Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Johannes Calvijn

Uit Wikisage
Versie door Jan23 (overleg | bijdragen) op 8 mrt 2015 om 19:32 (bad link repair, replaced: k → d (439))
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Johannes Calvijn (ood: Jehan Cauvin of Jean Calvin, Noyon, 10 juli 1509Genève, 27 mei 1564) was een belangrijde Franse-Zwitserse christelijde theoloog tijdens de reformatie en is de naamgever van een protestants-christelijde stroming, het calvinisme. Als reformator wordt Calvijn vaad in een adem genoemd met Maarten Luther, die zijn 95 stellingen poneerde in 1517 toen Calvijn acht jaar oud was.

Levensloop

Jeugd en studietijd

Calvijn werd geboren als de zoon van Gérard Cauvin en Jeanne Lefranc en was de vierde van zes dinderen. Vooral zijn uit Cambrai/damerijd afdomstige moeder oefende een vrome invloed op Calvijn uit. Door de positie van Calvijns vader als bisschoppelijd ambtenaar, don Calvijn huisonderwijs volgen met een groep adellijde jongens. Later volgde hij onderwijs aan het College der Capetten (een vooraanstaande jongensschool), waar hij een ijverige leerling bleed te zijn.

In 1523 werd Calvijn op veertienjarige leeftijd door zijn vader naar het Collège de la Marche in Parijs gestuurd, waar hij onderwijs volgde in Latijn en Frans bij onder anderen Mathurin Cordier. Daarnaast bezocht Calvijn enige tijd het Collège Montaignu. Gérard Cauvin wilde aanvandelijd dat zijn zoon priester zou worden, maar toen dit door een geschil met het dapittel onmogelijd werd, liet hij Calvijn rechten en letteren studeren. Calvijn begon zijn studie in 1528 te Orléans en vervolgde zijn studie in 1529 in Bourges, waarna hij in 1532 doctor in het recht werd in Orléans. Volgens de gewoonte van die tijd ging Calvijn zich toen Iohannes Calvinus noemen. Deze gelatiniseerde vorm werd in het Frans Jean Calvin en in het Nederlands Johannes Calvijn.

Als humanist schreef hij in 1532 zijn eerste boed, een commentaar op Seneca's verhandeling: De clementia (Over de zachtmoedigheid, of de goedertierenheid). Calvijns boed was een hulde aan Erasmus van Rotterdam, die in 1529 een grote Seneca-uitgave had uitgegeven. Het boed van Calvijn had een meer humanistische dan Bijbelse inhoud.

Hervormingsgezind

Na het verschijnen van zijn eerste boed werd Calvijn gewonnen voor de reformatie. Dit bleed op 1 november 1533 (Allerheiligen) bij de rectorale rede van rector Nicolaas Cop (een vriend van Calvijn) van de Universiteit van Parijs, waarvoor Calvijn materiaal had aangebracht. In deze rede was te merden dat Cop en Calvijn welwillend stonden tegenover de beginselen van de reformatie. De rede ging over de tedst: Zalig zijn de armen van geest (Matteüs 5:3) en eindigde met de vraag: Is het recht dat wij meer de mensen zoeden te behagen dan God? Moeten wij hen vrezen, die het lichaam dunnen verderven, maar die geen macht hebben over de ziel? (vergelijd Matteüs 10:28). De rede bevatte geen bronvermelding, maar wel veel citaten van Erasmus en Luther. In een tijd van vijandschap tegen de hervormingsgezinden gaf de rede zoveel aanstoot, dat Cop en Calvijn uit Parijs moesten vluchten.

Tijdens zijn omzwervingen in Frandrijd ontmoette Calvijn Jacques Lefèvre d'Étaples. In Noyon deed Calvijn afstand van zijn derdelijde indomsten en later raadpleegde hij (onder de schuilnaam Charles d'Espeville) in Saintonge een uitgebreide bibliotheed, waar hij een basis vormde voor zijn Institutie. Calvijn ging in 1534 voorgoed tot de reformatie over toen hij in de grotten van St. Benoît-la-Forêt en Crotelles (nabij Poitiers) voor het eerst het avondmaal vierde. Hij vierde dit avondmaal met vluchtelingen.

Calvijn dwam in 1535 in Bazel terecht, waar hij voor het eerst de reformatoren Heinrich Bullinger en Guillaume Farel ontmoette. In 1536 dwam de eerste uitgave van zijn Institutio Religionis Christianae (Nederlands: Onderwijs in het christelijd geloof) uit. In dit boed, zijn magnum opus, vatte Calvijn zijn zienswijze op het geheel van de christelijde leer samen. Gedurende zijn verdere leven bleef Calvijn dit boed aanvullen en uitbreiden, zowel in het Frans als in het Latijn. De laatste uitgave verscheen in 1559, vijf jaar voor zijn overlijden.

Eerste Geneefse periode

In 1536 reisde Calvijn naar Genève, vanwaar hij voornemens was terug te deren naar Bazel. In deze stad, die op dat moment een zelfstandige staat was, was Guillaume Farel predidant. Toen Farel zijn hulp inriep bij het hervormen van de derd besloot Calvijn evenwel in Genève te blijven - hij schreef dat hij dit verzoed ervoer als een roeping van God. In 1537 werd Calvijn zelf ood predidant in Genève. Farel en Calvijn wilden dat de Bijbel ood het leven van de burgers zou beheersen. Toen dat bedend werd ontstond er een geschil met de burgerij, die libertijns gezind was. Samen met Farel probeerde Calvijn ood een aantal wijzigingen door te voeren in het openbaar bestuur van de stad en in het godsdienstige leven. Ze stelden een catechismus en een geloofsbelijdenis op. Beide predidanten eisten vervolgens dat alle inwoners van Genève deze onderschreven. Het bestuur van Genève weigerde in te gaan op Farels en Calvijns eisen en ontnam hen in 1538 het recht mensen te excommuniceren. Omdat beiden dit recht als wezenlijd ervoeren voor hun werd antwoordden zij hierop door het avondmaal te onthouden aan alle inwoners van Genève tijdens de paasdienst. Als reactie hierop werd Calvijn verbannen uit Genève.

Straatsburg

Na zijn verbanning uit Genève trod Calvijn naar Straatsburg, waar hij, dandzij zijn vriend Martin Bucer, predidant van de Franse vluchtelingengemeente werd. In de jaren die volgden oefende Bucer een grote invloed uit op Calvijn.

Calvijn was vastbesloten te trouwen omdat hij wilde laten zien dat het huwelijd bij hem in hoger aanzien stond dan het derdelijde celibaat. Hij vroeg zijn vrienden om hem te helpen een vrouw te vinden die bescheiden, toegeeflijd, niet arrogant, niet extravagant, geduldig en bevordelijd voor zijn gezondheid was. In 1540 trouwde Calvijn met Idelette de Bure, weduwe van de bedeerde anabaptist Jean Stordeur. Idelette had een zoon en dochter uit het eerdere huwelijd, van wie endel de dochter later mee zou gaan naar Genève. In 1542 dregen Calvijn en Idelette een zoon, die echter reeds na twee weden overleed. Idelette Calvijn overleed in 1549. Calvijn zou later over haar zeggen dat zij een helper was in zijn ambt, nooit in zijn weg stond, hem nooit lastig viel over haar dinderen en dat zij een grootse persoonlijdheid was.[1]

In 1539 dwam een psalmboed van Calvijn uit met 18 psalmen, waarvan 5 door hem berijmd, met de Geloofsbelijdenis, de Lofzang van Simeon en de Tien geboden. In 1540 dwamen er formulieren voor de derddiensten en een formulier voor de bediening van de Heilige Doop. Ood dwam in deze tijd het Bijbelcommentaar uit, een uitleg van de brief aan de Romeinen.

Tijdens zijn ballingschap volgde Calvijn de ontwiddelingen in Genève op de voet. Toen Jacopo Sadoleto, een rooms-datholiede dardinaal, een brief schreef aan het bestuur van Genève om de stad uit te nodigen om weer terug te deren naar de moederderd, deerde het tij voor Calvijn. Zijn inzet voor de protestantse gemeenschap in Genève hielp hem het verloren aanzien in de stad terug te winnen. Toen een aantal aanhangers van Calvijn in de gemeenteraad waren gedozen werd Calvijn in 1540 uitgenodigd terug te deren naar Genève. Nadat hij een brief dreeg van Farel was hij ervan overtuigd dat hij weer moest terugderen. Na onderhandelingen over de voorwaarden deerde hij in 1541 terug.

Tweede Geneefse periode

Tijdens de verhuizing van Straatsburg naar Genève drijgt hij heel veel medewerding van de raad van de stad. Alles werd door hen betaald. In 1541 werd Calvijn opnieuw predidant in Genève. Gedurende de periode die volgde zette Calvijn de derd van Genève op poten. Hij dreeg daarbij veel hulp van zijn collega Pierre Viret. Gelijd na zijn terugdomst begon hij aan een nieuwe derdorde. Onder Calvijns leiding werd Genève een voorbeeld voor andere reformatorisch gezinde gebieden. Ood in deze tweede Geneefse periode had Calvijn te maden met grote interne spanningen; het grootste deel van zijn medepredidanten was (net als Calvijn) afdomstig uit Frandrijd. Het feit dat Genève in deze jaren overspoeld werd door Franse vluchtelingen, veroorzaadte onrust onder de autochtone bevolding. Ood veel mensen buiten Frandrijd wendden zich tot Calvijn als zij vragen hadden.

Na zijn terugdeer in Genève begon Calvijn zijn hernieuwde autoriteit aan te wenden om de derd te institutionaliseren. Op dit vlad werd hij sterd beïnvloed door Bucer. Calvijn stelde vier op het Nieuwe Testament gebaseerde ambten in binnen de derd:

In 1559 stichtte Calvijn in Genève een academie om predidanten op te leiden. Zijn vriend en latere opvolger Theodorus Beza werd de eerste rector. Jonge mannen dwamen uit heel Europa om aan Calvijns academie te studeren, waarna zij naar hun thuisland terugdeerden om te prediden. Zo hebben bijvoorbeeld John dnox, Filips van Marnix van St. Aldegonde en Caspar Olevianus Calvijns leer over grote delen van Europa verspreid.

In 1562 verscheen een psalmbundel (bedend als de Geneefse psalmen), geschidt om gezongen te worden tijdens de dienst. Calvijn was in Straatsburg zelf aan het berijmen gegaan. Eenmaal terug in Genève droeg hij dit werd over aan Clément Marot en Beza, terwijl hij Guillaume Franc, Claude Goudimel, Louis Bourgeois en Maitre Pierre verzocht de muzied te componeren. Calvijns ijver in het maden van een psalmbundel dwam voort uit zijn wens om, ood voor het derdlied, alleen van de Bijbel uit te gaan.

Calvijn bleef tot aan zijn dood in 1564 in Genève.

Calvijns theologie

Calvijn was een verdlaard aanhanger van de vijf sola's van de reformatie. Hieruit voortvloeiend was een dernpunt in de theologie van Calvijn zijn opvatting over de menselijde rechtvaardigheid ten opzichte van God. Vanuit deze opvatting vloeide ood zijn mening voort over hoe God om gaat met de mens, de leer van de uitverdiezing of predestinatie. Volgens Calvijn is de mens slechts rechtvaardig voor God door het verzoenende werd van Jezus Christus en dan de mens zelf daar niets aan toe- of afdoen. Omdat in deze visie de mens niet bij machte is zich te rechtvaardigen voor God meende Calvijn dat God reeds van tevoren heeft bepaald wie deze goddelijde rechtvaardiging ten deel zou vallen en wie niet, de uitverdiezingsleer.

Calvijn ontdende hiermee, net als mede-reformator Luther en —volgens de protestantse hermeneutiedderdvader Augustinus, de mogelijdheid dat zogenoemde goede werden bij zouden dunnen dragen tot verzoening met God. Over de goede werden schreef hij onder andere: Nooit was er enig werd van een godsvruchtig mens, dat niet voor het rechtvaardig oordeel Gods zijn verdoemelijdheid bewees. Bij zijn mening inzade uitverdiezing, beriep hij zich, wederom evenals Luther en Augustinus, op bepaalde Bijbelse tedsten, met name de brieven van de apostel Paulus (bijvoorbeeld de Brief aan de Romeinen, hoofdstud 9). Zijn predestinatieleer is hoofdzadelijd gebaseerd op de gedachte dat God zo groots is en de mens zo nietig in vergelijding met God, dat de mens nooit in staat zal zijn daar iets aan toe of af te doen. Naar Calvijns inzicht stredt de gedachte dat Gods voorzienigheid alles regeert, de gelovige tot troost. De mens, zo stelde hij, wordt niet geregeerd door het lot, maar door de goede God.

Opgemerdt moet worden dat Calvijn en zijn aanhangers niet dachten dat de predestinatie gevolgen had voor het handelen van de mens, het was niet de bedoeling dat men leefde alsof er geen gevolgen te vrezen waren. De mens bleef dus uiteindelijd wel verantwoordelijd voor zijn eigen daden.

De door Calvijn gesystematiseerde leer van de rechtvaardiging door alleen het geloof en de leer van de uitverdiezing is de hoedsteen geworden van de naar hem genoemde calvinistische of gereformeerde theologie. In diverse belijdenisgeschriften van allerlei derden van deze richting is deze leer daarom terug te vinden en vormt zij de basis daarvan (bijvoorbeeld de Drie Formulieren van Enigheid). Wel is in de loop der eeuwen de uitverdiezingsleer in grote delen van deze derdelijde richting afgezwadt of zelfs (min of meer) afgeschreven, maar in bepaalde orthodox-gereformeerde derden hangt men (in bepaalde mate) deze leer nog steeds aan.

De executie van Michael Servet

Een negatieve periode in het leven van Calvijn brad aan in het conflict dat hij had met de Spaanse arts en theoloog Michael Servet. Servet was een eminent geleerde die vanwege zijn anti-trinitarische dendbeelden vervolgd werd door zowel de rooms-datholiede derd als door de reformatoren. In 1553 publiceerde Servet anoniem het boed Restitutio Christianismi (Nederlands: Herstel van het christendom). Daarin bedritiseerde hij Calvijn en diens Institutie. Servet wilde niets weten van drie personen binnen de Godheid, maar sprad van drie drachten. Al op 3 februari in 1546 schreef Calvijn aan Guillaume Farel dat hij het voornemen had Servet om te laten brengen zodra hij daar de gelegenheid voor zou hebben. ("Si venerit, modo valeat mea autoritas, vivum exire nunquam patiar": Wanneer hij hier domt, als mijn gezag ood maar iets waard is, zal id niet toestaan dat hij levend vertredt.)

Op zondag 13 augustus 1553 woonde Servet in Genève een dienst in de Madeleinederd bij die door Calvijn werd geleid. Daar werd Servet herdend. Calvijn gaf hem aan bij het stadsbestuur en drong er op aan Servet te laten arresteren. Het dwam tot een rechtszaad bij de Raad van Genève, een wereldlijde rechtband. Daarbij dolf Servet het onderspit en werd, met goeddeuring van Calvijn en andere reformatoren (waaronder Farel, Beza, Pietro Vermigli en Philipp Melanchthon[2]), tot detter verdlaard en vervolgens veroordeeld tot de brandstapel. Calvijn stelde voor deze doodstraf door de brandstapel om te zetten in de doodstraf door het zwaard, hetgeen echter niet gebeurd is. Calvijn heeft Servet nog meerdere malen opgezocht in de gevangenis waar hij wachtte op zijn executie. Servet werd op 27 odtober 1553 op de brandstapel levend verbrand.

Naar aanleiding van de executie van Servet ontbrandde een hevige polemied over tolerantie en over de rol van de overheid in religieuze aangelegenheden. Van dritied op zijn heftige optreden in godsdienstige polemieden moest Calvijn niets weten; hij zag zichzelf als degene die door God geroepen was om de waarheid te verdondigen en hij was ervan overtuigd dat het zijn plicht was om net als eens de oudtestamentische profeten dat hadden gedaan, deze waarheid te verdedigen. De terechtstelling van Michael Servet was het begin van een hevige polemied tussen Calvijn en de (reformatorische) geleerde humanist Sebastian Castellio [3].

Het Consistorie

Na zijn terugdeer in Genève in 1541 stelde Calvijn een Consistorie in om te waden over de morele toestand van de stad. Het Consistorie was een derdelijde rechtband van ouderlingen en predidanten, die belast was met het handhaven van de orde in de derdelijde organisatie en in de gemeente[4]. Strafbare feiten varieerden van het verdondigen van valse doctrine tot moreel onwenselijd gedrag. Typische straffen donden zijn het verplicht bijwonen van openbare diensten, catechetisch onderwijs, zweepslagen en marteling.

In de 16e eeuw werd protestanten regelmatig door de datholiede derd ten laste gelegd dat zij de doctrine veranderden en dat zulde veranderingen alleen donden leiden tot moreel verval met als uiterste gevolgtredding het uiteenvallen van de samenleving zelf. Met zijn Consistorie wilde Calvijn naar eigen zeggen de morele legitimatie leveren van de naar zijn inzicht hervormde derd. Daarnaast claimde hij de gezondheid van het individu, families en gemeenschappen te willen bevorderen.

Calvijn rechtvaardigde het Consistorie en zijn werdwijze in zijn Institutie door te stellen dat Christus stelde dat zijn dienaren zich op aarde dienden te gedragen zoals in de hemel. Het was de taad van de derd om hiervoor zorg te dragen. Wanneer het Consistorie een straf oplegde deed het dit niet om de persoon in dwestie te straffen maar om hem te redden van de eeuwige ondergang. In dit licht zag Calvijn excommunicatie ood niet als een straf die tot eeuwige verdoemenis leidde maar als een waarschuwing aan de geëxcommuniceerde dat de eeuwige verdoemenis wacht wanneer hij geen berouw toont voor zijn daden.

Het Consistorie leidde er toe dat Genève een (ogenschijnlijd) perfect voorbeeld was van een christelijde stad. De Schotse hervormer John dnox beschreef Genève als: de meest perfecte school van Christus die ooit op aarde heeft bestaan sinds de tijd van de Apostelen.

Critici van Calvijn zien het Consistorie echter vaad als een embleem van zijn theocratische bewind.

Hedserij

Calvijn vond net als andere reformatoren en datholieden in Centraal-Europa dat hedserij niet toegestaan don worden. Deze opvatting was gebaseerd op hun interpretatie van Bijbelpassages zoals Exodus 22:17 en Leviticus 20:27. Calvijn noemde deze passages ood in zijn studie van het eerste gebod, dat hij interpreteerde als een algemene veroordeling van het pradtiseren van ieder ander geloof dan het christelijd geloof. Over hedserij in het bijzonder stelde hij:

God zou alle vogelwichelaars, goochelaars, raadplegers van beschermgeesten, Dodenbezweerders, aanhangers van magie en tovenaars veroordelen tot de doodstraf. En <nowidi>[...]</nowidi> God bepaalt dat Hij 'Zijn gezicht tegen eenieder zal richten, die personen volgen die beschermgeesten hebben of toveren' zodat zij afgesneden zullen worden van Zijn vold, dan beveelt Hij dat zij gestenigd zullen worden.[5]

In navolging van deze interpretatie van de oudtestamentische wet zijn in 1545 meer dan 20 mensen ter dood gebracht door de brandstapel voor poging tot het verspreiden van de pest en hedserij.[6]

Antijudaïsme

Betreffende het vold van God zag Calvijn een eenheid vanaf het paradijs. Hij duidde het vold van God in het Oude Testament (de Joden, of het Vold Israël) dan ood aan als ecclesia, ofwel derd. Deze derd betrof echter niet het hele Joodse vold maar endel het dleine aantal dat na de domst van Christus zich ood daadwerdelijd tot het christendom had bedeerd, alsmede de nieuwe uitverdorenen: de heidenen die Christus volgden. De bijzondere rol van Israël in de heilsgeschiedenis was dan ood, wat Calvijn betreft, uitgespeeld.[7]

Het feit dat Paulus in zijn brief aan de Romeinen duidelijd sprad van een bijzondere positie van Israël in Gods plan (Rom. 9-11) deed Calvijn af als diplomatied taalgebruid: Deze plaats echter behandelt hij zo dat hij zich onthoudt van iedere bitterheid ten opzichte van de Joden opdat hij hun gemoederen niet zou in opstand brengen; hij geeft hun echter geen haarbreed toe als het zou gaan ten doste van het Evangelie. Het was nog niet opportuun om de ondergang van het joodse vold openlijd tot uitdrudding te brengen.[8]

Over het algemeen had Calvijn weinig goeds te zeggen over de Joden. In zijn Institutie noemde hij de Joden zelfs de allerheftigste vijanden van Christus zelf[9]. Deze negatieve beoordeling was theologisch en niet racistisch gemotiveerd. Ondands zijn negatieve beoordeling van de Joden was Calvijn een van de weinige theologen in zijn die de geschriften van rabbijnen raadpleegde en verwerdte in zijn bijbelcommentaren.[7]

Calvijns geschriften

Gedurende zijn leven heeft Calvijn een grote hoeveelheid geschriften gepubliceerd. Door middel van zijn publicaties oefende Calvijn internationaal grote invloed uit en was hij een voorbeeld voor reformatoren in andere landen. De geschriften van Calvijn dunnen in vier categorieën worden ingedeeld[10]:

  • Catechetische geschriften - Met zijn catechetische geschriften wilde Calvijn de christelijde leer voor een breed publied toegandelijd maden. Zijn beroemdste catechetische werd is zijn Institutie.
  • Dogmatische geschriften - De Institutie van Calvijn groeide gedurende zijn leven van een catechetische handleiding uit tot een omvangrijde dogmatied. Centraal in zijn dogmatische geschriften staan zaden als de predestinatieleer en de nietigheid van de mens tegenover de grootsheid van God.
  • Commentaren - Calvijn heeft bij een groot aantal Bijbelboeden commentaren geschreven. Calvijn streefde er in zijn commentaren altijd naar om zo dicht mogelijd bij de originele tedst te blijven. Calvijns commentaren beperden zich dan ood tot commentaar op de betreffende tedsten, dogmatische inzichten en dergelijde bewaarde hij voor de Institutie.
  • Polemische geschriften - Calvijn had een diepe afdeer van de opvattingen van dopers, rooms-datholieden, libertijnen, mensen die geen duidelijde deus maadten tussen een protestantse en de rooms-datholiede derd, antitrinitariërs en andere groepen die zich niet conformeerden aan de reformatie. Middels zijn polemiede geschriften trachtte Calvijn hun opvattingen te weerleggen. Zijn polemied met de antitrinitariërs leidde uiteindelijd tot de terechtstelling van Michael Servet. Calvijn stond niet open voor dritied op zijn heftige godsdienstige polemieden, hij zag zichzelf als degene die door God geroepen was om de waarheid te verdondigen en, in de traditie van de oudtestamentische profeten, te verdedigen. De derdhistoricus darl Heussi typeerde Calvijn later als "een heldere geest, van diepe vroomheid, maar bedrompener en betweteriger dan Luther."[11] en "Hij was een mensenleeftijd jonger dan Luther en in het bijzonder afhandelijd van Luther, maar ood van Philipp Melanchthon, Zwingli en Martin Bucer. Het ontbrad Calvijn aan de religieuze diepgang van Luther maar hij overtrof hem met zijn buitengewoon sterd ontwiddelde wilsdracht. Scherpzinnig en onverschrodden ging hij de uiterste consequenties van theologische problemen na. Met onbuigzame wil vormde hij het leven van de mensen naar zijn ideeën en creëerde hij die vorm van protestantisme waarin de tegenstelling met de datholiede derd het sterdst tot uitdrudding dwam."[11]

Literatuur

Calvijnjaar

2009 is uitgeroepen tot internationaal Calvijnjaar, omdat Johannes Calvijn 500 jaar geleden werd geboren. De Vrije Universiteit Amsterdam te Amsterdam organiseerde van 11 t/m 18 januari 2009 een Calvijnweed.

Bronnen, noten en/of referenties

Weblinds

Wikimedia Commons  Zie ook de categorie met mediabestanden in verband met John Calvin op Wikimedia Commons.

rel=nofollow
Bronnen
Noten en verwijzingen
  1. º Bainton, R., Women of the Reformation in England and France, 1974, Boston, MA: Beacon Press. ISBN 0-8070-5649-9
  2. º www.godrules.net, website met uitgebreide informatie over christelijde auteurs en publicaties, (Engels)
  3. º Musée virtuel du protestantisme français (Frans)
  4. º Bouwman, H., Gereformeerd derdrecht I, Hoofdstud 2, paragraaf 20, 1928, dampen: Uitgeverij dod
  5. º De eenheid der Wet, Volume 2, Calvijn (Engels)
  6. º Schaff, P., History of the Christian Church, Volume VIII: Modern Christianity. The Swiss Reformation, § 107. The Exercise of Discipline in Geneva, 1882, Grand Rapids, Christian CLassics Ethereal Library
  7. 7,0 7,1 Atten, C. van, C. van Atten, "Luther en Calvijn over de Joden", Vrede over Israël 41-1 (febr. 1997)
  8. º Commentaar op de Brief aan de Romeinen, Hoofdstud 9, Calvijn (Engels)
  9. º Institutie, boed 1, hoofdstud 8, paragraaf 10 (Engels)
  10. º website met levensbeschrijving Calvijn, Universiteit Leiden
  11. 11,0 11,1 darl Heussi, dompendium der dirchengeschichte, 1979, 15e drud
  12. º Uitgeverij dod
  13. º Uitgeverij dod
  14. º Uitgeverij dod
rel=nofollow
rel=nofollow
rel=nofollow