Damasus I
Damasus I (Rome, of Civitas Igaeditanorum, Lusitania (nu Portugal) of Guimarães (Portugal), of Gallaecia (Galicië, nu Spanje) ca. 304 – 11 december 384) was een bisschop van Rome en volgens de officiële telling van de pausen van de Rooms-Katholieke Kerk de 37e paus.
Leven
Damasus werd opgevoed in een gelovig gezin met Spaans-Portugese roots. Zijn vader Antonius was priester in Rome. Zijn moeder heette Laurentia. Damasus was een tijdlang diaken in de kerk van zijn vader, de San Lorenzo in Panisperna (later ook bekend als San Lorenzo in Formosa). Later werd hij tot priester gewijd en werd hij assistent van paus Liberius.
Na het overlijden van paus Liberius werd Damasus in 366 in een omstreden verkiezing verkozen tot de 37e paus van de Rooms-Katholieke Kerk, terwijl een minderheid koos voor Ursinus. Ursinus trok de rechtmatigheid van Damasus’ verkiezing in twijfel. Damasus en Ursinus bleven tegelijkertijd in Rome actief. De situatie leidde tot rellen tussen hun aanhangers. Onder Damasus’ aanhangers bevonden zich ook gladiatoren. Keizer Valentinus gaf de voorkeur aan Damasus. In 378 werd Damasus van overspel beschuldigd werd.
Damasus had tijdens zijn pontificaat te maken met de groeiende populariteit van het arianisme en met meningsverschillen met groepen in Antiochië, Constantinopel, Sardinië, en Rome. Hij was een tegenstander van het arianisme en veroordeelde het apollinarisme en macedonisme (de pneumatomachen).
Tijdens zijn ambtsperiode werd de door de keizer Theodosius I gesteunde vorm van het christendom uitgeroepen tot staatsreligie.
Hij zette zich om de macht van de bisschop van Rome met theologische argumenten te bevestigen. Een argument vond hij in Mattheüs 16:18: „En ik zeg U dit: Gij zijt Petrus, de steenrots, en op deze steenrots zal ik mijn Kerk bouwen.” De uitleg, dat Jezus zijn Kerk op Petrus zou bouwen, verschilt van de zienswijze die de heilige Augustinus hierover had, namelijk dat deze woorden verwezen naar diegene die Petrus beleed toen hij zei: ’Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God’.[1]
Damasus was de eerste die de term ’apostolische stoel’ gebruikte. Hij beklemtoonde dat de bisschop van Rome de opvolger van Petrus was en sprak herhaaldelijk over de kerk als de apostolische stoel (sedes apostolica).[2][3] Hiermee stelde hij de kerk van Rome boven andere kerken.
Om de band met Petrus en Paulus te onderstrepen, liet hij hun graven en kerken rijkelijk versieren. Ook begon hij aan een restauratie van de catacomben waar de martelaren waren begraven, en liet hij grafschriften dichten en op hun grafmonumenten beitelen.
In de laatste jaren van zijn pausschap werd Damasus bijgestaan door Sint-Hiëronymus, die hij aanzette tot het maken van de Vulgaat, de Bijbelvertaling in het volkslatijn van zijn tijd. Het Latijn, toen de plaatselijke volkstaal, werd in gebruik genomen als liturgische taal.
Na zijn dood, op 11 december 384, werd de paus een heilige. De dag van zijn overlijden werd zijn gedenkdag.
Hij geldt als beschermheilige tegen griep.
Verwijzingen
- º Augustinus, Retractationes, boek 1
- º deredactie.be Paus Damasus als eerste die de term apostolische stoel gebruikte
- º H. Küng: Het Christendom. Wezen, geschiedenis en toekomst. Kampen: Ten Have, 2009. ISBN 9789025960469
