Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Thomas Hobbes
Thomas Hobbes (Westport (Wiltshire), 5 april 1588 – Hardwick Hall (Derbyshire), 4 december 1679) was een Engels filosoof. Hij leefde ten tijde van de Engelse Burgeroorlog. De anomie en het geweld van zijn tijd hebben hem sterk beïnvloed.
Levensloop
Hobbes werd geboren als zoon van een geestelijke die de zorg van zijn kinderen overliet aan zijn broer. De jonge Hobbes kreeg een goede opleiding en werd in 1603 toegelaten tot de Universiteit van Oxford. Hij behaalde een B.A. in 1608; de studie was gericht op een restant van de Zeven vrije kunsten; het kwam met name neer op een grondige bestudering van klassieke teksten op het gebied van de filosofie. Over deze periode was hij echter niet te spreken en later zou hij zich kritisch uitlaten over de rol van Aristoteles in (het onderwijs in) de filosofie.
Eenmaal afgestudeerd trad Hobbes in dienst van William Cavendish, wiens zoon hij als tutor begeleidde bij een aantal reizen ('grand tour'). Dit bood Hobbes de gelegenheid, zich te ontwikkelen op het gebied van de natuurwetenschappen en interessante contacten te leggen. Nadat zijn werkgever was gestorven vond Hobbes opnieuw werk als tutor; nu ging het om de zoon van Gervase Clifton. In 1631 kwam hij opnieuw in dienst van de Cavendish's.
Het verloop van de Engelse burgeroorlog maakte grote indruk op Hobbes en zou een belangrijk effect hebben op zijn politieke filosofie. Het betekende ook dat hij, als koningsgezinde, uit Engeland moest vluchten. Hobbes' belangrijkste politieke werken, De Cive en Leviathan, werden in deze periode geschreven. Hij schreef ook een commentaar op René Descartes' Meditaties (de derde reeks van bezwaren); de antwoorden van Descartes waren de felste van alle reacties die deze tot de commentatoren van het werk richtte.
In 1651 kon Hobbes terugkeren naar Engeland. Er ontstond een discussie met John Bramhall. Bramhall verdedigde daarbij het bestaan van de menselijke vrije wil, het bestaan waarvan Hobbes ontkende. Tussen John Wallis en Hobbes ontstond een meningsverschil over de kwadratuur van de cirkel, toen Hobbes probeerde deze te bewijzen. Zijn laatste werk was een vertaling van de Ilias en de Odyssee.
Filosofie
Hobbes ontkende het bestaan van een niet-materiële werkelijkheid. Hij kwam tot deze gedachte doordat hij zeer sterk onder de indruk was van de wetmatigheden in de materiële wereld. Alles wat bestaat, is dus materieel-lichamelijk. Met deze stelling grijpt hij terug op het oude atomisme van Democritus en Epicurus. Hij zocht op alle terreinen van het leven mechanische oorzaken en gevolgen vast te stellen. Hierbij hoorde ook het menselijk leven. Dat was ook volkomen materialistisch, mechanisch en deterministisch. De mens heeft geen niet-lichamelijke ziel of geest.
Politieke filosofie
Hobbes gaat uit van een denkbeeldige natuurtoestand (status hominum naturalis). Dit is een situatie waarin iedereen totaal vrij is omdat er geen interferentie van wetten is, maar waar de mens elke dag de dood vreest. Het is, zoals Hobbes in zijn werk De Cive zegt, een toestand van oorlog van allen tegen allen (een bellum omnium in omnes). Daarbij geldt: homo homini lupus est (Latijn: 'de mens is voor andere mensen een wolf'). Door geweld toe te passen kunnen mensen zich verrijken zonder zelf arbeid te hoeven verrichten. Mensen lopen dus altijd het gevaar dat anderen zich met geweld meester maken van hun producten, of dat anderen ze tot slaaf maken of zelfs doden. Door zelf sterker te zijn dan vijanden kan dat gevaar worden afgewend. Maar volgens Hobbes ontlopen mensen elkaar weinig in fysieke kracht, en ook zwakken zijn door list en bedrog in staat om van een sterkere te winnen. Zo ontstaat de natuurlijke toestand van de mens: een ononderbroken oorlog van allen tegen allen. Hobbes staat bekend als een navolger van René Descartes. In een natuurstaat handelen mensen als machines, waarbij zij gedreven worden door aversie om te sterven en begeerte om te leven. Deze twee mechanismen leiden ertoe dat mensen puur uit eigen belang handelen. Zij worden gedreven door egoïstische beweegredenen.
Deze toestand wordt beëindigd doordat de mens streeft naar zelfbehoud. Hobbes meende dat mensen uit zelfbehoud bereid zijn om af te zien van het recht op gebruik van geweld, mits de anderen dit ook doen. Vrede en veiligheid worden daardoor gewaarborgd. Dit wordt ook wel het 'prisoner's dilemma' genoemd. Het is een dilemma waar mensen in eerste instantie hun eigen 'zelfbehoud' ondergraven door puur op egoïstische gronden te handelen. Zij kunnen pas ontsnappen aan 'zelf-destructie' door samen te werken en bepaalde vrijheden op de geven. De enige manier waarop mensen gelijktijdig afstand kunnen doen van geweldsmiddelen is door deze, door middel van een sociaal contract, over te dragen aan een superieure macht. Hobbes noemt die macht Leviathan: de soeverein, die voor ieders bestwil heerst over de burgers. Hobbes heeft een voorkeur voor de monarchie als staatsvorm, in dit geval een autoritaire staat die wordt geregeerd door een persoon die in eerste instantie door de burgers is gekozen. Wanneer de vorst regeert kan deze niet meer afgezet worden, tenminste zolang hij of zij deze burgers bescherming kan bieden; bescherming van natuurtoestand-achtige taferelen (burgeroorlog etc.) maakt namelijk dat burgers de plicht hebben om te gehoorzamen. De Leviathan is autoritair te noemen omdat er geen sprake is van een verdeling van machten: de vorst is de ontwerpende en uitvoerende macht. Bovendien is volgens Hobbes vorstelijk geweld gerechtvaardigd, al moet dit wel het algemeen belang dienen - de bescherming van burgers. Mensen hebben immers altijd de neiging tot zelfbehoud, en hebben slechts de verplichting te gehoorzamen zolang de soeverein lijf en leden kan beschermen.
Hobbes' gedachte "Covenants without the sword are but words, and of no strength to secure a man at all", vat zijn filosofie kernachtig samen. Zijn meesterwerk is Leviathan, uitgegeven in 1651.
Er bestaat ook kritiek op de theorie van Hobbes:
- De toestand die Hobbes beschrijft, vindt in de praktijk zelden plaats. Staten ontstaan meestal niet op basis van een vrijwillige overdracht van de wapens aan de soeverein, maar juist door oorlog en onderwerping.
- Is het wel zo dat de vrees voor de dood het zwaarst doorweegt?
- Ook vorsten en regeringen kunnen besluiten hun onderdanen te onderdrukken. De oplossing van Hobbes biedt dus geen garantie voor vrede en veiligheid. (power corrupts, absolute power corrupts absolutely)
- Als de redenering van Hobbes juist is, dan zou dat uiteindelijk moeten leiden tot het instellen van één wereldregering door de staten. Zo ver is het echter nog steeds niet gekomen (hoewel de VN door sommige Hobbesianen als een poging daartoe wordt gezien).
Ethiek en antropologie
Het werk van Hobbes markeerde in de ethiek de overgang naar het begin van een seculier optimisme. Dat houdt in dat men geen God of kerk nodig heeft om een zin in het leven te ontdekken. Veel van de ethische theorieën in de eeuwen na Hobbes zijn een reactie op zijn werk. Ofwel een bevestiging en aanpassingen, ofwel een scherpe kritiek. Hij is zowel bekend geworden door zijn systeem van persoonlijke ethiek, ofwel egoïsme, als door zijn sociale ethiek.
Zijn persoonlijke ethiek is gebaseerd op de natuur van de mens. Volgens Hobbes was zijn taak om de mens op te delen in verschillende delen en de relatie tussen die delen te onderzoeken. Zijn mensbeeld is gebaseerd op empirische observaties. Hij zag de mens als een kleine, geïsoleerde, individuele machine. Een mens bestaat uit zowel interne als uitwendige bewegingen. Externe bewegingen worden afgeleid van de interne. Deze interne bewegingen veroorzaken twee typen van streven, namelijk afkeer en aantrekkingskracht of verlangen. Zijn definitie van wat goed is, komt hieruit voort. Het object van verlangen is goed, en het object van afkeer is slecht. Hobbes kan geen hedonist genoemd worden, omdat hij genot niet ziet als het goed zelf, maar genot slechts verbindt met het goede.
Op deze manier geeft hij dus een egoïstische definitie van het goede. 'Goed' wordt gedefinieerd in termen van wat goed is voor het belang van het individu. Het goede is hierbij slechts relatief zolang er nog geen staatsmacht bestaat; bestaat die wel, dan is deze de maatstaf van goed en kwaad en ontstaat zo een algemene standaard. Deze kwestie is overigens gecompliceerd omdat Hobbes ook spreekt over natuurwetten die bepalend zijn voor het menselijk handelen; daaruit blijkt echter dat het weliswaar gaat om een universeel patroon, maar dit geen verband houdt met de moraal (vgl. Hobbes' opvatting over natuurwetten).
Theologie
Hoewel er volgens Hobbes slechts materie bestaat, speelt God een belangrijke rol in zijn filosofie. Het is onmogelijk om na te gaan wat Hobbes werkelijk dacht, maar zijn geschriften (waarop men zich moet baseren) zijn duidelijk.
Hobbes stelt dat datgene wat men zich voorstelt, steeds eindig is, zodat men zich geen voorstelling kan maken van God. Daarom geldt: "[...] The name of God is used, not to make us conceive Him (for He is incomprehensible, and His greatness and power are unconceivable), but that we may honour Him." ("Gods naam wordt niet gebruikt opdat we ons Hem kunnen voorstellen (Hij is immers onbevattelijk en Zijn grootsheid en macht zijn onvoorstelbaar), maar opdat we Hem kunnen eren.") (Leviathan, hoofdstuk 6)
Wel geeft hij in hoofdstuk 5 aan dat woorden waarbij men zich niets voorstelt absurd en zonder betekenis zijn, waarbij hij als voorbeelden onder andere een ronde vierhoek ('a round quadrangle'), immateriële substanties ('immaterial substances') (er zijn wel substanties, maar geen immateriële) en een vrije wil ('a free will') noemt. Strikt genomen kan men hieruit afleiden dat het woord 'God' volgens Hobbes dan ook absurd en zonder betekenis moet zijn, maar datgene wat hierboven is genoemd (wat hij dus pas ná deze passage zelf aanvoert, namelijk in hoofdstuk 6) biedt een uitweg: hij geeft juist aan dat het in het geval van God niet gaat om een voorstelling.
Hobbes legt weliswaar de nadruk op gehoorzaamheid aan de soeverein, maar geeft ook aan wat noodzakelijk is om in de hemel te komen, waarbij het geloof in Jezus Christus bepalend is (hoofdstuk 43).
Vrije mediabestanden over Thomas Hobbes op Wikimedia Commons