Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Julius Röntgen
Julius Röntgen | ||
Julius Röntgen | ||
Julius Röntgen | ||
Volledige naam | Julius Engelbert Röntgen | |
Geboren | 9 mei 1855 | |
Overleden | 13 september 1932 | |
Geboorteland | Duitsland/ Nederland | |
Stijl | Klassiek | |
Beroep(en) | Componist, pianist, dirigent | |
Invloed(en) | Edvard Grieg, Franz Lachner |
Julius Engelbert Röntgen (Leipzig, 9 mei 1855 – Utrecht, 13 september 1932) was een Nederlands-Duitse componist, pianist en dirigent.
Leven en werk
Van Johannes Brahms ondervond hij de meeste invloed op zijn componeren, maar ook liet hij zich beïnvloeden door César Franck en Max Reger. Röntgen had liefde voor oude volksmuziek – iets wat hij deelde met zijn vriend Edvard Grieg – en schreef bewerkingen van oud-Nederlandse dansen en liederen. Meer dan 600 werken liet hij na, waarvan een aantal destijds is uitgegeven door Breitkopf & Härtel. Na zijn dood raakte zijn muziek in de vergetelheid, maar in de 21e eeuw is de belangstelling sterk groeiende[1].
Duitsland
Röntgen was een zoon van de Nederlandse violist Engelbert Röntgen, concertmeester van het Leipziger Gewandhausorchester, en de Duitse pianiste Pauline Klengel. Van Louis Plaidy en Carl Reinecke (dirigent in het Gewandhaus) kreeg hij pianolessen. Op jonge leeftijd schreef hij al enkele composities en in 1871 werden de eerste gedrukt. Als muzikaal wonderkind ging hij langs de grote Duitse muzieksteden als Düsseldorf, Hamburg en zijn geboortestad Leipzig. Op zijn 14e werd Röntgen voorgesteld aan Franz Liszt, voor wie hij een van zijn eigen composities ten gehore bracht. Liszt nodigde hem daarop uit voor een van zijn beroemde soirees in zijn huis in Weimar.
Op achttienjarige leeftijd maakte Röntgen een tournee met de Duitse bariton Julius Stockhausen, die hij begeleidde op piano.
Tijdens zijn jeugd leerde hij zijn latere vriend Edvard Grieg (1843-1907) kennen, die enkele jaren aan het conservatorium van Leipzig heeft gestudeerd. Röntgen bezocht toen ook de "Skandinaviske Selskap", een vereniging van Noorse en Zweedse studenten aan de Universiteit van Leipzig[2]. Daar leerde Röntgen ook zijn latere eerste vrouw kennen, de Zweedse vioolstudente Amanda Maier.
Na zijn opleiding aan het conservatorium van Leipzig toog hij naar de pianist Franz Lachner in München om zijn techniek daar nog verder te verbeteren[3].
Amsterdam
In 1877 vertrok Röntgen naar Nederland op uitnodiging van Abraham Dirk Loman, die in het culturele leven van die dagen een vooraanstaande positie innam. Röntgen vestigde zich in Amsterdam en werd pianoleraar aan de muziekschool. Ook dirigeerde hij de zangvereniging Excelsior en de Amsterdamse afdeling van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst. Ook organiseerde en leidde hij de Felix Meritis-concerten. In een van de vele brieven[4] aan zijn ouders in Leipzig schreef hij dat het muziekleven in Amsterdam niet op hoog peil stond. De muziekschool werd vooral bezocht door kinderen en oudere dames, die voor hun plezier muziekles namen, niet om er hun brood mee te verdienen.
Tussen 1878 en 1885 bezocht de componist Johannes Brahms enkele malen Amsterdam om er concerten te dirigeren. Tijdens een concert in 1884 was Röntgen solist in zijn Tweede Pianoconcert. Over het niveau van de orkestmusici was Brahms echter zo ontevreden, dat hij zei voortaan alleen naar Amsterdam te komen om lekker te eten.
Röntgen richtte in 1883 samen met Frans Coenen en Daniël de Lange het Amsterdamsch Conservatorium op. Ook stond hij aan de wieg van het Concertgebouw. Steeds meer werd in Amsterdam de behoefte gevoeld om een grote concertzaal te bouwen. Röntgen, die werd aangezocht om te adviseren over de vorm, wees architect Van Gendt op de concertzaal van het Gewandhaus te Leipzig.[5]. De bouw duurde bijna vier jaar. In 1888 zocht men een dirigent voor het inmiddels opgerichte Concertgebouworkest Röntgen solliciteerde naar de betrekking, maar de sollicitatiecommissie betwijfelde of hij genoeg artistiek talent had voor de zware baan. Toen de beroemde Hans von Bülow, dirigent van het hoforkest van Meiningen in Thüringen, geen tijd bleek te hebben, vond men Willem Kes uit Dordrecht bereid om als dirigent voor het Concertgebouworkest te gaan staan.
Röntgen ging zich nu nog meer bezighouden met het componeren van kamermuziek en met zijn conservatoriumwerk. Hij had veel succes als pianobegeleider van de violist Carl Flesch, de beroemde zangers Johannes Messchaert en Aaltje Noordewier-Reddingius en later de cellist Pablo Casals. Met Messchaert trad hij bijna jaarlijks op in Wenen, waar hij vaak contact had met de door hem bewonderde Brahms.
Rond 1883 versterkte Röntgen zijn contact met de Noorse componist Edvard Grieg (1843-1907), die hij tijdens zijn studie in Leipzig had leren kennen. Hij had hem al eens bezocht in zijn villa Troldhaugen bij Bergen en was in de ban geraakt van de Noorse natuur. Met Grieg en diens vriend Frants Beyer maakte hij grote bergwandelingen, onder meer door de Jotunheimen. Een symfonische suite uit 1892 getuigt daarvan. Grieg bezocht Amsterdam om er een concert te geven. Als componist had Röntgen veel aan de grote vriendschap met Grieg, die duurde tot diens dood in 1907. Hij speelde graag zijn composities en gaf aanwijzingen voor verbeteringen. Na Griegs dood schreef Röntgen een biografie.[6] in het Nederlands met veel aanhalingen uit de omvangrijke correspondentie[7]
In 1898 deed Röntgen, na een conflict met Kes' opvolger bij het Concertgebouworkest, Willem Mengelberg, afstand van zijn koordirigentschap bij de Amsterdamse Afdeling van de Vereniging "Toonkunst". Brahms had hem in een brief gewaarschuwd: "Voor die concertcommissies geef ik geen cent...". Het bezorgde hem moeilijke jaren. De bittere pil werd enigszins verzacht toen hij directeur kon worden van het Amsterdamsch Conservatorium, dat hij eens met De Lange en Coenen had opgericht.
Vakanties bracht de familie Röntgen vaak door in Denemarken, waar hij de kunstenares Bodil de Neergaard leerde kennen. Een langdurige artistieke relatie ontstond in kasteel Fuglsang op het eiland Lolland, waar ook Carl Nielsen vaak gast was.
Villa Gaudeamus
In 1924 ging Röntgen, bijna 70 jaar oud, met pensioen bij het Conservatorium. Hij trok zich terug in de door zijn zoon Frants in de stijl van de Amsterdamse School ontworpen Villa Gaudeamus in Bilthoven. De muziekzaal, geheel van hout, 'zweeft' als het ware boven de grond. Tijdens de laatste jaren van zijn leven schiep hij meer dan 100 composities, meest kamermuziek en liederen. Op Gaudeamus bezochten hem vele beroemdheden, zoals Pablo Casals en de Australische pianist en componist Percy Grainger. Röntgen gaf in de avonduren analysecursussen aan huis en sloeg daarbij moderne componisten zoals Hindemith, Stravinsky en Pijper niet over. De enige moderne componist die hem niet kon boeien was Schönberg.
In 1928 bezocht Röntgen zijn zoon Engelbert, die het als cellist tot een toppositie in de beroemde Metropolitan Opera in New York had gebracht. Enthousiast werd hij over de muziek van de jonge componist George Gershwin en de jazz. Teruggekomen schreef hij ook enkele bewerkingen van "Negro Songs".
In zijn laatste jaren experimenteerde hij ook met atonale muziek en schreef hij een bitonale symfonie (Symfonie nr. 9, 'De Bitonale').[8]. In het Tuschinski Theater in Amsterdam zorgde hij vaak voor de muzikale begeleiding van de zwijgende films van de folklorist Dick van der Ven. Daarbij speelde hij stukjes volksmuziek, die hij vroeger al had gearrangeerd. Zoals veel pianisten in die tijd speelde hij ook pianorollen in, zodat er nu nog een getrouwe weergave is van zijn pianospel, wanneer men ze afspeelt op een reproductiepiano.
Voor de bundel van de Nederlandse Protestantenbond bewerkte hij vele liederen en gezangen. In het Liedboek voor de Kerken zijn opgenomen de gezangen 13A "D'Almachtige is mijn Herder en Geleide" van Vondel en 469 "Het leven is: een krijgsbanier" van Guido Gezelle.
In 1930 ontving Röntgen een eredoctoraat van de Universiteit van Edinburgh.
In zijn laatste jaren componeerde hij in hoog tempo. Van zijn 24 symfonieën ontstonden er achttien in de periode 1930-1932. Voor zijn orkestwerken liet Röntgen zich regelmatig door de Nederlandse folklore inspireren. Zijn Oud-Nederlandsche dansen (1902) waren jarenlang zijn meest gespeelde werk en werden door het Concertgebouworkest onder Willem Mengelberg opgenomen. Het zijn arrangementen van dansen uit de bundel Danserye van Tielman Susato. Ook in zijn latere oeuvre greep Röntgen regelmatig terug op folkloristische elementen. Zo draagt zijn zesde symfonie uit 1928 de titel Rijck God, wie sal ic claghen en de twee jaar later ontstane dertiende symfonie kreeg als bijnaam Alle eendjes zwemmen in het water.
Behalve symfonieën componeerde hij in zijn laatste tien jaren onder meer drie pianoconcerten, twee vioolconcerten en een celloconcert, zeven cellosonates, zeven strijkkwartetten en talrijke vocale werken.
Zwaar ziek voltooide Röntgen in zijn laatste twee maanden nog het Pianokwintet in G. Op 13 september 1932 stierf hij in het Utrechtse Diaconessenhuis op 77-jarige leeftijd. De Engelse musicoloog Donald Tovey schreef in 1932 in zijn in memoriam in The Times: "Zijn compositorische werk kent elke muziekvorm en geeft daarbij blijk van volledige beheersing van de compositietechnieken. Al zijn werken leggen getuigenis af van zijn bijzonder grote muzikale gaven".
Privé-leven
Met zijn zoons uit zijn eerste huwelijk met Amanda Maier, de violist Julius en de cellist Engelbert, vormde hij het Röntgentrio. Enige tijd na Amanda's dood in 1894 trouwde hij de getalenteerde pianiste Abrahamine des Amorie van der Hoeven (Mien). Uit dit huwelijk werden vier zoons en één dochter geboren. Van hen gingen drie zoons de muziek in en ook met hen trad hij op. Muziek was in de familie Röntgen een van de belangrijkste vormen van vrijetijdsbesteding.
Direct na de Eerste Wereldoorlog, op 30 december 1919, werd Röntgen genaturaliseerd tot Nederlands staatsburger, omdat de eerste zoon uit het tweede huwelijk, de pianist Johannes Röntgen, in 1916 in Duitse krijgsdienst werd opgeroepen. De tweede zoon uit zijn eerste huwelijk, de cellist Engelbert Röntgen, die naar de VS was geëmigreerd, diende in het Amerikaanse leger als hospitaalsoldaat. Het gevolg was, dat Röntgen enkele jaren niet meer in Duitsland kon optreden.
Familieoverzicht
- Huwelijk (1880) met Amanda Maier (1853-1894)
- Julius Röntgen jr., violist (1881-1951)
- Engelbert Röntgen, cellist (1886-1958)
- Huwelijk (1897) met Abrahamine des Amorie van der Hoeven (1870-1940)
- Johannes Röntgen, pianist (1898-1969)
- Amanda Röntgen (1899-1904)
- Edvard Frants Röntgen, cellist (1902-1969)
- Frants Edvard Röntgen, architect (1904-1980)
- Joachim Röntgen, violist (1906-1989)
De beroemde natuurkundige Wilhelm Conrad Röntgen was een achterneef van de vader van Röntgen.
Composities (selectie)
Zie Oeuvre van Julius Röntgen voor een overzicht van zijn composities. |
Orkestwerken
Opera's
|
Kamermuziek
Trio's voor viool, cello en piano
|
Vernoemingen
In zijn woonplaats Bilthoven is een Dr. Julius Röntgenlaan in de componistenwijk; ook enkele andere plaatsen (Den Haag, Arnhem, Leiden, Dieren, Vlaardingen) hebben een weg, laan of straat naar de musicus vernoemd.
Externe link
Bronnen, noten en/of referenties
|