Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Lombok-expeditie
De Lombok-expeditie | ||||
Verovering van Tjakra-Negara | ||||
Verovering van Tjakra-Negara | ||||
Datum | 1894 | |||
Locatie | Lombok | |||
Resultaat | Overwinning van Nederland | |||
Casus belli | Opstanden tegen het Nederlandse gouvernement en strijd tussen de Balinezen en Sasaks | |||
Strijdende partijen | ||||
| ||||
Leiders en commandanten | ||||
|
De Lombok-expeditie, ook wel het verraad van Lombok genoemd, was de benaming voor de gebeurtenissen die plaatsvonden in de tweede helft van 1894 te Lombok.
Lombok-expeditie
Lombok maakt deel uit van de Kleine Soenda-eilanden; een klein deel van de bevolking bestond in 1894 uit Baliërs (die Balinees (taal) spraken en Hindoe waren, een veel groter deel was Sasak die vooral Moslim waren en de Bali-Sasaktalen spraken. De totale bevolking werd geschat op ongeveer 660.000 mensen, waarvan slechts 50.000 tot de Balinezen behoorden, die echter de Sasaks overheersten. De zetel van de regering bevond zich te Mataram, ongeveer 45 minuten gaans van Ampenan, dat aan de zuidkust gelegen was en waardoor het middels een brede weg verbonden was. Tjakra Negara was de hoofdresidentie en evenals Mataram door hoge muren omgeven.
Aanloop tot de expeditie
Op 7 juni 1843 was er een contract gesloten tussen Gustie Ngoerah Ketoet Karang Assam, alleenheerser over Lombok in die tijd, en het Nederlands Indisch gouvernement, waardoor Lombok deel ging uitmaken van het rijk van het gouvernement. In de jaren daarna vonden diverse diplomatieke schermutselingen plaats; onder meer de behandeling van de Sasaks door de Balinezen was de toenmalige regering een doorn in het oog. In 1891 kwamen de Sasaks in opstand, maar niet in staat deze te winnen vroegen enige hoofden per brief om de steun van het Nederlands Indische gouvernement. Die stuurde een oorlogsstomer, de Java en vroeg controleur Liefrinck de radja om opheldering waarom geen melding was gemaakt van de opstand der Sasaks. Deze gaf daarop geen bevredigend antwoord en nam een aanmatigende houding aan, waarop het Nederlands Indisch gouvernement de rijksgroten een memorie aanbood met negen punten, inhoudend de grieven die men koesterde. Zo stonden de zaken toen gouverneur-generaal Van der Wijck aantrad.
De eerste expeditie
Toen, op 20 februari 1894, nogmaals een brief door Sasakse hoofden naar het Indische gouvernement werd gestuurd met als een der grieven dat er hongersnood heerste onder de Sassaks en controleur Liefrinck deze toestand bevestigde, werd er een brief gezonden (27 mei 1894) aan het vorstenbestuur met de opdracht om een einde aan deze situatie te maken en werd er een ultimatum gesteld. Bij niet-inwilliging van de eisen zou "het Nederlands Indische gouvernement de kracht van de wapenen doen gelden." Het ultimatum van drie dagen verstreek ongebruikt en toen werd de opdracht tot het uitzenden van een expeditionaire macht uitgevaardigd; deze macht vertrok in gedeelten, op 29 en dertig juni, van Batavia. Voor de kust van Lombok gekomen werd weer een ultimatum gesteld, namelijk dat de oude vorst Ratoe Agoeng Agoeng Gedé Ngoerah Karang-Asem diende af te treden ten gunste van de wettige troonopvolger Ratoe Agoeng Agoeng Ketoet Karang-Asem en men zich bereid verklaarde een nieuw politiek contract te tekenen om de zaken verder te regelen. Ook de tijd voor dit ultimatum verstreek ongebruikt.
De troepen debarkeerden nu. Een deel trok naar Mataram en Tandjong-Karang; het grootste gedeelte van het leger bleef te Ampenan. De dagen daarop volgend werden enkele verkenningen gedaan onder leiding van generaal P.P.H. van Ham maar er werd geen vijand gezien. Op 10 juli kreeg opperbevelhebber J.A. Vetter een schrijven van het vorstenbestuur dat de radja van Lombok met alle eisen van het Indische gouvernement akkoord ging, alleen niet met de uitlevering van Anak-Agoeng Madeh; Vetter antwoordde hierop dat de radja zich onder de bescherming van de troepen kon stellen, die de volgende dag tegen Mataram en Tjakra Negara zouden oprukken. Hij gaf de radja tevens in overweging vrouwen en kinderen de kampongs te doen verlaten. De volgende dag vernam men dat Anak-Agoeng Madeh zelfmoord zou hebben gepleegd maar dit maakte geen verschil meer voor het uitrukken der troepen. Mataram en Tjakra-Negara werden zonder slag of stoot genomen, de resterende troepen keerden naar Ampenan terug. Per proclamatie werd de bevolking aangespoord alle vijandelijkheden te staken. De kroonprins, Anak Agoeng Ketoet, was op 16 juli ’s avonds te Mataram en bracht al de volgende morgen een bezoek bij de opperbevelhebber. Nog dezelfde dag werd dat bezoek gereciproceerd en de opperbevelhebber met veel staatsie en ceremonieel afgehaald en ontvangen. Op 17 juli had de conferentie plaats, waarbij de kroonprins de grieven en eisen van de Nederlands Indische Regering werden voorgehouden. De kroonprins betuigde zijn vriendschap voor het Nederlands bestuur, erkende alle grieven en beloofde de gestelde voorwaarden stipt te zullen nakomen.
Het verraad
Eerste aanval in het bivak
Het land leek nu rustig. De opperbevelhebber gaf het bevel om de vestingartillerie met een groot deel van de munitie en 500 dwangarbeiders naar Java terug te sturen, terwijl de schijnbaar uiterst bevredigende loop van de expeditie aanleiding gaf om bij de regering het voorstel in te dienen generaal Van Ham met een deel van de troepen op 22 augustus eveneens te doen terugkeren. Ook Goesti Djelantik, een informant op wiens uitlatingen Vetter en zijn legerleiding zich verlieten, verzekerde dat alles rustig was. Een schrijven aan de kroonprins werd niet beantwoord en Vetter besloot dat antwoord tot de volgende dag in Tjakra-Negara af te wachten.
De 25ste augustus ontving de generale staf in de vooravond het bericht dat de Balinezen het bivak zouden overvallen. De staf verliet onmiddellijk zijn kwartier en begaf zich naar het bivak van het zesde bataljon. Een compagnie van het zevende begaf zich van Mataram naar Tjakra Negara. Het geheel open en niet versterkte bivak werd om half 12 hevig beschoten door repeteervuur. In de Poeri van de vorst en in alle muren die men langs de wegen vond waren honderden geweerschietgaten gemaakt, van waaruit de Balinezen goed gedekt hun vuur afgaven.
Een hagelbui van kogels kwam van alle kanten op de ongedekte soldaten neer. Dit vuur werd door de Nederlandse infanterie en artillerie krachtig beantwoord, maar dat haalde niet veel uit tegen de verdekt opgesteld staande vijand. De Nederlandse officieren en manschappen vielen bij tientallen dood of gewond ter aarde. Generaal Van Ham kreeg een schot door de buik, kapitein Manders deelde ditzelfde lot, kapitein Fuhrhop werd de duim afgeschoten, luitenant Janssens liep zware beenwonden op en luitenant Hardie een schot door de arm. In totaal waren van de 250 man 16 gesneuveld en 82 gewond.
Terugtrekking op Mataram
De volgende morgen probeerde de commandant der troepen te Mataram, die het ontzettende vuur gedurende de gehele nacht had gehoord, om een compagnie naar Tjakra Negara te zenden en daar hulp te bieden. Nauwelijks was de compagnie Jonker op de grote weg gedeboucheerd of zij werd plotseling onder vuur genomen, zodat van oprukken naar Tjakra Negara geen sprake kon zijn. Tegelijkertijd werd het geheel open bivak te Mataram, dat aan twee zijden ingesloten lag door de muren en het geboomte te Mataram en Tjakra Negara, aan alle kanten beschoten, zodat ook hier een slachting onder de manschappen werd aangericht. Hierop werd door de officieren besloten het bivak prijs te geven.
Aldus door de vijand uit het bivak geslagen begaf men zich zo snel mogelijk naar een 200 meter zuidwaarts gelegen dewatempel, een door stenen muren omgeven ruimte, waarin dekking werd gevonden tegen het ontzettende vuur. Van meevoeren der gewonden kon slechts gedeeltelijk sprake zijn. Intussen besloot men te Tjakra Negara dat beide generaals met de troepen naar Mataram zouden terugtrekken. De veldartillerie ging voorop maar door het geweldige vuur sloegen de paarden op hol en werden de bedieningsmanschappen door kogels getroffen. Twee compagnieën infanterie bereikten, met ontzettend grote verliezen aan doden en gewonden, Mataram en sloten zich bij het zevende bataljon aan. Luitenant Pourchez wist de getroffen en dientengevolge stervende generaal Van Ham nog te Mataram te voeren, waar deze spoedig overleed. Bij deze tocht sneuvelden verder de luitenants H. Kotting en P.A. Alting von Geusau en van de 53 man sterke sectie, waarmee men vertrok, bereikten slechts acht man uiteindelijk een dewatempel. Vanuit Mataram deed men een uitval, maar ook hier moest men terugtrekken met zware verliezen. In de algehele verwarring sneuvelden de officieren en minderen bij tientallen.
Colonne van Lawick van Pabst en Bijlevelt
De colonnes Van Lawick van Pabst en Van Bijlevelt, beide sterk twee compagnieën infanterie, een sectie bergartillerie en een sectie genietroepen, bevonden zich op 5 tot 6 uur van Tjakra Negara, waar zij van generaal Vetter last ontvingen naar hun bivaks terug te keren. Vetter had dit bericht verzonden toen er nog niets gebeurd was en later door hem verzonden berichten bereikten de colonnes niet. De colonne Bijlevelt bereikte op de 26ste een Mesigit, waaruit zij plotseling beschoten werd. Kapitein Creutz Lechleitner nam het commando op zich van een peloton dat de Mesigit onder leiding van luitenant Van Kappen aanviel. Hierbij sneuvelde luitenant L.G. Musquetier. Vervolgens werd de rivier de Barat overgetrokken en tegen Tjakra Negara opgerukt, waar men dacht de overige Nederlandse troepen te vinden. Hier verkreeg men een overstelpend vuur van de vijand maar bereikte men desondanks na twee uur het bivak te Mataram. De volgende dag rukte men, onder commando van majoor der artillerie M.B. Rost van Tonningen, tegen Ampenan op, wat men uiteindelijk veilig bereikte.
De colonne van luitenant kolonel Van Lawick van Papst trok op 27 augustus naar Tjakra-Negara maar liep daar in een hinderlaag; Van Lawick van Pabst en tientallen minderen werden gedood. Het restant van de troep werd belegerd door de vijand; bij een poging tot uitbraak sneuvelde de eerste luitenant der infanterie E. de Graaff. Kapitein Lindgreen was gedwongen te capituleren en zond een brief naar de kroonprins dat in ruil voor een vrijgeleide alle wapens zouden worden ingeleverd. De kroonprins meldde dat de aanval op een misverstand berustte en liet uiteindelijk de krijgsgevangenen vrij.
De tweede expeditie
Nadat generaal Vetter per telegram om hulp had gevraagd werd in opdracht van gouverneur generaal van der Wijck een aanvullende macht gestuurd met generaal-majoor M. Segov als vervanger van generaal Van Ham. Begin september 1894 hervatte deze macht de operaties met verkenningen, het oprichten van posten en het nemen van de Balische stellingen. Hierna richtte men een nieuwe versterking op van waaruit Mataram en Tjakra Negara onder vuur konden worden genomen. Op 29 september werd Mataram aangevallen en veroverd, waarbij 3 officieren en 25 minderen sneuvelden.
Er volgden hierna nog diverse schermutselingen en op 17 november werden aanvullingstroepen naar Lombok gezonden om Tjakra Negara te veroveren. Generaal Segov viel Tjakra Negara vanuit het noorden aan, terwijl kolonel L. Swart met overste A.H.W. Scheuer de aanval op het centrum hadden gericht (ieder met een bataljon). Het vijfde bataljon bezette intussen de posten.[1] Na de volledige verovering van de vorstelijke poeri kwamen Goesti Madé Getas van Narmada te Tjakra Negara om zich te onderwerpen. Kapitein W.N. Scheib, tweede luitenant J.W. Schiff, kapitein D.M. Slangen en tweede luitenant H.A.C. van der Heijden (zoon van generaal van der Heijden) werden tijdens deze acties dodelijk verwond.
De val van Tjakra-Negara
Balinese mannen en vrouwen verdedigden deze vesting en liever dan in Nederlandse handen te vallen pleegden zij zelfmoord. Met de val was het eigenlijke verzet gebroken. Vorst, zoon en kleinzoon werden gevangengenomen, het restant van de koninklijke familie deed een uitval en wierpen zich op de Hollandse troepen ("Perang Poepoetan" genoemd ofwel de hoofden, in het wit gekleed, stormden op de vijand in, vaak na vooraf vrouwen en kinderen te hebben gedood; deze rituele zelfdoding maakte deel uit van de Hindoeïstische traditie). De vorst werd afgevoerd naar Batavia en overleed daar aan een hartaanval. Op 24 november kwamen de belangrijkste hoofden in onderwerping en werden er nog aanvullende verkenningen gedaan maar overal was het nu rustig. Per gouvernementsbesluit van 24 december 1894 nr. 12 werd de expeditie ontbonden en verlieten alle troepen, die niet voor de voorlopige bezetting nodig waren, Lombok.
Twaalf Nederlanders ontvingen na de pacificatie het ridderkruis van de Militaire Willems-Orde en generaal-majoor J.A. Vetter werd benoemd tot commandeur in deze orde. Er werd ook een Lombokkruis ingesteld voor iedereen die had deelgenomen aan de expeditie. In 1910 werd als eerbetoon aan de gevallen militairen de "Lombok-expeditie-marsch" gecomponeerd door ritmeester Hendrik Karels, kapelmeester van het eerste regiment huzaren.
Deelnemende officieren
Deelnemende officieren aan de Lombok-expeditie van de landmacht waren onder meer:
Deelnemende Marineofficieren
De zeemacht bestond uit het fregat Koningin Emma der Nederlanden, het fregat Tromp, het pantserschip Prins Hendrik der Nederlanden, het flottieljevaartuig Borneo en het flottieljevaartuig Bali. Officieren van de expeditionaire zeemacht die deelnamen aan de Lombok-expeditie waren onder meer:
- L. Backer Overbeek, commandant van de Prins Hendrik der Nederlanden
- H.G. Hildebrandt, commandant van de Tromp
- J.L. von Leschen
- E.W. Pfeiffer, onder commandant Quispel aan boord van de Koningin Emma der Nederlanden
- H. Quispel, commandant van de vloot in de Lombokse wateren en van de Koningin Emma der Nederlanden
- J.G. Snethlage
- J.C. van Wessem, onder commandant Hildebrandt op de Tromp
Gesneuvelde officieren
In totaal sneuvelden tijdens de Lombok-expeditie 20 officieren en 116 minderen (en werden daarnaast 3 minderen voorgoed vermist).[2] Officieren die sneuvelden waren:
|
|
-
Eerste luitenant Johan Willem Abeleven (1865-1894) gesneuveld te Lombok
-
Tweede luitenant Louis Guillaume Musquetier (1868-1894), gesneuveld te Lombok
-
Tweede luitenant F. Kalff (1870-1894), gesneuveld te Lombok
-
Eerste luitenant Diderik Dooremans (1869 - 1894), overleden aan zijn verwondingen, opgelopen tijdens de Lombok-expeditie
-
Tweede luitenant J.G.A. d'Ancona, gesneuveld te Lombok
-
Kapitein D.M. Slangen, gesneuveld te Lombok
Afbeeldingen
-
Het Lombok-monument te Ampenan
-
Het Lombok-monument te Ampenan
-
Het Tjakranegara in Mataram
-
Laad- en lossteiger te Ampenan
-
De grote weg tussen Ampenan en Mataram
-
Telegram uit Lombok waarin de overwinning wordt aangekondigd
-
Voorpagina van het Nieuwsblad voor Nederland van 25 december 1894
-
Pagina 2 van het Nieuwsblad voor Nederland van 25 december 1894
-
Pagina 3 van het Nieuwsblad voor Nederland van 25 december 1894
Bronnen, noten en/of referenties
|
Acties van het KNIL |
---|