Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Aäron: verschil tussen versies
kGeen bewerkingssamenvatting |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 32: | Regel 32: | ||
[[Bestand:GoldCalf.jpg|{{largethumb}}|''De aanbidding van het gouden kalf'' door [[Nicolas Poussin]]]] | [[Bestand:GoldCalf.jpg|{{largethumb}}|''De aanbidding van het gouden kalf'' door [[Nicolas Poussin]]]] | ||
|} | |} | ||
'''Aäron''' (Hebr.: {{Heb|אַהֲרֹן}}, Aharon, ''helder verlicht'' of ''de verlichte'', Ar.: Harun) (1597 v.Chr. | '''Aäron''' (Hebr.: {{Heb|אַהֲרֹן}}, Aharon, ''helder verlicht'' of ''de verlichte'', Ar.: Harun) (1597 v.Chr. – 1474 v.Chr.) is een [[Hebreeuwse Bijbel|Bijbels persoon]] uit het [[Oude Testament]]. | ||
Hij was de eerste [[hogepriester]] van het volk [[Israëlieten|Israël]] en stond model voor het hele [[priester]]schap. Hij speelde volgens de overgeleverde verhalen een belangrijke rol bij de [[uittocht uit Egypte|exodus]] van het volk Israël uit Egypte. | Hij was de eerste [[hogepriester]] van het volk [[Israëlieten|Israël]] en stond model voor het hele [[priester]]schap. Hij speelde volgens de overgeleverde verhalen een belangrijke rol bij de [[uittocht uit Egypte|exodus]] van het volk Israël uit Egypte. | ||
Regel 44: | Regel 44: | ||
Aäron was de drie jaar oudere broer van [[Mozes]], onder wiens leiding het volk Israël uit Egypte wegtrok, een historische gebeurtenis die bekend staat als de ’uittocht’ of ’exodus’. Beiden waren uit de stam van [[Levi (Hebreeuwse Bijbel)|Levi]] en zonen van [[Amram (zoon van Kahath)|Amram]] en [[Jochebed]] (Jochebed was een dochter van Levi). Zij hadden één zus, [[Mirjam|Miriam]]. Aäron was gehuwd met Eliseba, de dochter van Amminadab. Zij kregen vier zonen: Nadab, Abihu, [[Eleazar (zoon van Aäron)|Eleazar]] en Itamar. | Aäron was de drie jaar oudere broer van [[Mozes]], onder wiens leiding het volk Israël uit Egypte wegtrok, een historische gebeurtenis die bekend staat als de ’uittocht’ of ’exodus’. Beiden waren uit de stam van [[Levi (Hebreeuwse Bijbel)|Levi]] en zonen van [[Amram (zoon van Kahath)|Amram]] en [[Jochebed]] (Jochebed was een dochter van Levi). Zij hadden één zus, [[Mirjam|Miriam]]. Aäron was gehuwd met Eliseba, de dochter van Amminadab. Zij kregen vier zonen: Nadab, Abihu, [[Eleazar (zoon van Aäron)|Eleazar]] en Itamar. | ||
Aäron werd toen hij 83 jaar was aangesteld als helper van Mozes, die [[God (jodendom)|God]] gevraagd had om iemand die in Egypte bij de farao het woord kon voeren, omdat hij zelf geen goede spreker was. Exodus 7 | Aäron werd toen hij 83 jaar was aangesteld als helper van Mozes, die [[God (jodendom)|God]] gevraagd had om iemand die in Egypte bij de farao het woord kon voeren, omdat hij zelf geen goede spreker was. {{Bijbel|Exodus|7|1,2}} verhaalt dat God zei: „uw broeder Aäron zal uw profeet zijn. Gij zult alles zeggen wat Ik u gebied, en uw broeder Aäron zal bij Farao het woord voeren...”. Ook moest Aäron volgens de woorden in Exodus als ’wonderteken’ zijn staf voor de farao en zijn magiërs neerwerpen, waarop die tijdelijk veranderde in een slang. Dezelfde staf zou later tezamen met de in steen ingegraveerde [[Tien geboden|Tien Geboden]] in de [[Ark van het Verbond]] gelegd worden, die geplaatst werd in het [[Heilige der Heiligen]] van de mobiele [[Tabernakel (Tenach)|Tabernakel]] en later de [[Joodse tempel|tempel in Jeruzalem]]. | ||
== Episoden in de woestijn == | == Episoden in de woestijn == | ||
Toen het volk in de [[Sinaïwoestijn]] in gevecht raakte met de [[Amalekieten]] assisteerde Aäron opnieuw zijn broer, toen die zijn staf omhoog wilde houden, maar dat na een poos niet meer kon volhouden. | Toen het volk in de [[Sinaïwoestijn]] in gevecht raakte met de [[Amalekieten]], assisteerde Aäron opnieuw zijn broer, toen die zijn staf omhoog wilde houden, maar dat na een poos niet meer kon volhouden. | ||
Aäron en zijn zonen werden in de woestijn plechtig tot [[priester]] gezalfd en gewijd. Hij droeg zelf als [[hogepriester]] speciale kledij, waaronder de [[efod]] met de [[Urim en Tummim|Urim en de Tummim]] waarmee God geraadpleegd kon worden bij moeilijke beslissingen. De efod symboliseerde dat hij als het ware God op het hart droeg. Ook droeg hij een borstschild met edelstenen die de twaalf zonen (stammen) van [[Jakob (aartsvader)|Jakob]] als het ware vertegenwoordigden. Zijn ambtsuitrusting symboliseerde zijn functie als middelaar tussen God en het volk Israël. De tempeldienst zou alleen voor [[Levieten|Leviet]]en bestemd zijn en het priesterschap alleen voor de mannelijke nakomelingen van Aäron. De Levieten en nakomelingen van Aäron zouden in het land Kanaän geen land toegewezen krijgen. Zij zouden door de overige stammen worden onderhouden in ruil voor hun priester- en tempeldienst. | Aäron en zijn zonen werden in de woestijn plechtig tot [[priester]] gezalfd en gewijd. Hij droeg zelf als [[hogepriester]] speciale kledij, waaronder de [[efod]] met de [[Urim en Tummim|Urim en de Tummim]] waarmee God geraadpleegd kon worden bij moeilijke beslissingen. De efod symboliseerde dat hij als het ware God op het hart droeg. Ook droeg hij een borstschild met edelstenen die de twaalf zonen (stammen) van [[Jakob (aartsvader)|Jakob]] als het ware vertegenwoordigden. Zijn ambtsuitrusting symboliseerde zijn functie als middelaar tussen God en het volk Israël. De tempeldienst zou alleen voor [[Levieten|Leviet]]en bestemd zijn en het priesterschap alleen voor de mannelijke nakomelingen van Aäron. De Levieten en nakomelingen van Aäron zouden in het land Kanaän geen land toegewezen krijgen. Zij zouden door de overige stammen worden onderhouden in ruil voor hun priester- en tempeldienst. | ||
Regel 53: | Regel 53: | ||
Nadat Mozes een aantal keren de berg [[Sinaïgebergte|Sinaï]] had beklommen waar hij met God had gesproken, mochten Aäron, zijn zonen Nadab en Abihu, zeventig van de familieoudsten en [[Jozua (persoon)|Jozua]], een eind met hem mee de berg op, waar God zich aan hen zou laten zien. Dit gold als een zeer bijzonder privilege, want verder mocht niemand zelfs maar de voet van de berg beklimmen, ook de andere priesters niet. Daarna klom Mozes verder naar de top, waar hij veertig dagen bleef en kregen Aäron en [[Hur]] tijdelijk de leiding over het volk. | Nadat Mozes een aantal keren de berg [[Sinaïgebergte|Sinaï]] had beklommen waar hij met God had gesproken, mochten Aäron, zijn zonen Nadab en Abihu, zeventig van de familieoudsten en [[Jozua (persoon)|Jozua]], een eind met hem mee de berg op, waar God zich aan hen zou laten zien. Dit gold als een zeer bijzonder privilege, want verder mocht niemand zelfs maar de voet van de berg beklimmen, ook de andere priesters niet. Daarna klom Mozes verder naar de top, waar hij veertig dagen bleef en kregen Aäron en [[Hur]] tijdelijk de leiding over het volk. | ||
Die periode, beschreven in Exodus 32, staat te boek als de meest ontluisterende uit Aärons leven. Vermeld wordt dat Aäron het volk de vrije teugel had gegeven en op hun verzoek een afgod voor hen maakte. De Israëlieten meenden namelijk al gauw dat Mozes niet meer terug zou komen en drongen er bij Aäron op aan dat hij voor hen een gouden beeld zou maken om hen verder te leiden. Het verhaal vermeldt geen enkele vorm van protest van Aäron. Na omsmelting van alle oorringen die de mensen hem gaven maakte hij toen een gouden kalf, dat het volk aanbad als de god die hen uit Egypte had bevrijd. Toen Mozes van de berg was afgedaald en dit zag, sloeg hij uit woede de twee stenen ’tafelen’ met de ingegraveerde | Die periode, beschreven in Exodus 32, staat te boek als de meest ontluisterende uit Aärons leven. Vermeld wordt dat Aäron het volk de vrije teugel had gegeven en op hun verzoek een afgod voor hen maakte. De Israëlieten meenden namelijk al gauw dat Mozes niet meer terug zou komen en drongen er bij Aäron op aan dat hij voor hen een gouden beeld zou maken om hen verder te leiden. Het verhaal vermeldt geen enkele vorm van protest van Aäron. Na omsmelting van alle oorringen die de mensen hem gaven maakte hij toen een gouden kalf, dat het volk aanbad als de god die hen uit Egypte had bevrijd. Toen Mozes van de berg was afgedaald en dit zag, sloeg hij uit woede de twee stenen ’tafelen’ met de ingegraveerde [[tien geboden]] stuk. Hij vernielde het beeld, liet de levieten (die niet mee hadden gedaan) een groot aantal Israëlieten doden en vroeg God Aäron en het volk te vergeven. | ||
Toen Aärons zus Miriam eens ietwat jaloerse kritiek had op Mozes’ keuze wat betreft een van zijn vrouwen, praatte hij onmiddellijk met haar mee en kwam tegen Mozes in verzet. Dit werd hem niet in dank afgenomen. Maar toen Miriam melaats werd pleitte hij voor haar bij Mozes en ze werd genezen. | Toen Aärons zus Miriam eens ietwat jaloerse kritiek had op Mozes’ keuze wat betreft een van zijn vrouwen, praatte hij onmiddellijk met haar mee en kwam tegen Mozes in verzet. Dit werd hem niet in dank afgenomen. Maar toen Miriam melaats werd pleitte hij voor haar bij Mozes en ze werd genezen. | ||
Regel 59: | Regel 59: | ||
Een andere fout die hij beging, dit keer samen met Mozes, was toen er geen water te vinden was voor het volk. God gaf hun de opdracht met de staf op een rots te slaan waarna er water uit zou stromen. Dat gebeurde inderdaad, maar de manier waarop ze dit deden was zo tegen Gods bedoeling in dat ze als straf niet zelf in het beloofde land mochten komen. | Een andere fout die hij beging, dit keer samen met Mozes, was toen er geen water te vinden was voor het volk. God gaf hun de opdracht met de staf op een rots te slaan waarna er water uit zou stromen. Dat gebeurde inderdaad, maar de manier waarop ze dit deden was zo tegen Gods bedoeling in dat ze als straf niet zelf in het beloofde land mochten komen. | ||
Desondanks wordt Aäron in Psalm 106 | Desondanks wordt Aäron in {{Bijbel|Psalm|106|16}} ’de heilige des [[JHWH|Heren]]’ genoemd. | ||
== Aärons dood == | == Aärons dood == | ||
Regel 70: | Regel 70: | ||
== Aäronieten == | == Aäronieten == | ||
Aärons nakomelingen werden de Aäronieten genoemd. Een aantal van hen wordt in chronologische volgorde genoemd in Ezra 7 | Aärons nakomelingen werden de Aäronieten genoemd. Een aantal van hen wordt in chronologische volgorde genoemd in {{Bijbel|Ezra|7|1-7}}: [[Eleazar (zoon van Aäron)|Eleazar]] – [[Pinechas]] – Abisua – Bukki – Uzzi – Zerachja – Merajot – [[Azarja (Aäroniet)|Azarja]] – Amarja – [[Achitub]] – [[Sadok]] – [[Sallum]] – [[Chilkia]] – [[Seraja]] – [[Ezra (priester)|Ezra]]. | ||
Het priesterschap in de lijn van Aäron had een dermate heilige en hoge status, dat koning Abia van [[Juda (koninkrijk)]] zijn collega van Israël, [[Jerobeam I|Jerobeam]], kon verwijten de ’priesters des Heren’ verdreven te hebben en priesters van andere afkomst aangesteld te hebben zoals de (heidense) volken om hen heen, die niet in dienst zouden staan van de God van Israël. | Het priesterschap in de lijn van Aäron had een dermate heilige en hoge status, dat koning Abia van [[Juda (koninkrijk)]] zijn collega van Israël, [[Jerobeam I|Jerobeam]], kon verwijten de ’priesters des Heren’ verdreven te hebben en priesters van andere afkomst aangesteld te hebben zoals de (heidense) volken om hen heen, die niet in dienst zouden staan van de God van Israël. | ||
De latere Joodse gemeenschap in [[Qumran]] verwachtte een [[Messias]] uit de nakomelingen van Aäron, die zij belangrijker achtten dan de beloofde Messias uit de lijn van [[Juda (figuur in de Bijbel)|Juda]], een ’zoon van David’. | De latere Joodse gemeenschap in [[Qumran]] verwachtte een [[Messias]] uit de nakomelingen van Aäron, die zij belangrijker achtten dan de beloofde Messias uit de lijn van [[Juda (figuur in de Bijbel)|Juda]], een ’zoon van David’. | ||
In het Nieuwe Testament, | In het Nieuwe Testament, {{Bijbel|Lucas|1|5}}, wordt aangegeven dat de profeet [[Johannes de Doper]] een Aäroniet was. | ||
Numeri 6 | {{Bijbel|Numeri|6|22-27}} bevat over de [[Aäronitische zegen]], die nog altijd in veel christelijke kerken en gemeenten geldt als vast onderdeel van de liturgie of van de eredienst. | ||
== Stamboom == | == Stamboom == | ||
Regel 93: | Regel 93: | ||
{{Bron|bronvermelding= | {{Bron|bronvermelding= | ||
{{References}} | |||
{{References}} | |||
}} | }} | ||
{{Navigatie profeten uit de Tenach}} | {{Navigatie profeten uit de Tenach}} |
Huidige versie van 24 jan 2020 om 13:57
| ||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||
Aäron (Hebr.: אַהֲרֹן, Aharon, helder verlicht of de verlichte, Ar.: Harun) (1597 v.Chr. – 1474 v.Chr.) is een Bijbels persoon uit het Oude Testament.
Hij was de eerste hogepriester van het volk Israël en stond model voor het hele priesterschap. Hij speelde volgens de overgeleverde verhalen een belangrijke rol bij de exodus van het volk Israël uit Egypte.
Episoden uit zijn leven zijn te distilleren uit gedeelten in de Bijbelboeken Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium. Hij wordt meerdere malen genoemd in de Psalmen, verder in de Kronieken en verschillende andere boeken in het Oude Testament. Zijn functie als hogepriester wordt in een bepaalde context belicht in het Nieuwe Testament, in de brief aan de Hebreeën.
Uit alle Bijbelse verhalen waarin hij een rol speelt komt het beeld naar voren van een volgzame, gewetensvolle man, een goede spreker maar een zwakke leider, die al te gauw zijn oor liet hangen naar de mening van anderen.
Aäron en de Exodus
Aäron was de drie jaar oudere broer van Mozes, onder wiens leiding het volk Israël uit Egypte wegtrok, een historische gebeurtenis die bekend staat als de ’uittocht’ of ’exodus’. Beiden waren uit de stam van Levi en zonen van Amram en Jochebed (Jochebed was een dochter van Levi). Zij hadden één zus, Miriam. Aäron was gehuwd met Eliseba, de dochter van Amminadab. Zij kregen vier zonen: Nadab, Abihu, Eleazar en Itamar.
Aäron werd toen hij 83 jaar was aangesteld als helper van Mozes, die God gevraagd had om iemand die in Egypte bij de farao het woord kon voeren, omdat hij zelf geen goede spreker was. Exodus 7:1,2 verhaalt dat God zei: „uw broeder Aäron zal uw profeet zijn. Gij zult alles zeggen wat Ik u gebied, en uw broeder Aäron zal bij Farao het woord voeren...”. Ook moest Aäron volgens de woorden in Exodus als ’wonderteken’ zijn staf voor de farao en zijn magiërs neerwerpen, waarop die tijdelijk veranderde in een slang. Dezelfde staf zou later tezamen met de in steen ingegraveerde Tien Geboden in de Ark van het Verbond gelegd worden, die geplaatst werd in het Heilige der Heiligen van de mobiele Tabernakel en later de tempel in Jeruzalem.
Episoden in de woestijn
Toen het volk in de Sinaïwoestijn in gevecht raakte met de Amalekieten, assisteerde Aäron opnieuw zijn broer, toen die zijn staf omhoog wilde houden, maar dat na een poos niet meer kon volhouden.
Aäron en zijn zonen werden in de woestijn plechtig tot priester gezalfd en gewijd. Hij droeg zelf als hogepriester speciale kledij, waaronder de efod met de Urim en de Tummim waarmee God geraadpleegd kon worden bij moeilijke beslissingen. De efod symboliseerde dat hij als het ware God op het hart droeg. Ook droeg hij een borstschild met edelstenen die de twaalf zonen (stammen) van Jakob als het ware vertegenwoordigden. Zijn ambtsuitrusting symboliseerde zijn functie als middelaar tussen God en het volk Israël. De tempeldienst zou alleen voor Levieten bestemd zijn en het priesterschap alleen voor de mannelijke nakomelingen van Aäron. De Levieten en nakomelingen van Aäron zouden in het land Kanaän geen land toegewezen krijgen. Zij zouden door de overige stammen worden onderhouden in ruil voor hun priester- en tempeldienst.
Nadat Mozes een aantal keren de berg Sinaï had beklommen waar hij met God had gesproken, mochten Aäron, zijn zonen Nadab en Abihu, zeventig van de familieoudsten en Jozua, een eind met hem mee de berg op, waar God zich aan hen zou laten zien. Dit gold als een zeer bijzonder privilege, want verder mocht niemand zelfs maar de voet van de berg beklimmen, ook de andere priesters niet. Daarna klom Mozes verder naar de top, waar hij veertig dagen bleef en kregen Aäron en Hur tijdelijk de leiding over het volk.
Die periode, beschreven in Exodus 32, staat te boek als de meest ontluisterende uit Aärons leven. Vermeld wordt dat Aäron het volk de vrije teugel had gegeven en op hun verzoek een afgod voor hen maakte. De Israëlieten meenden namelijk al gauw dat Mozes niet meer terug zou komen en drongen er bij Aäron op aan dat hij voor hen een gouden beeld zou maken om hen verder te leiden. Het verhaal vermeldt geen enkele vorm van protest van Aäron. Na omsmelting van alle oorringen die de mensen hem gaven maakte hij toen een gouden kalf, dat het volk aanbad als de god die hen uit Egypte had bevrijd. Toen Mozes van de berg was afgedaald en dit zag, sloeg hij uit woede de twee stenen ’tafelen’ met de ingegraveerde tien geboden stuk. Hij vernielde het beeld, liet de levieten (die niet mee hadden gedaan) een groot aantal Israëlieten doden en vroeg God Aäron en het volk te vergeven.
Toen Aärons zus Miriam eens ietwat jaloerse kritiek had op Mozes’ keuze wat betreft een van zijn vrouwen, praatte hij onmiddellijk met haar mee en kwam tegen Mozes in verzet. Dit werd hem niet in dank afgenomen. Maar toen Miriam melaats werd pleitte hij voor haar bij Mozes en ze werd genezen.
Een andere fout die hij beging, dit keer samen met Mozes, was toen er geen water te vinden was voor het volk. God gaf hun de opdracht met de staf op een rots te slaan waarna er water uit zou stromen. Dat gebeurde inderdaad, maar de manier waarop ze dit deden was zo tegen Gods bedoeling in dat ze als straf niet zelf in het beloofde land mochten komen.
Desondanks wordt Aäron in Psalm 106:16 ’de heilige des Heren’ genoemd.
Aärons dood
De plaats en omstandigheden van zijn overlijden had God van tevoren aan Mozes en zijn broer verteld: hij zou de berg Hor beklimmen, samen met Eleazar. Daar moest hij zijn hogepriesterlijke gewaden met toebehoren (en daarmee zijn hogepriesterlijk ambt) aan zijn zoon overdragen. Dan zou Aäron sterven. Hij overleed, 123 jaar oud, in het veertigste jaar van de uittocht, vlak voordat het volk Israël het beloofde land (Kanaän) zou binnentrekken. Er werd 30 dagen om hem gerouwd. Niet lang daarna stierf ook Mozes, 120 jaar oud. Later werd Aärons lichaam overgebracht naar Jabal Haroun (de Berg Aäron in het Arabisch) nabij Petra in Jordanië. Bovenop de berg staat een klein mausoleum met een opvallende witte koepel.
Aärons zonen
Wegens eigenmachtig en onwaardig priesteroptreden (het priesterschap was een zeer heilige functie) werden twee van Aärons zonen, Nadab en Abihu (degenen die met Mozes mee de berg op mochten) door vuur verteerd. Deze gebeurtenis is beschreven in Leviticus 10. Zij hadden geen zonen, dus berustte het priesterschap vanaf die tijd uitsluitend bij Eleazar en Itamar en hun nakomelingen. Tussen hen beiden werden de taken in de tabernakel nauwkeurig verdeeld.
Tijdens het koningschap van Koning David bleek bij telling van het aantal priesterfamilies dat de nakomelingen van Eleazar meer groepshoofden hadden dan die van Itamar. Daarom werden via loting zestien dienstgroepen aan Eleazars familie toegewezen en acht aan die van Itamar. Alle namen werden officieel ingeschreven door de Leviet Semaja, de schrijver, in het bijzijn van de koning.
Aäronieten
Aärons nakomelingen werden de Aäronieten genoemd. Een aantal van hen wordt in chronologische volgorde genoemd in Ezra 7:1-7: Eleazar – Pinechas – Abisua – Bukki – Uzzi – Zerachja – Merajot – Azarja – Amarja – Achitub – Sadok – Sallum – Chilkia – Seraja – Ezra. Het priesterschap in de lijn van Aäron had een dermate heilige en hoge status, dat koning Abia van Juda (koninkrijk) zijn collega van Israël, Jerobeam, kon verwijten de ’priesters des Heren’ verdreven te hebben en priesters van andere afkomst aangesteld te hebben zoals de (heidense) volken om hen heen, die niet in dienst zouden staan van de God van Israël.
De latere Joodse gemeenschap in Qumran verwachtte een Messias uit de nakomelingen van Aäron, die zij belangrijker achtten dan de beloofde Messias uit de lijn van Juda, een ’zoon van David’.
In het Nieuwe Testament, Lucas 1:5, wordt aangegeven dat de profeet Johannes de Doper een Aäroniet was.
Numeri 6:22-27 bevat over de Aäronitische zegen, die nog altijd in veel christelijke kerken en gemeenten geldt als vast onderdeel van de liturgie of van de eredienst.
Stamboom
Jakob | Lea | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Levi | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kehat | Merari | Gerson | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Amram | Jochebed | Uzziël | Chebron | Jishar | Amminadab | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mozes | Mirjam | Aäron | Eliseba | Putiël | Nachson | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nadab | Abihu | Itamar | Eleazar | ? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Pinechas | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aäron in de islam
Zie Harun (profeet) voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
Weblinks
- (en) Aaron, in: Jewish Encyclopedia, New York: Funk & Wagnalls, 1901-1906. (vertaal via: )
- (en) Aaron, in: Catholic Encyclopedia, New York, Robert Appleton Company, 1907-1912. (vertaal via: )
Zie ook de categorie met mediabestanden in verband met Aaron op Wikimedia Commons.
Bronvermelding
Bronnen, noten en/of referenties:
- º Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania - Inzicht in de Schrift deel 1: A - J. (© 1995) Watch Tower Bible and Tract Society of New York, Inc. - it-1-O Aäron p. 19
Profeten binnen de islam, genoemd in de Koran | ||||||||||||
Adam | Idries | Nuh | Hud | Salih | Ibrahim | Lut | Ismail | Ishaq | Yaqub | Yusuf | Ayyub | |
آدم | ادريس | نوح | هود | صالح | إبراهيم | لوط | اسمعيل | اسحاق | يعقوب | يوسف | أيوب | |
Adam | Henoch | Noach | Eber | Shelah | Abraham | Lot | Ismaël | Izaäk | Jakob | Jozef | Job | |
Shu'aib | Musa | Harun | Zulkifl | Dawud | Suleyman | Iljas | Al-Jasa | Yunus | Zakarya | Yahya | Isa | Mohammed |
شعيب | موسى | هارون | ذو الكفل | داود | سليمان | إلياس | اليسع | يونس | زكريا | يحيى | عيسى | |
Jetro | Mozes | Aäron | Ezechiël | David | Salomo | Elia | Elisa | Jona | Zacharia | Johannes | Jezus |