Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Claude Debussy
Claude Achille Debussy (Saint-Germain-en-Laye (Yvelines), 22 augustus 1862 – Parijs, 25 maart 1918) was een Frans componist die vernieuwing bracht binnen de klassieke Franse muziek en daarbuiten.
„Bach is Onze Lieve Heer der muziek, tot wie elke componist zou moeten bidden alvorens aan het werk te gaan.”
Claude Debussy
Biografie
Hoewel Claude van eenvoudige komaf was en er binnen het gezin Debussy weinig aan muziek werd gedaan, werd zijn talent al vroeg ontdekt. Dankzij bemiddeling van de schoonmoeder van de dichter Paul Verlaine, madame Mauté, mocht hij in 1873 naar het conservatorium van Parijs, waar hij pianoles kreeg van Marmontel en harmonie van Emile Durand. Ook volgde hij korte tijd lessen bij César Franck.
In 1879 vroeg de weldoenster van Tsjaikovski, mevrouw Nadjezjda von Meck, aan Marmontel of hij een geschikte jonge pianist wist voor haar huistrio. Hij maakte haar attent op Debussy. Zijn spel viel zodanig in de smaak dat hij in 1882 met de familie von Meck naar Rusland ging.
Na terugkeer volgde hij compositie bij Ernest Guiraud, die hem adviseerde eenvoudiger te schrijven, wilde hij in aanmerking komen voor de Prix de Rome.
In 1884 lukte hem dit met zijn cantate L’enfant prodigue. Hoewel de componist Charles Gounod, die hem als genie beschouwde, voor hem in de bres moest springen, anders had hij de prijs niet gekregen. De toekenning van de prijs stelde Debussy in staat twee jaar in Rome te studeren. Dit overigens niet naar eigen genoegen, want het verblijf aldaar werd door hem als een kwelling ervaren. Hij zei niet tegen het klimaat te kunnen, zich niet te interesseren voor de antieke kunst en zich regelrecht te ergeren aan de feesten die hij moest bijwonen. Nog voor de twee jaren voorbij waren was Debussy al vertrokken.
Gedurende een bezoek aan Bayreuth (1888, 1889) kwam Debussy in contact met de muziek van Richard Wagner, welke een dwingende greep op zijn werk leek te krijgen.
Tijdens de Wereldtentoonstelling van Parijs in 1889 raakte hij echter onder de bekoring van Spaanse en vooral ook Javaanse muziek, met name van de klanken van de gamelan. Hierdoor lukte het hem onder de invloed van Wagner uit te komen en een hoogst oorspronkelijke, eigen klanktaal te ontwikkelen.
In 1901 werd Debussy muziekrecensent voor de Revue Blanche. Later schreef hij ook voor andere bladen. Een bloemlezing hiervan werd na zijn dood gebundeld onder de titel Monsieur Croche Antidilettante.
Vanaf 1909 wist Debussy dat hij aan kanker leed. Daarnaast was het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog een grote domper waardoor hij het maandenlang niet kon opbrengen te componeren. Toch wist hij zich hiervan te herstellen. In deze tijd schreef hij nog werken als de Douze Etudes en de Six sonates pour divers instruments, waarvan hij er overigens slechts drie kon voltooien. Debussy stierf tijdens het laatste Duitse offensief toen Parijs met langeafstandsgeschut en vanuit luchtschepen werd gebombardeerd. Omstandigheden noopten tot een informele begrafenis op het kerkhof van Passy.
Debussy heeft de muziek in heel nieuwe banen geleid. Met zijn aparte klankcombinaties en harmonieën schreef hij tal van originele werken, waaronder:
- Prélude à l’après-midi d’un faune (1894)
- Pelléas et Mélisande (1902)
- La Mer (1905)
- Ibéria (1908)
- Jeux (1913)
Stijl
Merk op dat de muziek van Debussy vaak beschreven wordt als ’impressionisme’, hoewel dit door sommigen (zo ook de toondichter) werd betwist. De term had de negatieve klank van vaagheid en gebrek aan structuur. In een brief uit 1908, schreef de componist: „Ik probeer ’iets anders’ te doen – een soort realiteiten – wat door imbecielen ’impressionisme’ wordt genoemd.” Elders merkte Debussy eens op: „Muziek is gemaakt van kleuren en afgepaste ritmes”.
Enkele kenmerken zijn:
- Veelvuldig gebruik van pedaalnoten;
- Passages en figuraties die afleiden van het ontbreken van tonaliteit;
- Veelvuldig gebruik van parallele akkoorden;
- Bitonaliteit;
- Gebruik van de hele-toonstoonladder of de chromatische in plaats van de diatonische toonladder (ook Debussy-toonladder genoemd);
- Schijnbaar abrupte modulaties, zonder enige aanduidbare harmonische connectie.
- Timbre: grote klankverscheidenheid door het gebruik van de hele tessituur, door een grote verscheidenheid aan speelwijzen te vermengen en af te wisselen, door een genuanceerd en zeer intens pedaalgebruik.
- Invloeden van exotische culturen en schilderingen van legendes, zoals in Pagodes , Ondine en de Prélude à l’après-midi d’un faune
Oeuvrelijst
Piano
(met Clair de Lune)
- Rêverie (1890)
- Pour Le Piano (1899)
- Estampes (1903)
- L'Isle Joyeuse (1904)
- Images, 1 en 2 (1905, 1907)
- Le petit Nègre (1908)
- Children's Corner Suite (1909)
- Préludes livre I (boek I) (1909-1910)
- Danseuses de Delphes (Danseressen van Delphi)
- Voiles (Sluiers, of: Zeilen (van een schip)
- Le vent dans la plaine (De wind in de vlakte)
- Les sons et les parfums tournent dans l'air du soir (De geluiden en de geuren draaien in de avondlucht)
- Les collines d’Anacapri (De heuvels van Anacapri)
- Des pas sur la neige (Voetstappen in de sneeuw)
- Ce qu’a vu le vent d’ouest (Wat de westenwind gezien heeft)
- La fille aux cheveux de lin (Het meisje met vlasblond haar)
- La sérénade interrompue (De onderbroken serenade)
- La cathédrale engloutie (De gezonken kathedraal)
- La danse de Puck (de dans van Puck)
- Minstrels (Minstrelen)
- Brouillards (Nevels)
- Feuilles mortes (Dode bladeren)
- La Puerta del vino (De wijnpoort, naar aanleiding van een bezoek aan het Alhambra)
- Les fées sont d’exquises danseuses (De feeën zijn verfijnde danseressen)
- Bruyères (Heidestruiken)
- Général Lavine. Excentric (Generaal Lavine. Zonderling)
- Ondine
- La terrace des audiences du clair de lune (Terras met toehoorders in maanlicht)
- Hommage à Samuel Pickwick Esq.P.P.M.P.C. (Eerbetoon aan...)
- Canope
- Les tierces alternées (alternerende tertsen)
- Feux d'artifice (Vuurwerk, geïnspireerd op de Wereldtentoonstelling in Parijs in 1889, bevat aan het eind een citaat uit de Marseillaise)
- Berceuse héroique (1914), later bewerkt voor orkest
Alle 24 préludes zijn door de Engelse componist Colin Matthews en de Belg Luc Brewaeys voor groot symfonieorkest getoonzet en enkele dirigenten en arrangeurs hebben één of meerdere préludes bewerkt (Leopold Stokowski arrangeerde bijvoorbeeld La cathédrale engloutie voor symfonieorkest).
- Douze Etudes, boek 1 en 2 (1915)
Twee piano’s of quatre mains
- Petite suite voor twee piano's (1889), later door Henri Büsser voor orkest bewerkt)
- Six épigraphes antiques voor piano quatre mains (1914, uit de muziek voor Chansons de Bilitis)
- En blanc et noir voor twee piano’s (1915)
Opera
- Rodrigue et Chimène (1890-1892) onvoltooide opera in drie akten op tekst van Catulle Mendès
- Pelléas et Mélisande (opera) (1893-1902)
- La chute de la maison d'Usher (1908-1916), onvoltooid. Gebaseerd op een verhaal van Edgar Allan Poe. In 1973 naar aantekeningen voltooid door juan Allende Blim. In arrangement, zonder bronvermelding, te vinden als Fall of the House of Usher op het album Tales of Mystery and Imagination van The Alan Parsons Project
Cantates
- L’enfant prodigue voor sopraan, bariton, tenor en orkest (1884)
- La demoiselle élue voor two solisten, dameskoor, en orkest (1887-1888, tekst van Dante Gabriel Rossetti)
- Ode à la France voor sopraan, gemengd koor en orkest (1916-1917, voltooid door Marius Francois Gaillard)
Werken voor orkest
- Le printemps voor vierstemmig koor en orkest (1884)
- Prélude à l'après-midi d'un faune, (voorspel voor een gedicht op muziek van Mallarmé), voor orkest (1894)
- Nocturnes voor orkest en koor (1899)
- Dances Sacrée et Profane voor harp en orkest (1903)
- Muziek voor Le roi Lear, twee stukken voor orkest (1904)
- La Mer, esquisses symphoniques (Symfonische Schetsen) voor orkest (1905)
- Ibéria (1908)
- Images pour orchestre (1905-1911)
- Le martyre de St. Sébastien, fragments symphoniques pour orchestre (van de muziek voor het spel van Gabriele D'Annunzio, 1911)
- Khamma, ballet (1911-1912, georkestreerd door Charles Koechlin)
- Jeux, ballet (1913)
- La boîte à joujoux, ballet (1913, georkestreerd door André Caplet)
- Berceuse héroique voor orkest (1915)
Muziek voor solo instrumenten en orkest
- Fantaisie voor piano en orkest (1889-1890)
- Première Rhapsody voor klarinet en orkest (of piano) (1909-1910)
- Petite pièce voor klarinet en orkest (of piano) (1910)
- Rapsodie voor altsaxofoon en orkest (of piano) (1901-1911) Zie Elisa Hall voor de ontstaansgeschiedenis.
Kamermuziek
- Strijkkwartet in g mineur (1893)
- Muziek voor Chansons de Bilitis voor twee fluiten, twee harpen en celesta (1901, tekst van Pierre Louys)
- Syrinx voor fluit (1913)
- Sonate voor cello en piano (1915)
- Sonate voor fluit, altviool en harp (1915)
- Sonate voor viool en piano (1917)