870 een begin van uitvoering van de reorganisatie van de genie gegeven. Deze reorganisatie maakte een einde aan de tweeslachtige sappeur-compagnieën en vormde de basis voor het Wapen der Genie met als voornaamste onderdeel het Korps Mineur en Sappeurs dat bestond uit een staf en twee compagnieën te Willem I respectievelijk Banjoe Biroe. In deze periode ontstonden ter ondersteuning van de 1e t/m 3e Militaire Afdeling ook de ondersteunende geniediensten en kwam er te Willem 1 een depot voor geniewerklieden, en werd er in 1870 het Topografische Bureau en Militaire Verkenningen opgericht onder leiding van majoor der genie K.L. Pfeiffer. Dit bureau bestond hoofdzakelijk uit officieren van het Wapen der Infanterie. Wat in deze periode begin jaren 70 opvalt is het relatief grote aantal officieren van de infanterie dat bij de genie is gedetacheerd, circa 29 infanterie officieren, inclusief de officieren van het Topografische Bureau en Militaire Verkenningen, ten opzichte van een bestand van circa 47 genieofficieren.

Eerste Atjeh Expeditie, 9-29 april 1873

Op 22 maart 1873 vertrok de troepenmacht voor de eerste expeditie tegen Atjeh. De chef van de expeditionaire genietroepen was de kapitein der genie W.J. Leers. De genie bestond uit 1 compagnie mineurs en sappeurs onder de kapitein der genie E.B. Kielstra, een detachement werklieden en de topografische dienst. De totale genie sterkte bedroeg 8 officieren en 129 minderen. Naast bovengenoemde genie officieren waren dit de 1e luitenant der genie H. Broese van Groenou en de tijdelijk bij de genie gedetacheerde 1e luitenants der infanterie A.S.H. Booms en S.J. Seibert, van de opname brigade de kapitein der infanterie F. von Balluseck en de 1e luitenant der infanterie J.F.D. Bruinsma.

Debarkement, 9 april 1873

Bestand:J.G. Kerlen Genie KNIL.jpg
J.G. Kerlen

Na aankomst te Atjeh werd eerst een verkenning gemaakt waarbij de 1e luitenant der genie Kerlen de opdracht kreeg om de prauwvlotten van de genie voor de landing in gereedheid te brengen. Op 8 april vond de landing van de eerste troepen onder bevel van kapitein Lanzing ter hoogte van Olehleh plaats met behulp van sloepen waarachter de prauwvlotten van de genie volgden. Het gehele debarkement stond onder leiding van de luitenant der zee Tadema aan wie Kerlen was toegevoegd. De landing vond plaats in 4 echelons, waarbij de genietroepen waren ingedeeld bij het 1e en het 4e echelon. De landing werd gedekt door 16 gewapende sloepen van de marine met aan boord een landingsdivisie. Ondertussen werd de vijand vanaf zee door de schepen van de marine beschoten. De Atjehers leden bij deze eerste gevechten enorme verliezen. De prauwvlotten met artillerie en paarden kwamen zij een paar uur later aan wal. Die dag nog kreeg de genie onder leiding van de kapitein der genie E.B. Kielstra opdracht om een bestaande loopbrug over de lagune te versterken, maar door gebrek aan materiaal kon het brugdek tot slechts 0,7 m verbreed worden. Van het geloste geniemateriaal werd de volgende morgen onder leiding van Kerlen begonnen met het oprichten van een strandbivak te Olehleh. Voor de staf werd een vrij grote barak opgericht met eetzaal, keuken en goedang. Ook werden er barakken gebouwd voor de zieken en gewonden, waarbij ook een ambulance werd gebouwd voor de aankomende zieken en gewonden. Hierbij werd ook een ambulance gemaakt met een kleine primitieve operatiekamer.

Eerste verovering van de missigit, 10 april 1873

In de morgen van 10 april rukte een colonne uit, bestaande uit 110 officieren, 2100 minderen en 650 koelies en bedienden. De colonne had voedsel mee voor slechts een dag. Bij de colonne was een ½ compagnie genietroepen ingedeeld. Al snel veroorzaakte het overtrekken van de loopbrug, welke voor de artillerie en de paarden niet bruikbaar bleek, een zeer groot oponthoud. Het kostte de colonne ruim 4 ½ uur in de brandende zon om de lagune over te steken. De logge colonne marcheerde door en kwam uiteindelijk sterk vermoeid aan bij een groot gebouw dat volgens hen de missigit was. De artillerie schoot het gebouw met lichtkogels in brand waarna de vijand moest vluchten. Hierna werd de missigit door de colonne makkelijk ingenomen. Aan de onbeschermde oostzijde werd de colonne zwaar onder vuur genomen, genie materiaal om verdedigingswerken te bouwen waren niet aanwezig. Aan de westzijde poogden mineurs tevergeefs om een bres in de muur te slaan. De genietroepen hadden op last van de opperbevelhebber alleen gereedschappen voor bruggen en wegen, dus geen springstoffen. Kielstra werd op 10 april gewond waardoor hij verder geen deel meer kon nemen aan de expeditie. Uiteindelijk besloot de commandant dat een bezetting geen zin had. Die middag nog trokken de troepen zich weer terug waarna de vijand bezit van het gebouw nam.

Tweede verovering van de missigit, 14 april 1873

Op 14 april 1873 besloot kolonel Van Daalen een tweede poging te ondernemen om de missigit te veroveren. Een troepenmacht onder de majoor Cavaljé rukte uit met onder meer een peloton mineurs en 44 dwangarbeiders met stormladders. Na een kort maar hevig gevecht werd de missigit wederom ingenomen. De open oostzijde werd direct door de genie versperd, terwijl aan de westzijde een bres door de genie werd aangelegd. Diverse malen wist men een vijandelijke aanval af te slaan, maar de verliezen waren zwaar. Die nacht bivakkeerden de troepen in de missigit. De volgende morgen voerde het 3e Bataljon Infanterie met steun van de genie, stormladders en dwangarbeiders een verrassingsaanval uit op een stelling die later de voorwerken van de kraton bleek te zijn. De aanval werd afgeslagen en de verliezen waren enorm. Op 17 april besloot Kolonel van Daalen om terug te trekken op het strandbivak. De loopbrug over de lagune werd door de genie afgebroken om aanvallen van Atjehers te verhinderen.

Embarkeren van de troepen, 25-29 april 1873

Op 25 april werd aanvang gemaakt met het embarkeren van de troepenmacht. Hierbij deden behalve de sloepen ook de prauwvlotten van de genie weer dienst. Zij hadden in de praktijk niet erg voldaan, omdat de prauwen bij enigszins woelige zee spoedig vol liepen en de vlotten dan op het strand moesten worden gezet. Na afloop van het embarkement heeft de genie ze dan ook eenvoudig laten zinken. Het laatste echelon sloepen diende voor vervoer van een compagnie infanterie en een sectie mineurs. De mineurs hadden de opdracht om alle barakken met petroleum te begieten en in brand te steken. Toen de gehele macht op 29 april 1873 tegen 10 uur aan boord was, stond het bivak in lichterlaaie. Die dag nog verliet de troepenmacht Atjeh.

Tweede Atjeh Expeditie, 20 november 1873-26 april 1874

Bestand:Ermeling, JP.jpg
Johan Philip Ermeling

De tweede expeditie naar Atjeh was het vervolg op de mislukte eerste expeditie naar Atjeh. De expeditie duurde formeel van 20 november 1873 (inscheping van generaal van Swieten en zijn troepen naar Atjeh) tot 26 april 1874 (inscheping van de generaal naar Java met de hoofdmacht). Met de voorbereiding voor de tweede expeditie werd direct na het mislukken van eerste expeditie begonnen. Wat betreft de genie had de luitenant-kolonel Ermeling daarin het leeuwenaandeel. Hij maakte ongeveer alle ontwerpen voor hetgeen aan transportmiddelen en gebouwen nodig was en leidde de uitvoering daarvan. Zo ontwiep hij verplaatsbare bamboe- en houten-barakken en vivresmagazijnen, die later in de praktijk uitstekend bleken te voldoen en construeerde hij voor het transport naar de kust de zo beroemd geraakte ijzeren drijvervlotten ter vervanging van de bij de eerste expeditie minder geschikt gebleken prauwvlotten.

Bestand:Zuijlen, GEVL van (2).jpg
Kolonel der genie Gustaaf Eugenius Victor Lambert van Zuylen

De chef van de expeditionaire geniemacht werd de majoor der genie G.E.V.L. van Zuylen, met als sous-chef de kapitein der genie Nolthenius. Nolthenius zou door cholera nog tijdens de expeditie in het geniebivak te Penajoeng komen te overlijden. Het 1e peloton van de 1e compagnie mineurs en sappeurs, bestaande uit 3 officieren en 60 minderen, werd toegevoegd aan de eerste infanterie brigade. Het 1e peloton van de 2e compagnie mineurs en sappeurs werd toegevoegd aan de tweede infanterie brigade en de derde infanteriebrigade kreeg 2 pelotons van de eerste resp. tweede compagnie mineurs en sappeurs toegewezen met 4 officieren en 120 minderen. Door het geniepark werden meegenomen; 27 barakken, bouwmaterialen, vlotten, twee houten bruggen, houtwerk voor een zeehoofd, draagbaar spoorwegmaterieel (12000 meter rails en 16 wagens), 20 norton pompen, 350 stormladders, smidse, veldlaboratorium etc. etc. Al met al een behoorlijke genie aanwezigheid.

Bestand:COLLECTIE TROPENMUSEUM De aanleg van de KNIL-benteng Peunajong nabij Koetaradja aan het begin van de Atjeh-oorlog Noord-Sumatra. TMnr 60042383.jpg
De aanleg van de benteng Peunajong door de compagnie geniewerklieden, vanaf 22 december 1873

De landing had plaats op 9 december 1873 aan de Koeala Gighen, dus veel oostelijker dan de vijand had verwacht. De operatiën volgden daarop in westelijke richting tot op 22 december 1873 Penajoeng werd bereikt, alwaar door de genie een groot bivak werd ingericht. Door deze omtrekkende beweging en de bezetting van de zogenaamde Marinebenting was ook de monding van de Atjeh rivier vrijgekomen en werd het transport van het benodigde materieel veel gemakkelijker. Om de communicatie met de linker oever te verzekeren werd een brug van pinangstammen gebouwd door de compagnie geniewerklieden. Deze compagnie werd gecommandeerd door de kapitein der genie Broese v. Groenou, terwijl daarbij ook was ingedeeld de luitenant der genie Bik die de feitelijke leiding over de bouw had. Dat de Atjeh rivier krachtiger was dan verwacht blijkt wel uit het feit dat de brug twee dagen nadat zij gereed was door de stroom werd weggespoeld. Om de communicatie met de linker oever te verzekeren moest nu zo spoedig mogelijk met de bouw van een solide houten brug worden begonnen en toen deze gereed was begon de aanval op missigit en kraton. Op 24 januari 1874 viel de kraton in Nederlandse handen. Vanaf dit moment marcheerden de geniewerklieden dagelijks van hun bivak te Penajoeng over de brug naar de kraton om deze tot een meer permanente vestiging in te richten. In de kraton werd begonnen met de bouw van barakken voor de troepenmacht.

De kapitein der genie C.A. Rombouts werd voor zijn moedig gedrag tijdens de expeditie benoemd tot ridder der Militaire Willems-orde 4e klasse.

Atjeh, 1874-1896

Bestand:COLLECTIE TROPENMUSEUM Brug bij Pante Perak over de Atjeh-rivier te Koetaradja in Atjeh TMnr 60012172.jpg
Door de genie gebouwde brug over de Atjeh-rivier bij Kota Radja

Vanaf 1874 leverde de genie ook een permanent detachement te Atjeh dat zich voornamelijk bezighield met de aanleg van de Atjeh Tram, het bouwen van de bentengs voor de Linie van Pel, nieuwe barakken & bivaks, waterputten, bruggen, en dergelijke. Voor het verrichten van de vele werkzaamheden, welke tot het domein der genie behoorden, waren Chinese werklieden en koelies van Penang en elders aangenomen, die uitmuntend voldeden en een afzonderlijk kampement te kampong Djawa bewoonden.

Zie ook Atjeh Tram voor de spoorwegactiviteiten aan het Atjeh Spoor door de genie

Op 25 november 1874 werd gestart met het boren van een artesischen water put in de kraton. Dat werk was dringend nodig, want de gezondheidstoestand van de troepen was bijzonder slecht en er bestond in het hoofdkwartier dringend behoefte aan zuiver drinkwater. Vanaf circa 1879 wordt het detachement genie te Atjeh de 3e compagnie genoemd en zijn de Staf, 1e en 2e compagnie gelegerd te Willem 1. In 1881 is er sprake van een halve geniecompagnie te Atjeh. Naast de veelzijdige civiele activiteiten te Atjeh ging er vaak een detachement van de genie mee met de veldtochten van de infanterie. De genie had daarbij als taak om met behulp van bijlen of explosieven vijandelijke versperringen op te ruimen zodat de infanterie kon oprukken, maar ook om op de veroverde locatie een benteng te bouwen.

Bestand:Hageman, N.jpg
1e luitenant der genie Nicolaas Hageman, 26 juli 1889, gevecht om Kota Toewankoe, Atjeh

Voorbeelden van krijgsverrichtingen te Atjeh in de periode 1874-1896 waarbij de mineurs en/of sappeurs van de genie betrokken waren:

Malang, 1892-1897

Omstreeks 1892 worden de 1e en 2e compagnie uit Willem 1 tijdelijk geplaatst te Malang. Vanuit Malang vertrekt in 1894 een detachement om deel te nemen aan de Lombok-expeditie die daar tot ca. 1899 zouden blijven.

Lombok-Expeditie 1894

In 1894 neemt een genie detachement uit Malang deel aan de Lombok-Expeditie, bestaande uit de kapitein der genie E.B.E. Ruempol, de 1e luitenant der genie C. de Waal, de 1e luitenant der genie F.W.C. van der Staay, 56 Europese en 33 inlandse genisten. Hieraan zou op 17 september 1894 nog de 1e luitenant der genie N. Plantenga worden toegevoegd. De 1e luitenant der genie W.R. de Greve nam als lid van de generale staf deel aan de expeditie en zou later voor zijn aandeel benoemd tot ridder der Militaire Willems-Orde 4e klasse, alsmede de genie officieren N. Plantenga en J.E. de Rochemont, en een drietal minderen van de genie. In de nacht van de 25ste op de 26ste augustus 1894 brak de opstand uit en werden de Nederlandse troepen te Tjakra Negara overvallen waarbij veel slachtoffers aan de Nederlandse zijde vielen. De troepen waren door zware verliezen gedwongen zich terug te trekken op Mataram. Tijdens de expeditie sneuvelde op 27 augustus 1894 de eerste luitenant der genie F.W.C. van der Staay op 29-jarige leeftijd, kort nadat hij eervol was vermeld voor krijgsverrichtingen te Kaloet (Atjeh). In januari 1895 keerden twee sectiës genietroepen per Amboina terug naar Soerabaia. In de jaren die volgden op de Lombok-Expeditie blijft een sectie van de 3e compagnie genietroepen te Ampenan. De genie zou tot circa 1899 te Lombok blijven, de resterende sectiën van de 3e compagnie verbleven te Atjeh. Eind maart 1896 kwamen per SS gouverneur-generaal Loudon 147 man genietroepen uit Malang aan op de rede van Ampenam onder commando van kapitein Zelle en de 1e luitenants der genie N. Plantenga en van Zandt. Er waren toen ook nog ca. 60 geniesoldaten bezig met de laatste afwerking van het nieuwe kamp te Kapitan, een omvangrijk complex bestaande uit 73 verschillende gebouwen. De bouw te Kampitan had door het hevige noodweer aanzienlijk schade en vertraging opgelopen.

Atjeh, vanaf 1896

Op de Indische begroting van 1896 werden gelden uitgetrokken voor de oprichting van een derde compagnie genietroepen. Tevens zou het officierskorps der genie worden ingekrompen met 1 majoor, vijf eerste- en vijf tweede luitenants, tegen uitbreiding met 1 kapitein. Direct na het verraad van Teukoe Oemar in 1896 werden aanzienlijke troepenversterkingen vanuit Java en Padang naar Atjeh gestuurd. Later zouden nog voor de reservemacht op 26 april en 27 april 1896 te Semarang het 7e bataljon infanterie uit Magelang, het 5e bataljon infanterie uit Semarang, de 2e batterij bergartillerie uit Salatiga, 1 peloton Europese cavalerie en 2 sectiën genietroepen van Malang volgen. Voor het vervoer van deze troepen werden de paketstoomers Bantam, Coen, Reael, Japara, Carpentier en Van Goens ingezet.

Bestand:Korps Genietroepen te Tjimahi.jpg
Oranjefeesten bij het Korps Genietroepen te Tjimahi, omstreeks 1905

Magelang, 1897-1905

Omstreeks 1897 worden de 1e en 2e compagnie tijdelijk overgeplaatst van Malang naar Magelang. Rond de eeuwwisseling bestond het wapen naast alle gewestelijke en plaatselijke geniediensten, uit het Korps Genietroepen met een staf en 3 compagnieën te Magelang. Van de 3e compagnie waren nog altijd een tweetal sectiën gelegerd te Atjeh. In die periode bestonden er magazijnen van de genie te Batavia, Semarang en Atjeh (Oleh Leh).

Tjimahi, 1905-1942

Omstreeks 1905 werd de tijdelijke thuisbasis van de genie van Magelang naar Tjimahi bij Bandoeng verplaatst. Het Korps Genietroepen bestond in 1905 uit een staf, de 1e, 2e & 3e compagnie en de Spoorweg & Telegraaf compagnie te Tjimahi. Een sectie van de 3e compagnie en de spoorwegafdeling van de Spoorweg & Telegraaf compagnie was tijdelijk te Atjeh geplaatst voor de aanleg van de Atjeh Tram. Verder waren er magazijnen van de genie te Atjeh en Tjimahi. Begin jaren 20 / eind jaren 20 werd het Korps Mineurs en Sappeurs gewijzigd in het bataljon genietroepen, bestaande uit een staf, een veldcompagnie, een technische compagnie (telegraaf-, radio en zoeklichtafdeling) en een depotcompagnie met kaderschool te Tjimahi. De plaatselijke geniedienst te Bandoeng had tevens de beschikking over een automobielcompagnie. In januari 1929 werd het gouden jubileum gevierd van het Korps Genietroepen in zijn toenmalige vorm. De majoor der genie Marcella, die bekend was vanwege zijn inbreng bij de aanleg van de Atjeh Tram, schreef hierover in 1898 in zijn publicatie De geschiedenis van het korps genietroepen.

Oprichting van het 1e, 2e en 3e bataljon genietroepen, 1938 & 1939

Bestand:Generaal-majoor der Genie KNIL GJF Statius Muller.jpg
G.J.F. Statius Muller, inspecteur van het wapen der genie (KNIL)

Op 10 Juni 1938 werd het eerste bataljon genietroepen opgericht te Meester Cornelis. De plechtigheid werd mede bijgewoond door de commandant van de eerste divisie, Generaal-Majoor T. Bakker. Op 24 januari 1939 vond op het exercitieterrein te Tjimahi de ceremoniële oprichting plaats van het tweede en derde bataljon genietroepen in aanwezigheid van de generaal-majoors T. Bakker, commandant der eerste divisie, en G. J. F. Statius Muller, inspecteur van het wapen der genie. De oprichting van deze bataljons geschiedde onder gelijktijdige opheffing van het bestaande technisch bataljon en het bataljon pioniers.

Activiteiten

Steunverlening bij militaire expedities

Het Wapen der Genie was bij vrijwel alle militaire expedities binnen Nederlands-Indië met een detachement Genietroepen aanwezig voor noodzakelijke geniesteun aan de troepenmacht. Bij een militaire aanval werd de genie vaak ingezet voor het opblazen van vijandelijke versperringen en bentengs, of bijvoorbeeld voor het ontwerpen van specifieke hulpmiddelen, zoals vlotten, bruggen en dergelijke die bij een specifieke operatie nodig waren. Na afloop van de strijd werd een vijandelijke benteng door de genie meestal vernietigd of juist versterkt ten behoeve van het gebruik door de eigen troepen. Zo werd na afloop van de 7-daagse veldslag in 1896 het veroverde huis van Teukoe Oemar te Lam Pisang door de genietroepen opgeblazen uit wraak. Ook was de genie tijdens expedities verantwoordelijk voor de bouw van eventuele bentengs en kampementen voor de (tijdelijke-) huisvesting van troepen.

Militaire infrastructuur

De genie was verantwoordelijk voor de ontwikkeling en beheer van de totale militaire infrastructuur binnen Nederlands-Indië. Of het nu ging om bentengs, wegen, bruggen, kazernes, ziekenhuizen, kampementen, watervoorziening, telefonie, of spoorwegen, de genie was van alle markten thuis. Voor dit doel hadden alle militaire districten in de archipel een eigen gewestelijke- of plaatselijke geniedienst. Het ontwerp werd veelal door de genie zelf uitgevoerd, waarna de werkzaamheden meestal bij lokale aannemers werden aanbesteed. Zo waren er in 1905 bij de genie ook militair architecten en opzichters der genie. Indien noodzakelijk kwamen de werkzaamheden onder bescherming van de Infanterie tot stand. Soms werd ook de lokale bevolking gedwongen om zogenoemde herendiensten te leveren, al dan niet betaald.

Forten

Vooral in de beginperiode van het Nederlands Indisch Leger opereerde het leger vanuit diverse strategisch gelegen versterkte steunpunten, ook wel forten genaamd. Sommige van deze forten waren overblijfselen uit de periode van de VOC en zijn zelfs tot de opheffing van het KNIL in gebruik gebleven. Bekende voorbeelden van dergelijke forten zijn;

Bentengs

Benteng is het Indische woord voor fort of verdedigingswerk. Bentengs waren dan ook primair bedoeld als bescherming van de eigen troepen tegen vijandelijke aanvallen. Een goed voorbeeld hiervan is de Geconcentreerde Linie te Atjeh, die bestond uit een schil van bentengs rondom Koeta Radja.

Bivakken & kampementen

Bivakken waren aanvankelijk bedoeld voor het tijdelijk onderbrengen van troepen die in het betreffende gebied moesten zijn voor een expeditie of patrouillegang. Ze hadden een tijdelijk karakter, de behuizing was meestal eenvoudig en opgetrokken uit stokken en gedroogde bladeren van de bananenboom die als bedekking tegen de tropenregens moest dienen. Het kwam regelmatig voor de militaire aanwezigheid langer zou gaan duren dan gepland, waardoor een bivak kon uitgroeien tot een (semi-)permanent kampement. Dit was met name in Atjeh vaak het geval bij de bivaks van het Korps Marechaussee zoals op een aantal van de onderstaande afbeeldingen.

Kazernes & militaire ziekenhuizen

De kazernes van het KNIL hadden een permanent karakter en waren gebouwd voor het langdurig onderbrengen van militaire eenheden. Vaak waren deze kazernes gebouwd compleet met een militair hospitaal en andere militaire voorzieningen. Alleen in de grote garnizoensplaatsen zoals Malang, Bandoeng, Magelang, Tjimahi, Padang, Semarang, Meester Cornelis, etc. werden kazernes uit steen opgetrokken, in de buitenposten waren de gebouwen meestal van hout. Veel van de uit steen opgetrokken kazernes zijn nog steeds in gebruik bij het leger van Indonesië.

Zie ook Poeloe Raja als voorbeeld van een kampement te Atjeh

Wegen, bruggen en spoorlijnen

Een van de belangrijkste pacificatie middelen in de buitengewesten waren wel de wegen. Hiermee was het KNIL in staat om zich snel te kunnen mobiliseren en konden hele gebieden ontsloten worden. Nadat een streek door het KNIL was onderworpen, werd veelal gestart met de aanleg van een weg of spoorlijn. Een mooi voorbeeld van zo’n militaire spoorlijn was de Atjeh Tram te Atjeh. Deze tramlijn zou de slagader worden van de troepenmacht langs de noord- en oostkust van Atjeh. In veel gebieden door de hele Archipel zijn onder leiding van de geniedienst om deze reden wegen aangelegd. Een goed voorbeeld van een dergelijke weg is de beroemde Gajoweg die de binnenlanden van Atjeh heeft ontsloten. Deze wegen kwamen ook de lokale economie, en daarmee de ontwikkeling van een streek, ten goede.

Zie ook Atjeh Tram als voorbeeld van een militaire trambaan die aangelegd werd door de genie

Bekende officieren van het Wapen der Genie (KNIL)

Leden der Militaire Willems Orde 3e klasse

Leden der Militaire Willems Orde 4e klasse

Bestand:Maarschalk, D..jpg
David Maarschalk
Bestand:Versteeg, WF.jpg
Willem Frederik Versteeg

Leden der Militaire Willems Orde 4e klasse, verkregen tijdens hun detachering bij de genie

Bestand:Snijders, CJ.jpg
kapitein der genie C.J. Snijders

Verzetsster Oost-Azië 1942-1945

Genie officieren betrokken bij de aanleg van de Atjeh Tram

Bestand:Man, L.W..J.jpg
Louis Willem Franciscus Julian Mann
  • Caspersz.
  • J.C.H. Fischer.
  • J. de Graaff.
  • Johannes Godfried Kerlen, was een generaal-majoor der genie die als hoofdofficier der genie nauw betrokken was bij de aanleg van de Atjeh Tram.
  • Klerks.
  • Louis Willem Franciscus Julian Mann, eerste luitenant der genie. Hij werd in 1907 te Beureunoem (km 106) vermoord.
  • E. Marcella, heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de aanleg van de Atjeh Tram en heeft de geschiedenis van de genietroepen van het KNIL gedocumenteerd.
  • A. Schadee

Externe link

Bronnen, noten en/of referenties

Bronnen, noten en/of referenties
  • Oost-Indische Krijgsgeschiedenis, door JWF Herfkens 1905, III De Atjeh Oorlog van 1873 tot 1896
  • De Sumatra Post, 09-06-1938, Het Eerste Bataljon Genietroepen te Meester Cornelis
  • De Sumatra Post, 25-05-1908, Rivierverbetering op Sumatra
  • De Indische Courant, 01-11-1938, Majoor P. Droog. commandant bataljon genietroepen
  • Het Algemeen Handelsblad, Laatste Berichten Indische Begrooting 1896
  • Het Nieuws van de Dag voor Nederlandsch-Indië, 30-04-1873
  • Het Nieuws van de Dag voor Nederlandsch-Indië, 26-03-1896, Lombok
  • Het Nieuws van de Dag voor Nederlandsch-Indië, 13-05-1908, Genietroepen naar Borneo
  • Het Nieuws van de Dag voor Nederlandsch-Indië, 25-01-1939, Historisch feit voor de Genie Oprichting van tweede en derde Bataljon Genietroepen – Voor oorlogstaak geschikt
  • Het Nieuws van de Dag voor Nederlandsch-Indië, 29-01-1929, Een gouden jubileum
  • Diverse Naam- en Ranglijsten der Officieren van het nederlandsche Leger en dat in Nederlandsch Indië
rel=nofollow
rel=nofollow
rel=nofollow
rel=nofollow
rel=nofollow
rel=nofollow