Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Verlichting (stroming)
Zie ook : verlichting (doorverwijzing), voor andere betekenissen.
De verlichting is de naam die gebruikt wordt om een politieke en filosofische beweging aan te duiden die de opvattingen over politiek, filosofie, wetenschap en religie binnen de westerse wereld grondig wijzigde. Het was een reactie op het dogmatische autoriteitsgeloof. De verlichting kent een kritische en een constructieve zijde. De kritische zijde bekritiseert (geïnstitutionaliseerd) geloof en onredelijkheid. De constructieve kant gaat over het zoeken naar nieuwe kennis (wetenschap) en nieuwe samenlevingsvormen met als idealen rechtvaardigheid, democratie en mensenrechten. Het is niet mogelijk om het exacte begin en einde ervan aan te duiden, maar ruwweg duurde de verlichting van 1650 tot de Franse Revolutie (eind 18e eeuw). Men spreekt ook van de Eeuw van de Rede. Wanneer de verlichting niet als een periode, maar als een proces wordt opgevat, strekt haar invloed zich ook na deze periode uit.
Definitie
Anders dan in de 18e eeuw, komt men tegenwoordig meer-en-meer tot het begrip dat men juist zonder de rede (redeneringen), doch middels het trachten volledig te begrijpen van alles, een zogenoemde verlichting kan verkrijgen. De verlichting is dan (slechts) dat niet beredeneerd hoeft te worden. Het beredeneren moet dan ook als een belemmering ten aanzien van het begrijpen gezien worden, en slechts bedoeld om iets naar anderen toe te communiceren. De meeste mensen hechten echter te veel waarde aan de beredeneringen en hebben daardoor beperkte (beknotte), afzonderlijke begrippen, wat geen zekerheid verschaft over het gehele denken. Het probleem zit hum in de denkstructuren die van baby af aan al aangeleerd worden, en het feit dat vrijwel elk mens dat reeds ouder is, en dit aangaande een vorm van kokervisie heeft ontwikkeld, welke het denken omvat, oftewel maakt een ieder er zelf deel van uit.
De 18e-eeuwers zelf beschouwden de tijd waarin ze leefden als een verlichte tijd, een tijd waarin zij de duisternis en de achterlijkheid van het verleden achter zich lieten. De bekendste definitie van 'verlichting' is die van de filosoof Immanuel Kant:
- Citaat : "Aufklärung ist der Ausgang des Menschen aus seiner selbstverschuldeten Unmündigkeit. Unmündigkeit ist das Unvermögen, sich seines Verstandes ohne Leitung eines anderen zu bedienen."
- (Verlichting is het uittreden van de mens uit de onmondigheid die hij aan zichzelf te wijten heeft. Onmondigheid is het onvermogen zich van zijn verstand te bedienen zonder de leiding van de ander.)[1]
Deze onmondigheid is niet te wijten aan een gebrek aan verstand, maar eerder aan een gebrek aan moed en vastberadenheid en het blind blijven vasthouden aan overgeleverde waarden. De zinspreuk van de verlichting is dan ook 'Sapere aude': durf je van je eigen verstand te bedienen!
Ontstaan
De verlichting is ontstaan in Frankrijk, Duitsland, Engeland en Schotland. Waardoor de verlichting precies ontstond, is moeilijk aan te geven, maar duidelijk is dat zowel de renaissance als de reformatie er invloed op hebben gehad. Een andere belangrijke invloed ging uit van het ontdekken van de wereld door de Europeanen en het contact met andere volken. Aan het einde van de 17e eeuw werd men overspoeld door reisboeken en -verslagen. Waar men voorheen de blanke en christelijke mens als superieur zag, bleek nu dat sommige andersgelovende en heidense volken, zoals de Chinezen, er ook hoogstaande principes op na konden houden en ook waardevolle culturen konden hebben. Dit soort beschrijvingen vormde al snel (impliciete) kritiek op de Europese maatschappijen. Er werden ook fictieve reisverslagen gepubliceerd, bijvoorbeeld Montesquieus Perzische Brieven, waarin twee Perzen Europa bezoeken en kritisch beschouwen.
Ook kan de verlichting gezien worden als reactie op de macht van de adel en de clerus. In de feodale maatschappij die tijdens de Middeleeuwen was ontstaan, was er geen plaats voor steeds grotere groepen in de samenleving. Dit gold met name voor de burgerij in de steeds groter wordende steden. Deze klasse had een grote economische betekenis, maar nagenoeg geen politieke invloed, die volledig in handen was van de adel en de clerus. De intellectuele toplaag van de burgerij gaf steeds openlijker kritiek op deze situatie, en stelde haar eigen theorieën op over hoe de wereld functioneert. Deze filosofieën stonden op gespannen voet met wat tot dan toe de geldende interpretatie van de bijbel was, die met name door de geestelijkheid als vaststaande wet werd gepresenteerd. Ook werd in deze filosofieën de macht van de adel en de geestelijkheid aan de kaak gesteld.
De rede
Het belangrijkste principe van de aanhangers van de verlichting was dat men de waarheid omtrent bepaalde zaken kon vinden met behulp van de ratio (de rede, het verstand), in plaats van wat bijvoorbeeld kerkelijke autoriteiten zeiden zonder meer voor waar aan te nemen. Men geloofde in een voortdurende toename van de rede. Het tegenovergestelde van de visie van de verlichting wordt wel obscurantisme genoemd.
Wetenschap
De wetenschap ontwikkelde zich snel. De eeuwenoude hegemonie van de theologie binnen de wetenschappen wordt doorbroken door de opkomst van andere wetenschappen. Empirische kennis en kennis die volgens de methode van vrij onderzoek voortkomt uit experimenten (rationalisme) zou traditionele kennis en gewoonten moeten vervangen. Het idee dat in de natuur wetmatigheden konden worden ontdekt veroorzaakte een ware revolutie in de wetenschap. Zo meende Isaac Newton dat in het heelal wetten golden die door de mens ontdekt konden worden. De meeste verlichtingsfilosofen gingen er vanuit dat dit gold voor alle vlakken van de werkelijkheid: van het studiedomein van de natuurwetenschappen tot die van de sociale wetenschappen. Meer wetenschap zou ook betekenen: meer macht over de werkelijkheid, meer mogelijkheden om de maatschappelijke werkelijkheid ten goede te veranderen. Maatschappelijke vooruitgang door wetenschappelijk inzicht in natuur en technologische beheersing van natuur, wordt in de verlichting tot een breed gedragen wens.
De Encyclopédie
Kennis is macht, meenden velen. Kenmerkend voor de verlichting is dan ook de poging om te komen tot een kritisch en samenvattend overzicht van de stand van het weten; de beroemde Encyclopédie. Deze kwam tot stand onder leiding van Denis Diderot en Jean d'Alembert, maar ook andere grote namen als Voltaire, Rousseau en Montesquieu droegen artikelen aan. Diderot was tussen 1750 en 1776 samen met D'Alembert redacteur van de beroemde Encyclopédie. De Encyclopédie kende veel tegenstanders, in 1759 werd de Encyclopédie formeel verboden. De Encyclopédie was door de nadruk op religieuze tolerantie, vrijheid van gedachten en een democratische geest een bedreiging voor de aristocratie. In 1773 onderneemt Diderot een journalistieke reis door Holland. (Voyage en Hollande).
De encyclopedisten hebben veel bijgedragen aan de Europese verlichting en het bestrijden van de heksenwaan. De encyclopédie toonde hoe de wereld door mechanische wetmatigheden werd bepaald en dat natuurwetten onveranderlijk zijn. Dat stond haaks op het magische denken van de kerken en de Middeleeuwen.
Mens en moraal
Waar men er vóór de verlichting veelal van uit ging dat de mens tot het kwade geneigd is, gingen verlichte denkers er van uit dat de mens van nature goed is. Daarnaast werd de mens voor het eerst gezien als autonoom en onafhankelijk. Het idee van gelijkheid kwam meer en meer naar voren.
Op het terrein van de moraal was historisch- en ander gezag dubieus geworden en wilde men zich vooral op verstandelijke en nuttigheidsoverwegingen baseren. Moraal moest onafhankelijk bestaan van godsdienst. De waardigheid van de mens werd een centraal uitgangspunt van de ethiek. Centraal stond het menselijk streven naar geluk in dit leven. De wens naar geluk en een vervuld bestaan had niet meer betrekking op een hiernamaals, maar op het aardse leven. Een van de idealen van de verlichting was de formulering van een rationele en universele moraal, geldig voor het handelen van alle mensen op aarde.
Ieder mens zou mee kunnen profiteren van de vruchten van de verlichting en men hechtte dan ook grote waarde aan populariserende en pedagogische activiteiten. De toegenomen kennis kan door middel van onderwijs worden verspreid, waardoor men dacht dat er uiteindelijk ook sprake zou zijn van vooruitgang op moreel gebied.
Recht, staat en politiek
Ook op het gebied van recht en staat werden onredelijke tradities bestreden en vergaande pogingen tot hervormingen ondernomen. Verlichtingsdenkers keerden zich tegen macht die alleen op traditie berust. De verlichting keerde zich tegen het bestaande systeem van aristocratie, monarchie en kerkelijk gezag, waarvan men vóór de verlichting nog dacht dat ze door god waren ingesteld. Fundamenteel is de afwijzing van goddelijk en van God gegeven gezag. De scheiding tussen kerk en staat werd geïntroduceerd.
Omdat iedereen zelf geacht wordt verantwoordelijk te zijn voor zijn eigen leven, en omdat men zich verzet tegen overgeërfd en van god gegeven gezag, verliest de monarchie haar traditionele rechtvaardigingsgrond. De kritiek op de monarchie leidde veelal niet tot onmiddellijke afschaffing ervan, maar in enkele gevallen wel tot aanpassingen in de leiderschapsstijl van de vorsten. Deze stijl noemt men verlicht despotisme.
In plaats van de theorie van het goddelijke gezag kwam die van het maatschappelijke verdrag naar voren. De meeste verlichtingsdenkers bepleitten vervanging van de standenstaat door een democratische samenleving. Hiernaast waren er ook verlichtingsdenkers, zoals Comte, die de sturing van de maatschappij in handen van een beperkte groep deskundigen wensten te leggen. Het gelijkheidsbeginsel, de mensenrechten en het concept van de burgerrechten hebben hun wortels in de verlichting. De wetten werden meer gebaseerd op het gelijkheidsbeginsel.
Deze nieuwe ideeën over recht, staat en politiek gaven de aanleiding tot verschillende revoluties, waaronder de Franse revolutie en de Belgische revolutie.
Zelfvertrouwen, optimisme en vooruitgangsgeloof
De verlichting distantieerde zich van het verleden. Tijdens de verlichting verliet men de bewondering die tijdens de renaissance werd gekoesterd voor de klassieke oudheid. De verlichting zette zich met name af tegen de middeleeuwen en haar bijgeloof. Het geloof dat de eigen tijd superieur was ontstond.
Van de toekomst verwachtte men nog meer. Men geloofde in een constante toename van de rede. Het onbekende hoefde alleen maar ontdekt te worden. Het besef ontstond, dat de mens zelf de meester van zijn eigen lot is. Er heerste optimisme over de mens en zijn natuur en zijn vermogen om zijn omgeving te veranderen. De maatschappij zou opnieuw kunnen worden ingericht op een redelijke basis. Aldus ontstond tijdens de verlichting de kiem van het vooruitgangsgeloof.
Geschiedschrijving
Vóór de verlichting golden de klassieken, bijvoorbeeld Tacitus, als meest betrouwbare bron voor geschiedschrijving, maar onder meer de volgelingen van René Descartes wezen erop dat deze vaak strijdig waren met bijvoorbeeld archeologische vondsten en Egyptische bronnen. Montesquieu en Voltaire vernieuwden de geschiedschrijving grondig.
Religie en theologie
Religiekritiek is een van de pijlers van de verlichting. De verlichting is een proces van secularisering: religie wordt in verschillende gradaties buiten het domein van ethiek, politiek en wetenschap geplaatst. De rol van religie op het gebied van de moraal en wetenschap wordt teruggedrongen. "Wetenschap" neemt gaandeweg de plaats in van "God" als essentie der dingen.
John Toland - een radicale Iers-Britse denker (pantheïst) - gaf in 1696 een werk uit - Christianity Not Mysterious - waarin hij beweerde dat de Bijbel deels een vervalsing was en dat de kerk eropuit was het volk te misleiden. Het bijgeloof dat kometen onheil voorspelden, werd door Pierre Bayle aan de kaak gesteld. De Nederlander Balthasar Bekker deed met de heksenprocessen hetzelfde. Spinoza (eveneens pantheïst) schreef in zijn Theologisch-politiek Tractaat uit 1670 onder meer dat jodendom en christendom alleen maar historische fenomenen waren, niet berustend op iets absoluuts. Gedachten- en geloofsvrijheid waren belangrijke eisen van de aanhangers van de verlichting, die op dit punt sterk beïnvloed werden door John Lockes werk Brieven over de Verdraagzaamheid uit 1689. Het verstand en de vrijheid zouden de mensheid eindelijk kunnen verlossen van onderdrukking en armoede, stelden ze.
Hoewel de verlichtingsdenkers zware kritiek uitoefenden op religie, bleven de meesten van hen wel geloven in het bestaan van God. Er wordt wel een onderscheid gemaakt tussen de vroege, radicale verlichting, waar Spinoza de belangrijkste vertegenwoordiger van is, en de gematigde verlichting. In de gematigde versie is de religie gemoderniseerd, heeft zijn centrale plaats verloren, en wordt niet meer gezien als een direct obstakel voor vooruitgang, zoals bij de radicale verlichting. Eén van de boegbeelden van deze stroming is Rousseau. De radicale verlichting werd door zijn tegenstanders beschreven als een a- en anti-religieuze, atheïstische stroming.
Literatuur
De literatuur uit de tijd van de verlichting concentreerde zich vooral op actuele, menselijke zaken, waarbij satire (zowel poëzie als proza) het belangrijkste genre werd. Voorbeelden hiervan zijn het werk van Alexander Pope en Jonathan Swifts Gulliver's Travels. In de architectuur uitten de idealen van de verlichting zich in "burgerlijke" gebouwen, ordelijk, sober en streng.
De verlichtingsfilosofen
Samen met Baruch Spinoza en Pierre Bayle is Diderot de belangrijkste filosoof van de radicale verlichting. Daarnaast moeten John Locke, Isaac Newton en Gottfried Wilhelm Leibniz worden genoemd. Andere typische werken uit de verlichting zijn die van David Hume en Adam Smiths Wealth of Nations. Rousseau wordt wel tot de verlichting gerekend, maar dat is maar gedeeltelijk terecht. Zijn ideeën waren veel meer op emoties dan op het verstand gericht, en hij werd dan ook vaak bespot door Voltaire, die zelf als de belangrijkste Franse vertegenwoordiger van de verlichting wordt gezien.
Kant, de Duitse verlichtingsfilosoof en laatste universalist, staat bekend als een moeilijk te doorgronden filosoof. Zijn drie Kritieken gelden vanwege hun diepgang en intellectueel bereik als een mijlpaal in de westerse wijsbegeerte. Zijn pamflet "Beantwortung der Frage: Was ist Aufklärung?" (De beantwoording van de vraag: wat is de verlichting?) uit 1784 is zijn bijdrage aan een prijsvraag, waarbij deze vraag centraal stond (zie externe links). Het is waarschijnlijk de meest toegankelijke tekst uit zijn oeuvre.
Ontstaan, verspreiding en invloed op korte termijn
De verlichting ontstond in West-Europa, met name in Frankrijk, Duitsland en Engeland. De verlichting speelde zich vooral af in de hogere kringen en dan met name in verschillende salons. Bekend is de Salon van Madame Geoffrin. De Nederlandse variant op de salon was het genootschap. Veel aristocraten interesseerden zich voor de beweging en traden op als beschermheren en -vrouwen van hen die in juridische of financiële moeilijkheden raakten. In Frankrijk was het vanwege de strenge censuur vooral een tegenbeweging, waardoor velen moesten vluchten. Vele aanhangers van de verlichting hebben vanwege hun ideeën in de gevangenis gezeten of moesten vluchten. In Amsterdam bijvoorbeeld, waar eerder veel hugenoten naar toe waren gevlucht, waren enkele Franse drukkerijen, waarvan de producten naar Frankrijk werden gesmokkeld.
In andere landen waren het vaak juist de heersers die belangstelling toonden. Frederik de Grote bijvoorbeeld was gedurende een deel van zijn leven een groot aanhanger van Voltaire. In het huidige Duitsland werd de verlichting overigens vertegenwoordigd door onder meer Lessing. In Rusland drong de verlichting nauwelijks door, ondanks de inspanningen van de met Voltaire bevriende tsarina Catharina de Grote. De verlichting verspreidde zich snel naar Amerika en andere Europese kolonies. De beweging inspireerde ook de voor onafhankelijkheid strijdende Amerikanen, met name Benjamin Franklin en Thomas Jefferson. De exacte invulling van de verlichting verschilde overigens van land tot land. Sommige geleerden onderscheiden vele nationale verlichtingen, waarbij elk land zijn eigen specifieke Verlichting zou kennen.
De idealen van de verlichting staan haaks op de slavernij en de verlichting droeg dan ook bij aan de afschaffing hiervan. De verlichting had grote invloed op de Franse Revolutie. Ondanks het belang van de verlichting in Frankrijk kan overigens niet gezegd worden dat deze direct leidde tot de Franse Revolutie; de aanhangers van de verlichting waren vooral optimisten die geloofden in geleidelijke hervorming en vooruitgang, geen revolutionairen.
Invloed op lange termijn
Tijdens het opkomen en overheersen van de Verlichting zelf werd ze niet gezien als een stroming of als een tijdperk, maar meer als een maatschappelijk proces waarvan de verdere ontwikkeling kon worden nagestreefd. Wanneer we de verlichting aldus opvatten, zou men kunnen stellen dat de verlichting nog steeds niet ten einde is. De verlichting heeft een enorme invloed gehad op de maatschappij en wordt wel gezien als één van de pijlers van de westerse beschaving. De verlichting veranderde alle persoonlijke, sociale, culturele, economische en politieke realiteiten. De verlichting had een doorslaggevende rol in de totstandkoming van de moderniteit.
De verlichting had invloed op alle terreinen van het denken. Zowel het socialisme als het liberalisme zijn op de verlichting gebaseerd. Daarnaast zijn vele maatschappelijke processen zoals bijvoorbeeld individualisering, emancipatie, secularisering en globalisering mede door de verlichting gestimuleerd.
Kritiek op de verlichting
Zowel in de achttiende, negentiende als twintigste eeuw is er fundamentele kritiek op de verlichting geleverd. Sommige auteurs hanteren begrippen zoals contraverlichting of tegenverlichting om deze kritieken onder een noemer te brengen.
Verlichtingsdenkers gaan er van uit dat de mens grote redelijke vermogens heeft, dat er veel kennis kan worden opgebouwd, en dat het handelen op basis van de ratio en kennis tot grote maatschappelijke vooruitgang kan leiden. Bestaande tradities en instituties kunnen en moeten dan ook sterk worden aangepast aan de hand van de nieuwe kennis.
Andere denkers gaan er daarentegen van uit dat de rede en het kenvermogen van de mens beperkt zijn en blijven. Het idee dat de moderne wetenschappelijke kennis tot doorzichtigheid en beheersbaarheid van de maatschappij zou leiden, is volgens hen verre van bewaarheid. Rede en kennis blijven hierdoor beperkt. De rationaliteit van de verlichting leidt vooral tot vooruitgang op het wetenschappelijke en technische vlak, en nauwelijks op dat van de moraal, de politiek en het menszijn. Ingrijpen in de maatschappelijke werkelijkheid blijft dus altijd moeilijk en kan zelfs gevaarlijk zijn. De met de verlichting verbonden moderne wetenschap en techniek persen mensen in een keurslijf. De verlichting heeft geleid tot nieuwe vormen van onvrijheid en onderwerping. Omdat vernieuwen zo moeilijk is, moeten bestaande tradities en instituties worden beschermd.
Het conservatisme en de romantiek volgen de laatstgenoemde redenering en kunnen daarom worden gezien als vroege reacties op de verlichting. In de vorige eeuw gaven Max Horkheimer en Theodor Adorno in hun boek De dialectiek van de verlichting een beroemde kritiek op de verlichting. Meer recent positioneert ook het postmodernisme zich kritisch tegenover de verlichting. De met de verlichting verbonden verwachtingen van zekere kennis op het gebied van wetenschap, moraal, politiek en religie en de daarop gebaseerde hoop voor de toekomst worden radicaal verworpen.
Bekende protagonisten
Nederland
- Baruch Spinoza (1632–1677), filosoof;
- Balthasar Bekker (1634–1698), zijn boek De Philosophia Cartesiana (1668);
- Hugo de Groot (1583-1645), rechtsgeleerde, internationaal vooral bekend als (Hugo) Grotius;
- Franciscus van den Enden (1602-1674), leermeester van Benedictus de Spinoza (1632-1677), noemde zich ook 'Affinius';
- Pierre Bayle (1647–1706), hoogleraar aan de Illustere School van Rotterdam;
- Eise Eisinga (1744-1828), amateur-astronoom en bouwer van een planetarium.
- Belle van Zuylen (1740-1805), schrijfster en componiste, zette zich af tegen de standenmaatschappij, kerkelijke regels en vrouwendiscriminatie.
Frankrijk
- Jean Le Rond d'Alembert (1717–1783), wiskundige;
- Pierre Bayle (1647–1706);
- G.L. Buffon (1707–1788);
- Marquis de Condorcet (1743–1794), filosoof;
- Baron d'Holbach (1723–1789);
- Denis Diderot (1713–1784), stichter van de Encyclopédie;
- Montesquieu (1689–1755);
- Francois Quesney (1694–1774), economist;
- Franse Encyclopedisten;
- François-Marie Arouet (pennaam Voltaire) (1694–1778);
- Jean-Jacques Rousseau (1712 - 1778) (Frankrijk / Zwitserland);
- Joseph-Alexandre-Victor Hupay de Fuveau,(1746-1818), schrijver en filosoof;
- Antoine Lavoisier (1743 – 1794);
- Voltaire
Verenigd Koninkrijk
- John Locke (1632–1704), filosoof;
- Sir Isaac Newton (1643-1727), filosoof, natuurkundige, alchemist en theoloog;
- Robert Hooke (1635–1703), natuurkundige en architect;
- James Burnett, Lord Monboddo (1714-1799), filosoof;
- James Boswell (1740–1795), biograaf;
- Edmund Burke (1729–1797), parlementslid;
- Edward Gibbon (1737–1794), historicus;
- David Hume (1711-1776), historcus;
- Mary Wollstonecraft (1759-1797), schrijver, filosoof, en feminist;
- Thomas Hobbes (1588–1679), filosoof, schreef Leviathan;
- Adam Smith (1723–1790), econoom.
Verenigde Staten
- Benjamin Franklin (1706–1790), staatsman;
- Thomas Paine (1737–1809), Engeland / VS;
- Thomas Jefferson (1743–1826) derde president van de Verenigde Staten;
- John Adams (1735-1826) tweede president van de Verenigde Staten;
- James Madison (1751 – 1836) vierde president van de Verenigde Staten.
Polen
- Ignacy Krasicki (1735–1801).
Spanje
- Leandro Fernández de Moratín (1760–1828), dramatist;
- Gaspar Melchor de Jovellanos, prominent staatsman;
- Sebastião de Melo, Marquis van Pombal (1699-1782).
Duitsland
- Christian Jacob Wagenseil;
- Christian Felix Weiße;
- Christoph Martin Wieland;
- Christian Wolff (1679-1754), medestichter van de Duitse verlichting;
- Friedrich Nicolai;
- Christian Garve;
- Thomas Abbt (1738–1766);
- Johann Gottfried von Herder, theoloog;
- Immanuel Kant (1724–1804), filosoof;
- Adam Weishaupt (1748–1830);
- Hugo Kołłątaj (1750–1812), Polen;
- Gotthold Ephraim Lessing (1729–1781);
- Leibniz (1646-1716), wiskundige, filosoof, logicus, natuurkundige, historicus, rechtsgeleerde en diplomaat.
Andere
- Benito Jerónimo Feijóo y Montenegro (1676–1764);
- Nikolay Novikov (1744–1818), Rusland, filantroop;
- Emanuel Swedenborg (1688–1772), filosoof;
- Mikhail Lomonosov;
- Mikhailo Shcherbatov;
- Ekaterina Dashkova.
Literatuur
- Alphons van Dijk, Over (de) verlichting; een inleiding tot het boeddhisme voor humanistisch geïnspireerde mensen. (Damon, Leende; 1999)
- Jonathan Israel, Radicale verlichting, Van Wijnen, Franeker, 2005
- Jonathan Israel, Enlightenment Contested. Philosophy, Modernity, and the Emancipation of Man 1670-1752, Oxford University Press, 2001
- Carel Peeters, Gevoelige ideeën; over de andere Verlichting, De Harmonie, Amsterdam, 2008.
- David Sorkin, (2008), The Religious Enlightenment. Protestants, Jews and Catholics from London to Vienna, Princeton University Press, 339 blz.
Zie ook
- Haskala, de joodse vorm van de verlichting.
Externe links
- "Beantwoording van de vraag: wat is verlichting?" (Immanuel Kant, Vertaling in het Nederlands)
- "Beantwoording van de vraag: wat is verlichting?" (Immanuel Kant, originele (Duitse) tekst)
- "Beantwoording van de vraag: wat is verlichting?" (Immanuel Kant, Vertaling in het Engels)
- Aantekeningen over Licht en Verlichting
- Verlichting met en zonder kapitaal
- De encyclopédie van Diderot online
Bronvermelding
Bronnen, noten en/of referenties:
- º Immanuel Kant: 'Beantwortung der Frage: Was ist Aufklärung?' Essay uit 1784