Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Hippolytus van Rome
Hippolytus | ||
Ἱππόλυτος, Hippolutos Oost-Romeinse rijk, ca. 170 – Sardinië, 235 | ||
Hippolytus van Rome | ||
Hippolytus van Rome |
Hippolytus (Ἱππόλυτος, Hippolutos) was een leerling van Irenaeus van Lyon en werd de belangrijkste westelijke kerkvader van zijn tijd. Vermoedelijk werd hij omstreeks het jaar 170 geboren in het oosten van het Romeinse rijk. Waarschijnlijk werkte hij vanaf ongeveer 192 als presbyter in Rome. Hij overleed in het jaar 235 op Sardinië. Zijn naam betekent „losmaker van paarden”.
Leven
De titels van Hippolytus’ werken zijn goed bekend: zij werden door andere kerkvaders diverse malen in lijsten opgesomd. Maar zijn biografische gegevens, waaronder zijn kerkelijk ambt, zijn sinds decennia omstreden. De reden hiervoor is dat ook de historische bronnen over hem zich voor een deel tegenspreken. In heel wat bronnen wordt aangeduid dat hij in Rome actief was. De Chronograaf van 354, een verzameling officiële Romeinse documenten, vermeldt in de lijst voor begraafplaatsen van de martelaren voor de Idus van augustus 235, dat Hippolytus in een catacombe aan de Via Tiburtina in Rome bijgezet werd.[1]
Zijn activiteit in Rome wordt bevestigd door Apollinaris van Laodicea (ca. 315 – ca. 390), die Hippolytus bovendien uitdrukkelijk „episkopos (bisschop) van Rome” noemt.
Eusebius van Caesarea (ca. 260-ca. 340) geeft in zijn Kerkgeschiedenis een lijst van werken van Hippolytus en noemt hem een episkopos (bisschop), maar geeft geen plaats aan.[2] In het volgende hoofdstuk noemt hij Hippolytus een tijdgenoot van bisschop Zephyrinus van Rome (overleden in 217).
De informatie uit de werken van Hiëronymus (347–420) is gelijkaardig. Hiëronymus kent verdere teksten van Hippolytus, die door Eusebius niet vermeld werden, en hij bevestigt Hippolytus’ bisschopstitel. Het is opvallend dat hij zijn leraar Apollinaris, die Hippolytus aanduidde als „bisschop van Rome”, niet volgt, maar beklemtoont dat hij de plaats van de bisschopszetel niet kent.[3] Hiëronymus merkt verder op dat Hippolytus als martelaar stierf.[4] Deze dubbele titel „bisschop en martelaar” wordt later door talrijke schrijvers gebruikt, o.a. door Theodoretus (393–460).
Een andere, latere traditie noemt Hippolytus de bisschop van de Romeinse haven Porto, bijvoorbeeld het Chronicon Paschale uit 629.[5] Wanneer men de aangevoerde titels van de werken vergelijkt,[6] blijkt dit dezelfde Hippolytus te zijn als diegene over wie Hiëronymus spreekt.
Een archeologische vondst toont een verbinding tussen Porto en Hippolytus: op de Isola Sacra, een eiland in de Tiber onmiddellijk ten zuiden van Porto, werden vanaf 1970 de resten blootgelegd vann een vroegchristelijke basiliek. Deze werd reeds op het einde van de vierde eeuw onder bisschop Heraclida gebouwd. Uit een inscriptie blijkt dat deze kerk aan Hippolytus gewijd was:
- ERACLIDA EPISC(opus) SERVVS DEI BASILICAM YPPOLITO[7]
Onder het altaar werd een lege sarcofaag uit de derde eeuw gevonden, met daarop een inscriptie uit de negende eeuw, die dit als de begraafplaats van Hippolytus aanduidt.
Mogelijk waren er in de derde eeuw twee verschillende personen met de naam Hippolytus, de ene in Rome, de andere in Porto, en werden hun biografieën later vermengd.
Schisma
Uit de bewaard gebleven werken van Hippolytus blijkt dat hij zich in de conservatieve vleugel van de kerk bevond en dat hij in verband met vele kwesties een harde lijn volgde. Vele auteurs aanvaarden de stelling dat meningsverschillen tot een breuk met de officiële kerk leidden. (Het zogenaamde Hippolytisch schisma.)
Het historisch bewijsmateriaal hiervoor is heel dun. Een kerkscheuring ging gewoonlijk met veel briefwisseling gepaard, aangezien beide zijden probeerden bondgenoten te vinden voor hun eigen positie. Uit het schisma van Novatianus (’tegenpaus’ in de tijd van Cornelius bleven vele brieven bewaard. Van het theoretische schisma van Hippolytus bestaat geen enkel document.
Er bestaan alleen indirecte aanwijzingen. Een aanwijzing staat in een werk dat door Eusebius aan Hippolytus toegeschreven werd: de Refutatio omnium haeresium (’Weerlegging van alle ketterijen’), een strijdschrift waarin hij 32 ketterse groepen optekende en zich vooral tegen de gnostici richtte. In dit werk beschrijft de auteur een hevge strijd met Calixtus I (217–222), toen deze in het jaar 217 een tweede boete toeliet voor seksuele zonden na de doop, hoewel immoraliteit, moord en afvalligheid van het geloof voordien als onvergeeflijke doodzonden werden gezien. Er ontbrandde bovendien een hevige theologische strijd over de Drie-eenheid. De auteur beschuldigt Calixtus ervan de leer van Sabellius, het sabellianisme of monarchianisme, niet genoeg te bestrijden. Calixtus verdedigde zich door zijn tegenstander van ditheïsme te beschuldigen.[8] Calixtus werd ook beschuldigd van het ontvreemden van kerkgeld en andere criminele activiteiten.
Op het einde van het hoofdstuk staat de betekenisvolle passage: „En daarop noemen deze onbeschaamden zich ’Katholieke Kerk’, en velen treden toe, in de mening juist te handelen. […] Van Callistus hebben ze ook hun bijnaam gekregen en heten, naar hun stichter, callistianen.”[8] Dat de kerk hier zowat de term „[sekte van] de callistianen” toegemeten kreeg, wordt als een bewijs gezien dat er blijkbaar, hoewel er verder geen schriftelijk bewijsmateriaal voor te vinden is, in Callixtus’ tijd een schisma bestond, aangezien de auteur zich blijkbaar tot (tegen-)bisschop van Rome had laten kiezen en een eigen groep leidde.
Dat de auteur van deze tekst zichzelf ook zo zag, blijkt uit het voorwoord: „Er kan hen [de dwaalleraren] echter niemand hun dwaling doen inzien tenzij de in de kerk gegeven heilige Geest, die de apostelen als eerste ontvangen hebben;[…] Aangezien wij als hun navolger deelhebben aan dezelfde gaven, hogepriesterlijke waarde en leer en tot de hoeders van de kerk behoren, houden wij hun ogen open en verkondigen de ware leer.”[9] Vele onderzoekers leiden van deze zelfbewuste woorden af, dat de auteur zich als een opvolger van de apostelen en als de rechtmatige bisschop zag.[10]
Deze stelling wordt door twee verdere bronnen ondersteund. In de Chronograaf van 354 wordt in het hoofdstuk over paus Pontianus vermeld, dat deze tijdens de christenvervolgingen onder Maximinus Thrax in het jaar 325 naar Sardinië verbannen werd. Hetzelfde trof ook Hippolyt, die in één adem met Pontianus genoemd wordt: „Eo tempore Pontianus episcopus et Yppolitus presbiter exoles sunt deportati in Sardinia.”[11] De gelijke behandeling van de twee bisschoppen, waarvan de ene als rechtmatige paus wordt gezien, blijft in de Chronograaf een uniek geval. Dit wordt als bewijs gezien dat Hippolytus in die tijd een buitengewone positie innam. Hun gemeenschappelijk martelaarschap en de gezamenlijke feestdag op 13 augustus, lijken erop te duiden dat de beide leiders zich verzoenden. Hippolytus wordt in de Kerk als heilige vereerd.
Een verdere indicatie wordt gegeven door Damasus I (305–384). In een inscriptie, die hij in de grafkerk van Hippolytus liet aanbrengen, noemt hij Hippolytus (verkeerdelijk) iemand die een aanhanger van de schismatieke Novatianus was maar zich later zelf met de kerk verzoende en ook zijn aanhangers daartoe aanzette. Hij geeft in de inscriptie toe dat hij het niet zeker weet („haec audita”) en dat pas Christus het verhaal zou kunnen bewijzen („Probat omnia Christus”).[12] Vele onderzoekers schatten dit in als een indirecte aanwijzing voor het schisma van Hippolytus; Damasus zou zich honderd jaar na de gebeurtenissen enkel vergist hebben tussen de kerkscheuring van Hippolytus en die van Novatianus, die twintig jaar later plaatsvond.
De zware aanvallen tegen de kerk in het reeds vermeldde geschrift Refutatio omnium haeresium, ook bekend als Philosophumena, lijken aan te tonen dat gedurende de ambtsperiode van Callixtus tenminste een voorlopig schisma bestond. Of Hippolytus de aanvoerder van een schismatieke groep was, hangt er voor een groot deel van af of hij de auteur van dit geschrift was.
Werken
Hippolytus schreef onder andere in het Grieks een wereldkroniek tot het jaar 234/235, exegetische commentaren op het boek Daniël en de Openbaring, dogmatische en kerkrechtelijke verhandelingen en een strijdschrift tegen de gnosici (Refutatio omnium haeresium, „Weerlegging van alle ketterijen”), waarin hij 32 ketterse groepen beschrijft. Cultuurhistorisch interessant zijn de in dit werk beschreven trucs van de magiërs uit de oudheid.[13] Een groot deel van zijn geschriften is in een Oudslavische vertaling bewaard gebleven. Hij stelde ook lijsten op met de berekende paasdatum.
Traditio Apostolica
Het bekendste werk dat aan Hippolytus wordt toegeschreven is vandaag de Traditio Apostolica, de „apostolische overlevering”, uit de jaren 210 tot 235. Het is omstreden of hij de auteur was. Het werk geeft een kijkje in de kerk van toen en bevat standaardvoorbeelden van vroegchristelijke gebedsliteratuur. Het Griekse origineel ging voor het grootste deel verloren, maar er zijn versies in het Latijn, Arabisch, Koptisch en Ethiopisch. De vertalingen zijn voor een deel onvolledig en wijken van elkaar af.
Het gebed voor de bisschopswijding uit de „Traditio apostolica” werd na het tweede Vaticaans concilie overgenomen in het Pontificale Romanum .
Graf
In de Vicolo dei Canneti te Rome bevindt zich de ingang van de Hippolytus-catacombe, die zich over meerdere etages uitbreidt. Vroeger lag ze midden in een begraafplaats aan een zijstraat van de Via Tiburtina. Vermoedelijk bevindt zich Hippolytus’ graf in deze catacombe. In de loop van de vierde eeuw werd de grafruimte en de gangen er rondom omgebouwd tot een onderaardse basiliek, maar de plaats van de in de vijfde eeuw vernoemde kerk is tot op heden niet gevonden.
In deze omgeving, de campo verano of ager veranus, werd in 1551 vlak bij de catacombe een beschadigd marmerbeeld gevonden. Het bovenlijf ontbrak. De onderzijde, die een op een troon zittende persoon voorstelt, werd hersteld als een beeld van Hippolytus. Er bestaat inderdaad een verband tussen het beeld en Hippolytus: in de zijkanten van de troon staan titels gebeiteld van werken die men gewoonlijk aan hem toeschrijft, evenals een berekening van de paasdatums van de derde eeuw in de vorm van een kalender.
Het is omstreden of het beeld aanvankelijk Hippolytus voorstelde of dat het een beschadigd antiek beeld was waarop men de titels van zijn werken aanbracht. Het beeld stond lang in het museum van Lateranen. Vandaag bevindt het zich aan de ingang van de Vaticaanse bibliotheek.
Legendevorming
Dat de Hippolytuscatacombe in San Lorenzo fuori le mura aan de Via Tiburtina zich zo dicht bij het graf bevindt van de beroemde martelaar Laurentius, gaf reeds vroeg aanleiding tot het vermengen van de verhalen over beide heiligen. Reeds in de vijfde eeuw werden ze in enkele kerken (bijvoorbeeld in San Lorenzo of in Sant'Apollinare Nuovo in Ravenna) samen afgebeeld.
In deze legende bekeert Hippolytus, die als Romeins officier als gevangenisbewaker van de opgesloten Laurentius werd ingezet, zich tot het christendom en sterft daarom als martelaar doordat hij door twee paarden levend uit elkaar wordt getrokken. Deze voorstelling van zijn marteldood wordt in talrijke middeleeuwse afbeeldingen weergegeven. Bijvoorbeeld bevat het heraldische wapenschild van Saint-Hippolyte in de Elzas deze afbeelding. Hippolytus werd zo ook de patroonheilige van de paarden.
De oorsprong van de „officierslegende” ligt in het duister. Een eerste aanwijzing is te vinden in de werken van de Spaans dichter, Prudentius (348 – na. 405), die bij een bezoek aan Rome verschillende graven beschreef. Hij vermeldt een afbeelding in de omgeving van het graf van Hippolytus, waarop de marteldood van de priester voorgesteld werd, die door paarden ter dood werd getrokken. In hoeverre deze afbeelding betrekking had op Hippolytus of anderzijds op de in Rome heel populaire legende van de mythologische figuur met dezelfde naam, Hippolytos, die eveneens door paarden werd doodgetrokken, kan moeilijk worden gereconstrueerd. Resten van de beschreven afbeelding zijn tot op heden niet meer teruggevonden.
De hypothetische mogelijkheid blijft bestaan dat een afbeelding van de mythologische Hippolytus in de omgeving van het graf van de priester Hippolytus er later aanleiding toe gaf dat men ging aannemen dat de afbeelding de dood van de priester Hippolytus voorstelde.
Hoe de priester in de legende een officier en een bewaker van Laurentius werd, is helemaal onduidelijk. Het is mogelijk dat niet alleen de nabijheid van de graven, maar ook van hun feestdagen (Laurentius op 10 augustus, Hippolytus op 13 augustus), aanleiding gaf tot het ontstaan van een gemeenschappelijk verhaal.
Weblinks
- (la) Traditio apostolica, gedeeltelijk
(en) Johan Peter Kirsch, St. Hippolytus of Rome, in: Catholic Encyclopedia, New York, Robert Appleton Company, 1907-1912. (vertaal via: )
Zie ook de categorie met mediabestanden in verband met Saint Hippolytus op Wikimedia Commons.
Bronnen, noten en/of referenties
|
Namen van de in het „Annuario Pontifico” als tegenpaus genoemde pausen staan cursief tussen haakjes.
Petrus • Linus • Anacletus I • Clemens I • Evaristus • Alexander I • Sixtus I • Telesforus • Hyginus • Pius I • Anicetus • Soter • Eleutherus • Victor I • Zefyrinus • Calixtus I • (Hippolytus) • Urbanus I • Pontianus • Anterus • Fabianus • Cornelius • (Novatianus) • Lucius I • Stefanus I • Sixtus II • Dionysius • Felix I • Eutychianus • Cajus • Marcellinus • Marcellus I • Eusebius • Miltiades • Silvester I • Marcus • Julius I • Liberius • (Felix (II)) • Damasus I • (Ursinus) • Siricius • Anastasius I • Innocentius I • Zosimus • Bonifatius I • (Eulalius) • Celestinus I • Sixtus III • Leo I • Hilarius • Simplicius • Felix II • Gelasius I • Anastasius II • Symmachus • (Laurentius) • Hormisdas • Johannes I • Felix III • Bonifatius II • (Dioscurus) • Johannes II • Agapetus I • Silverius • Vigilius • Pelagius I • Johannes III • Benedictus I • Pelagius II • Gregorius I • Sabinianus • Bonifatius III • Bonifatius IV • Deusdedit (Adeodatus I) • Bonifatius V • Honorius I • Severinus • Johannes IV • Theodorus I • Martinus I • (Eugenius I) • Eugenius I • Vitalianus • Adeodatus II • Donus • Agatho • Leo II • Benedictus II • Johannes V • Conon • (Theodorus (II)) • (Paschalis (I)) • Sergius I • Johannes VI • Johannes VII • Sisinnius • Constantinus I • Gregorius II • Gregorius III • Zacharias • Stefanus (II) • Stefanus II (III) • Paulus I • (Constantinus II) • (Filippus) • Stefanus III (IV) • Hadrianus I • Leo III • Stefanus IV (V) • Paschalis I • Eugenius II • Valentinus • Gregorius IV • (Johannes (VIII)) • Sergius II • Leo IV • Benedictus III • (Anastasius (III)) • Nicolaas I • Hadrianus II • Johannes VIII • Marinus I • Hadrianus III • Stefanus V (VI) • Formosus • Bonifatius VI • Stefanus VI (VII) • Romanus • Theodorus II • Johannes IX • Benedictus IV • Leo V • (Christoforus) • (Sergius III) • Sergius III • Anastasius III • Lando • Johannes X • Leo VI • Stefanus VII (VIII) • Johannes XI • Leo VII • Stefanus VIII (IX) • Marinus II • Agapetus II • Johannes XII • Leo VIII • (Benedictus V) • Johannes XIII • Benedictus VI • (Bonifatius VII) • Benedictus VII • Johannes XIV • Johannes XV • Gregorius V • (Johannes XVI) • Silvester II • Johannes XVII • Johannes XVIII • Sergius IV • Benedictus VIII • (Gregorius (VI)) • Johannes XIX • Benedictus IX • Silvester III • Benedictus IX • Gregorius VI • Clemens II • Benedictus IX • Damasus II • Leo IX • Victor II • Stefanus IX • (Benedictus X) • Nicolaas II • Alexander II • (Honorius II) • Gregorius VII • (Clemens (III)) • Victor III • Urbanus II • Paschalis II • (Theodoricus) • (Albertus) • (Silvester (IV)) • Gelasius II • (Gregorius (VIII)) • Calixtus II • Honorius II • (Celestinus (II)) • Innocentius II • (Anacletus II) • (Victor (IV) (Gregorius)) • Celestinus II • Lucius II • Eugenius III • Anastasius IV • Hadrianus IV • Alexander III • (Victor (IV) (Octavianus)) • (Paschalis (III)) • (Calixtus (III)) • (Innocentius (III)) • Lucius III • Urbanus III • Gregorius VIII • Clemens III • Celestinus III • Innocentius III • Honorius III • Gregorius IX • Celestinus IV • Innocentius IV • Alexander IV • Urbanus IV • Clemens IV • Gregorius X • Innocentius V • Hadrianus V • Johannes XXI • Nicolaas III • Martinus IV • Honorius IV • Nicolaas IV • Celestinus V • Bonifatius VIII • Benedictus XI • Clemens V • Johannes XXII • (Nicolaas (V)) • Benedictus XII • Clemens VI • Innocentius VI • Urbanus V • Gregorius XI • Urbanus VI • (Clemens VII van Avignon) • Bonifatius IX • (Benedictus XIII van Avignon) • Innocentius VII • Gregorius XII • (Alexander V) • (Johannes (XXIII)) • Martinus V • (Clemens VIII van Avignon) • (Benedictus XIV van Avignon) • Eugenius IV • (Felix V) • Nicolaas V • Calixtus III • Pius II • Paulus II • Sixtus IV • Innocentius VIII • Alexander VI • Pius III • Julius II • Leo X • Hadrianus VI • Clemens VII • Paulus III • Julius III • Marcellus II • Paulus IV • Pius IV • Pius V • Gregorius XIII • Sixtus V • Urbanus VII • Gregorius XIV • Innocentius IX • Clemens VIII • Leo XI • Paulus V • Gregorius XV • Urbanus VIII • Innocentius X • Alexander VII • Clemens IX • Clemens X • Innocentius XI • Alexander VIII • Innocentius XII • Clemens XI • Innocentius XIII • Benedictus XIII • Clemens XII • Benedictus XIV • Clemens XIII • Clemens XIV • Pius VI • Pius VII • Leo XII • Pius VIII • Gregorius XVI • Pius IX • Leo XIII • Pius X • Benedictus XV • Pius XI • Pius XII • Johannes XXIII • Paulus VI • Johannes Paulus I • Johannes Paulus II • Benedictus XVI • Franciscus I