Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Wapen der Genie (KNIL)
Wapen der Genie (KNIL) | ||
Genietroepen van het Oost Indisch Leger, 1896 | ||
Land/partij | Koninkrijk der Nederlanden | |
Slagen/oorlogen | vrijwel aan alle expedities van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger |
Het Wapen der Genie (KNIL) was een wapen van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger dat verantwoordelijk was voor alle genie werkzaamheden in Nederlands-Indië. Het voornaamste onderdeel van dit wapen was het ‘’Korps Genietroepen (KNIL)’’, een zusterkorps van het toenmalige Korps Genietroepen in Nederland. Het Wapen der Genie (KNIL) heeft met detachementen aan vrijwel alle expedities van het KNIL deelgenomen en verleende hierbij de belangrijke geniesteun. Verder leverde het wapen personeel voor alle gewestelijke- en plaatselijke geniediensten binnen de hele archipel.
Geschiedenis
Genie en Sappeurs
Het KNIL had een eigen Korps Sappeurs. In 1856 was het toenmalige Korps Sappeurs als volgt over de archipel gelegerd:
- Staf te Weltevreden.
- 1e kompagnie te Fort Willem 1.
- 2e kompagnie te Cilacap, gedetacheerd naar Salatiga en Gombong.
- 3e kompagnie te Soerabaja, gedetacheerd naar Malang.
- 4e kompagnie te Semarang en Ngawi, gedetacheerd naar Palembang, Bangka, Amboina, Makassar en Sambas.
- 5e kompagnie te Weltevreden.
- 6e kompagnie te Padang.
In 1864 waren er bij de genie ook militair ambtenaren (1e t/m 3e klasse) werkzaam als tekenaar, lithograaf of instrumentmaker.
Wapen der Genie en het Korps Mineurs en Sappeurs, 1870
Op 25 januari 1871 werd aan het koninklijk besluit van juli 1870 een begin van uitvoering van de reorganisatie van de genie gegeven. Deze reorganisatie maakte een einde aan de tweeslachtige sappeur-compagnieën en vormde de basis voor het Wapen der Genie met als voornaamste onderdeel het Korps Mineur en Sappeurs dat bestond uit een staf en twee compagnieën te Willem I respectievelijk Banjoe Biroe. In deze periode ontstonden ter ondersteuning van de 1e t/m 3e Militaire Afdeling ook de ondersteunende geniediensten en kwam er te Willem 1 een depot voor geniewerklieden, en werd er in 1870 het Topografische Bureau en Militaire Verkenningen opgericht onder leiding van majoor der genie K.L. Pfeiffer. Dit bureau bestond hoofdzakelijk uit officieren van het Wapen der Infanterie. Wat in deze periode begin jaren 70 opvalt is het relatief grote aantal officieren van de infanterie dat bij de genie is gedetacheerd, circa 29 infanterie officieren, inclusief de officieren van het Topografische Bureau en Militaire Verkenningen, ten opzichte van een bestand van circa 47 genieofficieren.
Eerste Atjeh Expeditie, 9-29 april 1873
Op 22 maart 1873 vertrok de troepenmacht voor de eerste expeditie tegen Atjeh. De chef van de expeditionaire genietroepen was de kapitein der genie W.J. Leers. De genie bestond uit 1 compagnie mineurs en sappeurs onder de kapitein der genie E.B. Kielstra, een detachement werklieden en de topografische dienst. De totale genie sterkte bedroeg 8 officieren en 129 minderen. Naast bovengenoemde genie officieren waren dit de 1e luitenant der genie H. Broese van Groenou en de tijdelijk bij de genie gedetacheerde 1e luitenants der infanterie A.S.H. Booms en S.J. Seibert, van de opname brigade de kapitein der infanterie F. von Balluseck en de 1e luitenant der infanterie J.F.D. Bruinsma.
Debarkement, 9 april 1873
Na aankomst te Atjeh werd eerst een verkenning gemaakt waarbij de 1e luitenant der genie Kerlen de opdracht kreeg om de prauwvlotten van de genie voor de landing in gereedheid te brengen. Op 8 april vond de landing van de eerste troepen onder bevel van kapitein Lanzing ter hoogte van Olehleh plaats met behulp van sloepen waarachter de prauwvlotten van de genie volgden. Het gehele debarkement stond onder leiding van de luitenant der zee Tadema aan wie Kerlen was toegevoegd. De landing vond plaats in 4 echelons, waarbij de genietroepen waren ingedeeld bij het 1e en het 4e echelon. De landing werd gedekt door 16 gewapende sloepen van de marine met aan boord een landingsdivisie. Ondertussen werd de vijand vanaf zee door de schepen van de marine beschoten. De Atjehers leden bij deze eerste gevechten enorme verliezen. De prauwvlotten met artillerie en paarden kwamen zij een paar uur later aan wal. Die dag nog kreeg de genie onder leiding van de kapitein der genie E.B. Kielstra opdracht om een bestaande loopbrug over de lagune te versterken, maar door gebrek aan materiaal kon het brugdek tot slechts 0,7 m verbreed worden. Van het geloste geniemateriaal werd de volgende morgen onder leiding van Kerlen begonnen met het oprichten van een strandbivak te Olehleh. Voor de staf werd een vrij grote barak opgericht met eetzaal, keuken en goedang. Ook werden er barakken gebouwd voor de zieken en gewonden, waarbij ook een ambulance werd gebouwd voor de aankomende zieken en gewonden. Hierbij werd ook een ambulance gemaakt met een kleine primitieve operatiekamer.
Eerste verovering van de missigit, 10 april 1873
In de morgen van 10 april rukte een colonne uit, bestaande uit 110 officieren, 2100 minderen en 650 koelies en bedienden. De colonne had voedsel mee voor slechts een dag. Bij de colonne was een ½ compagnie genietroepen ingedeeld. Al snel veroorzaakte het overtrekken van de loopbrug, welke voor de artillerie en de paarden niet bruikbaar bleek, een zeer groot oponthoud. Het kostte de colonne ruim 4 ½ uur in de brandende zon om de lagune over te steken. De logge colonne marcheerde door en kwam uiteindelijk sterk vermoeid aan bij een groot gebouw dat volgens hen de missigit was. De artillerie schoot het gebouw met lichtkogels in brand waarna de vijand moest vluchten. Hierna werd de missigit door de colonne makkelijk ingenomen. Aan de onbeschermde oostzijde werd de colonne zwaar onder vuur genomen, genie materiaal om verdedigingswerken te bouwen waren niet aanwezig. Aan de westzijde poogden mineurs tevergeefs om een bres in de muur te slaan. De genietroepen hadden op last van de opperbevelhebber alleen gereedschappen voor bruggen en wegen, dus geen springstoffen. Kielstra werd op 10 april gewond waardoor hij verder geen deel meer kon nemen aan de expeditie. Uiteindelijk besloot de commandant dat een bezetting geen zin had. Die middag nog trokken de troepen zich weer terug waarna de vijand bezit van het gebouw nam.
Tweede verovering van de missigit, 14 april 1873
Op 14 april 1873 besloot kolonel Van Daalen een tweede poging te ondernemen om de missigit te veroveren. Een troepenmacht onder de majoor Cavaljé rukte uit met onder meer een peloton mineurs en 44 dwangarbeiders met stormladders. Na een kort maar hevig gevecht werd de missigit wederom ingenomen. De open oostzijde werd direct door de genie versperd, terwijl aan de westzijde een bres door de genie werd aangelegd. Diverse malen wist men een vijandelijke aanval af te slaan, maar de verliezen waren zwaar. Die nacht bivakkeerden de troepen in de missigit. De volgende morgen voerde het 3e Bataljon Infanterie met steun van de genie, stormladders en dwangarbeiders een verrassingsaanval uit op een stelling die later de voorwerken van de kraton bleek te zijn. De aanval werd afgeslagen en de verliezen waren enorm. Op 17 april besloot Kolonel van Daalen om terug te trekken op het strandbivak. De loopbrug over de lagune werd door de genie afgebroken om aanvallen van Atjehers te verhinderen.
Embarkeren van de troepen, 25-29 april 1873
Op 25 april werd aanvang gemaakt met het embarkeren van de troepenmacht. Hierbij deden behalve de sloepen ook de prauwvlotten van de genie weer dienst. Zij hadden in de praktijk niet erg voldaan, omdat de prauwen bij enigszins woelige zee spoedig vol liepen en de vlotten dan op het strand moesten worden gezet. Na afloop van het embarkement heeft de genie ze dan ook eenvoudig laten zinken. Het laatste echelon sloepen diende voor vervoer van een compagnie infanterie en een sectie mineurs. De mineurs hadden de opdracht om alle barakken met petroleum te begieten en in brand te steken. Toen de gehele macht op 29 april 1873 tegen 10 uur aan boord was, stond het bivak in lichterlaaie. Die dag nog verliet de troepenmacht Atjeh.
Tweede Atjeh Expeditie, 20 november 1873-26 april 1874
De tweede expeditie naar Atjeh was het vervolg op de mislukte eerste expeditie naar Atjeh. De expeditie duurde formeel van 20 november 1873 (inscheping van generaal van Swieten en zijn troepen naar Atjeh) tot 26 april 1874 (inscheping van de generaal naar Java met de hoofdmacht). Met de voorbereiding voor de tweede expeditie werd direct na het mislukken van eerste expeditie begonnen. Wat betreft de genie had de luitenant-kolonel Ermeling daarin het leeuwenaandeel. Hij maakte ongeveer alle ontwerpen voor hetgeen aan transportmiddelen en gebouwen nodig was en leidde de uitvoering daarvan. Zo ontwiep hij verplaatsbare bamboe- en houten-barakken en vivresmagazijnen, die later in de praktijk uitstekend bleken te voldoen en construeerde hij voor het transport naar de kust de zo beroemd geraakte ijzeren drijvervlotten ter vervanging van de bij de eerste expeditie minder geschikt gebleken prauwvlotten.
De chef van de expeditionaire geniemacht werd de majoor der genie G.E.V.L. van Zuylen, met als sous-chef de kapitein der genie Nolthenius. Nolthenius zou door cholera nog tijdens de expeditie in het geniebivak te Penajoeng komen te overlijden. Het 1e peloton van de 1e compagnie mineurs en sappeurs, bestaande uit 3 officieren en 60 minderen, werd toegevoegd aan de eerste infanterie brigade. Het 1e peloton van de 2e compagnie mineurs en sappeurs werd toegevoegd aan de tweede infanterie brigade en de derde infanteriebrigade kreeg 2 pelotons van de eerste resp. tweede compagnie mineurs en sappeurs toegewezen met 4 officieren en 120 minderen. Door het geniepark werden meegenomen; 27 barakken, bouwmaterialen, vlotten, twee houten bruggen, houtwerk voor een zeehoofd, draagbaar spoorwegmaterieel (12000 meter rails en 16 wagens), 20 norton pompen, 350 stormladders, smidse, veldlaboratorium etc. etc. Al met al een behoorlijke genie aanwezigheid.
De landing had plaats op 9 december 1873 aan de Koeala Gighen, dus veel oostelijker dan de vijand had verwacht. De operatiën volgden daarop in westelijke richting tot op 22 december 1873 Penajoeng werd bereikt, alwaar door de genie een groot bivak werd ingericht. Door deze omtrekkende beweging en de bezetting van de zogenaamde Marinebenting was ook de monding van de Atjeh rivier vrijgekomen en werd het transport van het benodigde materieel veel gemakkelijker. Om de communicatie met de linker oever te verzekeren werd een brug van pinangstammen gebouwd door de compagnie geniewerklieden. Deze compagnie werd gecommandeerd door de kapitein der genie Broese v. Groenou, terwijl daarbij ook was ingedeeld de luitenant der genie Bik die de feitelijke leiding over de bouw had. Dat de Atjeh rivier krachtiger was dan verwacht blijkt wel uit het feit dat de brug twee dagen nadat zij gereed was door de stroom werd weggespoeld. Om de communicatie met de linker oever te verzekeren moest nu zo spoedig mogelijk met de bouw van een solide houten brug worden begonnen en toen deze gereed was begon de aanval op missigit en kraton. Op 24 januari 1874 viel de kraton in Nederlandse handen. Vanaf dit moment marcheerden de geniewerklieden dagelijks van hun bivak te Penajoeng over de brug naar de kraton om deze tot een meer permanente vestiging in te richten. In de kraton werd begonnen met de bouw van barakken voor de troepenmacht.
De kapitein der genie C.A. Rombouts werd voor zijn moedig gedrag tijdens de expeditie benoemd tot ridder der Militaire Willems-orde 4e klasse.
Atjeh, 1874-1896
Vanaf 1874 leverde de genie ook een permanent detachement te Atjeh dat zich voornamelijk bezighield met de aanleg van de Atjeh Tram, het bouwen van de bentengs voor de Linie van Pel, nieuwe barakken & bivaks, waterputten, bruggen, en dergelijke. Voor het verrichten van de vele werkzaamheden, welke tot het domein der genie behoorden, waren Chinese werklieden en koelies van Penang en elders aangenomen, die uitmuntend voldeden en een afzonderlijk kampement te kampong Djawa bewoonden.
Zie ook Atjeh Tram voor de spoorwegactiviteiten aan het Atjeh Spoor door de genie |
Op 25 november 1874 werd gestart met het boren van een artesischen water put in de kraton. Dat werk was dringend nodig, want de gezondheidstoestand van de troepen was bijzonder slecht en er bestond in het hoofdkwartier dringend behoefte aan zuiver drinkwater. Vanaf circa 1879 wordt het detachement genie te Atjeh de 3e compagnie genoemd en zijn de Staf, 1e en 2e compagnie gelegerd te Willem 1. In 1881 is er sprake van een halve geniecompagnie te Atjeh. Naast de veelzijdige civiele activiteiten te Atjeh ging er vaak een detachement van de genie mee met de veldtochten van de infanterie. De genie had daarbij als taak om met behulp van bijlen of explosieven vijandelijke versperringen op te ruimen zodat de infanterie kon oprukken, maar ook om op de veroverde locatie een benteng te bouwen.
Voorbeelden van krijgsverrichtingen te Atjeh in de periode 1874-1896 waarbij de mineurs en/of sappeurs van de genie betrokken waren:
- Verovering van Garouw op 28 juni 1874 (1e luitenant der genie J.W.N. Cramer RMWO4)
- Verovering van Soerian op 26 juli 1874 (1e luitenant der genie H.A.E. van Dentzsch RMWO4)
- Oprichting van de Ooster-Benteng op 17 augustus 1874 (kapitein der genie A.J.J. Staal RMWO4)
- Verovering van Kota Alam op 13 november 1874 (1e luitenant der genie C.J. Snijders RMWO4)
- Het gevecht bij de versterking te Kota Pohama, 24-26 juli 1889 (1e luitenant der genie N. Hageman RMWO4)
- De aanval op de Atjehse benteng Kaloet in de XXV Moekims, augustus-oktober 1892.
Malang, 1892-1897
Omstreeks 1892 worden de 1e en 2e compagnie uit Willem 1 tijdelijk geplaatst te Malang. Vanuit Malang vertrekt in 1894 een detachement om deel te nemen aan de Lombok-expeditie die daar tot ca. 1899 zouden blijven.
Lombok-Expeditie 1894
In 1894 neemt een genie detachement uit Malang deel aan de Lombok-Expeditie, bestaande uit de kapitein der genie E.B.E. Ruempol, de 1e luitenant der genie C. de Waal, de 1e luitenant der genie F.W.C. van der Staay, 56 Europese en 33 inlandse genisten. Hieraan zou op 17 september 1894 nog de 1e luitenant der genie N. Plantenga worden toegevoegd. De 1e luitenant der genie W.R. de Greve nam als lid van de generale staf deel aan de expeditie en zou later voor zijn aandeel benoemd tot ridder der Militaire Willems-Orde 4e klasse, alsmede de genie officieren N. Plantenga en J.E. de Rochemont, en een drietal minderen van de genie. In de nacht van de 25ste op de 26ste augustus 1894 brak de opstand uit en werden de Nederlandse troepen te Tjakra Negara overvallen waarbij veel slachtoffers aan de Nederlandse zijde vielen. De troepen waren door zware verliezen gedwongen zich terug te trekken op Mataram. Tijdens de expeditie sneuvelde op 27 augustus 1894 de eerste luitenant der genie F.W.C. van der Staay op 29-jarige leeftijd, kort nadat hij eervol was vermeld voor krijgsverrichtingen te Kaloet (Atjeh). In januari 1895 keerden twee sectiës genietroepen per Amboina terug naar Soerabaia. In de jaren die volgden op de Lombok-Expeditie blijft een sectie van de 3e compagnie genietroepen te Ampenan. De genie zou tot circa 1899 te Lombok blijven, de resterende sectiën van de 3e compagnie verbleven te Atjeh. Eind maart 1896 kwamen per SS gouverneur-generaal Loudon 147 man genietroepen uit Malang aan op de rede van Ampenam onder commando van kapitein Zelle en de 1e luitenants der genie N. Plantenga en van Zandt. Er waren toen ook nog ca. 60 geniesoldaten bezig met de laatste afwerking van het nieuwe kamp te Kapitan, een omvangrijk complex bestaande uit 73 verschillende gebouwen. De bouw te Kampitan had door het hevige noodweer aanzienlijk schade en vertraging opgelopen.
-
Kapitein der genie N. Plantenga, ridder der Militaire Willems Orde 4e Klasse - Lombok
-
1e luitenant der genie F.W.C. van der Staay, † 27 augustus 1894, Lombok expeditie
-
Walter Robert de Greve, ridder der Militaire Willems Orde 4e Klasse
Atjeh, vanaf 1896
Op de Indische begroting van 1896 werden gelden uitgetrokken voor de oprichting van een derde compagnie genietroepen. Tevens zou het officierskorps der genie worden ingekrompen met 1 majoor, vijf eerste- en vijf tweede luitenants, tegen uitbreiding met 1 kapitein. Direct na het verraad van Teukoe Oemar in 1896 werden aanzienlijke troepenversterkingen vanuit Java en Padang naar Atjeh gestuurd. Later zouden nog voor de reservemacht op 26 april en 27 april 1896 te Semarang het 7e bataljon infanterie uit Magelang, het 5e bataljon infanterie uit Semarang, de 2e batterij bergartillerie uit Salatiga, 1 peloton Europese cavalerie en 2 sectiën genietroepen van Malang volgen. Voor het vervoer van deze troepen werden de paketstoomers Bantam, Coen, Reael, Japara, Carpentier en Van Goens ingezet.
Magelang, 1897-1905
Omstreeks 1897 worden de 1e en 2e compagnie tijdelijk overgeplaatst van Malang naar Magelang. Rond de eeuwwisseling bestond het wapen naast alle gewestelijke en plaatselijke geniediensten, uit het Korps Genietroepen met een staf en 3 compagnieën te Magelang. Van de 3e compagnie waren nog altijd een tweetal sectiën gelegerd te Atjeh. In die periode bestonden er magazijnen van de genie te Batavia, Semarang en Atjeh (Oleh Leh).
Tjimahi, 1905-1942
Omstreeks 1905 werd de tijdelijke thuisbasis van de genie van Magelang naar Tjimahi bij Bandoeng verplaatst. Het Korps Genietroepen bestond in 1905 uit een staf, de 1e, 2e & 3e compagnie en de Spoorweg & Telegraaf compagnie te Tjimahi. Een sectie van de 3e compagnie en de spoorwegafdeling van de Spoorweg & Telegraaf compagnie was tijdelijk te Atjeh geplaatst voor de aanleg van de Atjeh Tram. Verder waren er magazijnen van de genie te Atjeh en Tjimahi. Begin jaren 20 / eind jaren 20 werd het Korps Mineurs en Sappeurs gewijzigd in het bataljon genietroepen, bestaande uit een staf, een veldcompagnie, een technische compagnie (telegraaf-, radio en zoeklichtafdeling) en een depotcompagnie met kaderschool te Tjimahi. De plaatselijke geniedienst te Bandoeng had tevens de beschikking over een automobielcompagnie. In januari 1929 werd het gouden jubileum gevierd van het Korps Genietroepen in zijn toenmalige vorm. De majoor der genie Marcella, die bekend was vanwege zijn inbreng bij de aanleg van de Atjeh Tram, schreef hierover in 1898 in zijn publicatie De geschiedenis van het korps genietroepen.
Oprichting van het 1e, 2e en 3e bataljon genietroepen, 1938 & 1939
Op 10 Juni 1938 werd het eerste bataljon genietroepen opgericht te Meester Cornelis. De plechtigheid werd mede bijgewoond door de commandant van de eerste divisie, Generaal-Majoor T. Bakker. Op 24 januari 1939 vond op het exercitieterrein te Tjimahi de ceremoniële oprichting plaats van het tweede en derde bataljon genietroepen in aanwezigheid van de generaal-majoors T. Bakker, commandant der eerste divisie, en G. J. F. Statius Muller, inspecteur van het wapen der genie. De oprichting van deze bataljons geschiedde onder gelijktijdige opheffing van het bestaande technisch bataljon en het bataljon pioniers.
Activiteiten
Steunverlening bij militaire expedities
Het Wapen der Genie was bij vrijwel alle militaire expedities binnen Nederlands-Indië met een detachement Genietroepen aanwezig voor noodzakelijke geniesteun aan de troepenmacht. Bij een militaire aanval werd de genie vaak ingezet voor het opblazen van vijandelijke versperringen en bentengs, of bijvoorbeeld voor het ontwerpen van specifieke hulpmiddelen, zoals vlotten, bruggen en dergelijke die bij een specifieke operatie nodig waren. Na afloop van de strijd werd een vijandelijke benteng door de genie meestal vernietigd of juist versterkt ten behoeve van het gebruik door de eigen troepen. Zo werd na afloop van de 7-daagse veldslag in 1896 het veroverde huis van Teukoe Oemar te Lam Pisang door de genietroepen opgeblazen uit wraak. Ook was de genie tijdens expedities verantwoordelijk voor de bouw van eventuele bentengs en kampementen voor de (tijdelijke-) huisvesting van troepen.
-
Militairen met een door de genie ontworpen vlot
-
Twee militairen van de technische compagnie op oefening te Garoet, 1932
Militaire infrastructuur
De genie was verantwoordelijk voor de ontwikkeling en beheer van de totale militaire infrastructuur binnen Nederlands-Indië. Of het nu ging om bentengs, wegen, bruggen, kazernes, ziekenhuizen, kampementen, watervoorziening, telefonie, of spoorwegen, de genie was van alle markten thuis. Voor dit doel hadden alle militaire districten in de archipel een eigen gewestelijke- of plaatselijke geniedienst. Het ontwerp werd veelal door de genie zelf uitgevoerd, waarna de werkzaamheden meestal bij lokale aannemers werden aanbesteed. Zo waren er in 1905 bij de genie ook militair architecten en opzichters der genie. Indien noodzakelijk kwamen de werkzaamheden onder bescherming van de Infanterie tot stand. Soms werd ook de lokale bevolking gedwongen om zogenoemde herendiensten te leveren, al dan niet betaald.
Forten
Vooral in de beginperiode van het Nederlands Indisch Leger opereerde het leger vanuit diverse strategisch gelegen versterkte steunpunten, ook wel forten genaamd. Sommige van deze forten waren overblijfselen uit de periode van de VOC en zijn zelfs tot de opheffing van het KNIL in gebruik gebleven. Bekende voorbeelden van dergelijke forten zijn;
- Fort Van der Wijck te Gombong (nu een museum m.b.t. de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd)
- Fort Vredeburg te Yogyakarta (nu een museum m.b.t. de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd)
- Fort de Kock te Bukittinggi - Sumatra (gesloopt)
- Fort Willem I te Ambarawa (heeft nu nog steeds een bestemming als kazerne en gevangenis)
- Fort Rotterdam te Makassar
- Fort Belgica te Bandaneira
- Fort Utrecht te Banyuwangi (gesloopt)
- Fort Vastenburg te Surakarta (vervallen - gesloopt)
- Fort Oranje te Ternate
- Fort Oranje te Celebes
- Fort Victoria te Amboina
Bentengs
Benteng is het Indische woord voor fort of verdedigingswerk. Bentengs waren dan ook primair bedoeld als bescherming van de eigen troepen tegen vijandelijke aanvallen. Een goed voorbeeld hiervan is de Geconcentreerde Linie te Atjeh, die bestond uit een schil van bentengs rondom Koeta Radja.
-
Benteng te Biloel-Zuid, Atjeh
-
Het buskruitmagazijn aan de zuidkant van een KNIL-benteng bij Koeta Radja aan het begin van de 2e Atjeh expeditie
-
Gezicht op de stellingen van de benteng Peunajong, Atjeh
-
Benteng (fort) te Batang-Serangan
Bivakken & kampementen
Bivakken waren aanvankelijk bedoeld voor het tijdelijk onderbrengen van troepen die in het betreffende gebied moesten zijn voor een expeditie of patrouillegang. Ze hadden een tijdelijk karakter, de behuizing was meestal eenvoudig en opgetrokken uit stokken en gedroogde bladeren van de bananenboom die als bedekking tegen de tropenregens moest dienen. Het kwam regelmatig voor de militaire aanwezigheid langer zou gaan duren dan gepland, waardoor een bivak kon uitgroeien tot een (semi-)permanent kampement. Dit was met name in Atjeh vaak het geval bij de bivaks van het Korps Marechaussee zoals op een aantal van de onderstaande afbeeldingen.
-
Het bivak te Tapa Toean aan de westkust Atjeh, door C. Nieuwenhuis
-
Bivak te Lhok Soekon, Atjeh
-
Tijdens een banjir weggeslagen hangbrug bij bivak Lhok Soekon, Atjeh
-
Kampement te Glé Jeuëng omstreeks 1898, Groot-Atjeh.
-
Kampement te Glé Jeuëng omstreeks 1898, Groot-Atjeh.
-
Kampement te Glé Jeuëng omstreeks 1898, Groot-Atjeh.
-
Kampement te Glé Jeuëng omstreeks 1898, Groot-Atjeh.
-
Het Marechaussee bivak te Tangsé, centraal Atjeh.
-
Het Marechaussee bivak te Lamie aan de westkust van Atjeh
-
Het Marechaussee bivak te Lam Noh (Dajalandschappen) aan de westkust Atjeh
Kazernes & militaire ziekenhuizen
De kazernes van het KNIL hadden een permanent karakter en waren gebouwd voor het langdurig onderbrengen van militaire eenheden. Vaak waren deze kazernes gebouwd compleet met een militair hospitaal en andere militaire voorzieningen. Alleen in de grote garnizoensplaatsen zoals Malang, Bandoeng, Magelang, Tjimahi, Padang, Semarang, Meester Cornelis, etc. werden kazernes uit steen opgetrokken, in de buitenposten waren de gebouwen meestal van hout. Veel van de uit steen opgetrokken kazernes zijn nog steeds in gebruik bij het leger van Indonesië.
-
Militair Hospitaal in Magelang Midden-Java
-
Kampement van het KNIL detachement in Soengai Penoeh
-
Militair hospitaal van Kota Radja te Panteh Perah
Zie ook Poeloe Raja als voorbeeld van een kampement te Atjeh |
Wegen, bruggen en spoorlijnen
Een van de belangrijkste pacificatie middelen in de buitengewesten waren wel de wegen. Hiermee was het KNIL in staat om zich snel te kunnen mobiliseren en konden hele gebieden ontsloten worden. Nadat een streek door het KNIL was onderworpen, werd veelal gestart met de aanleg van een weg of spoorlijn. Een mooi voorbeeld van zo’n militaire spoorlijn was de Atjeh Tram te Atjeh. Deze tramlijn zou de slagader worden van de troepenmacht langs de noord- en oostkust van Atjeh. In veel gebieden door de hele Archipel zijn onder leiding van de geniedienst om deze reden wegen aangelegd. Een goed voorbeeld van een dergelijke weg is de beroemde Gajoweg die de binnenlanden van Atjeh heeft ontsloten. Deze wegen kwamen ook de lokale economie, en daarmee de ontwikkeling van een streek, ten goede.
-
Gezicht vanuit Indrapoeri over de brug over de Atjehrivier en de benteng Gle Kambing
-
De Atjeh Tram
-
Militairen bij de 1e spoorbrug over de Blang Mé die in 1902 werd weggeslagen.
-
De 2e spoorbrug te Blang Mé die in 1904 gereed kwam. In 1926 werd deze brug ook weggeslagen
-
Een brug over de rivier Weuih ni Enang op de Gajoweg
Zie ook Atjeh Tram als voorbeeld van een militaire trambaan die aangelegd werd door de genie |
Bekende officieren van het Wapen der Genie (KNIL)
- Johannes van den Bosch, was een Nederlands generaal, onder meer gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, commandant van het Nederlands-Indische leger, Minister van Koloniën en Minister van Staat; hij was officier in de Militaire Willems-Orde.
- Frans David Cochius, was een Nederlands generaal, commandant van het Nederlands Indisch leger.
- Wouter Cool, was een Nederlands luitenant-generaal, onder meer minister van Oorlog en lid van de Raad van State.
- Theodoor van Erp, was de eerste restaurateur van de Borobudur tempel in Indonesië tussen 1907 en 1911.
- Alexander Willem Frederik Idenburg, was een ARP-politicus, onder meer gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, gouverneur van Suriname en minister van Koloniën.
- Egbert Broer Kielstra, was officier in het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger en lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
- Karel Lodewijk Pfeiffer, was een Nederlandse Luitenant-generaal, commandant van het Nederlands-Indische leger.
- Sicco Ernst Willem Roorda van Eysinga, was een Nederlands ingenieur, publicist en vrijdenker.
- Willem Rooseboom, was een Nederlandse luitenant-generaal der genie, tweede kamerlid en gouverneur-generaal van Nederlands-Indië.
- Charles P. Wolff Schoemaker, was een Nederlandse architect die in voormalig Nederlands-Indië werkzaam was.
- Carel van der Wijck, was een Nederlands generaal, officier in de Militaire Willems-Orde, ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, adjudant in buitengewone dienst van Z.M. de Koning en commandant van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger.
Leden der Militaire Willems Orde 3e klasse
- Johannes van den Bosch
- G.H. Schepers, kapitein der genie en sappeurs, Expeditie naar de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo 1860-1861.
- Carel van der Wijck
Leden der Militaire Willems Orde 4e klasse
- A.C. Behouden (no. 67683) als Europees mineur 2e klasse tweede Atjeh-expedtie.
- J.J. Bergman als sappeur 1e klasse, eerste Boni-expeditie van 1859.
- F.A. van Bijlevelt (no. 65133) als sergeant der mineurs, oprichting van de Ooster-Benteng op 17 augustus 1874.
- A.S. Blank als sergeant korps sappeurs, operatiën tegen Bonjol (westkust Sumatra) 1838.
- J. de Boer als fourier der genie tijdens de Lombok-expeditie
- H. Boersma (no. 53762) als Europees sergeant der genie tijdens de Tweede expeditie naar Atjeh
- E.A. de Braconier als sergeant der genie en sappeurs, eerste Boni-expeditie van 1859.
- J.P. Caspersz als kapitein der genie en sappeurs, expeditie naar Timor 1857.
- K.F. Caspersz als 1e luitenant der genie en sappeurs tijdens de expeditie naar de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo in 1860-1861.
- A.W. van Davelaar Cnopius als 1e luitenant der genie en sappeurs, Borneo's westkust 1853 en 1854.
- L.V. Dingemans, krijgsverrichtingen te Atjeh in de periode 1884-1885.
- L.H. Deeleman als 1e luitenant der genie, tweede- en derde Bali-expeditie in 1848 en 1849.
- H.A.E. van Dentzsch als 1e luitenant der genie, de verovering van Soerian te Atjeh op 26 juli 1874.
- J.P. van der Eb als 2e luitenant der genie en sappeurs, eerste Boni-expeditie van 1859.
- A.W. Egter van Wisselkerke
- J.P. Ermeling, was een Nederlands generaal-majoor der genie van het Indische leger.
- C.H. Fuhrop als 2e luitenant korps sappeurs, operatiën tegen Bonjol (westkust Sumatra) 1838.
- P.L. de Gaay Fortman als kapitein der genie, expeditie naar Korintji 1903.
- W.R. de Greve, was een Nederlands luitenant-generaal en commandant van het Nederlands-Indisch leger.
- P.K.W. Haack van der Goes als militair opzichter 1e klasse der genie, Atjeh eerste helft van 1900.
- E.A. Haitink als 1e luitenant sappeurs, tweede- en derde Bali-expeditie in 1848 en 1849.
- N. Hageman als 1e luitenant der genie, sneuvelde op 26 juli 1889 te Kota Toewankoe, nabij Kota Pohama te Atjeh.
- J.P. Hauben als korporaal der genie tijdens de Lombok-expeditie.
- F.J. Haver Droeze als majoor der genie bij de generale staf, onder meer gedecoreerd voor zijn activiteiten op Sumatra.
- H.F. Horn als sergeant korps sappeurs, Palembang in 1851.
- P.A. Huijbrecht bij onlusten Indische bezittingen in 1831.
- H. Kaal als sappeur 1e klasse tijdens de expeditie naar de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo 1860-1861.
- J.C. van der Kaaij (31905) als geniesoldaat 1e klasse, krijgsverrichtingen Atjeh 1896 maart - november 1896.
- L.C. van Kerkwijk als 1e luitenant der genie, Palembang in 1851.
- A. Kraibelt de Melker (no. 65541) als Europees sergeant der genie
- M.P.M. Kuyl als 1e luitenant der genie, Atjeh 26 december 1875 - 9 maart 1876 (moekims IV, VI, IX en XXII).
- C.R. van Lennep als majoor der genie, krijgsverrichtingen Atjeh september-oktober 1876.
- D. Maarschalk was een Nederlands kolonel, inspecteur-generaal der spoorwegen.
- P.O.C.O. Ondaatje was een Nederlandse majoor der genie, ridder en officier in de Militaire Willems-Orde.
- N. Plantenga, (Lombok-expeditie)
- J.K. Pluim Mentz als 1e luitenant der genie en sappeurs, Djambi in 1858.
- H. Rietveld als kapitein der genie, residentie Palembang in 1857.
- J. Rijser (no. 64297) als sergeant van het korps sappeurs en mineurs tijdens de verovering van Garouw op 28 juni 1874.
- J.E. de Rochemont tijdens de (Lombok-expeditie)
- C.A. Rombouts als kapitein der genie tijdens de tweede expeditie naar Atjeh in 1875.
- G.H. Schepers als 1e luitenant der genie en sappeurs, tijdens de Lampongsche expeditie in 1856.
- J.A. Schrader als geniesoldaat 1e klasse tijdens de Lombok-expeditie
- A.J.J. Staal als kapitein der genie tijdens de oprichting van de Ooster-Benteng op 17 augustus 1874.
- J.J. Staal als kapitein der genie tijdens de krijgsverrichtingen te Atjeh in september-oktober 1876.
- A. Styman als kapitein der genie tijdens de eerste Boni-expeditie van 1859.
- H. van Tongeren als 2e luitenant der genie aan de Noord- en Oostkust van Atjeh van 1 juni - 25 oktober 1898.
- P.H. Uhlenbeck als 1e luitenant der genie, Palembang in 1851
- D.J. Uhlenbeck
- C. Verboom als sergeant sappeurs tijdens de expeditie naar Timor 1857.
- H. Vermeer als mineur 1e klasse (no. 68644) tijdens de oprichting van de Ooster-Benteng op 17 augustus 1874.
- W.F. Versteeg als kapitein der genie en sappeurs tijdens de eerste Boni-expeditie van 1859.
- M.A. van Walchren als kapitein der genie en sappeurs tijdens de tweede Boni-expeditie van 1859-1860.
- H.F. Willemsens als geniesoldaat 2e klasse te (Atjeh).
- C. Willemsz (no.56577) als mineur der 2e klasse tijdens de periode Atjeh augustus 1874-februari 1875.
- G.E.V.L. van Zuylen, was een Nederlands kolonel der genie van het Nederlands-Indische leger.
Leden der Militaire Willems Orde 4e klasse, verkregen tijdens hun detachering bij de genie
- J.W.N. Cramer als 1e luitenant van het korps ingenieurs, mineurs en sappeurs der Koninklijke Landmacht, verovering van Garouw 28 juni 1874.
- Gillis Pieter de Neve, als 1e luitenant gedetacheerd bij het wapen der genie, Derde Bali-expeditie.
- H.W. Nijenhuis als 1e luitenant der infanterie gedetacheerd bij het wapen der genie, krijgsverrichtingen Atjeh september & oktober 1876.
- C.J. Snijders als 2e luitenant van het korps ingenieurs, mineurs en sappeurs der Koninklijke Landmacht, bij de verovering van Kota Alam op 13 november 1874.
Verzetsster Oost-Azië 1942-1945
Genie officieren betrokken bij de aanleg van de Atjeh Tram
- Caspersz.
- J.C.H. Fischer.
- J. de Graaff.
- Johannes Godfried Kerlen, was een generaal-majoor der genie die als hoofdofficier der genie nauw betrokken was bij de aanleg van de Atjeh Tram.
- Klerks.
- Louis Willem Franciscus Julian Mann, eerste luitenant der genie. Hij werd in 1907 te Beureunoem (km 106) vermoord.
- E. Marcella, heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de aanleg van de Atjeh Tram en heeft de geschiedenis van de genietroepen van het KNIL gedocumenteerd.
- A. Schadee
Externe link
Bronnen, noten en/of referenties
|
KNIL-onderdelen |
---|
Acties van het KNIL |
---|
Strijdperken in de Atjeh-oorlog |
---|
Nederlands-Indië tijdens de Tweede Wereldoorlog |
---|