Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Mensenrechten

Uit Wikisage
(Doorverwezen vanaf Collectieve rechten)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

De rechten van de mens omvatten alle rechten waar een individu, een groep mensen of een staat aanspraak op kan maken. Voorbeelden zijn het recht op vrije meningsuiting, het recht op leven en het recht op soevereiniteit. Een precieze definitie is echter lastig te geven, omdat er talloze visies op mensenrechten bestaan: een allesomvattende doctrine bestaat niet.

Soorten mensenrechten

Mensenrechten kunnen in drie categorieën worden ingedeeld, in volgorde van vastlegging in internationale verdragen.

  • Eerste generatie: burgerlijk-politieke rechten (kortweg BUPO), of grondrechten, zijn van oorsprong Westerse rechten gericht op het individu. Enkele voorbeelden zijn het recht op vrije meningsuiting, godsdienstvrijheid en het recht op leven.
  • Tweede generatie: economische, sociale en culturele rechten (ofwel ESOCUL) leggen de nadruk op sociale rechtvaardigheid. Voorbeelden zijn het recht op voedsel, inkomen, onderdak en scholing. Deze rechten werden tijdens de Koude Oorlog op de agenda gezet door communistische staten, en raakten tevens populair in de Derde Wereld.
  • Derde generatie: collectieve rechten zijn nauw verbonden met de tweede generatie mensenrechten. Ze werden populair in de Derde Wereld tijdens de dekolonisatie, toen veel Afrikaanse en Aziatische staten het recht op zelfbeschikking, het recht op eigen grondstoffen, en een eerlijke welvaartsverdeling voor hun eigen volk eisten.

Deze ordening is niet sluitend, omdat mensenrechten veelal tot meerdere categorieën behoren. Het recht op leven bijvoorbeeld is zowel een individueel grondrecht (niemand mag zonder reden gedood worden), als een collectief recht: iedere etnische groep heeft het recht geen slachtoffer van genocide te worden, zoals de joden tijdens de Holocaust overkwam.

Mensenrechten zijn op sommige punten inherent tegenstrijdig. Er is bijvoorbeeld een spanningsveld tussen openbaarheid van rechtspraak en privacy. Soms worden de rechten van het collectief (de samenleving) belangrijker beoordeeld dan dat van een individu.

Tot slot kunnen mensenrechten actief of passief zijn. Het recht op vrije meningsuiting is eenvoudig te bereiken, omdat de overheid niet hoeft op te treden, maar juist moet afzien van censuur en het opsluiten van politieke tegenstanders. De eerste generatie mensenrechten bestaat dus hoofdzakelijk uit passieve rechten. Sociaal-economische rechten daarentegen vereisen wel staatsinterventie. Het recht op scholing bijvoorbeeld kan slechts dankzij schoolgebouwen, leerboeken en gekwalificeerde leraren bereikt worden.

Vraag is of dit onderscheid gegrond is. Om vrijheid van meningsuiting te bereiken moeten er wel degelijk bepaalde overheidsinstanties en juridische apparaten goed functioneren. Dat kost geld en vereist betrokkenheid van een overheid. Het valt zo te zeggen dat sociaal-economische rechten helemaal geen ander karakter hebben dan 'eerste generatie mensenrechten'. Het onderscheid is in die zin vooral historisch.

Geschiedenis van de mensenrechten

Natuurrecht

In iedere samenleving ontstond door de eeuwen heen een set waarden en rechten, al dan niet vastgelegd in wetten. Uitgangspunt was telkens dat iedere mens het recht heeft op leven, omdat de samenleving anders in chaos zou eindigen. Daarnaast maken culturen gebruik van een morele visie: de mens is geen levenloos voorwerp, noch een dier, en heeft onvervreemdbare rechten. De Tien geboden uit de Bijbel kunnen voor een deel als een vroege set mensenrechten worden geïnterpreteerd, al was dat niet hun primaire bedoeling. Ook de Egyptenaren hadden een duidelijk omschreven set leefregels. Filosofen uit de antieke Oudheid en de kerkvaders dachten na over mensenrechten.

In de Middeleeuwen onderkende men in Europa het natuurrecht: door God gegeven universele en morele waarden, waarop alle denkbare rechten zijn gebaseerd. Alhoewel theoretici nadachten over mensenrechten, bleef toepassing in de praktijk uit. In het dagelijks leven stonden verplichtingen en gehoorzaamheid voorop. De horige was gebonden aan zijn landheer, de landheer aan zijn vorst en iedere burger aan God en de Kerk. Plicht prevaleerde boven recht.

Deze gedachtegang veranderde echter in de renaissance met de opkomst van het individualisme. Verplichtingen aan vorst en God moesten concurreren met de wens een mooi leven op aarde te leiden en het recht eigen ideeën te ontwikkelen. Het individu kwam centraal te staan, terwijl de nadruk op het collectief en verplichtingen afzwakte. Deze intellectuele ommekeer beïnvloedde het denken over mensenrechten in de eeuwen daarna.

De Engelse rechtsfilosoof John Locke (1632-1704) formuleerde een set aan basisbeginselen dat exemplarisch was voor het nieuwe denken.

  • De mens bezit het recht op leven, vrijheid en veiligheid, het recht op bezitsbescherming en vrije meningsuiting: elk individu heeft universele rechten.
  • Deze onvervreemdbare rechten zijn heilig. Ze mogen alleen ingeperkt worden als de nationale orde in gevaar is (in geval van oorlog bijvoorbeeld).
  • De primaire functie van de overheid is deze mensenrechten te beschermen. Politieke instituties als een parlement moeten dit controleren.

Locke geloofde kortom in een contract tussen volk en regering. Vorsten konden niet willekeurig regeren, maar moesten hun onderdanen zekere rechten garanderen. Locke’s ideeën ontstonden in ongeveer dezelfde vorm ook in veel andere West-Europese staten.

Internationalisering van de mensenrechten

Eind 18e eeuw hadden deze nieuwe ideeën ook politieke gevolgen. De Verenigde Staten riepen zichzelf in 1776 tot republiek uit, en in de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring werd voor het eerst gesteld dat iedereen gelijk is voor de wet. De Franse Revolutie van 1789 leidde zelfs tot de eerste universele mensenrechtenverklaring: de Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger. In Nederland vond in 1795 een Bataafse Revolutie plaats, waarna een grondwet werd aangenomen naar Frans voorbeeld.

Gedurende de 19e eeuw werd eveneens vooruitgang geboekt. De afschaffing van de slavenhandel en het tekenen van de eerste Geneefse conventie inzake oorlogsrecht waren de grootste mijlpalen. Na de Eerste Wereldoorlog werd de Volkenbond opgericht, maar het beschermen van mensenrechten bleef al die tijd een nationale zaak.

Pas na de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog vond internationalisering van de mensenrechten plaats. De oprichting van de Verenigde Naties met als doel de wereldvrede te handhaven werd al gauw gevolgd door de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) in 1948. Deze werd eerst geconcretiseerd in het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, waarin vooral burgerlijk-politieke rechten werden verankerd. Later werd daar het Internationaal verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten aan toegevoegd. Naast deze verdragen is er ook nog het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De naleving hiervan wordt bewaakt door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. In aanvulling op de UVRM werd in 1989 nog het Verdrag inzake de Rechten van het Kind ondertekend.

Paus Johannes Paulus II gaf in 1991 in zijn encycliek Centesimus Annus zijn visie op de basismensenrechten en formuleerde ze als volgt:

  1. Het recht op leven, waarvan een wezenlijk deel het recht is om, na verwekt te zijn, te groeien in de schoot van de moeder.
  2. Het recht om te leven in een gezin dat één is, en in een moreel milieu dat gunstig is voor de ontwikkeling van de eigen persoonlijkheid.
  3. Het recht om het eigen verstand en de eigen wil te doen rijpen in het zoeken en het kennen van de waarheid.
  4. Het recht om deel te nemen aan de arbeid om de aardse goederen ten nutte te maken en om uit die arbeid het levensonderhoud van zichzelf en van zijn dierbaren te winnen.
  5. Het recht om vrij een gezin te stichten en om kinderen te ontvangen en op te voeden door de seksualiteit op verantwoorde wijze te beleven.
  6. Bron en synthese van deze rechten is in zekere zin de godsdienstvrijheid, begrepen als recht om in de waarheid van het eigen geloof te leven en in overeenstemming met de transcendente waardigheid van de eigen persoon[1].

Kritiek op het universalisme

Op dit concept van universele mensenrechten kwam echter op drie punten kritiek.

  • Toepasbaarheid. In de praktijk geldt uiteindelijk het recht van de sterkste. Wie geld heeft bereikt meer in deze wereld; wie macht heeft komt met mensenrechtenschendingen weg, zoals dictaturen. Absolute gelijkheid bestaat dus niet. Bovendien los je netelige kwesties niet eenvoudig op: mogen staten bijvoorbeeld terroristen martelen om aan informatie over een volgende aanslag te komen?
  • Rechtvaardigheid. Men kan er ook aannemen dat het is beter van het collectief uit te gaan. Wat goed is voor de groep, is uiteindelijk goed voor ieder afzonderlijk, individuele rechten volgen dan vanzelf. Dit betoogde onder meer Karl Marx.
  • Cultuurrelativisme. Iedere samenleving heeft eigen waarden ontwikkeld die de mens rechten verschaffen, dus is de idee van universele waarden een fictie. Met name Aziatische en Arabische samenlevingen beoordelen mensenrechten vaak als een concept uit het Westen, dat meer de nadruk legt op grondrechten, het individu en persoonlijk genot. Deze staten vinden juist het collectief belangrijker.

Vereenzelviging met burgerrechten

Een ander punt van kritiek, op de praktische uitvoering van het mensenrechten-concept, is dat de rechten van de mens snel zouden worden vereenzelvigd of gelijkgesteld met de rechten van de burger, d.w.z. de ingezetene van een natie-staat. Dat zou leiden tot een miskenning van de rechten van vreemdelingen, met name statenlozen en vluchtelingen.

Hierdoor ontstond het gevaar van uitsluiting en vormen van discriminatie en vervolging die haaks stonden op de bedoeling van het oorspronkelijk concept. Reeds tijdens de Franse Revolutie zou zich dit hebben voorgedaan, toen buitenlanders al eerder een doelwit werden van de Terreur dan de aristocratie (adel). Verder zou dit in de 20e eeuw mede hebben geleid tot de Holocaust.

Deze kritiek werd met name geuit door de Amerikaanse filosofe Hannah Arendt, die lange tijd zelf statenloos was (zij was zelf een vluchtelinge van Duits-Joodse afkomst die aan de jodenvervolgingen in Europa ontkwam, maar pas jaren later het Amerikaans staatsburgerschap verwierf), in haar On the Origins of Totalitarianism (1951) en door de Bulgaars-Franse filosofe Julia Kristeva in haar Etrangers à nous-mêmes (1988) en haar biografie Génie féminin, Hannah Arendt (1999).

Bescherming van de mensenrechten

Om mensenrechten te beschermen kan een individu, een groep mensen of een staat naar de rechter stappen. In Europa bestaat bovendien het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, waar zelfs individuen lidstaten kunnen aanklagen. Ook kunnen staten andere staten voor het EHRM dagen. Speciale rechtbanken als het Joegoslavië-tribunaal kunnen mensenrechtenschendingen beoordelen en de schuldigen straffen, vaak in de hoop toekomstige schendingen te voorkomen.

Het aanpakken van schendingen op internationaal niveau is echter lastig, omdat conflicten tussen staten dreigen. Tijdens de Koude Oorlog bijvoorbeeld veroordeelde het Westen regelmatig de onderdrukking van de burgers in het Oostblok, maar kwam zelden in actie uit angst voor escalatie. Behalve diplomatieke druk kunnen staten of de Verenigde Naties een humanitaire interventie plegen: gewapend ingrijpen in een ander land om grove schendingen aldaar te beëindigen. Recent voorbeelden zijn de interventies in Somalië en Kosovo.

Het afdwingen van sociaal-economische rechten veroorzaakt ook problemen. Het is lastig om iedere wereldburger van eten, een baan en een dak boven het hoofd te voorzien, ondanks hulp van NGO’s. Dictaturen kunnen sociaal-economische rechten bovendien als excuus gebruiken om grondrechten op te schorten: vrijheid van meningsuiting kun je niet eten, brood wel, redeneren ze.

Tot slot houden mensenrechtenorganisaties zich dagelijks bezig met het bewaken van de door de VN-lidstaten aanvaarde (en vaak in nadere wetgeving vastgelegde) mensenrechten. Amnesty International, Human Rights Watch, Aim for human rights en het Rode Kruis zijn enkele voorbeelden. De rol van deze organisaties op het wereldtoneel is niet onomstreden; volgens de andersglobalistische theoretici Hardt en Negri leveren beschuldigingen van mensenrechtenschendingen het excuus dat 'de internationale gemeenschap' nodig heeft om oorlog te kunnen voeren waar het uitkomt, onder het mom van een 'humanitaire interventie'.[2]

Nederland zet diplomatieke en financiële middelen in om in andere landen de discriminatie van homo’s tegen te gaan. Staatssecretaris Timmermans van Europese Zaken legde in mei 2009 bij een internationale conferentie over mensenrechten, seksuele geaardheid en genderidentiteit in Parijs in het kader van de viering van de Internationale dag tegen homofobie en transfobie op 17 mei uit waarom: “Mijn mensenrechten zijn niets waard, als die van homo’s en lesbo’s, biseksuelen en transgenders met voeten worden getreden.” De Nederlandse strategie concentreert zich op een wereldwijze afschaffing van strafbaarstelling van homoseksualiteit, de bestrijding van discriminatie van homoseksuelen en het streven naar maatschappelijke acceptatie ervan. “Mensenrechten verliezen hun betekenis als niet iedereen er aanspraak op kan maken" Om acceptatie van homoseksualiteit dichterbij te brengen gaat een deel van het geld uit het Nederlandse mensenrechtenfonds naar lokale en internationale organisaties die zich inzetten voor homorechten.

Sinds december 2008 ondertekenden 67 lidstaten van de VN de verklaring over mensenrechten, seksuele geaardheid en genderidentiteit. In mei 2009 sloot de Centraal Afrikaanse Republiek zich aan als 68e land. De Verklaring inzake de mensenrechten, de seksuele geaardheid en de genderidentieit was op initiatief van Frankrijk en Nederland op 18 december 2008 bij de Algemene Vergadering van de VN ingediend [3].

Zie ook

Externe links

Verwijzingen

rel=nofollow