Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Annihilationisme

Uit Wikisage
Versie door Mendelo (overleg | bijdragen) op 1 mrt 2012 om 10:11 (Sjablonen enz.)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Het annihilationisme is een christelijke leer of een dogma dat zondaren na hun dood vernietigd worden, en niet eeuwig zullen lijden in de hel of de poel van vuur. Deze zienswijze wordt door een minderheid van de christenen aangehangen. De gedachte erachter is dat het eeuwige leven voorwaardelijk is, en alleen bestemd is voor diegene die het ontvangen. God zal alle zondaren vernietigen waardoor alleen de rechtvaardigen eeuwig leven zullen ontvangen.

Sommige annihilationisten geloven dat zondaren eerst gestraft worden in de hel en daarna vernietigd worden. Andere geloven dat de hel een valse leer is, met een heidense oorsprong. Denominaties die het annihilationisme aanhangen zijn de Zevendedagsadventisten, de Jehovah's getuigen en de Broeders in Christus (Christadelphians). Ook verschillende protestantse en anglicaanse schrijvers hangen de doctrine aan.

Historische ontwikkeling

De grote meerderheid van de christelijke theologen heeft tot zeker het einde van de middeleeuwen vastgehouden aan de doctrine van een letterlijke hel. Verwijzingen naar een voorwaardelijk eeuwig leven zijn te vinden bij Justinus Martyr (rond het jaar 165). Rond het jaar 330 draagt Arnobius expliciet het concept van het annihilationisme uit. Ook in preken van John Wesley zijn sporen van het idee van het annihilationisme terug te vinden.

Halverwege de 19e eeuw won de doctrine van het annihilationisme aan invloed binnen de kerken en groepen die voortkomen uit de beweging rond William Miller. Het gaat dan onder andere om de zevendedagsadventisten, de broeders in Christus en Jehovah’s getuigen. In 1965 schreef de zevendedagsadventist en historicus Le Roy Froom een boek dat een belangrijke invloed zou uitoefenen, namelijk The Conditionalist Faith of our Fathers.

Sinds de jaren zestig van de twintigste eeuw heeft het annihilationisme binnen de protestantse theologie aan gezag gewonnen. In de laatste jaren voor zijn dood droeg William Branham, een invloedrijke Bijbelleraar, de leer van het annihiliationisme uit. Basil Atkinson, John Wenham en andere geleerden aan de Universiteit van Cambridge vervulden een belangrijke rol in het meer gezag geven van deze leerstelling. Ook C. S. Lewis hekelde het traditionele idee van de martelingen in de hel. Verschillende invloedrijke evangelicale theologen, waaronder John Stott, wezen ook de klassieke helleleer af. Een reden waarom sommige auteurs de doctrine van een eeuwige pijniging in de hel afwijzen, is omdat zij deze niet verenigbaar vinden met het idee van Gods alomvattende liefde.

Standpunt

De aanhangers van de doctrine verwijzen vaak in het Nieuwe Testament naar Matteüs 10:28. Daar spreekt Jezus erover dat God zowel "ziel én lichaam" kan laten omkomen. Een bekende tekst in het Oude Testament is Ezechiël 18:4 (SV) waar staat dat God „de ziel die zondigt zal laten sterven”.

Hun visie op het leven na de dood is gebaseerd op teksten als Johannes 11:11 waar staat: „’Onze vriend Lazarus is ingeslapen, ik ga hem wakker maken.’”, en 1 Tessalonicenzen 4:15: „Wij zeggen u met een woord van de Heer: wij, die in leven blijven tot de komst van de Heer, zullen de doden in geen geval voorgaan.” Volgens deze visie is de mens (of zelfs de menselijke ziel) sterfelijk en heeft, wanneer iemand gestorven is, de ziel geen besef van tijd. In zekere zin „slaapt” de ziel dus, tot zij bij de wederkomst van Christus zal ontwaken. Volgens sommige geleerden hadden de oude Hebreeën geen concept van de eeuwige ziel of van inherente onsterfelijkheid. Voor hen zou de mens na overlijden naar de sjeool gaan, de woonplaats van de doden, een zwart eind, verwant aan het Griekse idee van de hades.