Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Cirkelredenering van Descartes
De cirkelredenering van Descartes is een redenering van René Descartes die volgens een aantal commentatoren circulair is. Het gaat er dan om dat Descartes in zijn werk Meditaties aanvoert dat het criterium om iets zeker te weten is dat hij het op een heldere en onderscheiden manier ('claire et distincte') gewaar wordt (Vijfde meditatie, AT VII, 69).[1] Daarbij is iets helder als het aanwezig en toegankelijk is voor de aandachtige geest en onderscheiden als het helder is en bovendien niets wat niet helder is bevat.
Descartes wil zo kritisch mogelijk nagaan of zekere kennis mogelijk is en onderzoekt wat hij als uitgangspunt mag nemen in het geval er 'een bepaalde kwade geest' ('genius aliquis malignus') (Eerste meditatie, AT VII, 22) bestaat, die er steeds voor kan zorgen dat hij zich vergist.
In de vijfde meditatie heeft Descartes inmiddels bewezen dat God volmaakt is en hem (dus) niet bedriegt.[2] Als Gods volmaaktheid nog niet duidelijk is (en de hypothese van een kwade geest dus nog van kracht is) kan geen zeker beginpunt worden gevonden zonder een beroep te doen op Gods volmaaktheid. Descartes stelt dat hij aangeboren notie van God heeft (Derde meditatie, AT VII, 51), waarbij hij onder 'notie' ('idea') datgene verstaat wat direct door de geest wordt waargenomen (AT VII, 181), zodat het hier om een heldere en onderscheiden waarneming moet gaan. Als hij een beroep op Gods volmaaktheid doet om dit te onderbouwen, ontstaat de cirkel. Dat geeft Antoine Arnauld, de bekendste commentator in dit verband,[3] dan ook aan:
- "Unicus mihi restat scrupulus, quomodo circulus ab eo non committatur, dum ait, non aliter nobis constare, quae a nobis clare & distincte percipiuntur, vera esse, quam quia Deus est." (AT VII, 214)
- (Vertaling: "Er resteert voor mij één zorg: hoe een cirkelredenering door hem [Descartes] wordt vermeden als hij zegt dat op geen andere wijze voor ons zeker is dat die zaken die door ons helder en onderscheiden worden waargenomen waar zijn dan vanwege het feit dat God bestaat.")
Hierop antwoordt Descartes dat een onderscheid moet worden gemaakt tussen datgene wat men helder waarneemt en datgene wat men zich herinnert als zodanig te hebben waargenomen, een antwoord dat hij ook op een ander commentaar gaf. Om iets als zodanig te hebben waargenomen is een beroep op God niet nodig; dat is alleen het geval als het erom gaat, zich het inzicht te kunnen herinneren. Hiertoe onderscheidt hij intuïtie (onmiddellijk inzicht) en deductie (het afleiden van een conclusie uit premissen). Alleen in het laatste geval gaat het een geleidelijke ontwikkeling en is een beroep op God noodzakelijk.
Descartes merkt in dit verband op dat 'Ik denk, dus ik ben' dan ook een intuïtie is en geen redenering; hij gebruikt daartoe in dit geval de formulering "ego cogito, ergo sum, sive existo" ("ik denk, dus ik ben, ofwel besta") (AT VII, 100); zie ook Cogito ergo sum. Descartes verwijst naar de vijfde meditatie, waar hij het onderscheid aangeeft (AT VII, 69/70). Ondertussen is het de vraag of dit voldoende is. In de vierde meditatie zegt hij namelijk:
- "Omnis clara & distincta perceptio proculdubio est aliquid, ac proinde a nihilo esse non potest, sed necessario Deum authorem habet […]."
- (Vertaling: "Iedere heldere en onderscheiden waarneming is zonder twijfel iets en kan daarom niet uit niets komen, maar heeft noodzakelijkerwijs God als schepper.")
Dit lijkt alle kennis te treffen: de basis van alle waarnemingen is immers aan de orde.[4] Het is dus de vraag of Descartes aan de bezwaren ontkomt.
Noten
- º 'AT' is een afkorting van 'Adam/Tannery', de uitgevers van Descartes' werk (vgl. de literatuur).
- º Hiertegen voert Thomas Hobbes aan dat het denkbaar is dat God de mens bedriegt om diens bestwil, zoals een dokter tegen een patiënt kan liegen in diens belang (AT VII, 195).
- º De cirkelredenering is daarom ook bekend geworden als 'cirkelredenering van Arnauld' (hierbij gaat het er natuurlijk om dat de naam aan de observator gegeven wordt (Arnauld), terwijl het bij de 'cirkelredenering van Descartes' gaat om degene die de fout begaat).
- º Vgl. B. Williams, blz. 189, 194 (AT VII, 195).
Literatuur
- R. Descartes, Meditationes de prima philosophia, in qua Dei existentia et animae immortalitas demonstratur. Oeuvres de Descartes, deel VII. Ed. C. Adam en P. Tannery. Parijs: Librairie Philosophique J. Vrin, 1964. Dit deel bevat Descartes' werk, de commentaren en Descartes' reactie daarop.
- B. Williams, Descartes, The Project of Pure Enquiry. Londen: Penguin Books, 1978.