Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Autisme

Uit Wikisage
(Doorverwezen vanaf Autistisch)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Autisme is een pervasieve ontwikkelingsstoornis die zich kenmerkt door beperkingen in de sociale interactie, de communicatie en zich steeds herhalend gedrag. De stoornis is al aanwezig voor de geboorte, maar voor het derde levensjaar niet duidelijk zichtbaar, en het kan niet genezen worden. Een persoon met een ernstige vorm van autisme kan niet zelfstandig leven. Vroeger dacht men dat alleen mensen met een verstandelijke handicap autistisch konden zijn. Tegenwoordig wordt autisme als grotendeels onafhankelijk van de intelligentie beschouwd.

Wat de oorzaken van autisme betreft, zijn er nog maar weinig wetenschappelijk goed onderbouwde conclusies.

Autisme is afgeleid van het Griekse woord αυτός, zelf.

Schematische weergave van het beeld op/van de wereld door een autist.

Indeling

De term autisme kan verwarring wekken omdat men hier soms klassiek autisme mee bedoelt en soms alle autismespectrumstoornissen (ASS), dit zijn:

Alhoewel het syndroom van Rett en de desintegratiestoornis van de kinderleeftijd bij de pervasieve ontwikkelingsstoornissen horen, worden ze doorgaans niet tot het autismespectrum gerekend omdat het ziektebeelden zijn, waarbij autistisch gedrag slechts een symptoom is.

Historisch overzicht

Halverwege de negentiende eeuw werd in Engeland al over autisme geschreven. Daarvoor werden mensen met autisme ‘eenzelvig’ of ‘psychotisch’ genoemd. De Amerikaanse kinderpsychiater Leo Kanner beschreef in 1943 als eerste het infantiel of vroegkinderlijk autisme. Hij nam het woord over van de Zwitserse psychiater Eugen Bleuler (1857-1939). Deze gebruikte de term echter voor schizofrene patiënten die moeite hadden om met andere mensen in contact te treden. Pas in 1989, met het succes van de film Rain Man, kwam er meer aandacht voor de diagnose en erkenning van volwassenen - met normale begaafdheid. Voorheen kregen vooral kinderen - met een verstandelijke handicap - de diagnose.

Definitie en beschrijving

Autisme wordt bestudeerd door verscheidene takken van de wetenschap. Naargelang het vakgebied kan de omschrijving van autisme behoorlijk verschillen. In de psychologie dient (observeerbaar) gedrag als basis voor de diagnose van autisme. In de neurowetenschap zijn dat vooral de hersenfuncties.

Neurowetenschap

Autisme wordt beschouwd als een ontwikkelingsstoornis met een neurologische oorzaak. De hersenen van mensen met autisme functioneren anders. Hierdoor bestaan hun waarnemingen uit losse fragmenten met weinig verband. Er is echter nog niet vastgesteld welk deel van de hersenen anders zou functioneren.

Gedrag; triade

Drie kenmerkende eigenschappen van autisme zijn afwijkingen in de:

  • communicatie
  • verbeelding
  • sociale interacties

Communicatie

De tekortkomingen in de communicatie komen al vroeg in de ontwikkeling tot uiting. Communicatie is gebaseerd op betekenisverlening. Waar taal meestal geen probleem vormt voor mensen met autisme en een normale begaafdheid, is het toekennen van betekenis aan woorden dat vaak wel.

Men onderscheidt: de expressieve communicatie (het uiten) en de receptieve communicatie (het begrijpen). Voor beide soorten geldt dat voor mensen met autisme de techniek van de taal - onder andere zinsopbouw en woordenschat - begrijpelijk is, maar dat de sociale aspecten van communicatie de moeilijkheid vormen. Hieraan ligt ten grondslag de problematiek van samenhang aanbrengen binnen de taal en het beperkte inlevings- en verplaatsingsvermogen.

In de praktijk betekent dit dat mensen met autisme goed kunnen omgaan met alles wat 'letterlijk' en concreet is. Problemen doen zich voor, als de andere partij bijvoorbeeld woordgrapjes of sarcastische, spreekwoordelijke of emotioneel gekleurde begrippen gaat gebruiken. Verwijzende woorden, waarbij de betekenis varieert in tijd, ruimte of persoon (zoals ‘morgen’, ‘onder’, ‘ik’) zijn vaak problematisch. Hoe abstracter de begrippen, hoe moeilijker het wordt voor mensen met autisme.

Het "om de beurt wat zeggen in een gesprek" is ook soms een probleem. Autisten blijven hangen in hun eigen interesse(s). Hun verhaal kan onverwachte wendingen nemen en is vaak associatief en fragmentarisch.

Echolalie (het herhalen van woorden of zinnen van anderen) komt vaak voor, vooral bij jongere kinderen met autisme maar is ook merkbaar bij oudere autisten, vooral in situaties met stress.

Bij een persoon met autisme kan er sprake zijn van een vertraagde ontwikkeling van ‘gezamenlijke aandacht’ (joint attention). Het kan zijn dat dit gedrag niet of slechts beperkt ontwikkeld wordt. Een kind dat een normale ontwikkeling doormaakt zal rond zijn eerste levensjaar zijn aandacht op iets gezamenlijks kunnen richten. Het kind vraagt hierbij de aandacht van een ander door te wijzen naar een bepaalde gebeurtenis of voorwerp. Ook het kijken in dezelfde richting als een ander, als deze zijn hoofd draait om naar iets te kijken, is een vorm van ‘gezamenlijke aandacht’. Dit wordt ‘gaze-following’ genoemd.

Als er ook sprake is van een verstandelijke handicap komt dit alles vaak nog duidelijker naar voren. Voor non-verbale communicatie gelden vergelijkbare problemen.

Verbeelding

Lorna Wing verving in 1996 in de triade het begrip stereotiep gedrag door het begrip verbeelding.

Vooral autisten met een verstandelijke handicap kunnen erg dwangmatig vasthouden aan bepaalde gewoontes.
In het hoofd van een autist is het eigenlijk een chaos. Drukte, onregelmatigheid en (onvoorspelbare en plotselinge) veranderingen zijn voor autisten een zware belasting. De meesten hebben voortdurend structuur nodig. Die kunnen ze zelf niet aanbrengen en moet hen dus door de omgeving worden aangereikt.
  • Afwijkingen in de verbeelding uiten zich al vroeg in de spelontwikkeling; er zit weinig variatie in en zich iets uit het niets voorstellen lukt nauwelijks. Autisten komen vaak niet verder dan het kopiëren van andermans gedrag.
Verbeelding is wat mensen gebruiken om een betekenis toe te kennen aan een bepaald symbool. Mensen zonder autisme kunnen symbolen op velerlei wijzen toepassen en vanuit deze basis die toepassingen ook weer in nieuwe situaties gebruiken, zonder alles opnieuw te moeten leren. Voor mensen met autisme geldt dit soms niet. Het gebruik van de betekenis van een symbool in situatie A helpt hen niet voor het gebruik van hetzelfde symbool in situatie B. Bij kinderen kan dit bijvoorbeeld betekenen dat zij in de badkamer hun tanden poetsen, omdat het gebruik van de tandenborstel gekoppeld is aan de badkamer. Wil men dan dat het kind in de keuken zijn tanden poetst, dan zal het kind opnieuw betekenis aan de tandenborstel moeten toekennen. De tandenborstel had namelijk enkel een betekenis ('tanden poetsen') in combinatie met de badkamer en niet met de keuken. Dit gaat echter niet voor alle autistische kinderen op.
Doordat mensen met autisme in stukjes denken (fragmentarisch) is het voor hen ook moeilijk, vrijwel onmogelijk, om het grote geheel te zien. Als het beeld dat ze kennen verandert, zullen ze meestal opnieuw beginnen met het waarnemen van alle individuele kenmerken van het beeld, en met het inpuzzelen van deze kenmerken wederom komen tot het grote geheel.

Sociale interacties

De stoornis binnen de sociale interactie is vaak het opvallendste kenmerk van autisme. Mensen verwachten van elkaar een bepaalde vorm van socialiteit, zeker als het gaat om de opbouw van een relatie, waarin ook wederkerigheid wordt verwacht.

Voor mensen met autisme zijn dit soort zaken meestal heel erg moeilijk, omdat er voor sociale interacties geen duidelijke en vaste regels zijn en zij dus weinig houvast hebben. Door hun probleem met empathie is het ook erg moeilijk voor hen om zich in de gevoelens en gedachtengang van de ander te verplaatsen. Ook zijn mensen met autisme zelf niet goed in het verwoorden van hun gevoelens, omdat deze veel te abstract zijn om daar een concrete betekenis aan toe te kennen.

De sociale stoornis kan zich heel divers manifesteren. Er worden vier types onderscheiden:

  • Het afzijdige of inalerte type: dit is de klassieke autist, meestal met een verstandelijke handicap. Onverschillig tegenover vreemden, maar ze aanvaarden lichamelijke toenadering door wie ze vertrouwen. Omgang met anderen alleen als ze er iets van willen.
  • Het passieve type: zij zullen zelf geen initiatief nemen, maar zijn bereid te doen wat hen gevraagd wordt.
  • Het actief-maar-bizarre type: neemt initiatief tot sociaal contact. De wijze waarop is echter onaangepast en eenzijdig. Ze praten eindeloos over hun eigen thema’s of interesses en gaan alleen van zichzelf uit. In deze groep komen doorgaans gemiddeld- tot hoogintelligente personen voor.
  • Het stijf-formalistische of hoogdravende type: is overmatig beleefd en vormelijk. Door hun goede intelligentie weten zij hun problemen te compenseren en camoufleren. Zij leren sociale regels uit het hoofd en overleven op basis van aangeleerde of verworven scripts. Ze missen evenwel de intuïtie, nodig om de subtiliteiten van het intermenselijk verkeer te begrijpen. Gebrek aan empathie en sociale naïviteit kenmerken deze groep het meest.

Aantallen

Tot voor enkele jaren, toen men enkel het klassiek autisme als ‘echt’ beschouwde, werd aangenomen dat autisme bij 1 op 2200 mensen voorkwam. Het Steunpunt Expertisenetwerken Vlaanderen spreekt nu al van 1 op 165. Als daarvan 1 op de 4 vrouw is, wil dat zeggen; 1 op de 110 mannen zou autist zijn en 1 op de 330 vrouwen. De uitbreiding van de definitie (met het syndroom van Asperger en PDD-NOS enzovoort) en de verbetering van de diagnose zouden de belangrijkste redenen zijn waarom dit cijfer zo spectaculair is gestegen.

Het Vlaamse Autisme Centraal geeft aan dat 1 op 200 mensen zich binnen het autismespectrum bevinden en 1 op 1000 klassiek autisme hebben. Een op vier mensen met autisme zou vrouw zijn, maar deze vrouwen zouden een lagere intelligentie hebben. Vooral in de groep van normaal begaafden lijken mannen oververtegenwoordigd te zijn. Dit is echter niet zeker, het zou kunnen dat vrouwen, en zeker normaal begaafde vrouwen, minder kans hebben een diagnose te krijgen. [1]

Autistiform gedrag

Per individu kan de mate waarin autisme zich voordoet sterk verschillen. Zeer weinig personen vertonen álle symptomen. Het is voor de praktijk van belang onderscheid te maken tussen personen met autisme en personen met autistiform gedrag. Binnen de glijdende schaal van de autismespectrumstoornis wordt autistiform gedrag niet vermeld. Autistiform gedrag is geen autisme; het is op autisme gelijkend gedrag. Waar bij personen met autisme de volledige triade aan kenmerken aanwezig is, doet zich bij mensen met autistiform gedrag slechts een enkel kenmerk van autisme voor. Autistiform gedrag kan hinderlijk zijn, maar hoeft niet te leiden tot ongewenst gedrag. Mensen met een gemiddelde begaafdheid kunnen met autistiform gedrag maatschappelijk normaal functioneren. Autistiform gedrag grenst aan normaal gedrag en komt daarom vaak voor.

Oorzaken?

Wat de oorzaken van autisme betreft, zijn er al vele zaken geopperd. Sommige lijken op dit moment waarschijnlijker dan andere. Er zijn nog maar weinig wetenschappelijk goed onderbouwde conclusies.

  • Genetische (erfelijke) oorzaken
    • Een theorie stelt dat autisme zou worden veroorzaakt door een complexe interactie van verschillende genen. Welke combinatie van genen dat zou zijn, is nog onduidelijk.
    • In 90% van de gevallen heeft autisme te maken met een erfelijke aandoening. Een naargeestige boodschap voor de jonge autist, Malou van Hintum, Artikel verschenen in De Volkskrant, Zaterdag 28 juni 2008</ref> Dit is onderzocht via tweelingonderzoek en familiestudies. De resterende 10% zou door omgevingsvariabelen veroorzaakt worden.
    • De kans dat iemand autisme heeft, is vijftig tot honderd keer groter wanneer nog een andere persoon binnen het gezin dat heeft. Hoe groter het aantal mensen met autisme binnen een familie, hoe groter de kans dat er nog meer kinderen komen met autisme of autistiform gedrag.
    • Autisme komt vaker voor bij mannen dan bij vrouwen
    • Een genetische screening om autisme op te sporen is er nog lang niet.
  • Eén van de theorieën die nog worden onderzocht, is dat stoornissen in spiegelneuronsystemen met autistische verschijnselen samenhangen.[2]

Andere theorieën

  • Vergiftiging tijdens de zwangerschap, hier is nog geen consensus over.
  • De theorie dat autisme wordt veroorzaakt door een kille of zogenaamde koelkastmoeder, of door een patriarchale of extreem godsdienstige of wetenschappelijke vader geldt als achterhaald. Ouders zijn in ere hersteld en worden nu gezien als een deel van de oplossing in plaats van het probleem.
  • Er is geen verband gevonden tussen complicaties tijdens de geboorte en het ontstaan van autisme.
  • Er circuleren berichten dat autisme mede veroorzaakt zou worden door Bof-Mazelen-Rode hond-vaccinatie. Er zijn meerdere grote onderzoeken naar deze bewering gedaan waarin echter geen verband gevonden is tussen vaccinaties en autisme.
  • De (ontwikkelings)leeftijd, individuele kwetsbaarheid (andere syndromen, epilepsie) en in beperkte mate omgevingsinvloeden (de onaangepaste samenleving) bepalen mede de ernst en de vorm van autisme, maar niet de oorzaak.

Diagnose

Omschrijving en belang

De diagnose is de erkenning door een autismedeskundige of een diagnosecentrum op basis van gedrags- of biologische criteria. De diagnose kan de basis vormen voor verwerking, ondersteuning en leren. Voor de verwerking is vooral de erkenning van de diagnose door de omgeving erg belangrijk. Voor ondersteuning vragen overheidsinstanties een diagnose ter staving.

Weinig personen in de psychische hulpverlening zijn op dit moment goed in staat de diagnose van autismespectrum stoornis (of ASS) - van het zware klassiek autisme tot het mildere Syndroom van Asperger - correct te stellen. Met de ouders en andere betrokkenen moet gepraat worden over het huidige en vroegere functioneren van de persoon. Er moet voldoende tijd genomen worden om het gedrag uitgebreid te observeren in verschillende contexten en situaties. ‘Offline’-diagnostiek (testen, vragenlijsten) brengt de sociale problemen in het echte leven niet of onvoldoende aan het licht.

Uit differentiële diagnose volgt dat één van de meest voorkomende aandoeningen die dezelfde symptomen oplevert verwaarlozing is. Kinderen die erg verwaarloosd zijn, zoals kastkinderen, kunnen gedrag vertonen dat lijkt op autisme, maar het zeker niet is. Er zijn diagnosecentra in Vlaanderen [3] en Nederland.[4]

Diagnose op basis van gedrag

Gedragsobservaties blijven voorlopig de algemeen aanvaarde basis voor het stellen van een diagnose van autisme. Dit kan al op jonge leeftijd. Daarbij kijkt de deskundige vooral naar de (sociale) ontwikkelingsgeschiedenis, de medische voorgeschiedenis, taalontwikkeling, stereotiep gedrag/interesses/handelingen, cognitief functioneren, neuropsychologische gezondheid (zie ook Sally en Anne), motorische vaardigheden, zelfredzaamheid, en psychisch en sociaal-emotioneel functioneren.

Hoewel diagnostische instrumenten zoals gedragsvragenlijsten en observatieschalen de betrouwbaarheid verhogen, blijft de juiste diagnose sterk afhankelijk van de klinische ervaring en de intuïtie van de diagnosticus in het herkennen van een bepaald gedragspatroon. Met andere woorden, er is nog steeds een aanzienlijk subjectief element in de diagnostiek.

Daarnaast wordt de ontwikkelingsgeschiedenis van de persoon in kaart gebracht in een gesprek met hem en zijn nabije omgeving (partner, ouders, vertrouwenspersoon). Door observatie in de vertrouwde omgeving en/of in een ander milieu en een psychiatrisch onderzoek kan de diagnose gesteld worden. Andere mogelijke onderzoeken zijn een neurologisch onderzoek, een psychologisch onderzoek van de cognitieve mogelijkheden, en het opmaken van een psychologisch educatief profiel (PEP). Het is belangrijk naar de volledige triade van stoornissen te kijken, en zich niet te beperken tot een deel ervan, zoals de communicatie of stereotiep gedrag.

Diagnose op basis van biologische kenmerken

Aan sommige universiteiten meent men autisme te kunnen vaststellen op basis van urinetesten naar de stof IAG. Dit stofwisselingsonderzoek is nog in een onderzoeksfase.

Gevolgen

Door de moeilijkheden om langdurige en intensieve contacten op te bouwen, kan autisme leiden tot een vereenzaamd leven zonder (veel) sociale contacten. Een minderheid van de volwassen autisten is in staat een relatie op te bouwen. Slechts een klein deel van hen heeft kinderen (vaak ook met autisme). Toch bestaan er volledig autistische gezinnen die door deze homogeniteit harmonieus functioneren. Zowel op school als in de werksituatie leidt autisme tot integratiemoeilijkheden en drammerig gedrag, mogelijk met depressieve buien.

Autistische personen hebben meestal hulp nodig op het gebied van; communicatie, omgang met gevoelens en kritiek, maar ook met geld en huishouden. Verder heeft het autisme van een persoon vaak ook effect op zijn omgeving (ouders, broers & zussen, partners, professionelen). Duidelijkheid over de diagnose, informatie- en ervaringsuitwisseling en het inzetten van hulpverleners helpen de omgeving in de omgang met mensen met autisme. Dit gebeurt onder meer via thuisbegeleiding.

Erkenning

Mensen met autisme en hun omgeving hebben in de loop der tijd hard geijverd voor de erkenning van autisme als een ernstige handicap die recht geeft op professionele hulp. Om ondersteuning te krijgen moet hun autisme eerst erkend worden door een team van deskundigen aangesteld door de overheid.

  • Vier op de vijf mensen met autisme krijgen een vorm van ondersteuning bij wonen en tewerkstelling of zij leven in een instelling. Ze hebben naast hun autisme soms nog een andere handicap, zie hiervoor co-morbiditeit.
  • Een op de vier mensen met autisme echter moet elke vorm van ondersteuning ontberen omdat zij geen diagnose hebben en dus ook geen officiële handicap.
    • Mensen met een lichtere vorm van autisme kunnen (afhankelijk van het karakter, de intelligentie en omgevingsfactoren zoals de opvoeding), hun autisme vaak voldoende camoufleren of compenseren om zelfstandig te leven. Het valt dan niet op en er wordt geen actie ondernomen.
    • Bij veel normaal begaafde personen met autisme wordt de diagnose pas op latere leeftijd gesteld, tijdens of zelfs na de adolescentie. De tekorten vallen pas op in intieme relaties, waar spontaneïteit, inlevingsvermogen, emotionele ondersteuning en wederkerigheid vereist zijn.

Ondersteuning bij onderwijs

De keuze tussen gewoon en buitengewoon onderwijs (doorgaans voor personen met een verstandelijke en motorische handicap) hangt af van de verstandelijke vermogens van het kind, maar ook van de inspanningen van ouders én de school; (directie, leerkrachten, andere leerlingen, psychopedagogisch consulent).

  • Inclusief onderwijs betekent hoofdzakelijk dat er afgestapt wordt van buitengewoon onderwijs; dat kinderen en jongeren met autisme die thuishoren in een speciale school nu naar het gewoon onderwijs gaan.
  • Geïntegreerd onderwijs is een systeem waarbij leerkrachten uit het buitengewoon onderwijs ondersteuning geven aan leerkrachten en/of kinderen in het gewoon onderwijs. Dit lijkt beter te werken dan het inclusieve onderwijs. In het secundair en hoger onderwijs echter zijn in dit systeem de (leer- en gedrags)problemen door hun complexiteit moeilijk op te vangen.

Ondersteuning bij werk

Nauwelijks 6% van alle mensen met autisme hebben een voltijdse betaalde job, bij autisten met een normale begaafdheid is dat amper het dubbele. De redenen hiervoor zijn:

  • Het cliché-beeld over autisme bij werkgevers die de voordelen vaak niet (er)kennen
  • De moeilijkheden van mensen met autisme om banen te vinden, maar vooral om ze te behouden
  • Gebrek aan zelfwaardering van de autist zelf
  • De onzichtbaarheid van de handicap
  • Een autisme-onvriendelijke werkplek
  • Gebrek aan ondersteuning vanuit arbeidstrajectbegeleiding en beroepsopleiding

Doorgaans begint ondersteuning met erkenning van de mogelijkheden en een vroegtijdige diagnose. Voor de meeste mensen met autisme helpt een autismevriendelijke - concrete en rustige - omgeving.

Behandeling

Doorgaans is enige vorm van behandeling of ondersteuning raadzaam. Deze behandelingen zijn niet gericht op de genezing van autisme, maar op ondersteuning in het omgaan met autisme.

Psychologische en gedragstherapeutische behandelingen

Deze behandelingen richten zich op:

  1. verbetering van de communicatieve vaardigheden[5]
  2. inperken van stereotiepe gedragingen.[6]
  3. stimuleren en optimaliseren van sociale interactie[7]
  4. Leveren van opvoedingsondersteuning.

Er bestaan algemene benaderingen die uitgaan van leertheoretische principes[8] en specifieke benaderingen.[9]

Medicatie

Er bestaat geen medicijn tegen autisme. Maar soms kan ondersteuning nodig zijn door middel van medicatie, zoals antipsychotica[10] en antidepressiva b.v. fluvoxamine (Fevarin), of fluoxetine (Prozac).

Lotgenotencontact

Naast het volgen van een therapie kan een autistisch persoon zich aansluiten bij een zelfhulpgroep.

Hiervoor zijn diverse instanties zoals:

Alternatieve behandelingen

Deze kunnen gericht zijn op beïnvloeding van gedrag, hersenactiviteit of gericht op het kind zelf.

Maatschappij en autisme

Sommige mensen streven integratie van autisten in de maatschappij na (o.a. Reuven Feuerstein). Zij willen een volledige behandeling van autisme. Zij vinden dat mensen met autisme hun omgeving moeten ontlasten en alleen door ondersteuning op maat (onder andere therapie) gelukkig en zelfstandig kunnen leven.

Anderen vinden dat mensen met autisme gerespecteerd moeten worden in hun eigenheid. Autisme is niet alleen het in zichzelf gekeerd zijn en een vertraagde ontwikkeling, maar in essentie een andere ontwikkeling. Autistische personen kunnen zich weliswaar totaal anders gedragen aan de buitenkant, maar hebben eenzelfde manier van informatie verwerken aan de binnenkant. De stoornis kan alleen in een onaangepaste omgeving leiden tot een handicap. Autisten - vooral hoger functionerende zoals Asperger - hoeven niet behandeld te worden, tenzij zij dat zelf willen. De maatschappij moet veranderen en opname (inclusie) van autisme mogelijk maken. Toch blijft autisme levenslang en is 'genezing', indien al wenselijk, uitgesloten.

Comorbiditeit

Vaak komen naast autisme andere problemen voor. De percentages hieronder hebben betrekking op de personen die in het begin van de 21e eeuw een diagnose autisme(spectrumstoornis) hebben (gekregen). Naarmate meer mensen met een normale of hogere begaafdheid deze diagnose krijgen, zullen deze veranderen.

Verder zijn er vaak ongewone reacties op zintuiglijke prikkels (hypersensiviteit of hyposensitiviteit), afwijkende motoriek, extreme en schijnbaar onlogische angsten. Soms is er een opvallende vaardigheid op een bepaald vlak; tekenen, musiceren [11], hoofdrekenen of vroegtijdig kunnen lezen of er is een enorm geheugen voor feiten. Men spreekt wel van idiot savant. Personen met een echte savant skill vormen een kleine minderheid.

Misverstanden

De maatschappij verbindt de term ‘autisme’ nog steeds aan de kenmerken van klassiek autisme bij personen met een verstandelijke handicap: opvallende beperkingen in het sociale contact, weinig of geen gesproken taal, duidelijk stereotiepe (motorische) handelingen en een opvallende weerstand tegen veranderingen. Anderzijds heerst ook vaak het misverstand dat autistische kinderen onhandelbaar en agressief zouden zijn. Autistische personen zijn evenmin altijd 'savant' zoals Rain man.

Onderzoek

Uit onderzoek blijkt dat de eerste uitingen van autisme zijn te herkennen aan de manier waarop baby's spelen. Bij dit onderzoek kregen 12 maanden oude baby's diverse objecten aangeboden om mee te spelen. De baby's waarbij later autisme werd vastgesteld bleken anders te hebben gespeeld met de objecten dan de baby's zonder autisme:

  • Ze lieten de voorwerpen vaker rondtollen of schommelen
  • Ze staarden er vanuit hun ooghoeken naar
  • Of ze staarden er meer dan 10 seconden naar.

Met name de twee laatste kenmerken worden sterk in verband gebracht met autisme. Volgens de onderzoekers zou dat kunnen komen doordat autisten niet goed informatie kunnen filteren. Daardoor zou hun brein overspoeld raken door grote hoeveelheden details. Uit de ooghoeken kijken is een manier om minder details binnen te krijgen.[12]

Zie ook

Link

Bronvermelding

Bronnen, noten en/of referenties:

  1. º Deze cijfers worden soms betwijfeld vanuit het vermoeden dat er nog een groot aantal mensen met hoogfunctionerend autisme zou zijn die (nog) geen diagnose hebben gehad. Het zou gaan om een groep mensen van middelbare en hogere leeftijd. Sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw, met de opkomst van de autismespectrumtheorie, is de psychologische diagnosticering rond autisme immers sterk verruimd. Voor die tijd hadden uitsluitend mensen met een autistische stoornis recht op het label 'autisme'. Met de groeiende bekendheid van het werk van Hans Asperger is ook de definitie van autisme verruimd. Mensen die voorheen andere diagnoses kregen, of die geen erkenning kregen voor hun last, kunnen nu aanspraak maken op een diagnose, erkenning en ondersteuning.
  2. º Mirella Dapretto, Understanding emotions in others: mirror neuron dysfunction in children with autism spectrum disorders, Nature Neuroscience, Vol. 9, No. 1, pp. 28-30, 2006-01
  3. º In Vlaanderen zijn diagnosecentra onder andere: een revalidatiecentrum, Centrum voor Ontwikkelingsstoornissen, Psychiatrisch Centrum, Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg, Psychiatrische Afdeling van een Algemeen Ziekenhuis (PAAZ) of een Centrum voor Gespecialiseerde Voorlichting bij Beroepskeuze. Diensten als een consultatiebureau Kind en Gezin en een Centrum voor leerlingenbegeleiding zijn goed in staat om een (vermoeden van) autisme te signaleren en door te verwijzen naar een gespecialiseerd diagnosecentrum.
  4. º In Nederland kan men terecht bij de GGD, het RIAGG of bij een autismecentrum in de regio (zoals het Dr. Leo Kannerhuis of C.A.J. de Steiger)
  5. º Voorbeelden van therapieën met als doel het opstandig gedrag functioneel te maken en mensen aanzetten tot communicatie;
    • Facilitated communication
    • PECS
    • Visueel tijdschema
    • VOCA
  6. º Voorbeelden van therapieën met als doel in te spelen op de typerende beperkte belangstellingswereld, rigiditeit in routines en rituelen en stereotiepe gedragingen:
  7. º Voorbeelden van therapieën met als doel de sociale ontwikkeling te begeleiden en te stimuleren:
  8. º Voorbeelden van algemene benaderingen zijn:
    • Comprehensieve interventieprogramma's:
      • Denver model
      • Pivotal response training (PRT) - natural language paradigm TEACCH
      • Walden early childhood program
      • Floortime
      • Learning experiences, an alternative program for preschoolers and parents (LEAP)
      • University of California at Los Angeles (UCLA) Young Autism Project (YAP)
  9. º Voorbeelden van specifieke benaderingen zijn:
  10. º b.v. haloperidol en risperidon
  11. º Interessant is dat de rechterhersenhelft, waarmee muziek, wiskunde, creativiteit enz. wordt verwerkt en gevormd, bij autisten meer ontwikkeld is dan gemiddeld. De linker hemisfeer - voor taal - is echter minder ontwikkeld. Muziek is dan ook vaak te gebruiken als communicatiemiddel (muziektherapie).
  12. º PMID: 18805942, Autism, Oktober 2008
rel=nofollow
rel=nofollow
rel=nofollow