Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Willem Boetje
Willem Boetje | ||
Luitenant-generaal Boetje | ||
Luitenant-generaal Boetje | ||
Geboren | 2 april 1849 Wormerveer | |
Overleden | 28 juli 1943 Den Haag | |
Begraven | Westerveld | |
Land/partij | Nederland | |
Onderdeel | Nederlands-Indische leger | |
Dienstjaren | 1869 - 1903 | |
Slagen/oorlogen | Tweede expeditie naar Atjeh
| |
Onderscheidingen | Ridder in de Militaire Willems-Orde |
Willem Boetje (Wormerveer, 2 april 1849 - Den Haag, 28 juli 1943) was een Nederlands luitenant-generaal, commandant van het Nederlands-Indische leger en onder meer ridder in de Militaire Willems-Orde.
Loopbaan
Boetje werd in 1869 benoemd tot tweede luitenant der artillerie van het Nederlands-Indische leger en werd op 21 juli 1874 bevorderd tot eerste luitenant; hij nam in dat jaar deel aan de tweede expeditie naar Atjeh, waarvoor hij het Ereteken voor Belangrijke Krijgsbedrijven met de gesp Atjeh 1873-1876 verwierf. Hij werd op 18 juni 1877 overgeplaatst bij het materieel als onderconstructeur bij de artillerie-constructiewinkel. Op 28 juni 1878 werd hij benoemd tot adjunct bij de afdeling Materieel van het Departement van Oorlog, wat hij bleef tot zijn promotie tot kapitein op 31 maart 1881. Op 19 januari 1884 werd Boetje voor vijf jaar bij het Nederlandse leger gedetacheerd en ingedeeld bij het derde regiment vestingartillerie. Op 6 november 1886 werd hij lid van de Commissie van Proefneming, speciaal voor het materieel van de batterijen en op 4 januari 1889 werd hij in actieve dienst bij het Nederlands-Indische leger hersteld, maar het jaar daarop was hij terug bij het Department van Oorlog in Weltevreden, bij de derde afdeling (hoofdbureau) der artillerie. Op 7 juni volgde zijn promotie tot majoor en daarmee weer een overplaatsing. Hij was namelijk de dag daarvoor directeur der polytechnische werkplaatsen, tevens inspecteur der buskruitfabricage gemaakt; hij bleef vier jaar in deze functie, tot hij op 11 augustus 1894 benoemd werd tot commandant der veld- en bergbatterijen op Java; op 17 augustus volgde zijn bevordering tot luitenant-kolonel. Het jaar 1894 was het jaar van de Lombok-expeditie. Toen majoor Rost van Tonningen, de commandant der artillerie op deze expeditie moest evacueren, volgde Boetje hem op 18 oktober als zodanig op. Hij nam deel aan de aanval op Tjakra Negara, die na een tweedaagse beschieting door drie batterijen op 18 november werd uitgevoerd. Gedurende dit tweede tijdvak van de expeditie droeg hij als commandant van de expeditionaire vestingartillerie er door zijn leiding toe bij, dat met de artillerie de gewenste resultaten werden verkregen, waardoor de taak der andere wapens veel werd verlicht en dienstengevolge werd hem bij Koninklijk Besluit van 9 april 1895 de Militaire Willems-Orde vierde klasse uitgereikt wegens de aan den lande bewezen diensten te Lombok[1]. Twee jaar later kwam het Verraad van Teukoe Oemar; Boetje kwam te Atjeh in april 1896 en maakte vrijwel alle belangrijke acties onder generaal Stemfoort mee als commandant der bereden artillerie. Bij Koninklijk Besluit van 24 mei 1897 werd hem de Eresabel toegekend als hebbende zich onderscheiden bij de krijgsverrichtingen in Atjeh in de maanden maart tot en met november 1896. Op 9 oktober werd hij overgeplaatst naar de derde afdeling van het Departement van Oorlog, als hoofd van het bureau der artillerie.
Op 27 augustus 1897 werd Boetje benoemd tot kolonel en chef der artillerie; op 25 maart 1899 werd hij bevorderd tot generaal-majoor en op 27 maart 1903 tot luitenant-generaal en opvolger van generaal Van der Wijck als legercommandant benoemd, tevens hoofd van het Department van Oorlog. Hij bleef twee jaar in deze functie en werd op 5 mei 1903 op zijn verzoek eervol ontslagen onder dankbetuiging voor de vele en gewichtige diensten door hem aan den lande bewezen. Boetje was van 1897 tot 1902 lid der directie van het weduwen- en wezenfonds in Indië. In 1906 was de kanseliersfunctie van de beide Nederlandse ridderorden weer hersteld en zo weer in overeenstemming met de wettelijke bepalingen gebracht. Na de splitsing werd vice-admiraal Stokhuyzen benoemd tot Kanselier van de Militaire Willems-Orde, een functie die sinds 1838 met die van Kanselier van de Orde van de Nederlandse Leeuw in één hand was geweest en sinds 1849 Kanselier der Nederlandse Ridderorden werd genoemd.
Boetje volgde op 1 september 1916 viceadmiraal Stokhuyzen op als Kanselier van de Militaire Willems-Orde en werd in 1918 als opvolger van von Franck ook Kanselier van de Orde van de Nederlandse Leeuw en de Orde van Oranje-Nassau. Men noemde hem al snel Kanselier van de Nederlandse Ridderorden hoewel deze term in de wet niet voorkwam. In 1918 intervenieerde Boetje toen een ontwerp-wet op de Militaire Willems-Orde gereed lag. Hij maakte bezwaar tegen een op ideeën van luitenant-generaal Sabron berustende ontwerp van wet omdat dat niet bij de Indische praktijk aansloot.Van de hervorming kwam tot in de zomer van 1940 niets. Op 9 juni 1927 werd Willem Boetje eervol ontslagen als Kanselier. Willem Boetje was Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, grootofficier in de Orde van Oranje-Nassau en drager van het Ereteken voor Belangrijke Krijgsbedrijven met de gespen Atjeh 1873-1876 en Atjeh 1896-1900 en het Lombokkruis; hij was daarnaast commandeur in de Orde van de Witte Olifant en droeg het Onderscheidingsteken voor Langdurige Dienst als officier met het cijfer XXX. Boetje overleed op 28 juli 1943 en werd gecremeerd te Westerveld.
Portaal KNIL |
Bronnen, noten en/of referenties
|
Voorganger: Viceadmiraal F.J. Stokhuyzen als Kanselier van de Militaire Willems-Orde en J.H.L.F. von Franck als Kanselier van de Orde van de Nederlandse Leeuw en de Orde van Oranje-Nassau |
Kanselier van de Militaire Willems-Orde 1916 - 1927 en Kanselier van de Nederlandse Ridderorden 1918 - 1927 |
Opvolger: Vice-Admiraal L. van den Bosch |
Voorganger: J.C. van der Wijck |
Commandant van het KNIL 1903 - 1905 |
Opvolger: G.J. van Kooten |