Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
John Wesley
John Wesley | ||
Algemene informatie | ||
Volledige naam | John Benjamin Wesley | |
Geboren | 17 juni 1703(juliaans), Epworth (Engeland), Lincolnshire, Engeland | |
Overleden | 2 maart 1791, Londen | |
Nationaliteit | Engels | |
Land | Groot-Brittannië | |
Bekend van | methodisme | |
Beroep | theoloog, predikant | |
Overige informatie | ||
Partner(s) | Mary Vazeille | |
Kinderen | stiefkinderen: 4 | |
Religie | Kerk van Engeland / methodisme |
John Benjamin Wesley (Epworth (Engeland), 17 juni(juliaans) 28 juni(gregoriaans) 1703 – Londen, 2 maart 1791) was een Brits theoloog en predikant. Hij is de grondlegger van het methodisme. Wesley werd bekend vanwege zijn opwekkingsbijeenkomsten.
Leven
John Wesley werd geboren op 17 juni 1703 volgens de juliaanse kalender in Epworth in Lincolnshire, als vijftiende van negentien kinderen. Zijn vader, Samuel Wesley, die vaak pedant en oorlogszuchtig was, kwam uit een anglicaanse klerikale dynastie. Zijn vader en grootvader werden uit hun parochies gezet vanwege puriteinse neigingen. Zijn moeder, Susanna Wesley, geboren Annesley, was de dochter van de prominente puriteinse dominee Samuel Annesley en een ongewoon opgeleide en zeer vrome vrouw voor haar tijd. Op dertienjarige leeftijd raakte ze diep betrokken bij de kerkelijke en dogmatische controverses van haar tijd. Zij besloot op eigen houtje om lid te worden van de Kerk van Engeland en kreeg van haar vader gedaan dat zij een anglicaans vormsel kreeg. De ouders gaven hun kinderen zelf les: alle kinderen leerden lezen zodra ze konden lopen.
Op vijfjarige leeftijd werd John op het nippertje gered uit het brandende huis van zijn ouders. De mensen vormden een ’menselijke ladder’ buiten aan het raam (er was geen tijd om een ladder te halen), waardoor zijn vader hem uit het raam kon opvangen. Na de brand zei Susanna dat de kleine John voor een speciaal doel gered was. Deze ervaring bleef tot op hoge leeftijd levendig in zijn geheugen gegrift, en hij ging op zoek naar zijn doel in het leven.
Op tienjarige leeftijd (1714) werd hij naar de kostschool, Charterhouse School, in Godalming gestuurd en op 17-jarige leeftijd naar de Universiteit van Oxford naar Christ Church-College. Het lezen van Thomas à Kempis Imitatie van Christus en Jeremy Taylors Holy Life and Death maakte een sterke indruk op hem.
Hij begon zijn universitaire studies in 1720 aan de Universiteit van Oxford. In 1725 werd hij door bisschop John Potter tot diaken gewijd en werd hij kapelaan in Epworth. In 1726 werd hij benoemd tot fellow van het Lincoln College. Zijn broer Charles en twee medestudenten begonnen dat jaar in Oxford een vereniging op om de Bijbel te bestuderen en hun geestelijk leven te verdiepen. De groep werd door anderen spottend de ’Holy Club’ genoemd. Nadat John zich bij hen had aangesloten, werd hij al snel de leider en organisator van de groep. Zij bestudeerden het Nieuwe Testament drie uur per dag, vastten twee keer per week, bezochten gevangenen, zieken en armen en schonken al het geld dat ze niet per se voor hun levensonderhoud nodig hadden. De groep, die spottend ’methodisten’ werd genoemd vanwege het methodisch geleide gemeenschapsleven, breidde zich uit. In 1735 werd de groep vergezeld door George Whitefield.
In 1728 werd John tot anglicaanse priester gewijd en werkte hij als docent aan het Lincoln College van de Universiteit van Oxford.
Zendingsreis naar Amerika
Op aanraden van John Burton en op uitnodiging van de generaal en gouverneur James Oglethorpe, trokken John en Charles Wesley in 1735 voor twee jaar als zendeling voor de Society for the Propagation of the Gospel naar de Amerikaanse staat Georgia om te evangeliseren onder de Amerikaanse inboorlingen en de kolonisten. Op de oversteek naar Amerika kwamen zij in contact met een groep Moravische Broeders (hernhutters/Evangelische Broedergemeente) rond graaf Nikolaus Ludwig von Zinzendorf. John was onder de indruk hoe zij, mannen, vrouwen en kinderen, gedurende een vreselijke zeestorm rustig hun psalmen zongen, terwijl de Engelsen in paniek raakten op het schip. Een hymne van de broeders die door Wesley in het Engels is vertaald is „I Have Now Found the Reason That Holds My Anchor Forever” van Johann Andreas Rothe, een naaste medewerker van Zinzendorf.
De Wesleys trokken naar Savannah, Georgia, met de bedoeling om als zendeling te werken onder de inheemse stammen. In Savannah kwam Wesley in contact met een jongedame, Sophy Hopkey, de dochter van de gouverneur van Savannah, Thomas Causton. Zij zorgde onder andere voor hem als hij ziek was. Aangezien zij vertelde dat zij al verloofd was, besloot hij geen verdere stappen te ondernemen. Maar iets later trouwde Sophy met een andere man. Wesley weigerde haar aan het Avondmaal te laten deelnemen en spoorde haar aan om het christendom serieus te nemen. Dit werd opgevat als een belediging en haar man, William Williamson, diende een aanklacht in tegen Wesley. Ook de gouverneur was hem hierdoor niet gunstig gezind. Wesley werd vrijgesproken, maar deze ervaring zorgde ervoor dat hij de rest van zijn leven zelftwijfel had.
De pogingen om te evangeliseren onder de inheemse Amerikaanse stammen waren hierin niet succesvol. John Wesley bleef vooral actief als dominee bij de Europese kolonisten. De gebroeders Wesley waren streng voor zichzelf en voor anderen in hun pastoraat in Frederica en Savannah, wat hen uiterst impopulair maakte.
Door alle stress die hij in Amerika opliep, reisde John Wesley terug naar Engeland. Terug in Engeland hadden eerst Charles en een paar weken later John een bekeringservaring die hen in staat stelde om van een onbevredigd kerkelijk-dogmatisch christendom over te stappen naar volledige zekerheid van verlossing. Op 24 mei 1738 hoorde John in Londen op een bijeenkomst van de hernhutters voorlezen uit de Luthers voorwoord bij de Brief aan de Romeinen. Hij schreef hierover: „Ik voelde mijn hart vreemd verwarmd.” Een week eerder was hij al sterk onder de indruk geraakt van een preek van John Heylyn. Deze sprak over geveinsd en schijnheilig berouw. Na deze preek verklaarde Wesley dat hij twintig jaar lang een hypocriet was geweest. Dit moment zou een keerpunt in zijn leven worden; hierna legde hij in zijn preken sterk de nadruk op de leer van persoonlijke redding door geloof en de bevestiging door de Heilige Geest dat men inderdaad een kind van God is. Luthers commentaar op de Brief aan de Romeinen zou John Wesleys latere theologie sterk beïnvloeden. Beide broers gingen ervan uit dat de Heilige Geest bezit had genomen van hun ziel.
Reis in Duitsland en begin als openluchtprediker
In hetzelfde jaar, 1738, reisde hij naar Frankfurt am Main, Marienborn en Herrnhut. Terug in Engeland liet men hem in vele kerken niet meer toe om een preek te houden, omdat hij zijn verwantschap met het Evangelisch Broederschap uitdrukkelijk toonde. George Whitefield, die ook niet meer welkom was in zijn kerk in Bristol, begon met het beleggen van openluchtsamenkomsten. Wesley aarzelde om dit ook te doen, maar nadat hij door Whitefield hiertoe uitgenodigd was, sprak hij in april 1739 op een openluchtsamenkomst bij Bristol. Hij stelde vast dat vele van de toehoorders, vooral mensen die niet vaak een kerk bezochten, door deze vorm van openluchtprediking tot geloof in Christus kwamen.
Vanaf 1740 vormde Wesley een landelijke zendingsvereniging, maar spoorde zijn volgelingen aan om binnen de Engelse staatskerk te blijven. De onwil van de geestelijkheid jegens hen, samen met een sterke separatistische tendens in de beweging, leidde er niettemin toe dat ze zich als een aparte denominatie organiseerden. Wesley zette zelf de beslissende stappen hiervoor toen hij in 1784 wijdingen uitvoerde. Hetzelfde jaar werd de methodistengemeenschap erkend als een juridische entiteit.
Hij predikte bij de koolmijnen in Kingswood en Bristol tot de mijnwerkers. Uit zijn minutieus bijgehouden dagboeken blijkt dat hij onvermoeibaar van stad naar stad, van dorp naar dorp reed en vier of vijf preken per dag hield. Dat bleef zo tot aan zijn dood – hij zou in totaal 40.000 preken hebben gehouden, vaak voor duizenden toehoorders. De inhoud was: berouw, vergeving van zonden, zekerheid van verlossing, wedergeboorte met nadruk op Christus' heilsdaad. Beroemd onder zijn tijdgenoten waren zijn preken in de Gwennap Pit niet ver van de stad Gwennap in Cornwall, een natuurlijk amfitheater, waar hij op 6 september 1762 voor het eerst preekte. Hij keerde er 17 keer terug, tot 1789. In 1773 beleefde hij in Gwennap Pit het grootste publiek van zijn leven: 32.000 mijnwerkers en boeren.
John Wesley was niet alleen een predikant en theoloog, maar ook een begenadigd organisator: hij groepeerde de mensen die na zijn preken hun leven wilden veranderen in kleine groepen (klassen) die samen de Bijbel bestudeerden, en met individuele raad aanmoedigden. Hij benoemde lekenpredikers en organiseerde jaarlijkse conferenties om het methodisme in theorie en praktijk te bespreken.
Sociale activiteiten
Vanaf het begin had hij ook een uitgesproken neiging tot sociaal-diaconale activiteit. Hij streed voor hervormingen in het gevangeniswezen en voor de afschaffing van de slavernij. Hij richtte openbare bibliotheken op en zamelde geld in om voorbeeldscholen te bouwen. Hij zette leenfondsen op voor zelfhulp. Hij zorgde ook voor de volksgezondheid door een polikliniek en apotheken voor de armen op te richten, boeken te schrijven over volksgeneeskunde. Hoewel hij niet typisch wordt beschouwd als een natuurgeneeskundige, had hij wel interesse in natuurlijke remedies en holistische gezondheidszorg. Wesley schreef een boek genaamd Primitive Physic, Or, An Easy and Natural Method of Curing Most Diseases {Primitieve natuurkunde, of een gemakkelijke en natuurlijke methode om de meeste ziekten te genezen), met een verzameling natuurlijke remedies voor verschillende kwalen.[1] Hij geloofde in het belang van het verzorgen van het lichaam, de geest en de ziel; zijn theologie is beschreven als een praktische vroomheid die is gegrondvest in een holistische soteriologie die een integratieve geneeskunde ondersteunt.[2] Naar het voorbeeld van Benjamin Franklins ’elektrische behandelingsmachine’ introduceerde hij elektrotherapie om door middel van ’elektrische schokmachines’ verschillende ziekten te genezen, vooral zenuwaandoeningen. Hij beschouwde elektriciteit als de ’ziel van het universum’, een soort vuur dat het bloed in het menselijk lichaam opwekt – interessant omdat de directe invloed van de Heilige Geest op de menselijke ziel ook een centraal aspect van zijn leer was.
Bovendien was hij, net als veel van zijn tijdgenoten, overtuigd van het bestaan van spoken, plaatste ze op hetzelfde niveau als engelen en zag in spoken of geesten het bewijs dat de menselijke ziel onsterfelijk was. In zijn dagboeken vertelt hij over spookachtige verschijningen en wonderen die hij en zijn volgelingen hebben meegemaakt. Zijn onwankelbare geloof in dergelijke verschijningen komt voort uit ervaringen in het huis van zijn vader, waar de poltergeist Old Jeffery naar verluidt kattenkwaad uithaalt. Als twintigjarige schreef hij een brief aan zijn moeder over een huis waar het spookte. Een andere geest zou zijn verschenen aan een zekere mevrouw Barnesley in het open veld op het moment dat haar moeder stierf. Met het oog op het puur materialistische wereldbeeld dat zich wijd had verspreid in de Church of England, zag Wesley in dergelijke verschijnselen een belangrijk argument tegen deïsme en atheïsme. In deze context zou hij zelfs schrijven dat het ontkennen van hekserij zou neerkomen op het ontkennen van Bijbelse waarheden: „het ontkennen van hekserij is in feite het opgeven van de Bijbel.”
Wesley was stellig overtuigd van goddelijke leiding. In zijn jonge jaren liet hij het lot beslissen wanneer belangrijke beslissingen moesten worden genomen, volgens het Bijbelse model, om de beslissing aan Gods wil over te laten. Aan het begin van zijn preken sloeg hij vaak bij toeval ergens de Bijbel open, omdat hij ervan overtuigd was dat God hem de Bijbeltekst zou toewijzen om die dag over te preken. Wesley volgde het gebruik hernhutters om dagelijks door loting een Bijbelvers te kiezen, dat dan als religieuze richtlijn voor die dag werd genomen.
In zijn latere, meer volwassen jaren, distantieerde Wesley zich echter expliciet van al te enthousiaste religieuze emotionaliteit, waarbij hij in het bijzonder naar de Bijbel verwees: „Vertrouw niet op visioenen of dromen, op plotselinge ingevingen of sterke emoties van welke aard dan ook! Bedenk dat het niet door zulke dingen is dat je bij bepaalde gelegenheden ’Gods wil’ moet kennen, maar door de duidelijke Bijbelse regel toe te passen door ervaring en rede, en met de voortdurende hulp van de Geest van God!”
Hij financierde zijn sociale werken uit de opbrengst van zijn geschriften, terwijl hij zelf zeer zuinig leefde.
Huwelijk
Hoewel Wesley vond dat het ongehuwd zijn de voorkeur had boven het huwelijk, trouwde hij in 1751, op 48-jarige leeftijd, met een weduwe, Mary Vazeille (voorheen gehuwd als Goldhawk), een welgestelde weduwe en moeder van vier kinderen. Het echtpaar had geen kinderen en het was geen gelukkig huwelijk. In 1758 verliet ze hem. Ze kwam een aantal keer terug maar verliet hem opnieuw tot het uitliep op een definitieve scheiding. Wesley meldde wrang in zijn dagboek, „Ik heb haar niet verlaten, ik heb haar niet weggestuurd, ik zal haar niet terugroepen.” Zij overleed op 8 oktober 1781 in Londen.
Overlijden
Hij overleed in Londen op 2 maart 1791 en werd begraven op het City Road Chapel Cemetery.
Leer en praktijk
Wesleys klemtoon lag niet leerstellige meningen en dogma’s, maar op de instelling en het gedrag. Hij liet geen systematische theologie na schreef zijn volgelingen geen specifieke theologische leer voor, maar legde wel duidelijke accenten die vandaag de dag nog steeds essentieel zijn voor methodistische kerken.
- Wesley pleitte krachtig voor de leer van Gods algemene en vrije genade in tegenstelling tot de calvinistische leer van de dubbele predestinatie. Het was dit leerstellige verschil dat John Wesley en George Whitefield in 1739 theologisch van elkaar scheidde, hoewel ze elkaar erg waardeerden. In 1742 vond weer toenadering plaats en in 1743 werden ze verzoend, zodat ze in elkaars gemeenten konden prediken. Samen, en met de financiële hulp van Lady Huntington, stichtten ze een college en een school voor predikers in Wales. Toen Whitefield in 1770 in Noord-Amerika stierf, gaf Wesley een zeer waarderend overlijdensbericht in Whitefields twee Londense kerken, dat bewaard is gebleven als leerstellige preek nr. 53.
- Volgens John Wesley is de algemene genade van God in Jezus Christus een genade die voorafgaat aan het menselijk gehoor en geloof. Geloof is het ’ja’ van de mens tegen die genade en zorgt ervoor dat ze effectief wordt.
- Wesley dacht oecumenisch: het ging hem over het bijeenbrengen en het interne verenigen van alle christenen.
- Christen-zijn was voor hem noch een louter innerlijke zaak van het hart, noch een louter formele zaak, maar een vorm, dienst, verantwoordelijkheid en organisatie.
- Wesley was een van de eersten die van mening was dat zending de taak van christenen in de moderne wereld was.
- Hij combineerde begrijpelijke prediking met theologische duidelijkheid. Hij was zelf hoog opgeleid en verwachtte ook van zijn lekenpredikers een degelijke opleiding.
- Hij combineerde de vreugde van verlossing en de ernst van heiliging op een unieke manier met missionaire en diaconale activiteit. Voor hem omvatte dit de stappen van liefde voor God en medemensen, een gezindheid als van de Christus, de vrees voor God, het herstel van de gelijkenis van de mens met God, voortdurende toewijding aan de wil van God en een levend offer voor God zijn, zodat God geest, ziel en lichaam kan heiligen en mensen verlost kunnen worden van de zonde. Heiliging, die over het algemeen volgt op rechtvaardiging en daaraan ondergeschikt is, nam een belangrijke plaats in in zijn denken en geloof, wat in verschillende begrippen tot uiting kwam, zoals: volledige heiliging (Engels: entire sanctification), volle redding (full salvation), tweede zegen (second blessing), tweede kans (second chance), volmaakte liefde (perfect love), zuivere liefde (pure love) en heiligheid (holiness). Toch was hij zich ook bewust van de blijvende feilbaarheid van de mens en diens zondige natuur en hij verwierp een overdreven menselijk perfectionisme omdat absolute heiligheid alleen aan God toekomt.
- Hij volgde de uitleg van Johann Albrecht Bengel en veronderstelde het jaar 1836 van betekenis was in de profetische tijdlijn.[3]
Werken
Wesley schreef of redigeerde rond de 400 publicaties. Behalve over theologie schreef hij ook over muziek, het huwelijk, natuurkunde en geneeskunde, abolitionisme en politiek.
Verwijzingen
- º https://www.nkmethodists.org.uk/lib/the-nk-wellbeing-zone-august-2020-1-F495509.pdf
- º Hughes, M.D. The Holistic Way: John Wesley’s Practical Piety as a Resource for Integrated Healthcare. J Relig Health 47, 237–252 (2008). doi: 10.1007/s10943-007-9146-x
- º Edwin Leroy Froom, The Prophetic Faith of Our Fathers, vol. 2, XII. Wesley, Following Bengel, Sets Consummation for 1836 https://m.egwwritings.org/en/book/1579.4458
Zie ook de categorie met mediabestanden in verband met John Wesley op Wikimedia Commons.