Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie en digitaal erfgoed, wenst u prettige feestdagen en een gelukkig 2025

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Klassieke muziek

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Dit artikel valt onder beheer van Dorp:Luisterrijk.
Geschiedenis van de klassieke muziek
Oudheid (tot 476)
Middeleeuwen (4761400)
Renaissance (14001600)
Barok (16001760)
Classicisme (17301820)
Romantiek (18151910)

Onder klassieke muziek vallen alle muziekstijlen en -perioden waarin kunstmuziek doorgaans wordt ingedeeld. De benaming 'klassiek' verwijst daarbij niet enkel naar het 'classicisme', maar heeft de bredere betekenis 'van vroeger'. Doorgaans wordt de term 'klassieke muziek' gebruikt om het verschil aan te geven met populaire (of lichte) muziek of met volksmuziek.

In de Westerse klassieke muziek kent men de hiernaast gegeven indeling.

Ook andere culturen kennen klassieke muziek. Een bekend voorbeeld is de Indiase klassieke muziek.

De geschiedenis van de klassieke muziek

De geschiedenis van de klassieke muziek wordt onderverdeeld in een aantal perioden.

Oudheid

Zie Muziek in de Oudheid voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De huidige in de westerse muziek gebruikte toonladder, bestaande uit 12 tonen, heeft zich globaal historisch ontwikkeld vanuit 3 tonen rond 1 toon, naar 5 tonen (de pentatoniek), vervolgens naar 7 tonen (de diatoniek) en tenslotte naar 12 tonen (chromatiek). De geschiedenis van de westerse muziek begint met een uit het (midden)-oosten en rondom het oude Griekenland overgenomen diatoniek.

Van de Oudgriekse muziek zijn geen partituren bewaard gebleven, al kunnen er wel reconstructies gemaakt worden op basis van overgeleverde beschrijvingen. Een belangrijke componist, van wie er nog enkele hymnes bewaard zijn gebleven, is Mesomedes van Kreta (eerste eeuw na Christus). Van de Romeinse muziek is nog veel minder bewaard gebleven: slechts één, in de Renaissance gereconstrueerde frase uit een toneelstuk van Terentius.

De belangrijkste invloed die de Oudheid op de ontwikkeling van de klassieke muziek heeft gehad, is van muziektheoretische aard. Pythagoras construeerde zijn diatonische toonladder met zuiver reine kwinten. Aristoxenos was de eerste muziektheoreticus die onderscheid maakte tussen verschillende toonladders.

Vroege Middeleeuwen (500-1000)

Zie Middeleeuwse muziek voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In de vroege middeleeuwen is de ontwikkeling van de klassieke muziek gebonden aan de ontwikkeling van de kerkmuziek. De in de kerk gezongen melodieën waren voornamelijk uit Azië afkomstig. Deze melodieën ondergingen een verandering: zij werden ontdaan van hun versieringen, zodat slechts de belangrijkste tonen overbleven. Deze kerkgezangen werden vanaf de 6e eeuw verzameld en gecodificeerd op last van paus Gregorius de Grote (paus van 590 tot 604). Deze verzameling staat sindsdien bekend als Gregoriaanse muziek: het zijn alle eenstemmige gezangen.

Middeleeuwen (1000-1450)

Bestand:Medieval musicians (foto-mo).jpg
"middeleeuwse" muzikanten
Zie Middeleeuwse muziek voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De belangrijkste vernieuwing in de Middeleeuwen, is de polyfonie, de meerstemmigheid. Omdat in de meerstemmigheid de terts het belangrijkste interval is, moest een nieuwe toonladder worden geconstrueerd, op basis van de consonantie van tertsen. Ook werd geleidelijk een systeem van muzieknotatie ontwikkeld, waarbij de noot als een punt (Latijn: punctus) op een balk met lijnen werd genoteerd. Bij polyfone muziek klinken meerdere noten tegelijkertijd, noot tegen noot (Latijn: punctus contra punctus); met het contrapunt was ook het beroep componist geboren.

De volgende stijlen kunnen worden onderscheiden: Organum (11e eeuw), Ars Antiqua (ca 1100-1300), Ars Nova (ca 1300-1450), Trecento (Italiaanse muziek uit de 14e eeuw) en Ars Subtilior (ca 1425-1450).

Renaissance (1450-1600)

Zie Renaissancemuziek voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De muzikale ontwikkelingen in de Renaissance kunnen als volgt worden samengevat: wijziging in het notatiesysteem (meer 'open', witte notatie dan zwarte); naast religieuze steeds meer profane en instrumentale muziek; striktere regels betreffende consonantie en dissonantie; meer aandacht voor de relatie tekst-muziek; internationale verspreiding van het polyfone repertoire, onder meer door de opkomst en het succes van de muziekdruk. In de Renaissance waren het vooral de componisten uit de Lage Landen (België en Noord-Frankrijk) die voor deze vernieuwingen instonden. Belangrijke namen - uit de meer dan honderd die kunnen geciteerd worden - zijn hierbij Guillaume Dufay, Ockeghem, Pierre de la Rue, Jacob Obrecht, Nicolas Gombert, Clemens non Papa, Willaert, Orlandus Lassus (Roland de Lassus, Orlando di Lasso), Josquin Des Prez en Philippus De Monte. De laatste grote Renaissance componist was de Romein Palestrina (1525-1594).

Barok (1600-1750)

Zie Barokmuziek voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Rond 1600 verandert de stijl van de gecomponeerde muziek in minder dan vijf jaar tijd. De monodie met zijn systeem van basso continuo, en de harmonie doen hun intrede, en daarmee de cadensen. In deze periode worden ook de meeste moderne muziekinstrumenten ontwikkeld: de strijkinstrumenten (zij het nog met een kortere strijkstok) en de blaasinstrumenten (zij het nog zonder het moderne kleppensysteem). Tot aan de barok waren de belangrijkste ontwikkelingen steeds aan een overwegend vocale uitvoeringspraktijk gekoppeld. Vanaf de barok neemt de instrumentale muziek deze leidende rol over. Tot de belangrijkste componisten worden gerekend: Claudio Monteverdi, Dietrich Buxtehude, Johann Pachelbel, Antonio Vivaldi, Georg Friedrich Händel en Johann Sebastian Bach.

De barok wordt over het algemeen geacht te eindigen met de dood van Bach in 1750.

Classicisme (1750-1820)

Zie Classicisme (muziek) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Aan de periode van het classicisme ontleent de klassieke muziek haar naam. Binnen de muziekgeschiedenis is zij echter zeer kort, en omvat hoofdzakelijk de werken van Wolfgang Amadeus Mozart, Joseph Haydn en Ludwig van Beethoven (1e Weense School).

Een van de belangrijkste vernieuwingen, oorspronkelijk afkomstig uit de zogenaamde Mannheimer Schule, is het integrale gebruik van tekens om de dynamiek te noteren (zoals p voor zacht en f voor sterk, luid). Voorts blijft de muziek hoofdzakelijk tonaal, maar kent een grote verandering, langzamerhand wordt het contrapunt vervangen door de harmonie en begint de pianoforte aan een sterke opmars, ze maakt de weg vrij voor de triomftocht van de piano.

In de periode van het classicisme ontstaan nieuwe vormen: de sonatevorm, de symfonie; en nieuwe bezettingen: het strijkkwartet en het (dan nog kleine) symfonieorkest.

Romantiek (1815-1910)

Zie Romantiek (muziek) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In de romantische periode van de klassieke muziek maken componisten steeds grotere composities met steeds meer noten, moeilijkere ritmes en steeds complexere harmonische ontwikkelingen. Ze gebruiken veel en vreemde, niet eerder toegepaste muziekinstrumenten. Er is veel drama en emotie te horen. Alles draait om wat mensen voelen, fantasie en de natuur.

De tendens van de muzikale ontwikkelingen in de 19e eeuw is afkomstig uit de vooruitgangsgedachte uit de Verlichting, en leidde tot steeds grotere werken, grotere orkesten, virtuozere speeltechnieken op verbeterde muziekinstrumenten en steeds complexere harmonische ontwikkelingen.

Klassieke muziek uit de 20e eeuw

Klassieke muziek uit de 20e eeuw
Impressionisme (tot 1900)
Bruïtisme (Futurisme) (vanaf 1913)
Neoromantiek (vanaf 1915)
Groupe des Six (vanaf 1920)
Dodecafonie (vanaf 1923)
Musique Concrète (vanaf 1949)
Serialisme (vanaf 1950)
Microtonale muziek (vanaf 1950)
Aleatorische muziek (vanaf 1963)
Minimale muziek (vanaf 1970)
Eigentijdse klassieke muziek (1975 - nu)
Zie Klassieke muziek uit de 20e eeuw voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Klassieke muziek uit de 20e eeuw, de Europese klassieke muziek van na 1900 heeft een wijde variatie, beginnend bij de late romantische stijl van Sergei Rachmaninoff, het impressionisme van Claude Debussy en Maurice Ravel, en vervolgd door Béla Bartók en het Neo-Classicisme van Igor Stravinsky tot aan het tegengestelde serialisme van Pierre Boulez, de minimale muziek van Steve Reich en Philip Glass, de muziek concrete van Pierre Schaeffer, de microtonale muziek van Harry Partch en de aleatorische muziek van John Cage, de elektronische muziek van Karlheinz Stockhausen.

Als algemene overeenkomst van al deze verschillende genres is het toenemende gebruik van dissonantie in de compositie. Om deze reden wordt de 20e eeuw soms ook wel de dissonante periode genoemd.

Vormen en genres

Aria - Cantate - Concerto - Mis - Opera - Oratorium - Orkestsuite - Ouverture - Sonate - Strijkkwartet - Symfonie - Wals

Componisten en uitvoerende musici

Voor componisten, dirigenten, violisten, pianisten, vocalisten en overige musici: zie de betreffende pagina's.

Zie ook

Externe links

Wikimedia Commons  Zie ook de categorie met mediabestanden in verband met Classical music op Wikimedia Commons.

rel=nofollow