Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Geschiedenis van Jehovah’s Getuigen: verschil tussen versies
(aanvullen data, herformuleren) |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 6: | Regel 6: | ||
In 1870 begon [[Charles Taze Russell]] (1852–1916) in [[Pittsburgh]] (VS) geregeld met enkele van zijn kennissen, waaronder [[William Henry Conley]], de Bijbel te bestuderen. Russell bestudeerde bijbelcommentaren van diverse richtingen (baptistisch, congregationalistisch, ...). Invloeden kwamen ook uit groeperingen die waren afgesplitst van de adventistische beweging rond [[William Miller (predikant)|William Miller]].<ref>''Jehovah’s Getuigen – Verkondigers van Gods Koninkrijk'', Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap, New York, 1993. blz. 40, 60, 62</ref> Hiertoe behoort het aspect van het berekenen van jaartallen, dat vooral in het begin van de groepering kenmerkend was en nog altijd een rol speelt in de leer van de beweging. Russell kwam hiermee in aanraking via [[Nelson H. Barbour]]. Onder deze jaartallen speelden 1874 en 1914 een rol; 1914 heeft nog altijd een belangrijke functie in het leerstellige raamwerk van Jehovah’s Getuigen, hoewel zij de betekenis van het jaar hebben gewijzigd. | In 1870 begon [[Charles Taze Russell]] (1852–1916) in [[Pittsburgh]] (VS) geregeld met enkele van zijn kennissen, waaronder [[William Henry Conley]], de Bijbel te bestuderen. Russell bestudeerde bijbelcommentaren van diverse richtingen (baptistisch, congregationalistisch, ...). Invloeden kwamen ook uit groeperingen die waren afgesplitst van de adventistische beweging rond [[William Miller (predikant)|William Miller]].<ref>''Jehovah’s Getuigen – Verkondigers van Gods Koninkrijk'', Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap, New York, 1993. blz. 40, 60, 62</ref> Hiertoe behoort het aspect van het berekenen van jaartallen, dat vooral in het begin van de groepering kenmerkend was en nog altijd een rol speelt in de leer van de beweging. Russell kwam hiermee in aanraking via [[Nelson H. Barbour]]. Onder deze jaartallen speelden 1874 en 1914 een rol; 1914 heeft nog altijd een belangrijke functie in het leerstellige raamwerk van Jehovah’s Getuigen, hoewel zij de betekenis van het jaar hebben gewijzigd. | ||
In [[1879]] werd een aanvang gemaakt met de uitgave van het blad dat nu bekend staat als ''[[De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah's Koninkrijk|De Wachttoren]]''. Geleidelijk ontstonden er ook op andere plaatsen „''ecclesia’s''”<ref>Van het Griekse woord voor gemeente. Ook „kerken” of „klassen” genoemd, zie ''Jehovah’s Getuigen – Verkondigers van Gods Koninkrijk'', Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap, New York, 1993. p. 206 (voetnoot)</ref>: [[Bijbelstudie]]groepen die zich op Russells ideeën baseerden, die met elkaar in contact stonden via het tijdschrift. Leden van deze groepjes kwamen bekend te staan als „[[Bijbelonderzoekers]]”. Een andere belangrijke bron voor studie was de serie „[[Schriftstudiën]]” die Russell schreef. | In [[1879]] werd een aanvang gemaakt met de uitgave van het blad dat nu bekend staat als ''[[De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah's Koninkrijk|De Wachttoren]]''. Geleidelijk ontstonden er ook op andere plaatsen „''ecclesia’s''”<ref group=noot>Van het Griekse woord voor gemeente. Ook „kerken” of „klassen” genoemd, zie ''Jehovah’s Getuigen – Verkondigers van Gods Koninkrijk'', Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap, New York, 1993. p. 206 (voetnoot)</ref>: [[Bijbelstudie]]groepen die zich op Russells ideeën baseerden, die met elkaar in contact stonden via het tijdschrift. Leden van deze groepjes kwamen bekend te staan als „[[Bijbelonderzoekers]]”. Een andere belangrijke bron voor studie was de serie „[[Schriftstudiën]]” die Russell schreef. | ||
In [[1881]] werd ''Zions Watch Tower Tract Society'' opgericht als een wettelijke religieuze corporatie zonder winstoogmerk (nu de ''Watch Tower Bible and Tract Society'', in het Nederlands ''[[Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap]]''). Dit genootschap verzorgt nog altijd de organisatie van de activiteiten van Jehovah’s Getuigen en de uitgave van alle bijbelse lectuur. | In [[1881]] werd ''Zions Watch Tower Tract Society'' opgericht als een wettelijke religieuze corporatie zonder winstoogmerk (nu de ''Watch Tower Bible and Tract Society'', in het Nederlands ''[[Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap]]''). Dit genootschap verzorgt nog altijd de organisatie van de activiteiten van Jehovah’s Getuigen en de uitgave van alle bijbelse lectuur. | ||
Regel 65: | Regel 65: | ||
Op 29 juni 1933 werd de vereniging van de ''Internationale Bijbelonderzoekers'' (''Bibelforscher'') in heel [[Duitsland]] verboden.<ref>''1975 Jaarboek van Jehovah’s Getuigen'', Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap, New York, 1975, blz. 112</ref> De Nazi’s dachten dat de ''Bibelforscher'', zoals Jehovah’s Getuigen destijds in Duitsland werden genoemd, een [[Zionisme|Zionistische]] organisatie was; Russell was immers in theologisch opzicht ’zionistisch’ en ''De Wachttoren'' heette lange tijd bijvoorbeeld ''Zion’s Watch Tower''.<ref>{{Aut|M. J. Penton}}, ''Jehovah’s Witnesses and the Third Reich'', University of Toronto Press, Toronto, 2004. blz. 143, 144</ref> Ondanks een poging de door Rutherford opgestelde ''[[Declaration of Facts|Verklaring van feiten]]'' die door sommigen als pro-Nazi werd ervaren, werden de ''Bijbelvorsers'' hevig vervolgd, onder andere omdat ze weigerden de [[Hitlergroet]] te brengen en militaire dienst op zich te nemen. [[August Dickmann]] (1910–1939) was de eerste dienstweigeraar die door de nationaalsocialisten in de Tweede Wereldoorlog werd geëxecuteerd, voor de ogen van zijn geloofsgenoten. | Op 29 juni 1933 werd de vereniging van de ''Internationale Bijbelonderzoekers'' (''Bibelforscher'') in heel [[Duitsland]] verboden.<ref>''1975 Jaarboek van Jehovah’s Getuigen'', Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap, New York, 1975, blz. 112</ref> De Nazi’s dachten dat de ''Bibelforscher'', zoals Jehovah’s Getuigen destijds in Duitsland werden genoemd, een [[Zionisme|Zionistische]] organisatie was; Russell was immers in theologisch opzicht ’zionistisch’ en ''De Wachttoren'' heette lange tijd bijvoorbeeld ''Zion’s Watch Tower''.<ref>{{Aut|M. J. Penton}}, ''Jehovah’s Witnesses and the Third Reich'', University of Toronto Press, Toronto, 2004. blz. 143, 144</ref> Ondanks een poging de door Rutherford opgestelde ''[[Declaration of Facts|Verklaring van feiten]]'' die door sommigen als pro-Nazi werd ervaren, werden de ''Bijbelvorsers'' hevig vervolgd, onder andere omdat ze weigerden de [[Hitlergroet]] te brengen en militaire dienst op zich te nemen. [[August Dickmann]] (1910–1939) was de eerste dienstweigeraar die door de nationaalsocialisten in de Tweede Wereldoorlog werd geëxecuteerd, voor de ogen van zijn geloofsgenoten. | ||
Ook in de Nederlandstalige versie van de publicaties van het Wachttorengenootschap verschenen artikelen tegen [[Adolf Hitler|Hitler]] en werden de de wreedheden in de [[Concentratiekampen in Nazi-Duitsland|concentratiekampen]] reeds vroeg aan de kaak gesteld, zeer tegen de zin van de Nederlandse oorlogsoverheid.<ref>„De autoriteiten waakten er angstvallig voor Hitler te kwetsen. De boodschap in het boek ''Vijanden'' en de brochure ''[[Fascisme]] of Vrijheid'', die toen verspreid werden, was heel scherp. Als gevolg daarvan werd er lectuur verbeurdverklaard en degenen die ze verspreid hadden, werden gevangengezet. Vaak luidde de aanklacht dat ze ’een „bevriend staatsman” hadden beledigd’. Dit sloeg dan op Hitler, voor wie velen in verantwoordelijke posities doodsbenauwd waren.” — ''Jaarboek van Jehovah's Getuigen 1986'', Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap, New York, blz. 131.</ref> | Ook in de Nederlandstalige versie van de publicaties van het Wachttorengenootschap verschenen artikelen tegen [[Adolf Hitler|Hitler]] en werden de de wreedheden in de [[Concentratiekampen in Nazi-Duitsland|concentratiekampen]] reeds vroeg aan de kaak gesteld, zeer tegen de zin van de Nederlandse oorlogsoverheid.<ref group=noot>„De autoriteiten waakten er angstvallig voor Hitler te kwetsen. De boodschap in het boek ''Vijanden'' en de brochure ''[[Fascisme]] of Vrijheid'', die toen verspreid werden, was heel scherp. Als gevolg daarvan werd er lectuur verbeurdverklaard en degenen die ze verspreid hadden, werden gevangengezet. Vaak luidde de aanklacht dat ze ’een „bevriend staatsman” hadden beledigd’. Dit sloeg dan op Hitler, voor wie velen in verantwoordelijke posities doodsbenauwd waren.” — ''Jaarboek van Jehovah's Getuigen 1986'', Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap, New York, blz. 131.</ref> | ||
Begin 1940 werd [[Arthur Winkler]] aangesteld als landsopziener. Toen hij in oktober 1941 gearresteerd werd, nam [[Willem Reijntjes]] zijn taak over.<ref> Hij ging in de oorlogsjaren onder | Begin 1940 werd [[Arthur Winkler]] aangesteld als landsopziener. Toen hij in oktober 1941 gearresteerd werd, nam [[Willem Reijntjes]] zijn taak over.<ref group=noot>Hij ging in de oorlogsjaren onder de schuilnaam „Leo van der Heijden”. Later kwam Reijntjes bekend te staan als „IJzeren Reijntjes” vanwege zijn toespraken die aan de stijl van [[Joseph Franklin Rutherford|Rutherford]] herinnerden; hij verliet de organisatie na een conflict met [[Nathan Homer Knorr|Knorr]].</ref><ref>{{Aut|Tineke Piersma}},: ''Getrouw aan hun geloof — De vervolging van de Nederlandse Jehovah’s Getuigen'', 2005, hoofdstuk 2.3 blz. 48</ref> Omdat het werk van Jehovah’s Getuigen in de [[Tweede Wereldoorlog]] verboden was, werd het Wachttorengenootschap ontmanteld. In totaal werden 426 personen gearresteerd en gevangengezet, inclusief deportatie naar [[concentratiekamp]]en; hiervan overleden er 117 als direct gevolg. Desondanks groeide de beweging zelfs tijdens de oorlog. In de zomer van 1940 waren er ongeveer 500 Jehovah’s Getuigen, in augustus 1945 waren dit er 3125. | ||
Tegen het einde van 1945 bezochten [[Nathan Homer Knorr|Knorr]] en [[Milton George Henschel|Henschel]] Nederland. Zij deden de aanzet de organisatie van het werk van Jehovah’s Getuigen weer op te pakken en zij startten met het houden van grote vergaderingen. In die periode werd het bijkantoor tweemaal verplaatst, maar uiteindelijk keerde het weer terug naar Amsterdam. Knorr onthief Winkler van zijn functie als landsdienaar met het oog op de zware fysieke belasting die dit op Winkler zou leggen; aangezien Winkler zwaar gemarteld was in de oorlog, zou dit mogelijk teveel van hem vergen. In zijn plaats werd Henri F. Zinser aangesteld.<ref>''Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1986'', Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap, New York, blz. 178</ref> Na nog een tijdelijke opziener<ref>''Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1986'', Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap, New York, blz. 178 vermeldde geen naam, maar alleen dat het de eerste Nederlandse afgestudeerde van de zendelingenschool Gilead was en dat de persoon in kwestie toen dit jaarboek werd geschreven geen Getuige van Jehovah meer was.</ref> werd in 1950 uiteindelijk [[Paul Kushnir]] als landsopziener aangesteld. Kushnir heeft deze functie 15 jaar bekleed totdat [[Robert Engelkamp]] deze functie van hem overnam en deze tot 1976 bleef behartigen. In 1976 werd de functie (wereldwijd) in zijn geheel opgeheven en vervangen door een ''Bijkantoorcomité'' van vier tot zes mannen met één coördinator. Sinds 1983 is het Nederlandse bijkantoor gevestigd in [[Emmen (Drenthe)|Emmen]]. | Tegen het einde van 1945 bezochten [[Nathan Homer Knorr|Knorr]] en [[Milton George Henschel|Henschel]] Nederland. Zij deden de aanzet de organisatie van het werk van Jehovah’s Getuigen weer op te pakken en zij startten met het houden van grote vergaderingen. In die periode werd het bijkantoor tweemaal verplaatst, maar uiteindelijk keerde het weer terug naar Amsterdam. Knorr onthief Winkler van zijn functie als landsdienaar met het oog op de zware fysieke belasting die dit op Winkler zou leggen; aangezien Winkler zwaar gemarteld was in de oorlog, zou dit mogelijk teveel van hem vergen. In zijn plaats werd Henri F. Zinser aangesteld.<ref>''Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1986'', Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap, New York, blz. 178</ref> Na nog een tijdelijke opziener<ref>''Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1986'', Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap, New York, blz. 178 vermeldde geen naam, maar alleen dat het de eerste Nederlandse afgestudeerde van de zendelingenschool Gilead was en dat de persoon in kwestie toen dit jaarboek werd geschreven geen Getuige van Jehovah meer was.</ref> werd in 1950 uiteindelijk [[Paul Kushnir]] als landsopziener aangesteld. Kushnir heeft deze functie 15 jaar bekleed totdat [[Robert Engelkamp]] deze functie van hem overnam en deze tot 1976 bleef behartigen. In 1976 werd de functie (wereldwijd) in zijn geheel opgeheven en vervangen door een ''Bijkantoorcomité'' van vier tot zes mannen met één coördinator. Sinds 1983 is het Nederlandse bijkantoor gevestigd in [[Emmen (Drenthe)|Emmen]]. | ||
Regel 134: | Regel 134: | ||
* Nederland: ''Jaarboek van Jehovah’s Getuigen, 1986'', blz. 110-185. | * Nederland: ''Jaarboek van Jehovah’s Getuigen, 1986'', blz. 110-185. | ||
* België: ''Jaarboek van Jehovah’s Getuigen, 1985'', blz. 66-157.<br>''[[Acta Comparanda]]'', Subsidia III, [[Faculteit voor Vergelijkende Godsdienstwetenschappen]], p. 113–130. | * België: ''Jaarboek van Jehovah’s Getuigen, 1985'', blz. 66-157.<br>''[[Acta Comparanda]]'', Subsidia III, [[Faculteit voor Vergelijkende Godsdienstwetenschappen]], p. 113–130. | ||
{{Commonscat|Jehovah's Witnesses}} | |||
;Noten | ;Noten | ||
<references group=noot/> | <references group=noot/> | ||
;Verwijzingen: | ;Verwijzingen: | ||
{{scroll box |content={{ | {{scroll box|content={{reflist}}}} | ||
}} | }} | ||
{{Navigatie Wachttorengenootschap}} | {{Navigatie Wachttorengenootschap}} |
Huidige versie van 18 mrt 2018 om 07:17
De geschiedenis van Jehovah's Getuigen is als volgt:
Ontstaan en wereldwijde ontwikkelingen
1870–1916
In 1870 begon Charles Taze Russell (1852–1916) in Pittsburgh (VS) geregeld met enkele van zijn kennissen, waaronder William Henry Conley, de Bijbel te bestuderen. Russell bestudeerde bijbelcommentaren van diverse richtingen (baptistisch, congregationalistisch, ...). Invloeden kwamen ook uit groeperingen die waren afgesplitst van de adventistische beweging rond William Miller.[1] Hiertoe behoort het aspect van het berekenen van jaartallen, dat vooral in het begin van de groepering kenmerkend was en nog altijd een rol speelt in de leer van de beweging. Russell kwam hiermee in aanraking via Nelson H. Barbour. Onder deze jaartallen speelden 1874 en 1914 een rol; 1914 heeft nog altijd een belangrijke functie in het leerstellige raamwerk van Jehovah’s Getuigen, hoewel zij de betekenis van het jaar hebben gewijzigd.
In 1879 werd een aanvang gemaakt met de uitgave van het blad dat nu bekend staat als De Wachttoren. Geleidelijk ontstonden er ook op andere plaatsen „ecclesia’s”[noot 1]: Bijbelstudiegroepen die zich op Russells ideeën baseerden, die met elkaar in contact stonden via het tijdschrift. Leden van deze groepjes kwamen bekend te staan als „Bijbelonderzoekers”. Een andere belangrijke bron voor studie was de serie „Schriftstudiën” die Russell schreef.
In 1881 werd Zions Watch Tower Tract Society opgericht als een wettelijke religieuze corporatie zonder winstoogmerk (nu de Watch Tower Bible and Tract Society, in het Nederlands Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap). Dit genootschap verzorgt nog altijd de organisatie van de activiteiten van Jehovah’s Getuigen en de uitgave van alle bijbelse lectuur.
In 1912 werd met de productie van het Fotodrama der Schepping begonnen. Het was vrij uniek voor die tijd dat bij de voorstelling bewegende beelden, dia’s, muziek en de stem van Russell synchroon aan het publiek werden vertoond. De première vond plaats in januari 1914. De film werd naar schatting door negen miljoen mensen gezien.
1916–1942
Toen de vervulling van een aantal verwachtingen rond 1914 uitbleef, en Russell bovendien op 31 oktober 1916 overleed, was de onzekerheid groot. Op 6 januari 1917 werd Joseph F. Rutherford (1869–1942) tot president van het Wachttorengenootschap verkozen. Zijn stijl verschilde aanzienlijk van die van Russell. Russell was een zachtmoedige, vriendelijke man die geloofde in het vergaderen van gelovigen met een mate van zelf-zeggenschap. Rutherford was een dominante, barse leider die absolute gehoorzaamheid eiste.[2]
De situatie culmineerde toen in juli 1917 het boek The Finished Mystery werd vrijgegeven. Een aantal bestuursleden van het Genootschap meende dat deze methode van werken in strijd was met Russell’s testament. Het boek zou ook inhoudelijk veel controverse teweegbrengen: sommige „Bijbelonderzoekers” vonden het in strijd met de leerstellingen die ze hadden geërfd van Russell.
Dit leidde tot een ernstige scheuring. De afgesplitste groeperingen kwamen bekend te staan onder de verzamelnaam Vrije Bijbelonderzoekers.
Zie het artikel Scheuring van de Bijbelonderzoekers (1917) voor meer informatie. |
Rutherford compromitteerde zichzelf met gewaagde voorspellingen over 1925 met het thema: „Miljoenen thans levende mensen zullen nimmer sterven.” Toen deze verwachtingen niet uitkwamen decimeerde de aanhang.[3]
Tenslotte hernoemde Rutherford de groepering in 1931 van Internationale Bijbelonderzoekers Vereniging (in het Nederlands tot Jehovah’s Getuigen gebaseerd op Jesaja 43:10,12 (NW).
Onder zijn presidentschap ging de beweging zich scherper afzetten tegen wat gezien werd als valse leerstellingen van andere kerken; de deur-aan-deur prediking werd meer beklemtoond (het van-huis-tot-huis-werk), en er kwam een meer gecentraliseerde en hiërarchische in de plaats van democratische structuur in het bestuur van zowel plaatselijke gemeenten als het Wachttorengenootschap in zijn geheel. Rutherford leidde de beweging met vaste hand door de roerige jaren van 1916 tot 1942.
1942–1977
Toen Rutherford op 8 januari 1942 overleed, droeg hij zijn autoriteit over op zijn secretaris Nathan Homer Knorr (1905–1977). Knorr was een praktisch, zelfs zakelijk ingestelde man en zou aan het roer staan van een expansieve organisatie. Onder zijn leiding werd afscheid genomen van scherpe toon in de publicaties, die kenmerkend was voor de tijd van Rutherford. Knorr vormde het Wachttorengenootschap om tot een drukkerij van op de Bijbel gebaseerde publicaties met het doel, zoveel mogelijk mensen te bereiken met hun leerstellingen. Hij ondernam wereldreizen waarop hij de bijkantoren bezocht en toespraken hield op grote congressen van Jehovah’s Getuigen. Knorr besteedde zelf weinig tijd aan de theologische kant van de organisatie; dit liet hij over aan zijn vicepresident, de officieuze theoloog van Jehovah’s Getuigen: Frederick W. Franz.[4]
Terwijl Rutherford alle vormen van ’democratisch’ stemmen in de organisatie had afgeschaft, werd onder Knorr het afstemmen over beslissingen weer gebruikelijk (zowel binnen lichamen van ouderlingen[noot 2] als binnen het Besturend Lichaam[noot 3][bron?]. De rol van de president werd onder zijn bestuur gereduceerd van absoluut wetgevend inzake theologische kwesties tot de wettelijke bestuurder van de wettelijke corporatie(s) die gebruikt worden als ondersteuning van het „goede nieuws”.[5][6] Vanuit zijn visie op management werd onder zijn bestuur het bijhouden van registers, statistieken en rapportages ingevoerd. Zowel op individueel niveau (velddienstrapport) als lokaal (gemeentebericht), regionaal (kringbericht) tot zelfs landelijk niveau (landsbericht) worden activiteiten in verband met het prediken van Jehovah’s Getuigen of het aantal bezoekers op de vergaderingen in cijfers vastgelegd. Zijn zakelijke inslag bewees zijn nut in die tijd van expansie: toen Knorr in 1942 president van het Wachttorengenootschap werd, waren er wereldwijd meer dan 115.000 Getuigen van Jehovah. Toen hij in 1977 stierf was dit aantal uitgegroeid tot bijna 2,25 miljoen.
1977–1992
Na de dood van Knorr in 1977 werd Frederick William Franz (1893–1992) gekozen tot nieuwe president.[7] Franz was al jaren de officieuze theoloog van het Wachttorengenootschap.[8] Franz had één jaar Grieks gestudeerd tijdens zijn priesteropleiding voor hij een Bijbelonderzoeker werd, en had geen formele opleiding in Hebreeuws genoten, maar stond onder Getuigen bekend als een onovertroffen Bijbeldeskundige.[9]
De eerste uitdaging die Franz wachtte, was omgaan met de teleurstelling veroorzaakt door de verwachtingen rond de uitspraken over 1975. Dat jaar was het volgens de door Franz herwerkte Bijbelse chronologie van Jehovah’s Getuigen 6000 jaar sinds de schepping van de mens. Het stond niet rechtstreeks in het tijdschrift De Wachttoren dat Armageddon zou plaatsvinden, maar er werd hoopvol naar het jaar uitgekeken en sterke verwachtingen gewekt. In de jaren 1970 tot 1975 was er een ongekende toename onder Jehovah’s Getuigen van soms wel 10 tot 12% per jaar. Toen Armageddon niet in 1975 plaatsvond, liepen de cijfers zorgwekkend snel terug. Hoewel er in De Wachttoren van 15 juni 1980 een gedeeltelijk excuus gepubliceerd werd, was dat niet voor iedereen voldoende, maar de cijfers stabiliseerden. Sinds 1975 zijn er geen nieuwe jaartallen voor Armageddon meer gepubliceerd.
De periode Franz kent geen spectaculaire ontwikkelingen als in de beginperiode. Het is veeleer een periode waarin de organisatie enigszins tot rust kwam, wellicht te danken aan de leeftijd van haar president. Met zijn dood op 22 december 1992 kwam een einde aan de periode van charismatische presidenten.[10]
1992–2000
Na de dood van Franz in 1992 werd Milton George Henschel de vijfde president van het Wachttorengenootschap. In 1939 werd hij secretaris van Knorr en bleef dat toen deze president werd in 1942. Hij trouwde in 1956 met Lucille Bennett.
Henschel trad minder prominent op dan de eerdere presidenten. Te beginnen met de uitgave van De Wachttoren van 15 februari 1994 werd de eschatologie van Jehovah’s Getuigen grondig gereviseerd en werd afstand genomen van een aantal leerstellingen. Vervangende niet-militaire dienst voor dienstplichtigen werd niet langer gezien als een onaanvaardbaar compromis, maar als een persoonlijke gewetenskwestie.[11] In de plaats van de vroegere stijl van dikke boeken kwamen er boekjes die eenvoudiger te gebruiken waren bij het leiden van een bijbelstudie. Dit was in de eerste plaats een behoefte in de derde-wereld-landen, die voorheen nog niet zo zeer met de boodschap bereikt waren. Nadat in het theologisch zelfbegrip van het Wachttorengenootschap was duidelijk geworden dat de leidinggevende groep mannen, bekend als het „besturende lichaam”, niet per se de functionarissen van de gebruikte wettelijke corporatie zijn (het Wachttorengenootschap), legde Henschel in het jaar 2000 vrijwillig het presidentschap neer, om dit in de praktijk om te zetten.[12] Henschel stierf op 22 maart 2003 op 82-jarige leeftijd.
2000 tot heden
Don Alden Adams volgde Henschel op 7 oktober 2000 als president van de Watchtower, Bible and Tract Society of Pennsylvania en was daarmee de eerste president van het genootschap die niet tegelijk de bestuurder van de religieuze kerkorganisatie is. Hij werkte vanaf 1945 op het hoofdbureau in Brooklyn (NY) en maakte vele reizen als zoneopziener naar verschillende landen in alle continenten. Reeds in de jaren 1980 was Adams lid van het Bethelhuiscomité.[13] Sinds 1997 werd gebruik gemaakt van de website watchtower.org. Later nam de uitgebreidere website jw.org deze functies over en kreeg een steeds prominentere plaats: zo verschijnen nieuwe publicaties nu vaak eerst op de website. Audio en video’s verschijnen op de website, vaak zonder dat deze nog op cd of dvd worden uitgegeven. Na een proefproject kwamen meer mobiele lectuurstandjes in gebruik, waarop onder andere het logo van de website jw.org stond. In 2013 werd het logo van de website in het groot aangebracht op de muur van het hoofdbureau in Brooklyn, en in 2014 kwam het logo op de buitenmuur van de koninkrijkszalen en congreshallen.
Jehovah’s Getuigen in Nederland
Hoewel Russell Nederland in 1891 had bezocht tijdens een rondreis door Europa, duurde het nog twintig jaar voordat een eerste klein aantal lezers zijn geschriften regelmatig gezamenlijk besprak. Tijdens de Eerste Wereldoorlog waren er twee kleine groepjes Bijbelonderzoekers in Nederland: een groepje in Rotterdam en een in Amsterdam. In 1918 werden drie proefnummers van De Wachttoren in het Nederlands uitgegeven, maar bleek onvoldoende animo om over te gaan tot een uitgave op regelmatige basis.
In 1920 maakte Rutherford ook een rondreis door Europa en hij vroeg de in Mulhouse (Frankrijk) wonende Nederlander Adriaan Block naar zijn geboorteland terug te keren om leiding te geven aan de organisatie. Op 1 september 1922 werd het eerste bijkantoor van het Genootschap in Nederland geopend te Amsterdam. In 1923 bezocht Rutherford Nederland opnieuw en gaf zijn controversiële lezing „Miljoenen thans levende mensen zullen nimmer sterven” in de Diamantbeurs. De lezing werd tevens via de radio uitgezonden. De wereldwijde teleurstelling die ontstond toen de verwachtingen die door de voorspellingen rond 1925 waren gewekt niet werden ingelost, eiste ook in Nederland haar tol en de aanhang viel grotendeels uiteen, maar een loyale kern bleef bestaan.
In 1927 werd Arnold Werner aangesteld als landsopziener. Uit onvrede hierover verliet Adriaan Block samen met een groep Bijbelonderzoekers de organisatie. Vanaf dat jaar kwamen ook verschillende volletijds-evangelisten uit omringende landen de Nederlandse gelederen versterken. De groep groeide van circa zeventig aanwezigen, op een landelijk congres, in 1929 naar 165 aanwezigen in 1933 tijdens een bezoek van Rutherford.
Op 29 juni 1933 werd de vereniging van de Internationale Bijbelonderzoekers (Bibelforscher) in heel Duitsland verboden.[14] De Nazi’s dachten dat de Bibelforscher, zoals Jehovah’s Getuigen destijds in Duitsland werden genoemd, een Zionistische organisatie was; Russell was immers in theologisch opzicht ’zionistisch’ en De Wachttoren heette lange tijd bijvoorbeeld Zion’s Watch Tower.[15] Ondanks een poging de door Rutherford opgestelde Verklaring van feiten die door sommigen als pro-Nazi werd ervaren, werden de Bijbelvorsers hevig vervolgd, onder andere omdat ze weigerden de Hitlergroet te brengen en militaire dienst op zich te nemen. August Dickmann (1910–1939) was de eerste dienstweigeraar die door de nationaalsocialisten in de Tweede Wereldoorlog werd geëxecuteerd, voor de ogen van zijn geloofsgenoten.
Ook in de Nederlandstalige versie van de publicaties van het Wachttorengenootschap verschenen artikelen tegen Hitler en werden de de wreedheden in de concentratiekampen reeds vroeg aan de kaak gesteld, zeer tegen de zin van de Nederlandse oorlogsoverheid.[noot 4]
Begin 1940 werd Arthur Winkler aangesteld als landsopziener. Toen hij in oktober 1941 gearresteerd werd, nam Willem Reijntjes zijn taak over.[noot 5][16] Omdat het werk van Jehovah’s Getuigen in de Tweede Wereldoorlog verboden was, werd het Wachttorengenootschap ontmanteld. In totaal werden 426 personen gearresteerd en gevangengezet, inclusief deportatie naar concentratiekampen; hiervan overleden er 117 als direct gevolg. Desondanks groeide de beweging zelfs tijdens de oorlog. In de zomer van 1940 waren er ongeveer 500 Jehovah’s Getuigen, in augustus 1945 waren dit er 3125.
Tegen het einde van 1945 bezochten Knorr en Henschel Nederland. Zij deden de aanzet de organisatie van het werk van Jehovah’s Getuigen weer op te pakken en zij startten met het houden van grote vergaderingen. In die periode werd het bijkantoor tweemaal verplaatst, maar uiteindelijk keerde het weer terug naar Amsterdam. Knorr onthief Winkler van zijn functie als landsdienaar met het oog op de zware fysieke belasting die dit op Winkler zou leggen; aangezien Winkler zwaar gemarteld was in de oorlog, zou dit mogelijk teveel van hem vergen. In zijn plaats werd Henri F. Zinser aangesteld.[17] Na nog een tijdelijke opziener[18] werd in 1950 uiteindelijk Paul Kushnir als landsopziener aangesteld. Kushnir heeft deze functie 15 jaar bekleed totdat Robert Engelkamp deze functie van hem overnam en deze tot 1976 bleef behartigen. In 1976 werd de functie (wereldwijd) in zijn geheel opgeheven en vervangen door een Bijkantoorcomité van vier tot zes mannen met één coördinator. Sinds 1983 is het Nederlandse bijkantoor gevestigd in Emmen.
On 29 mei 1949 werd de Stichting Genootschap tot Verbreiding van het Evangelie opgericht. Op 6 februari volgde de registratie van het Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap, als kerkgenootschap. Op 22 april 1996 volgde de registratie van de Stichting Wereldwijde Educatieve Services. Op 24 augustus 2009 nam de Christelijke gemeente van Jehovah’s Getuigen de functie van kerkgenootschap over.[19]
In onderstaande tabel het verloop van het aantal Jehovah’s Getuigen[20]:
Jaar | Aantal Jehovah's Getuigen |
---|---|
1928 | 58 |
1938 | 234 |
1940 | 501 |
1945 | 2.532 |
1958 | 10.841 |
1969 | 16.784 |
1975 | 29.723 |
1980 | 26.345 |
1985 | 28.261 |
1990 | 30.207 |
1995 | 30.973 |
2000 | 28.621 |
2005 | 28.907 |
2010 | 30.350 |
Jehovah’s Getuigen in België
Charles Taze Russell bracht een bezoek aan België in 1891, zonder noemenswaardig effect. In 1901 zag Jean-Baptiste Tilmant Sr. uit Jumet-Gohissart, een kolenmijnstadje aan de rand van Charleroi, een advertentie in de krant staan van de serie Millennial Dawn. Hij bestelde de serie en begon vanaf 1902 geregeld Bijbelstudies te houden aan de hand van de geschriften van Russell. Als gevolg hiervan werd in 1902 in Jumet-Gohissart de eerste kleine gemeente van Bijbelonderzoekers opgericht.
Tilmant zocht schriftelijk contact met Adolphe Weber. Weber was een Zwitser met anabaptistische achtergrond, die in de Verenigde Staten als tuinman voor C. T. Russell had gewerkt en vervolgens terugkwam naar Zwitserland om de geloofsovertuigingen van de vroege bijbelonderzoekers in Zwitserland en andere landen bekend te maken. In respons op de aanvraag van Tilmant, bezocht Weber België op zijn zendingsreizen.
In 1903 verschenen in Frankrijk de eerste twee uitgaven van Zion’s Watch Tower in het Frans. Exemplaren daarvan werden ook in het Franssprekende deel van België verspreid, voornamelijk aan kerkgangers die degenen op zondag uit de kerk kwamen. Dit resulteerde in het oprichten van een gemeente in Denain in 1906. In 1912 waren er zeven gemeenten: Haine-Saint-Paul, Flémalle-Haute, Engis, Amay, Ampsin, Luik en Jumet-Gohissart. De groepering groeide ook in het meest noordelijke deel van Frankrijk sterk. Op 31 augustus 1913 bezochten 70 Belgische aanhangers een congres in Parijs om naar toespraken van Russell te luisteren. Hetzelfde jaar was Joseph F. Rutherford op bezoek in Jumet-Gohisart, waar voor het eerst in België een congres werd gehouden, met meer dan 1000 aanwezigen.
Nadat verwachtingen rond 1914 niet verwezenlijkt werden en C. T. Russell was overleden, ontstond een schisma binnen de beweging. Er begonnen pamfletten met persoonlijke opvattingen onder de kleine groepen te circuleren. Toen de Eerste Wereldoorlog op 11 november 1918 tot een einde kwam, waren er slechts vijf actieve Bijbelonderzoekers over. In 1920 was het aantal aanwezigen bij de Gedachtenisviering echter alweer gestegen tot 54.
Tot 1929 werd het opzicht over het werk van de getuigen gevoerd vanuit Zwitserland. In 1929 werd er een bijkantoor geopend in Brussel en werd de in België wonende Nederlander Van Eijck aangesteld als bijkantooropziener, maar nog wel onder supervisie van de opziener van Zwitserland, Martin Harbeck. Op dat moment waren er 28 verkondigers, ofwel (actieve) leden. Op 5 mei 1932 werd de Watch Tower Bible and Tract Society met wettelijke statuten geregistreerd.[19] (Belgisch Staatsblad, uitgave 7 april.)
In Ieper werd in 1936 een congres gehouden waarbij 50 Belgische aanhangers aanwezig waren en vanaf dat moment werden aangevuld door 55 aanhangers uit Frankrijk. Harbeck en Gertz uit Zwitserland behoorden tot de sprekers. Toen de oorlog in 1940 uitbrak was er een hoogtepunt van 309 verkondigers. In die tijd had Arthur Winkler de leiding over het werk in Nederland en hij wees Fritz Hartstang, die veel ervaring had in het ondergrondse werk, aan om in juli 1941 naar België te gaan en de verantwoordelijkheid op zich te nemen om het werk te reorganiseren.
Aan het einde van de oorlog (in augustus 1945) waren er 747 verkondigers. In december 1945 bracht de president van het Wachttorengenootschap, Nathan Homer Knorr, in gezelschap van Milton G. Henschel, een bezoek aan Brussel om te zien wat er gedaan kon worden om het werk van het Wachttorengenootschap te reorganiseren. Zij stelden een nieuwe vertegenwoordiger van het Wachttorengenootschap aan als bijkantooropziener, die op 15 januari 1946 arriveerde: Calvin Holmes. Aangezien er behoorlijke tweedracht was onder de leden, was de eerste taak van Holmes een zuivering te laten plaatsvinden. Vooral in Brussel en Ieper was er aanzienlijke onrust en tweedracht. „Holmes bezocht ieder weekend een gemeente, en bracht op die manier een nauwer contact met het Genootschap tot stand.”
Omdat het kantoor van het Wachttorengenootschap te klein werd, werd een grotere locatie ingericht in Schaarbeek, een voorstad van Brussel. In juni 1947 brachten Frederick William Franz en Grant Suiter een bezoek aan België. Bij deze gelegenheid werden er twee congressen tegelijk gehouden, het ene in de Nederlandse taal en het andere in het Frans. De bezoekers van het hoofdkantoor van het Wachttorengenootschap hielpen het werk op het bijkantoor efficiënter te organiseren en „versterkten de theocratische structuur” van de organisatie.
Op 6 juni 1956 verbood minister van Verkeerswezen Anseele de verzending van de publicaties van het Wachttorengenootschap via de Belgische spoorwegen en posterijen. Het Wachttorengenootschap leverde sindsdien de tijdschriften en de lectuur per vrachtwagen aan alle gemeenten. Vervolgens bezorgden de verkondigers de tijdschriften bij de abonnees. Tijdens de meer dan 25 jaar werden herhaaldelijk verzoekschriften ingediend. Op 30 oktober 1981 werd het verbod op het verzenden van de lectuur van het Wachttorengenootschap opgeheven.
Op 11 april 1953 kreeg Calvin Holmes, de landsopziener, bericht dat hij het land moest verlaten en werd G. N. van der Bijl in zijn plaats aangesteld. Op zijn beurt werd hij opgevolgd door Marcel Gillet. In februari 1968 werd een nieuw bijkantoor van het Wachttorengenootschap ingewijd in de Brusselse voorstad Kraainem, waar het zich nog steeds bevindt.
Tegen 1970 waren er 13 271 actieve Getuigen. Hun aantal was tussen 1960 en 1970 bijna verdubbeld.
In 1990 werd de naam Christelijke Gemeente van Jehovah’s Getuigen aangenomen.[19]
Bronvermelding
Bronnen, noten en/of referenties:
- Nederland: Jaarboek van Jehovah’s Getuigen, 1986, blz. 110-185.
- België: Jaarboek van Jehovah’s Getuigen, 1985, blz. 66-157.
Acta Comparanda, Subsidia III, Faculteit voor Vergelijkende Godsdienstwetenschappen, p. 113–130.
Zie ook de categorie met mediabestanden in verband met Jehovah's Witnesses op Wikimedia Commons.
- Noten
- º Van het Griekse woord voor gemeente. Ook „kerken” of „klassen” genoemd, zie Jehovah’s Getuigen – Verkondigers van Gods Koninkrijk, Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap, New York, 1993. p. 206 (voetnoot)
- º het plaatselijk bestuur van gemeenten van Jehovah’s Getuigen
- º het hoofdbestuur van Jehovah’s Getuigen
- º „De autoriteiten waakten er angstvallig voor Hitler te kwetsen. De boodschap in het boek Vijanden en de brochure Fascisme of Vrijheid, die toen verspreid werden, was heel scherp. Als gevolg daarvan werd er lectuur verbeurdverklaard en degenen die ze verspreid hadden, werden gevangengezet. Vaak luidde de aanklacht dat ze ’een „bevriend staatsman” hadden beledigd’. Dit sloeg dan op Hitler, voor wie velen in verantwoordelijke posities doodsbenauwd waren.” — Jaarboek van Jehovah's Getuigen 1986, Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap, New York, blz. 131.
- º Hij ging in de oorlogsjaren onder de schuilnaam „Leo van der Heijden”. Later kwam Reijntjes bekend te staan als „IJzeren Reijntjes” vanwege zijn toespraken die aan de stijl van Rutherford herinnerden; hij verliet de organisatie na een conflict met Knorr.
- Verwijzingen
- º Jehovah’s Getuigen – Verkondigers van Gods Koninkrijk, Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap, New York, 1993. blz. 40, 60, 62
- º M. J. Penton, Apocalypse delayed, University of Toronto Press, Toronto, 1997. ISBN 0-8020-7973-3 blz. 47, 58, 59, 72-76
- º M. J. Penton, Apocalypse delayed, University of Toronto Press, Toronto, 1997. ISBN 0-8020-7973-3 blz. 57-61
- º Jehovah’s Getuigen – Verkondigers van Gods Koninkrijk, Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap, New York, 1993. blz. 91 (kader)
- º The Watchtower, 15 december 1971, Watch Tower Bible and Tract Society, New York, blz. 755-762
- º A. H. Macmillan, Faith on the March, Prentice-Hall Inc., New Jersey, 1957.
- º De Wachttoren, Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap, New York, 1977. blz. 671, 672
- º M. J. Penton, Apocalypse delayed, University of Toronto Press, Toronto, 1997. ISBN 0-8020-7973-3 blz. 215, 216
- º B. Grizzuti Harrison, Visions of Glory - A history and a memory of Jehovah’s Witnesses, Simon and Schuster, New York, 1978. ISBN 0-671-22530-8 blz. 143.
- º M. J. Penton, Apocalypse delayed, University of Toronto Press, Toronto, 1997. ISBN 0-8020-7973-3 blz. 315
- º Een overzicht van de wijzigingen kan worden geleden in: M. J. Penton, Apocalypse delayed, University of Toronto Press, Toronto, 1997, ISBN 0-8020-7973-3 blz. 316, 317
- º Dit artikel inzake de geschiedenis van de juridische en theologische positie van het Wachttorengenootschap.
- º De Wachttoren 15-2-1983, Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap, New York, 1983, blz. 26
- º 1975 Jaarboek van Jehovah’s Getuigen, Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap, New York, 1975, blz. 112
- º M. J. Penton, Jehovah’s Witnesses and the Third Reich, University of Toronto Press, Toronto, 2004. blz. 143, 144
- º Tineke Piersma,: Getrouw aan hun geloof — De vervolging van de Nederlandse Jehovah’s Getuigen, 2005, hoofdstuk 2.3 blz. 48
- º Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1986, Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap, New York, blz. 178
- º Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1986, Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap, New York, blz. 178 vermeldde geen naam, maar alleen dat het de eerste Nederlandse afgestudeerde van de zendelingenschool Gilead was en dat de persoon in kwestie toen dit jaarboek werd geschreven geen Getuige van Jehovah meer was.
- ↑ 19,0 19,1 19,2 Recognition in the European Union, jw.org
- º De aantallen uit de periode tot 1958 o.b.v. opgave van het bestuur van het Wachttorengenootschap in het kader van J.A.G. Meyer, Jehovah's getuigen in Amsterdam. Enige facetten van de Nieuwe-Wereldmaatschappij in de hoofdstad, in GSI-nieuws, jaargang 6, 1960, no. 1, blz. 1. Getallen daarna de stand uit de Jaarboeken van Jehovah’s Getuigen.
Geschiedenis van het Wachttorengenootschap en Jehovah's Getuigen |
---|
|