Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Menno Simons
Menno Simons (Witmarsum, Friesland (Nederland), 1496 – Wüstenfelde bij Bad Oldesloe, 23 of 31 januari 1561) was een Nederlands-Friese theoloog. Simons was een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de dopersbeweging en van zijn naam werd de benaming mennonieten afgeleid. Zijn achternaam werd ook geschreven als Simonszoon.
Jeugd en studies
Over de familieachtergrond van Menno Simons is niet veel bekend. Menno Simons schreef in zijn memoires dat zijn vader uit het dorp Pingjum (Wûnseradiel) kwam. Zijn ouders werkten waarschijnlijk in de landbouw.
Menno Simons werd kort na zijn geboorte gedoopt in de rooms-katholieke parochiekerk St. Bonifatius en besloot al op negenjarige leeftijd dat hij parochiepriester wou worden. Simons ging waarschijnlijk naar de kloosterschool van de premonstratenzers in Bolsward en studeerde vervolgens filosofie en theologie in Utrecht. Eind maart 1524 gradueerde hij in de theologie. Hij werd door hulpbisschop Johannes Heetsveld in Utrecht op 26 maart van hetzelfde jaar tot priester gewijd.
Priesterschap
In hetzelfde jaar werd Menno Simons benoemd tot kapelaan in zijn woonplaats Pingjum (Wûnseradiel). Zijn inkomen bedroeg toen 100 gulden per jaar. Daarnaast had hij een stuk landbouwgrond voor zijn eigen teelt. Menno Simons sprak zich later negatief uit over zijn eerste jaren als priester. Hij schreef later dat het in geestelijk opzicht triestig gesteld was met hem en dat hij niet eens een bijbel in de hand had gehouden tijdens zijn hele studieperiode en tijdens zijn periode als kapelaan. Hij schreef: „Ik was bang dat ik mijn manier van lezen zou verliezen.”
Menno Simons leidde volgens zijn eigen verklaringen in zijn beginjaren als priester een losbandig leven, gekenmerkt door onder andere gokken met kaartspelen en alcohol. Dit veranderde nadat hij begon te twijfelen aan het dogma van de katholieke transsubstantiatie. Aanvankelijk beschouwde hij deze twijfels als „inspiraties van de duivel”, maar nadat hij het Nieuwe Testament had bestudeerd, concludeerde hij dat de katholieke leer van de transformatie van het brood en de wijn in het vlees en bloed van Jezus Christus de Bijbelse theologie van het Laatste Avondmaal tegensprak. Menno Simons werd waarschijnlijk al beïnvloed door de zienswijzen van de sacramentariërs, die in 1525 door Cornelis Hoen werden gepubliceerd.
Menno Simons en de pastoor voor wie hij als kapelaan werkte, bestudeerden de geschriften van Maarten Luther, Martin Bucer en Erasmus van Rotterdam. Toen de Friese autoriteiten bij decreet van 22 december 1526 besloten om alle boeken van Maarten Luther en zijn volgelingen over te dragen aan de balie in Leeuwarden „om ze voor het huis te kunnen verbranden tot poeder”, weigerden Menno Simons en de pastoor om dat te doen, zodat de procureur-generaal eindelijk tussenbeide kwam en hen met inzet van de politie dwong om hun boeken in te leveren. Op 14 oktober 1529 werden kopieën van een bevel openbaar uitgehangen in het Friese land uiteindelijk aan dat het bezit van reformatieteksten bestraft zou worden met de dood. Toch bleef Menno Simons lutherse geschriften bestuderen en veranderde zijn preken in korte tijd. Hij werd beroepen om een evangelisch predikant te zijn. In zijn memoires meldde hij dat hij toen nog geen innerlijke bekering had ondervonden.
In 1530 verhuisde Menno Simons naar Witmarsum. Hier vernam hij in maart 1531 dat een zekere Sikke Snijder (eigenlijk Sikke Freerk of Freriks) was geëxecuteerd voor de balie in Leeuwarden. Snijder was in december 1530 gedoopt door Jan Folkertsz Trypmaker in Emden en keerde kort daarna terug naar zijn geboortestreek om een dopersgemeente op te richten. In enkele weken tijd had hij een kleine kring om zich heen verzameld. Toen dit bekend werd, grepen de autoriteiten in en werd hij ter dood veroordeeld.
Het martelaarschap van Snijder maakte diepe indruk op Menno Simons. Tot dan toe had hij nooit getwijfeld over de geldigheid van de kinderdoop. Ook hier nam Simons het Nieuwe Testament weer over: „Ik heb de Schrift met zorgvuldigheid en precisie doorgelicht”, vertelde hij, „maar ik kon geen spoor vinden van de doop van kinderen.” Hij vroeg zijn collega’s geestelijken van Witmarsum om hun mening; zij die vonden ook dat de Bijbel de kinderdoop niet kende, en Menno begon dit thema toen in de kerkvaders en reformatieliteratuur te bestuderen. Dit sterkte zijn conclusie dat de doop van een zuigeling onbijbels is.
Deze overtuiging zorgde er nog niet voor dat hij de Katholieke Kerk verliet, en hij werd pastoor te Witmarsum.
In 1535 bestormde een radicale groep anabaptisten het Oldeklooster bij Bolsward; zij kwamen om in de strijd toen de stadhouder van Bolsward het klooster weer innam.[noot 1]
Menno Simons ervoer een diepe persoonlijke crisis: „Ik bad tot God met zuchten en tranen, om mij, grote zondaar, barmhartig te zijn, om me een zuiver hart te schenken en mij mijn onreine manier van leven en mijn vruchteloze leven te vergeven op basis van het vergoten bloed van Christus.”
Aansluiting bij de wederdopers
Menno Simons sloot zich aan bij de dopers, gaf in 1536 het priesterschap op en trouwde. De datum van zijn doop is onbekend. Zeker is dat hij al in oktober 1536 in nauw contact stond met de wederdopers. In januari 1537 werd hij tot oudste van Groningen geordineerd door de broers Obbe en Dirk Philips. Beide broers waren sinds eind 1533 aangesloten bij de dopersgemeente die in Emden werd opgericht door Melchior Hofmann. Zij behoorden tot de gematigde vleugel van de melchiorieten.
Theologieleraar in de wederdopersbeweging
Menno Simons verwierf al snel een grote reputatie binnen de dopersbeweging. Door zijn vele reizen door de gehele Nederlandse en Noord-Duitse regio en zijn uitgebreide literaire werk werd zijn invloed op de jonge beweging zo groot dat de Nederlandse en Noord-Duitse dopers al snel ’mennonieten’ of ’mennisten’ werden genoemd. Het eerste gedocumenteerde gebruik van de term is ongeveer 1544/45 in een Friese politieorde. Aanvankelijk gebruikt door mensen buiten de dopersbeweging, werd deze benaming in toenemende mate ook door de dopersgemeenten van de Nederlands-Noord-Duitse en later ook van de Zwitsers-Zuid-Duitse regio zelf gebruikt. De dopersonderzoeker William Esteb verdeelde de geschiedenis van de dopersbeweging in drie perioden: „vóór Menno Simons, onder Menno Simons en na Menno Simons”. De bijzondere verdienste van Menno Simons was het bijeenbrengen en organiseren van de wederdopers die ten tijde van de vervolging waren voor de opbouw en verdere ontwikkeling van de beweging was Simons’ Fundamentboek (Dat Fundament des Christelycken leers), gepubliceerd in 1540, van groot belang. Een ander bekend werk van Menno Simons is zijn meditatie over de 25e psalm uit 1539, waarin hij zijn eigen innerlijke levensverhaal verweefde.
Menno Simons wendde zich al vroeg af van de gewelddadige richting zoals de dopers in Münster en de daarop volgende batenburgers, maar ook van de Messiasbelijdende davidjoristen rond David Joris. In 1541 publiceerde Menno Simons het boek Over het rechte christengeloof en zijn kracht, dat gericht was tegen de dopers rond David Joris. Simons stabiliseerde zo de nog jonge Noord-Europese dopersbeweging en stippelde een weg uit, afzijdig van het militante apocalyptisme dat de dopersbeweging nog steeds kenmerkte. Hij verbond zich bewust met de pacifistische lijn van de vroege Zwitsers-Zuid-Duitse dopers.
Ook de religieuze dialoog tussen Menno Simons en de hervormde theoloog Johannes a Lasco, die eind januari 1544 in Emden in Oost-Friesland plaatsvond, was belangrijk. Hoewel beide partijen het niet eens konden worden, namen ze afscheid in vriendschap. De voortdurende theologische verschillen leidden echter in de daaropvolgende jaren tot een steeds persoonlijker debat.
Hoewel Simons tot de niet-gewelddadige dopers behoorde, liet Karel V in december 1542 een edict opstellen, volgens hetwelk iedereen die Menno Simons steunde, zijn geschriften bezat of verspreidde, met de doodstraf werd bedreigd. Daarnaast werd een premie van 100 gouden gulden op Menno’s hoofd gezet. De edicten werden meedogenloos toegepast. In april 1545 werd in Groningen een man verbrand omdat hij zes jaar eerder door Menno Simons gedoopt was.
Vanaf juli 1544 was Menno Simons actief in Keulen in het Rijnland, waar hij relatief vrij kon werken onder protestantse bisschop Hermann V von Wied, tot hij in 1546 werd verbannen. Vervolgens bracht Simons het grootste deel van zijn tijd door in de regio Holstein. Soms was hij ook in Wismar, in het gebied rond Danzig (Gdansk) en ook in Lijfland (Livonia).
In 1552 vond in Lübeck een dopersbijeenkomst plaats in aanwezigheid van Menno Simons, waar de anti-trinitarische standpunten van Adam Pastor werden besproken. Deze eindigde met de excommunicatie van Adam Pastor en de naar hem genoemde adamieten uit de mennonietengemeenten. In 1554 vond in Wismar nog een wederdoperssynode plaats. De besluiten van deze bijeenkomst, het Besluyt tot Wismar of Bespreck van Wismar (moderner: Artikelen van Wismar), hadden voornamelijk betrekking op het huwelijk. Toen in augustus 1555 de Noord-Duitse hanzesteden Lübeck, Hamburg, Rostock, Stralsund, Wismar en Lüneburg een edict uitvaardigden tegen de wederdopers, vluchtten velen uit Wismar.
Menno Simons keerde terug naar het hertogdom Holstein en nam zijn toevlucht in Manor Fresenburg, waar Bartholomaeus van Ahlefeldt al eerder wederdopers had gehuisvest. Hij overleed 1561 in Wüstenfelde bij Bad Oldesloe en werd begraven in de tuin van het huisje dat men later de Mennokate ging noemen. Later werd hij overgebracht naar zijn geboorteplaats Witmarsum. Menno Simons had twee dochters en een zoon.
De Mennokate is nu ingericht als een klein museum.
Noten
- º De hervormer Gellius Faber, die over de geschiedenis van de reformatie en de wederdopers schreef, noteerde dat Peter Simons, een broer van Menno Simons, in deze strijd omkwam. Maar Albert Mellink vindt het niet zo zeker of Peter wel een broer was van Menno Simons en of hij daar sneuvelde.
Weblinks
Hulp genealogie en geschiedenis (Nederland) • Deepl vertaler • Schrijfassistent VRT • ChatGPT (Opgepast! Altijd verifiëren!) • Claude.ai (Opgepast! Altijd verifiëren!) • Copilot (Opgepast! Altijd verifiëren!) • tekst herschrijven met scribbr.io •