Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie en digitaal erfgoed, wenst u prettige feestdagen en een gelukkig 2025

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Geschiedenis van Gent

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Dit artikel handelt over de geschiedenis van de stad Gent.

Oorsprong

De oudste nederzetting in Gent dateert uit de Gallische (of Keltische) tijd.[1] De naam Gent zou afkomstig zijn van de Keltische waternaam Gond, verbasterd naar het Germaanse Gand, waarvan het Latijnse Gandavum is afgeleid.[2]

Jozef Vercoullie legt uit[3] dat Ganda nooit kan betekenen samenvloeiing, de samenvloeiing van de rivieren Leie en Schelde, omdat -avum enkel bij namen van waterlopen voorkomt.

De rivieren stroomden en kronkelden in een gebied waar veel gronden periodiek onder water liepen (de meersen) en die dus niet ideaal waren voor landbouw, maar beter geschikt voor schapenteelt. Gent zou eeuwenlang de belangrijkste stad van de Nederlanden zijn voor laken (gemaakt van wol), linnen (gemaakt van vlas, met in de 19e eeuw de grootste vlasfabriek van West-Europa) en katoen (de eerste geïndustrialiseerde stad van het vasteland, ook het Manchester van het vasteland genoemd.)

Gent had vanaf de 7e eeuw twee grote abdijen: de Sint-Baafs- (625-650) en de Sint-Pietersabdij (na 650), die mee de stad hielpen vormen. De stad was in de 9e eeuw zo belangrijk dat Lodewijk de Vrome, Einhard tot abt van beide abdijen benoemde. Einhard was de biograaf van Karel de Grote.

In 851-852 en opnieuw tussen 879 en 883 verwoestten de Vikingen de stad en vestigden zich lange tijd in de portus aan de Schelde (ter hoogte van huidig Duivelsteen, Sint-Baafs, Biezekapelstraat, Wijdenaard). Kort daarna, aan het einde van de 9e eeuw werd een castrum opgericht door Boudewijn II de Kale op de plaats van het huidige Gravensteen. De bewoners hergroepeerden zich waarschijnlijk daar (Oudburg) en op de Graslei aan de Leie. Gent groeide uit verschillende kernen samen tot een grote stad.

Grootste stad van de Lage Landen

Vanaf het jaar 1000 was Gent gedurende enkele eeuwen de grootste stad van de Nederlanden (tot rond 1550). Gent was bijvoorbeeld groter dan Keulen, de grootste stad van het Heilige Roomse Rijk, en na Parijs en Londen, de grootste stad van Noordwest-Europa. Keizer Karel zei van Gent „Je mettrai Paris dans mon Gant/-d” („Ik zou Parijs in mijn handschoen/Gent steken”). In de 13e eeuw telde de stad zo’n vijftig- tot zestigduizend inwoners.[4][5][6]

Omstreeks 1100 verleende de graaf van Vlaanderen aan de stad Gent het recht een eigen schepenbank in te stellen. Zo groeide de stad langzamerhand uit tot een autonome macht met volledig zelfstandige instellingen. Gent was altijd een vrijheidslievende en rebelse stad. De burgers vochten er honderden jaren tegen de vorsten om hun privileges of vrijheden te vrijwaren.

Zie ook de Lijst van burggraven van Gent

In 1120 en 1128 vonden in Gent grote stadsbranden plaats.

Tot 1302 regeerden in feite een aantal gegoede burgerfamilies, de zogenaamde XXXIX (zie 39 Gentse schepenen), omdat bestuur en rechtspraak in hun handen waren. Deze patriciërs vormden een gesloten groep van kapitalisten, rijk geworden door de handel en industrie van laken en linnen. De patriciërs die hun eigen belangen trachtten te beschermen, kozen meestal de zijde van de Franse koning tegen de graaf van Vlaanderen en kregen daardoor van het volk de scheldnaam Leliaerts.

In 1297 zette de graaf van Vlaanderen Gwijde van Dampierre de Raad der XXXIX af en na de overwinning in de Guldensporenslag (juli 1302) verkregen de gilden en de kleine neringen het recht tot coöptatie van schepenen, waardoor er in Gent een meer democratisch bestuur kwam.

Gedurende de eerste fase van Honderdjarige Oorlog (1338-1345) koos Gent, na eerst neutraal te zijn gebleven, de zijde van Engeland, omdat dit land de invoer van grondstoffen voor de textielnijverheid had geblokkeerd. Jacob van Artevelde, een rijk lakenhandelaar, plaatste zich aan het hoofd van een regering die tegen graaf Lodewijk van Nevers opstond, omdat deze de zijde van de Franse koning had gekozen.

Midden op de Vrijdagmarkt staat het standbeeld van Jacob van Artevelde, de ’wijze man van Gent’, die op het plein op 26 januari 1340 koning Eduard III van Engeland ontving en in september als koning van Frankrijk erkende (in 1360 moest hij zijn aanspraken opgeven). Sociale conflicten braken echter uit in de stad (’den quaden maendach’) en tijdens een opstand van de volders, die het bewind van de wevers onder Artevelde wilden omvergooien, werd Jacob van Artevelde in zijn woning op de Kalandeberg vermoord (17 juli 1345).

Na de Goede Disendach (’Goede dinsdag’) in 1349 werd het gezag van de nieuwe graaf, Lodewijk van Male, erkend. Maar het bleef woelig in Gent, het volk wilde medezeggenschap en de sterk georganiseerde gilden namen deel aan de politieke strijd. In 1369 werd de verdeling van de schepenambten aangepast: er werden voortaan in de schepenraad drie vertegenwoordigers van de poorters, vijf van de 53 kleine ’neringen’ en vijf van de grote ’gilden’ (of ambachten) opnieuw opgenomen. De graaf trachtte steeds opnieuw de macht in handen te krijgen en dit leidde tot opstanden, zoals die van 1379-1385 onder leiding van Jan Hyoens, Frans Ackerman en Filips van Artevelde, zoon van Jacob. De opstand begon door de moord op een grafelijke baljuw, die de Gentse privileges onvoldoende had gerespecteerd. Enkele malen lukt het de opstandelingen, met steun van ambachtsgilden in andere steden, om bijna het hele graafschap Vlaanderen te beheersen. Artevelde, die de Gentenaars aanvoerde tegen het Franse leger onder leiding van koning Karel VI en graaf Lodewijk van Male, sneuvelde in 1382 in de slag bij Westrozebeke.

Deze eerste grote opstand eindigde onbeslist in december 1385 door de Vrede van Doornik met de nieuwe graaf Filips de Stoute. De privileges bleven hierdoor evenwel gehandhaafd, en er gold zelfs amnestie voor elke vorm van verzet, maar Gent moest alsnog haar verbond met Engeland opgeven en de koning van Frankrijk als zodanig erkennen. In 1407 werd te Gent de Raad van Vlaanderen gevestigd en zal als voertaal het Nederlands krijgen.

Van toen af aan werd het Huis van Bourgondië de nieuwe tegenstander van de oproerige stad, die zich eerst verzette tegen Filips de Goede, later tegen Maria van Bourgondië - aan wie zij het Groot Privilege ontfutselde - en ten slotte tegen Maximiliaan van Oostenrijk. In 1492 moest de stad - na de onthoofding van Jan van Coppenolle - de Vrede van Kadzand ondertekenen, waardoor haar zelfstandigheid sterk besnoeid werd en waaraan definitief een einde zou komen na de Gentse Opstand van 1540.

De opstand en de reactie van keizer Karel

In de 16e eeuw speelde Gent een belangrijke rol in de opkomst van het calvinisme (Hervorming). In 1537 weigerde de stad de bede van de landvoogdes Maria van Hongarije (ter ondersteuning van de oorlogen van keizer Karel V tegen Frankrijk), maar de daarmee gepaard gaande opstand werd door de keizer hard neergeslagen (1540). Toen de leiders om vergiffenis vroegen werd Gent in 1540 aan een nieuw statuut onderworpen, de zogenaamde ’Concessio Carolina’. De Klokke Roeland, zinnebeeld van de Gentse zelfstandigheid, werd verwijderd uit het belfort en een nieuwe burcht, het Spanjaardenkasteel, zou er voortaan over waken, dat de Gentenaren niet meer al te driest zouden worden. De middeleeuwse, eens zo machtige stadstaat had afgedaan. De leiders van de opstand moesten in boetekleed en met een strop om de hals vergiffenis vragen, dit werd al gauw een historisch detail. In de ogen van de buitenstaanders deelden alle inwoners van Gent het lot van de ’Creesers’ (’krijsers’). De Gentenaren zelf waren echter niet met die spotnaam gediend. Spoedig kwamen er strenge sancties tegen hen die dit woord durfden gebruiken, gaande van geselingen („up u bluut lichaem totten bloeie”), tot het extreme geval van een luitenant die in 1578 aan de galg met een echte strop mocht kennismaken. Door de eeuwen heen is de term ’Stroppendragers’ (of ’Stropkes’) zelfs een eretitel geworden van trotse Gentenaars die als zovele Arteveldes hun eigenzinnige aard blijven manifesteren.

Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werd in 1576 door de verzamelde Staten-Generaal van de Nederlanden de Pacificatie van Gent gesloten, een godsdienstvrede tussen Roomsen en de protestanten. Twee dagen daarna werd na een maandenlange belegering het Spanjaardenkasteel veroverd.

De Gentse Republiek

Zie ook Gentse Republiek en Beleg van Gent voor meer informatie over dit tijdvak.

Na een staatsgreep van radicale protestanten onder leiding van Jan van Hembyze en François van Ryhove op 28 oktober 1577, werd de calvinistische Gentse Republiek gevestigd, die erin slaagde een groot deel van Vlaanderen te beheersen. Het terreurbewind viel de katholieke geestelijkheid en heiligdommen aan en trachtte de leidende rol van Willem van Oranje in de Opstand over te nemen.

In deze jaren werd een nieuwe militaire omwalling rond Gent gebouwd, die heel goed zichtbaar is als men de kaart van Guicciardini uit 1612 vergelijkt met deze van Braun & Hogenberg uit 1576. Ook de eerste Gentse (theologische) universiteit werd opgericht (in ’t Pand, vandaag gerestaureerd en eigendom van de Universiteit Gent). Na de inname van Gent door de prins van Parma op 17 september 1584 weken ruim 4000 Calvinisten uit naar de Zeven Verenigde Provinciën.

Verval en heropleving

Van eind 16e tot ca. midden 18e eeuw, kende Gent een economisch verval; de middeleeuwse bevolking van boven de 50.000 was in 1650 teruggevallen op circa 31.000. Door de Vrede van Münster (1648) verloor de stad ook haar uitweg via de Sassevaart naar de Westerschelde. Een nieuwe uitweg naar zee werd het in 1623 opengestelde Kanaal Gent-Brugge. De vestiging van nieuwe nijverheden in de tweede helft van de 18e eeuw bracht economische heropleving en Gent zou weer de grootste stad van België worden en dat blijven tot de hongersnood van 1845-1848.

Aan het eind van de 18e eeuw zou het als eerste stad van het vasteland industrialiseren vooral als gevolg van de invoering van de gemechaniseerde linnen- en katoennijverheid, onder meer nadat Lieven Bauwens een spinmachine, de ’Mule Jenny’, uit Engeland naar het vasteland smokkelde; alsmede het uitgraven van de Coupure (1751-1753), die de Leie met de Brugse Vaart verbond.

Gedurende de Franse tijd (1794-1814) steeg de welvaart in Gent, en tijdens het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815-1830) werd Gent een universiteitsstad (1816-1817) en ook opnieuw een zeehaven, door het graven van het Kanaal Gent-Terneuzen (1825-1827). Toen vonden ook de Gentse katoenweefsels een uitgestrekt afzetgebied in Nederlands-Indië, wat verklaart dat de Gentse industriëlen de Belgische Omwenteling niet algemeen toejuichten. Na 1830 bleef een groot deel van de Gentse burgerij oranjegezind (Hippolyte Metdepenningen), hoewel de meerderheid van de orangisten liefst Frans sprak. Na 1848 gingen de orangisten op in de Liberale Partij.

Op 28 december 1814 werd te Gent tussen de Angelsaksische mogendheden (Engeland en de Verenigde Staten) de Vrede van Gent gesloten. En gedurende de Honderd Dagen verbleef koning Lodewijk XVIII van Frankrijk geruime tijd in Gent.

In 1812 en 1815 werden de straten van respectievelijk Londen en Parijs al verlicht door gasverlichting. Omstreeks 1827 bouwde ook de stad Gent haar eerste gasfabriek, waardoor men ook in Gent na 2 jaar al 700 straatfakkels kon vervangen door veiligere gaslantaarns. Door dat grote succes kwamen er nog twee andere fabrieken bij, waaronder de fabriek van de Gasmeterlaan, waarvan nu nog twee metalen skeletten van oude gashouders bewaard zijn gebleven. Ze staan op de site van het bedrijf ’De Nieuwe Molens’ en zijn als industrieel monument beschermd. Het waren de eerste gasfabrieken in België.

In de periode van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden werd de citadel van Gent gebouwd als verdediging tegen Frankrijk.

Na 1830

In 1860 vervielen de octrooirechten om goederen in en uit de stad te voeren en werden de laatste Gentse stadspoorten afgebroken. De industrie vestigde zich buiten het stadscentrum en nieuwe wijken konden nu buiten de vroegere omwallingen groeien.

Gent is ook de stad waar de eerste moderne vakbonden van België het licht zagen, en waar door de groei van haar proletariaat de Belgische socialistische beweging ontstond. Edward Anseele, de leider van de Gentse socialisten, zou echter eerst in Luik verkozen worden als parlementslid (1894-1900).

De wereldtentoonstelling van 1913 werd in Gent georganiseerd. De terreinen waar de Wereldtentoonstelling toen doorging, is nu het Miljoenenkwartier. De buurt werd geürbaniseerd en aan het nieuwe Maria-Hendrikaplein opende het nieuwe Sint-Pietersstation.

Gedurende beide wereldoorlogen had Gent weinig te lijden van bombardementen, zodat de vele historische gebouwen in hun pracht goed bewaard gebleven zijn.

Het grondgebied van stad Gent werd door een fusies van 1965 en 1977 met aanliggende gemeenten flink uitgebreid.

Zie ook

Bronnen, noten en/of referenties

Bronnen, noten en/of referenties
  1. º Gent - stadsuitbreidingen tot de 16de-eeuwse omwalling in De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed
  2. º Frans van Cauwelaert, Alfons De Cock, Jan Denucé, Max Rooses e.a. Vlaanderen door de eeuwen heen. 2 delen. Amsterdam: Elsevier, 1912-1913, s.v. Gent.
  3. º Ibid., deel I, p. 192.
  4. º Beknopte geschiedenis van een koppige stad. Visitgent.be.
  5. º Gids voor Vlaanderen, p. 402, Uitgeverij Lannoo, 2007
  6. º Heins, A.A propos du mot de Charles-Quint : « Je mettrais Paris dans mon Gand », uit Bulletijn der Maatschappij van Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, p. 50 e.v., 1909
rel=nofollow
rel=nofollow
rel=nofollow