Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Nederlands

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Naam in Nederlands = Nederlands

Zelfstandige dochtertaal:

(De cursieve varianten worden ook wel als streektalen gezien)

Vroeger:

Coderingen/Standaarden

Het Nederlands is een Indo-Europese en Germaanse taal, die wereldwijd door meer dan 23 miljoen mensen als moedertaal en/of cultuurtaal wordt gesproken. De meeste van deze sprekers leven in het Nederlandse taalgebied in West-Europa. Nederlands wordt in Europa als officiële landstaal gebezigd in Nederland en in België (Vlaanderen), en buiten Europa in Suriname en op de Nederlandse Antillen en Aruba. Het Nederlands is sterk verwant aan het Duits, maar het vertoont daarnaast ook veel overeenkomsten met het Engels. Tussen deze beide grote West-Germaanse talen neemt het Nederlands een tussenpositie in. Kleinere talen die sterk verwant zijn aan het Nederlands zijn het Afrikaans (een dochtertaal, die tot 1925 als Nederlands werd beschouwd) en, in mindere mate, het Fries, een niet-Nederfrankische taal.

Classificatie

In Europa zijn de drie grootste Germaanse talen het Duits (95 miljoen), Engels (63 miljoen) en Nederlands (23 miljoen). Het Nederlands alleen wordt door meer mensen gesproken dan de Noord-Germaanse (Scandinavische) talen tezamen: Zweeds (10 miljoen), Noors (5 miljoen), Deens (5 miljoen) en IJslands (0,3 miljoen). Verder zijn er ook nog kleine West-Germaanse talen zoals het Fries (0,4 miljoen) en het Jiddisch (4 miljoen).
Het Nederlands behoort met onder meer het Engels en het Duits tot de grote West-Germaanse taalgroep, maar is daarbinnen relatief klein. Het specifieke karakter van het Nederlands wordt bepaald door zijn Nederfrankische grondslag. Als Germaanse stam in de delta van Rijn, Maas en Schelde hebben de Franken veel sterker hun stempel gezet op de vorming van de latere Nederlandse taal dan verwante stammen als de Friezen en de Saksen, die meer in de kuststreken, respectievelijk oostelijk van de IJssel woonden. Daardoor is de huidige verwantschap van het Nederlands en het Duits ook groot [1]. Samen met het Hoogduits en het Nederduits, die niet als het Nederlands op het Nederfrankisch zijn gebaseerd, behoort het Nederlands tot de zogenoemde Continentaal-Westgermaanse tak van de Indo-Europese talen.
Het Nederlands en het Nederduits behoren daarnaast ook enigermate tot de Noordzeegermaanse of Ingveoonse taalgroep. Het Engels en het Fries vormen daarvan de meer typische, niet-continentale leden. Zij delen een aantal kenmerken die het Hoogduits mist.
Als cultuurtalen zijn het Duits en Nederlands als twee zustertalen te beschouwen. Uit het Nederlands is als dochtertaal het Afrikaans voortgekomen.

Schema:

Verspreiding

Zie Nederlandse taalgebied voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Overzicht

Het Nederlands wordt voornamelijk gesproken in Nederland, België (in de Vlaamse Gemeenschap) en Suriname. Ook op Aruba en op de Nederlandse Antillen (onderdeel van het Koninkrijk der Nederlanden) en voorts in de Franse Westhoek (het uiterste noorden van Frankrijk, onderdeel van Frans-Vlaanderen) en in kleine delen van Duitsland (veelal aan de westgrens) spreekt en leert men Nederlands. In het geval van de drie in de eerste alinea genoemde landen spreekt de Nederlandse Taalunie (NTU) sinds 1980 ook wel van Noord-Nederlands, Belgisch-Nederlands en Surinaams-Nederlands. In Zuid-Afrika en Indonesië (ofwel het voormalige Nederlands-Indië) wordt het Nederlands nog veel als bronnentaal gebruikt. Oude documenten en wetteksten zijn vaak opgesteld in het Nederlands. Ruim tienduizend studenten aldaar kunnen dan ook Nederlands lezen. In 2005 werd er in 40 landen aan ruim 220 universiteiten door 500 docenten Nederlands gedoceerd, Duitsland voorop met 30 vakgroepen, gevolgd door de Verenigde Staten van Amerika en Frankrijk met 20 universiteiten. 0,7 % van de Nieuw-Zeelanders zegt dat hun thuistaal Nederlands is. Binnen de Europese Unie (EU) is het de achtste meest gesproken taal (na het Duits, Frans, Engels, Italiaans, Pools, Spaans en Roemeens).

Nederlands wereldwijd
België Nederland Suriname Aruba Curaçao Sint Maarten

Nederlands:

Nederlandse creoolse talen:

Portaal  Portaalicoon  Nederlands

Nederland

De officiële taal, zoals die wordt onderwezen op scholen en gebruikt wordt door de autoriteiten, wordt Standaardnederlands genoemd. In Nederland is het de officiële taal van ruim zestien miljoen inwoners. Deze status als officiële taal is pas officieel vastgelegd in 1995. Door een wijziging van de Algemene wet bestuursrecht is dit tot stand gekomen. Deze wijziging was bedoeld om ook het Fries een officiële status te geven. Het Limburgs en Nedersaksisch zijn officieel erkende streektalen. De allochtone minderheidstalen zijn Turks (192.000 sprekers), Marokkaans-Arabisch (100.000), Papiaments (80.000), Indonesisch (45.000) en Sranan (7000). Dit blijkt uit een onderzoek uit 2005, uitgevoerd in opdracht van de Nederlandse Taalunie. Het Nederlands wordt (niet in alle gevallen correct) ook wel aangeduid als Vlaams (in België), Hollands (vooral in de Randstad) en Nederduits (door historisch taalkundigen).

België

Het Nederlands is de eerste taal van ongeveer zes miljoen Belgen (Vlamingen), daarnaast zijn er ongeveer vier miljoen Franstaligen en ook 71.000 mensen die het Duits als voertaal gebruiken.

De staatshervorming van 1970 heeft voor een onderscheid gezorgd van vier taalgebieden, waar de drie officiële talen worden gesproken van België, namelijk het Nederlandse taalgebied (overeenkomend met het Vlaamse Gewest), het Franse taalgebied (overeenkomend met het Waalse Gewest minus het Duitse taalgebied), het Duitse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad (overeenkomend met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest). Deze indeling in taalgebieden werd opgenomen in art. 4 van de Belgische grondwet. Elke gemeente van het koninkrijk moet deel uitmaken van één van deze vier taalgebieden. Een wijziging kan enkel met een bijzondere wet (dit wil zeggen een wet met een bijzondere meerderheid) worden aangenomen. Sinds de laatste wijziging, op 8 november 1962, is de taalgrens ongewijzigd gebleven.

In het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad werd oorspronkelijk vooral Nederlands gesproken. Voor de verfransing van Brussel kunnen een aantal factoren een rol gespeeld hebben. Zo genoot het Frans lange tijd een hogere sociale status en was de bovenklasse die, tot de invoering van het algemeen enkelvoudig stemrecht voor mannen in 1919, de politieke touwtjes in handen had van huis uit Franstalig of volledig verfranst. Daarnaast was het Frans tot 1898 in België de enige officiële taal (La Belgique sera latine ou elle ne sera pas, zei kardinaal Mercier destijds). Ook de vele immigranten, eerst uit Zuid-Europa en daarna uit Marokko en Turkije adopteerden het Frans als voertaal in hun contacten met overheid en derden, en deden het aantal Franssprekenden stijgen. Het precieze aantal Nederlandstaligen (als moedertaal) onder de Brusselse bevolking is niet bekend, de schattingen hierover lopen uiteen naargelang de politieke strekking die de bron aanhangt. Bij verkiezingen voor het parlement bedraagt het aantal stemmen uitgebracht op Vlaamse partijen ongeveer 13 à 14 procent van de uitgebrachte stemmen. Terug gerekend naar inwoners is dit goed voor ongeveer 100.000 inwoners.

In een aantal taalgrensgemeenten in het Franse taalgebied, de zogenaamde faciliteitengemeenten, is er een bijzonder taalregime voor Nederlandstaligen (waar in de praktijk weinig van gebruik wordt gemaakt), net zoals dat ook in het Nederlandse taalgebied geldt voor Franstaligen (wat daarentegen een hete politieke kwestie is, cf. de problematiek Brussel-Halle-Vilvoorde).

Leerlingen in Wallonië kunnen hun tweede taal vrij kiezen, bij die keuze wint het Engels aan populariteit ten nadele van het Nederlands. In de Brusselse scholen is er geen vrije keuze en is de andere landstaal verplicht de tweede taal. Voor veel Franstaligen is het Nederlands dan ook de tweede taal, toch blijft het spreken van Nederlands voor veel Franstaligen zelfs na jaren onderwijs, nog steeds een heuse opgave. Volgens een recente studie (La dynamique des langues en Belgique) van de UCL en de ULB zou slechts 19% van de Walen het Nederlands machtig zijn (aan Vlaamse zijde zou 59% Frans kennen). De kwaliteit van het taalonderwijs in Franstalig België is hier zeker ook debet aan. Nu de kennis van het Nederlands ook in Wallonië steeds meer een economische noodzaak wordt (onder andere in het toerisme) lijkt het besef te groeien dat andere wegen moeten bewandeld worden. In Brussel kiezen vele Franstaligen en immigranten nu reeds voor het Nederlandstalig onderwijs om de taal op die manier onder de knie te krijgen. In Wallonië kunnen scholen sedert enkele jaren kiezen voor een systeem waarbij ook andere vakken dan het Nederlands in het Nederlands gedoceerd worden. Een toenemend aantal basisscholen maakt gebruik van deze mogelijkheid, zelfs in kleuterscholen wordt met dit systeem geëxperimenteerd, niet zelden worden hiervoor Vlaamse leraren in dienst genomen.

Aruba en de Nederlandse Antillen

Net als Nederland maken Aruba en de Nederlandse Antillen deel uit van het Koninkrijk der Nederlanden. Het grote verschil met Nederland is dat het Nederlands wel de officiële taal, de voertaal is, maar niet de omgangstaal. Op Curaçao met 130.000, Aruba met 100.000 en Bonaire met 13.000 inwoners wordt het Papiaments gebezigd. Op de eilanden Sint Maarten (33.000 inwoners), Sint Eustatius (2300) en Saba (1400) is Engels de voertaal. Dit blijkt uit het onderzoek van de Taalunie. Het basisonderwijs wordt op sommige scholen in het Papiaments onderwezen, de middelbare school heeft het Nederlands als onderwijstaal.

Suriname

Hoewel het Nederlands na de onafhankelijkheid in 1975 de officiële taal van het land is gebleven, worden er zo'n twintig talen gesproken. Het Nederlands is er de taal van bestuur, rechtspraak en onderwijs. Sinds 2005 is Suriname lid van de Nederlandse Taalunie. In het onderzoek dat de Taalunie bij die gelegenheid hield, gaf ruim zestig procent van de bevolking aan het Nederlands als moedertaal te hebben. Dit duidt op een groei ten opzichte van eerdere gegevens. Als contacttaal tussen de verschillende bevolkingsgroepen wordt ook het Sranantongo veel gebruikt. Deze taal wordt door vrijwel alle Surinamers beheerst, al is het de moedertaal van een beperkt deel van de bevolking. Verder hebben het Sarnami Hindoestani en het Surinaams Javaans enkele tienduizenden sprekers. Bijna alle Surinamers spreken minstens twee talen.

Andere gebieden

Frankrijk

Het arrondissement Duinkerke van het Noorderdepartement, ook wel de Franse Westhoek genoemd, is vanouds een Nederlandstalig gebied. Er worden Vlaamse dialecten gesproken, die behoren tot de dialectgroep van het West-Vlaams. Het dialectgebruik is echter met name vanaf eind negentiende eeuw sterk aan het teruglopen. De belangrijkste reden hiervoor is, dat het Nederlands en het Vlaamse dialect nooit erkend zijn door de Franse staat als regionale taal, zoals het Fries in Nederland. Integendeel, er werd lange tijd een actief onderdrukkingsbeleid gevoerd om het Vlaams uit te roeien ten gunste van het Frans, waardoor ouders het steeds minder thuis doorgaven aan hun kinderen.

Tegenwoordig beheersen nog slechts enkele tienduizenden het Vlaamse dialect, voornamelijk ouderen. Er zijn daarnaast veel dialectcursussen, waar grote belangstelling voor bestaat. Na meer dan twee eeuwen onderdrukking mag sinds enkele jaren wel weer Nederlands onderwezen worden op de basisscholen in het gebied, als eerste vreemde taal. Voor bijna alle kinderen is het ook daadwerkelijk een vreemde taal, omdat zij thuis geen Vlaams dialect meer spreken.

In de Franse Westhoek zijn de meeste plaatsnamen en familienamen herkenbaar Nederlands. Ook worden steeds meer straatnamen 'vervlaamst'. Het Nederlands en Vlaams wachten echter nog steeds op officiële erkenning door de Franse overheid als regionale taal onder het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden. In 2004 werd de ANVT (Akademie voor Nuuze Vlaamsche Tale) opgericht. De ANVT is eigenlijk een bond van verenigingen van de Franse Westhoek. Ze pleiten voor de officiële herkenning van het Frans-Vlaams (een component van het West-Vlaams) als regionale taal van Frankrijk.

Duitsland

In Noord-Duitsland worden veel dialecten gesproken die verwant zijn aan het Nederlands, met oog op de Nederlandse Nedersaksische dialecten. Verder zijn er gebieden in Duitsland die historisch Nederlandstalig waren, deze gebieden lagen vooral tegen de Nederlandse grens. Rondom Kleef wordt nog een goed als Nederlands (Zuid-Gelders) herkenbaar Nederfrankisch dialect gesproken, het Kleverlands of Duits-Nederlands. Een veel groter gebied aan de Nederrijn echter sluit aan bij de Zuid-Gelderse en Limburgse dialecten, die evenzeer tot het Nederlands horen.

Vandaag de dag leven er veel Nederlandstaligen net over de grens in Duitsland en wordt het Nederlands op scholen in Nedersaksen en Noord-Rijnland-Westfalen onderwezen.

Indonesië

In de voormalig Nederlandse kolonie Nederlands-Indië wordt het Nederlands vooral nog gesproken door ouderen, die het koloniale bewind nog enige tijd hebben meegemaakt. Er was een grote haat jegens Nederland, maar er was respect voor de Nederlandse taal. Nog steeds zijn enkele gebruikte wetten van Indonesië in het Nederlands. En er zijn verschillende beroepen waar veel Nederlandse termen moeten worden aangeleerd. Het Nederlands wordt samen met het Engels als handelstaal gebruikt. Het Nederlands was tot 1949 de officiële taal van Indië en tot 1963 van Nieuw-Guinea (thans Papoea).

Canada

In Canada wonen zo'n 900.000 mensen van Nederlandse afkomst. Dit zijn bijna allemaal immigranten (en hun kinderen) die na de Tweede Wereldoorlog naar Canada zijn vertrokken. Ongeveer 128.670 Canadezen spreken het Nederlands als moedertaal. Zo bestaan er in Canada ook veel Nederlands-Canadese clubs en Nederlandstalige radioprogramma's. Er is zelfs een Nederlandstalige krant, die al heel lang bestaat en onlangs weer voor een tijd van de ondergang is gered door sponsoring (waaronder ook de Vlaamse regering).

Verenigde Staten

In de Verenigde Staten wonen zo'n 5 miljoen mensen van Nederlandse afkomst. Deze zijn of afkomstig uit de vroegere Nederlandse kolonie Nieuw-Nederland of zijn (voormalige) immigranten die vooral rond 1850 en later na de Tweede Wereldoorlog naar Amerika zijn getrokken. Er zijn dorpen waar nog redelijk Nederlands wordt gesproken. Het Nederlands is echter slechts een kleine immigrantentaal in de V.S. Ook leven er mensen van Vlaamse afkomst in Amerika. Er zijn enkele scholen waar Nederlands een keuzevak is en er bestaan Nederlandse clubs.

Nieuw-Zeeland

Ook in Nieuw-Zeeland leven mensen van Nederlandse afkomst die na de Tweede Wereldoorlog naar het land zijn vertrokken. Na een onderzoek bleek dat 0,7 % van de Nieuw-Zeelandse bevolking het Nederlands als moedertaal sprak. Dat is een aantal van ongeveer 29 000 mensen.

Australië

Australië had ook te maken grote Nederlandse immigratie, vooral in de grote steden vormen Nederlanders een hechte groep en er verschijnt nog steeds een Nederlandse krant daar. Er leven echter ook veel Afrikaners in Australië. Uit onderzoek is gebleken dat van de eerste generatie ongeveer 57 % zijn moedertaal inruilde voor Engels.

Geschiedenis

Het Nederlands vindt zijn oorsprong in het weinig gedocumenteerde Oudnederlands (voor 1170), dat overloopt in het Middelnederlands ook wel Diets genoemd (1170-1500). De spelling van het Middelnederlands volgde de spreektaal, die per streek sterk kon verschillen. In de 16e eeuw werden verschillende pogingen ondernomen een eenduidige spelling te realiseren.

Uiteindelijk gaf de Staten-Generaal opdracht om de bijbel vanuit de grondtekst te vertalen. Dit resulteerde in 1637 in een vertaling die bekend werd als de Statenbijbel. Voor deze vertaling werd een gulden middenweg gezocht tussen alle bestaande streektalen van het Nederlandse taalgebied. Basis vormen de Frankische dialecten van de gewesten Holland en Brabant. Saksische elementen zijn vooral de werkwoordsvormen op -acht (bracht, gebracht; dacht, gedacht) en het wederkerend voornaamwoord zich. De derde grote taal/dialectgroep in de Lage Landen, het Fries, dat immers een eigen taal vormt, heeft bij de ontwikkeling van het Standaardnederlands vrijwel geen rol gespeeld. De vertalers hebben met de Statenbijbel vele woorden en uitdrukkingen geschapen die ook vandaag de dag nog worden gebruikt. Er zijn tot op heden enkele kerkgenootschappen die deze vertaling in hun kerkdiensten gebruiken. De in de Statenbijbel gebruikte spelling wordt tegenwoordig als verouderd beschouwd.

Het oudste Nederlands

Het alleroudste Nederlandse boek dat momenteel bekend is, is het handschrift van de Wachtendonckse Psalmen, zo genoemd naar de Luikse kanunnik Arnold Wachtendonck. Toen dit manuscript in 1591 door Justus Lipsius in Luik werd gevonden, dateerde hij het moment van vervaardigen op omstreeks 900. Het bleek geschreven in de streek waar het zich 700 jaar later, toen Lipsius het terugvond, nog steeds bevond: nabij Luik, wellicht in het klooster Munsterbilzen, dat daar in de 10e eeuw een voorname abdij was van adellijke nonnen. De Wachtendonkse psalmen zijn echter geen autonome Nederlandse tekst, maar vertaalde glossen van een in het Latijn gestelde psalmberijming. Dit boek is overigens de vindplaats van de eerste keer dat het Nederlandse woord 'boek' voorkomt, daar gespeld als 'buok'. Het boek is ons overgeleverd in de vorm van een gedeeltelijke kopie: na Lipsius is het boek nooit meer teruggezien.

Het alleroudste Nederlandstalige boek, vermoedelijk vervaardigd rond 1100, komt uit de benedictijner abdij te Egmond. Het staat bekend als de Egmondse Williram en wordt sinds circa 1600 in de Leidse universiteitsbibliotheek bewaard.

Eén van de oudste literaire zinnen in het Nederlands is het Hebban olla vogala (het is echter allang niet meer de oudste zin), terwijl de oudste formele oorkonde die ooit in het Nederlands werd opgesteld, de schepenbrief van Bochoute (Oost-Vlaanderen, een meijerij van Gavere) is. Deze bezegelde een grondtransactie tussen de herenboer Boudewijn Molenijzer uit Dallem en de Gentse patriciër Hendrik van den Putte.

Spelling

De eerste officiële spelling van het Nieuwnederlands werd in 1804 opgesteld door Matthijs Siegenbeek. De spelling-Siegenbeek introduceerde onder andere de typische Nederlandse ij, die voorheen als y werd geschreven (blij/bly). Matthias de Vries en Lammert Allard te Winkel, de eerste redacteuren van het Woordenboek der Nederlandsche Taal, ontwierpen vervolgens in 1864 een nieuwe spelling. Deze werd in België ingevoerd als officiële spelling, terwijl Nederland pas volgde in 1883. Het zou tot 1934 duren, voordat deze spelling vereenvoudigd werd voor het onderwijs. Deze nieuwe versie staat bekend als de spelling-Marchant, vernoemd naar de Minister van Onderwijs die het invoerde. Niet zóó, maar zó heette de brochure die probeerde inzicht te geven in de wijzigingen van de dubbele klinkers naar enkele klinkers, veranderingen van sch naar een enkele s en het verdwijnen van de Nederlandse naamvallen (ik zie den man). In bijna ongewijzigde vorm werd deze spelling in 1946 in België bij regeringsbesluit ingevoerd, Nederland voerde haar in 1947 in. De eerste druk van het Groene Boekje verscheen in 1954. Dit bevatte:

een uitvoering van het Belgische Spellingbesluit van 1946 en de Nederlandse Spellingwet van 1947, waarbij een regeling werd voorgeschreven met betrekking tot het voornaamwoordelijk gebruik, het gebruik van tweede-naamvalsvormen als der, dezer en zijner, de schrijfwijze van bastaardwoorden en de tussenklanken in samenstellingen. Tevens worden hierin voor de spelling van de spraakklanken, de verdeling van de woorden in lettergrepen, het gebruik van het koppelteken, het deelteken en het weglatingsteken en het gebruik van hoofdletters voorschriften en aanwijzingen gegeven.

Dit Groene Boekje bevatte in sommige gevallen een voorkeurspelling (met varianten van spellingswijzen) gegeven, die in de praktijk voor onduidelijkheid zorgde. Daardoor verdween deze voorkeurspelling in het Groene Boekje van 1995. Verder was een der grote veranderingen in 1995 de regels omtrent de tussenklank -e(n)- in samenstellingen.

Deze veranderingen leidden tot veel discussie, met als hoofdbezwaar dat er geen logica in de regels voor de tussen-n te ontdekken was. Daarnaast vonden critici veel fouten in het Groene Boekje, en publiceerden die onder meer in het blad Onze Taal. Het Groene Boekje wordt om de 10 jaar aangepast, zodat ook woorden als webcam (1998), sms'en (1999) en googelen (2003) een plekje vinden in de Nederlandse taal. De laatste aanpassing van 2005 betreft vooral het wegwerken van uitzonderingen of twijfelgevallen bij het toepassen van de spellingsregels.

De bezwaren tegen het Groene Boekje hebben geleid tot de publicatie in augustus 2006 van een alternatieve spellingslijst, de zogenaamde 'witte spelling' in het Witte Boekje. Een aantal media hebben aangekondigd deze spelling, die teruggaat op de spelling van vóór 1995, te zullen blijven gebruiken (dit zijn de Volkskrant, Trouw, NRC Handelsblad, Elsevier, HP/De Tijd, De Groene Amsterdammer, Vrij Nederland, Planet Internet, Teletekst en de NOS). Intussen is de spelling van het Groene Boekje verplicht gesteld in overheidsdocumenten en in het (basis)onderwijs.

Taalunie

Op 9 september 1980 werd het Verdrag inzake de Nederlandse Taalunie (NTU) door de Belgische en Nederlandse Ministers van Buitenlandse Zaken ondertekend. Vlaanderen en Nederland spraken af de Nederlandse taal en haar sprekers voortaan samen te behartigen. Sinds 2004 is ook Suriname geassocieerd lid van de Unie. De NTU opereert als een soort gemeenschappelijk ministerie van Taal voor de drie gebieden. Beslissingen worden genomen door de leden van het Comité van Ministers van de Nederlandse Taalunie; de ministers en/of staatssecretarissen van Cultuur en Onderwijs van Nederland en Vlaanderen, in totaal 4. De Surinaamse ambassadeur in Nederland vertegenwoordigt Suriname als geassocieerd lid. De Taalunie is onder andere verantwoordelijk voor de uitgave van het Groene Boekje.

De Taalunie heeft een website waar men om taaladvies kan vragen:

Vergelijking met andere Germaanse talen

Engels Fries Afrikaans Nederlands (Nederduits) Duits Zweeds Deens
Apple Appel Appel Appel Appel Apfel Äpple Æble
Board Board Bord Bord Boord Brett Bräde Bræt
Beech Boeke/ Boekebeam Beuk Beuk Böke Buche Bok Bøg
Book Boek Boek Boek Book Buch Bok Bog
Breast Boarst Bors Borst Borst Brust Bröst Bryst
Brown Brún Bruin Bruin Bruun Braun Brun Brun
Day Dei Dag Dag Dag Tag Dag Dag
Dead Dea Dood Dood Dod Tot Död Død
Die Stjerre Sterf Sterven sterven Sterben
Enough Genôg Genoeg Genoeg Nog Genug Nog Nok
Finger Finger Vinger Vinger Finger Finger Finger Finger
Give Jaan Gee Geven Geven Geben Giva / Ge Give
Glass Glês Glas Glas Glas Glas Glas Glas
Gold Goud Goud Goud Gold Gold Guld Guld
Hand Hân Hand Hand Hand Hand Hand Hånd
Head Holle Hoof / Kop Hoofd/ Kop Kopp Haupt/ Kopf Huvud Hoved
High Heech Hoog Hoog hog Hoch Hög Høj
Home Hiem Heim / Tuis Heim / thuis Heem Heim Hem Hjem
Hook Hoek Haak Haak Haak Haken Hake/ Krok Hage/ Krog
House Hûs Huis Huis Huus Haus Hus Hus
Many Menich Menige Menige Mennig Manch Många Mange
Moon Moanne Maan Maan Maan Mond Måne Måne
Night Nacht Nag Nacht Natt/ Nacht Nacht Natt Nat
No Nee Nee Nee(n) Nee Nein Nej Nej
Old Âld Oud Oud aol alt Gammal (maar: äldre, äldst) Gammel (maar: ældre, ældst)
One Ien Een Een Een Eins En En
Ounce Ons Ons Ons Ons Unze Uns Unse
Snow Snie Sneeu Sneeuw Snee Schnee Snö Sne
Stone Stien Steen Steen Steen Stein Sten Sten
That Dat Dit, Daardie Dat, Die Dat (Dit) Das Det Det
Two/Twain Twa Twee Twee Twee Zwei/ Zwo/ Zwan Två To
Who Wa Wie Wie Wee Wer Vem Hvem
Worm Wjirm Wurm Wurm/ Worm Worm Wurm Mask/ Orm [2] Orm
Engels Fries Afrikaans Nederlands (Nederduits) Duits Zweeds Deens

Klanken

De standaardtaal, het Standaardnederlands, kent een veertigtal klanken. Zie klankinventaris van het Nederlands.[3]

Woordenschat

De Nederlandse woordenschat telt naar schatting meer dan één miljoen woorden[4] (inclusief de in onbruik geraakte: miljoenen woorden). In het Nederlands bestaan vaak twee woorden voor één betekenis: een Germaans en een Romaans. Bijvoorbeeld: "uitnodigen" en "inviteren" betekenen beide hetzelfde. De Germaanse woorden worden vaker in het dagelijks taalgebruik gebruikt en de Romaanse vaker in officiële schrifttaal.

Verschillen en varianten in taal

Zie ook Hoofdartikel: Nederlandse dialecten, Regionale verschillen in het Nederlands

Nederlandse dialecten

Zie kaart, voor de locatie van de dialecten of streektalen. Dit is een globale indeling, waarbij de meeste overgangsdialecten niet zijn opgenomen. Het is dus alleen bedoeld om een algemeen beeld te scheppen van de spreiding van de Nederlandse dialecten. Het Nedersaksisch, Zeeuws en Limburgs worden hierop niet als aparte taal aangemerkt, dit heeft geen politieke achtergrond. De grens tussen dialect en taal is voor het West-Germaanse taalgebied, dus ook voor Nederland en Vlaanderen, zeer problematisch. Voorzichtigheid is geboden bij het gebruik van dit kaartje, daar de meeste taalgrenzen die erop staan aangegeven vloeiend en vaag zijn, en niet door alle deskundigen worden onderschreven (i.h.b. de grenzen van het Limburgs en het Nedersaksisch niet).

A. Zuidwestelijke dialectgroep (Zeeuws/West-Vlaams)

1. West-Vlaams, inclusief Frans-Vlaams en Zeeuws-Vlaams
2. Zeeuws

B. Noordwestelijke dialectgroep (Hollands)

3. Zuid-Hollands
4. Westhoeks
5. Waterlands* en Volendams*
6. Zaans*
7. Kennemerlands
8. West-Fries*
9. Bildts, Midslands, Stadsfries en Amelands*

C. Noordoostelijke dialectgroep (Nedersaksisch)

10. Kollumerlands
11. Gronings en Noordenvelds
12. Stellingwerfs
13. Midden-Drents
14. Zuid-Drents
15. Twents
16. Twents-Graafschaps
17. Gelders-Overijssels (Achterhoeks) en Urks
18. Veluws

D. Noordelijk-centrale dialectgroep

19. Utrechts-Alblasserwaards

E. Zuidelijk-centrale dialectgroep

20. Zuid-Gelders
21. Noord-Brabants en Noord-Limburgs
22. Brabants
23. Oost-Vlaams

F. Zuidoostelijke dialectgroep

24. Limburgs

G. Suriname

25. Surinaams-Nederlands

H. Nederlandse Antillen en Aruba

26. Antiliaans-Nederlands

Overige

FL. Provincie Flevoland. Hier heeft zich nog geen dialect gevormd. Algemeen worden hier Zuid-Hollandse varianten gesproken, namelijk ofwel het AN, ofwel het Amsterdams (in Lelystad en Almere). Zie verder Nederlands in de IJsselmeerpolders. In het noorden en dan met name in en rond Urk wordt er van oudsher al een dialect van het Nedersaksisch gesproken.

* De dialectgroepen aangeduid met een asterisk worden weliswaar onder het Hollands gerekend, maar hebben vanouds een zeer sterk Fries substraat. De Noord-Hollandse varianten zijn na de Tweede Wereldoorlog sterk naar het Standaardnederlands toegegroeid; soms spreekt men in die gebieden zelfs van twee naast elkaar bestaande dialecten: het traditionele (sterke (ook wel zware genoemd) en het moderne (lichte) dialect. Het Stadsfries dat later is ontstaan is tegenwoordig Frieser van karakter dan bovengenoemde en wordt vaak als aparte groep genomen. Een enkele keer deelt men de Noord-Hollandse varianten en het Stadsfries bij elkaar in. In de beleving van de meeste sprekers komt het Nederlands dat in Haarlem gesproken wordt het dichtst bij het Standaardnederlands. [5] Toch blijkt uit onderzoek van dialectoloog Harrie Scholtmeijer van het Meertens Instituut dat Drontense jongeren het meest accentloze Nederlands spreken. [6]

De meeste dialecten groeien steeds meer naar het Algemeen Nederlands omdat dat in de media gebruikt wordt, zowel in België als in Nederland. Hierdoor verliezen dialecten hun kenmerken, eigen woorden en soms zelfs de uitspraak. De dialecten die het verst van de standaardtaal staan zijn Limburgse dialecten en de dialecten uit Groningen. Op de kaart is te zien dat zelfs het Afrikaans dichterbij de standaardtaal staat dan deze dialecten.

[7]

Sociolecten

Naast dialecten, die regionaal gebonden zijn en veelal onder druk staan, bestaan er de zogenaamde sociolecten, die bepaald worden door de sociale laag of groep waartoe men behoort of gerekend wil worden. Deze sociolecten zijn juist in opkomst. Zie bijvoorbeeld Straattaal en Tussentaal.

Afrikaans

Het Afrikaans is een dochtertaal van het Nederlands die zich ontwikkelde uit het Hollands dat de kolonisten in de zeventiende eeuw naar de Kaapkolonie brachten. Het heeft sindsdien invloeden van andere talen ondergaan, zoals het Maleis, Engels, Duits en de Bantoetalen. Het wordt daarom soms beschouwd als (half-)creoolse taal. Ondanks dit kunnen Nederlanders, Vlamingen, Surinamers en Afrikaners elkaar onderling zonder veel moeite begrijpen. Het Afrikaans is dan ook nauwer verwant aan het Standaardnederlands dan veel dialecten uit het Europese taalgebied, zoals het West-Vlaams, Gronings en Limburgs.

Het Afrikaans is de jongste Germaanse taal ter wereld. In 1925 werd het Nederlands in Zuid-Afrika vervangen door het Afrikaans als ambtelijke taal. In 1960 werd de status als taal officieel bekrachtigd.

Het Afrikaans is de meest verspreide en de derde grootste taal van Zuid-Afrika, maar staat onder grote druk. Het Engels wint snel terrein van het Afrikaans bij de overheid maar ook in het openbare leven. Vaak wordt het Afrikaans (ten onrechte) gezien als taal van de Apartheid. Het Afrikaans wordt door bijna zes miljoen mensen als huistaal gesproken in Zuid-Afrika; daarnaast spreken zo'n 200 000 mensen in Namibië het Afrikaans als moedertaal. In Zuid-Afrika spreken de meeste mensen (zowel blank, als zwart of kleurling) het Afrikaans als tweede of derde taal, daardoor komt het aantal mensen dat de taal beheerst tussen de 15 en 20 miljoen. Verder wordt het Afrikaans nog gesproken door immigranten over de hele wereld; de grootste gemeenschap Afrikaanstaligen buiten het Afrikaanse continent bevindt zich in Patagonië in Argentinië.[8] Verder leven er vooral grote Afrikanergemeenschappen in Canada, Australië, Nieuw-Zeeland, de Verenigde Staten en Engeland. In Londen wonen zo'n 100 000 Afrikaanstaligen en in Vancouver en Toronto ongeveer 40 000.

De volgende dialecten van het Afrikaans worden onderscheiden:

Het Kaaps-Afrikaans heeft de meeste invloed van het moderne Nederlands ondergaan.

Omdat de verschillen tussen Afrikaans en Standaardnederlands zo klein zijn, streven sommige mensen weer naar één grote taal van bijna dertig miljoen moedertaalsprekers die een blokkade zou kunnen vormen tegen de opkomst van het Engels in Europa en Afrika. De Nederlandse Taalunie onderhoudt thans speciale banden met Zuid-Afrika, maar de zaak ligt politiek zeer gevoelig.

Creoolse talen

Verspreid over de wereld bestaan of bestonden er een aantal Nederlandse creoolse talen. Sommige daarvan zijn sterk door het Zeeuws beïnvloed. De meeste zijn geheel of grotendeels uitgestorven.

Hier spreekt men van meng-, (pidgin- en creool-) talen. In Suriname wordt bovendien nog een afwijkende, verbasterde vorm van het Nederlands gesproken, het Surinaams-Nederlands.

Periferie van het Nederlands

Onder het verzamelbegrip "Periferie van het Nederlands" volgt hieronder een overzicht van taalvariëteiten of derivaten van het Nederlands die geografisch, sociolinguïstisch en/of typologisch op een grotere afstand van het 'stamgebied' en/of het Standaard Nederlands staan dan andere, meer reguliere variëteiten van het Nederlands. Dit typologisch concept is oorspronkelijk gehanteerd voor het Nederlands, maar is ook toepasbaar op andere taalgebieden (zie ook Duits).

  • Verspreiding van het Nederlands

Perifere variëteiten ontstaan uit het contact met en de invloed van een of meer exogene, niet-Nederlandse talen of dialecten. Zij kunnen zowel dialecten, regiolecten, contacttalen, mengtalen als sociolecten of groepstalen betreffen. In de meeste gevallen zijn dit variëteiten die in het verdere verleden in de periferie van het Nederlands zijn ontstaan. De kans op het ontstaan van moderne perifere variëteiten is gering, maar nog altijd aanwezig (vergelijk Murks en Straattaal). Te onderscheiden zijn:

Standaardnederlands is de officiële standaardtaal, het Nederlands, zoals die wordt onderwezen op scholen en wordt gebruikt door de autoriteiten en media in Nederland, België, Suriname, de Nederlandse Antillen en Aruba. Daarnaast worden er binnen het Nederlandse taalgebied vele dialecten gesproken. Niet alle dialecten zijn sterk afwijkend, de afstand tot de standaardtaal varieert. Limburgs en Nedersaksisch zijn officieel erkende streektalen binnen het Nederlands.

De landsgrenzen zijn op streektaalniveau geen taalgrenzen. Aan en over de grens, in de periferie, vinden vermengingen plaats of lopen de dialecten gewoon door. Grens- en overgangsdialecten zijn: het Brussels, Frans-Vlaams, Stadsfries, het oostelijke Maas-Rijnlands met het Kleverlands, het Limburgs-Bergisch/Nederrijns van de oostelijke delen van het Overkwartier van Gelder (de oude Ambten Geldern; Straelen; Wachtendonck; Krickenbeck met Viersen; Erkelenz met daarin Elmpt, Brempt, Niederkrüchten en Wegberg, zie ook Guliks Overkwartier) en dieper in het Noordelijke Rijnland (de regio Heinsberg-Düsseldorf), het Selfkants, het Platdiets met het Zuidoost-Limburgs en het Platdiets. Het gaat hier om dialecten van het Nederlands, in het verleden verbonden met en/of nog direct grenzend aan het stam- of kerngebied van het Nederlands, die nu sterk onder invloed staan van een andere cultuurtaal dan het Nederlands.

  • Nederlands of Duits?

In verschillende van deze gebieden is het Nederlands vroeger ook de cultuurtaal geweest. Aan de oostgrens speelt daarbij een rol of deze dialecten Nederfrankisch of Nedersaksisch zijn. In het eerste geval (Kleverlands, het Limburgs-Bergisch/Nederrijns van het oostelijke Overkwartier, het Selfkants, Platdiets en Zuidoost-Limburgs) zullen ze eerder als Nederlands gelden, in de andere gevallen eerder als Duits (Nederduits), namelijk Westfaals-Nedersaksisch (met name in de oude Graafschappen Lingen en Bentheim), of Oost-Fries (in Oost-Friesland), evenals het Gronings een variant van het Nedersaksisch op Friese grondslag.

Het Nederlands heeft vanaf de Reformatie tot in de eerste helft van de 19de eeuw zijn grootste invloed uitgeoefend op de Duitse gebieden langs de Nederlandse grens - in Oost-Friesland, de graafschappen Bentheim, Lingen en Steinfurt, de gebieden Gronau, Gemen, Werth en Anholt, de hertogdommen Kleef, Gelder en Gulik, het graafschap Meurs en het keurvorstelijke Keulse gebied Rijnberk (Rheinberg) heeft het Nederlands als inheemse of vreemde schrijf-, onderwijs- en kerktaal gediend. In gevallen waar het plaatselijke Nederduitse dialect nauw verwant was aan het Nederlands, heeft de taal naast het Hoogduits een functie vervuld als standaardtaal, terwijl ook gereformeerde kerkgemeentes en Mennonieten om godsdienstige redenen de voorkeur gegeven hebben aan het Nederlands.[9]

Joods-Nederlands, Murks, Straattaal, Bargoens of dieventaal. Hier spreken we van kring- of groepstalen, contacttalen en sociolinguïstische variëteiten die het niveau van vak- en groepsjargon te boven gaan.


  • Geëmigreerde dialecten

Kaap-Hollands (uitgestorven), Pella-Nederlands (gebaseerd op het Zuid-Gelders), en Plautdietsch.


  • Externe mengtalen (meer of minder Nederlands-gebaseerd)

Hier spreken we van meng- (pidgin- en creool-) talen. In Suriname wordt bovendien nog een afwijkende, verbasterde vorm van het Nederlands gesproken, het Surinaams-Nederlands.

Glossaria

  • De lijst van glossaria verwijst naar artikelen met terminologie en betekenissen over diverse onderwerpen.

Zie ook

Verwante onderwerpen

Varia

Externe links


Bronvermelding

Bronnen, noten en/of referenties:

rel=nofollow
rel=nofollow

Literatuur