Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Julius Caesar

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
rel=nofollow

Gaius Julius Caesar (Latijnse uitspraak: [ˈgaːius ˈjuːlius ˈkaɪsar]?; Latijn: C·IVLIVS·C·F·C·N·CAESAR, of Gaius Iulius Gaii filius Gaii nepos Caesar; na 42 v.Chr. IMP·C·IVLIVS·CAESAR·DIVVS, of Imperator Gaius Iulius Caesar divus) (Rome, 12 of 13 juli ±[bron?] 100 v.Chr. - aldaar, Idus van maart (15 maart) 44 v.Chr.) was een Romeins politicus, generaal en schrijver. Hij wordt meestal kortweg Julius Caesar of Caesar genoemd en was een van de machtigste mannen van zijn tijd.

Afkomst

Gaius Julius Caesar was de zoon van Gaius Julius Caesar en Aurelia Cotta. Terwijl zijn vader het niet verder bracht dan praetor, bekleedden Caesars oom Sextus Julius Caesar, zijn aangetrouwde oom Gaius Marius, zijn grootvader aan moederszijde Lucius Aurelius Cotta maior, oom aan moederszijde Lucius Aurelius Cotta minor en de vader van zijn grootmoeder Marcia, Quintus Marcius Rex allen de functie van consul. Langs de kant van de Gens Julia voerde hij zijn afkomst terug op Julus, een zoon van Aeneas, en dientengevolge een kleinzoon van Venus. Via de tak van de gens Marcia van zijn grootmoeder Marcia, die het cognomen Rex droegen, kon hij zijn afkomst terugvoeren op Ancus Marcius, vierde legendarische koning van Rome en kleinzoon van de tweede legendarische koning van Rome, Numa Pompilius. Zijn oom Gaius Marius was een van de vooraanstaande mannen van zijn tijd en was een leidende figuur binnen de populares. Langs moederskant was hij verbonden met de tak van de Aurelii Cottae, die verscheidene consules leverden aan de Romeinse Republiek, én met de gens Claudia.

Uiterlijk

Caesar werd veelvuldig afgebeeld op munten en in de vorm van antieke bustes. Op munten werd hij meestal afgebeeld met een lang en mager hoofd met een opvallende haakneus. Suetonius schreef dat Caesar erg onder zijn kaalheid leed en die steeds wilde verbergen, maar hij beschreef Caesars gezicht met de woorden paulo pleniore ("aan de volle kant"[1]). In 2007 werd een levensgrote buste gevonden van Caesar, opgedoken door archeologen uit de Rhône, midden in de stad Arles. Deze buste toont een ouder wordende man met rimpels en ingevallen wangen. De buste zou dateren uit 46 voor Christus, het jaar waarin Caesar Arles een bevoorrechte positie gaf als Romeinse stad. Het borstbeeld is misschien in het water gegooid na de moord op Caesar, omdat het in die tijd beter was niet als een aanhanger van hem gezien te worden. De vondst is extra bijzonder omdat het waarschijnlijk het oudste beeld is van Caesar dat ooit is gevonden en misschien zelfs het enige dat nog tijdens het leven van Caesar is vervaardigd. Wereldwijd zijn ongeveer twintig antieke bustes van Julius Caesar bekend. Het bericht over de vondst werd op 13 mei 2008 naar buiten gebracht door het Franse instituut voor archeologisch onderzoek onder water DRASSM (Département des recherches archéologiques subaquatiques et sous-marines). Of het borstbeeld inderdaad Caesar voorstelt, staat niet vast, maar is wel aannemelijk, vier experts zijn het hierover eens.[2][3]

Levensloop

Jeugd

Caesar werd op 12 of 13 juli 100 v.Chr. geboren in de Subura, een van de dichtstbevolkte wijken van Rome. Dit was niet bepaald een wijk waar men als lid van een oude voorname patricische familie wenste geboren te worden, maar de Caesares waren door de eeuwen heen verpauperd. Omdat de vader van Caesar druk doende was zijn sporen te verdienen in de Romeinse politiek, werd de jonge Caesar door zijn moeder Aurelia Cotta opgevoed. Ze deed dit zo goed dat zelfs iemand als Tacitus - niet bepaald bekend om zijn respectvolle houding tegenover vrouwen - haar prees.[4] Rond zijn tiende jaar ontving Caesar onderwijs van Marcus Antonius Gnipho,[5] een bekend specialist in de Griekse en Latijnse letteren, waarbij hij de werken van Homerus in het Grieks en in de oude Latijnse vertalingen van Lucius Livius Andronicus las. Hij leerde ook paardrijden, zwemmen en zwaardvechten.

De jonge Caesar leek aanleg te hebben voor de redenaarskunst en hij zal dan ook vaak het Forum Romanum bezocht hebben waar redenaars op de rostra hun redevoeringen afstaken. Nadat hij op 15 maart 85 v.Chr. uit handen van zijn vader de toga virilis (het teken van volwassenheid) had ontvangen, kon de carrière van de jonge Caesar beginnen, maar nog voor Caesar de leeftijd van 16 had bereikt, overleed zijn vader onverwacht toen hij zich 's ochtends aankleedde. Hierdoor werd Caesar pater familias met de patria potestas (absolute gezag over alle leden van zijn familie), hoewel zijn moeder in de praktijk haar invloed liet gelden op Caesar. Caesar schreef intussen enkele tragedies en gedichten.[6]

Begin van een loopbaan

Toen Caesar in 84 v.Chr. voorgedragen werd als flamen Dialis - priester van Jupiter en meest sacrale persoon van Rome - verbrak hij zijn verloving met de dochter van een eques om de patricische Cornelia Cinna minor, dochter van de leider van de populares Lucius Cornelius Cinna, te huwen. Maar de dood van zijn schoonvader en de dictatuur van Lucius Cornelius Sulla, de leider van de optimates, staken daar een stokje voor. Het is moeilijk in te schatten in hoeverre het ambt van flamen Dialis - dat door allerlei regels gebonden was - Caesars carrière zou hebben belemmerd. De flamen Dialis mocht immers geen leger onder de wapenen zien, wat Caesars verovering van Gallië niet zou hebben bevorderd.

Hoewel Sulla er bij hem op aandrong te scheiden van zijn vrouw, die door haar vader met de populares verbonden was, weigerde Caesar dit te doen en kwam hij zelfs in levensgevaar. Gelukkig kon hij zijn belagers afkopen met 48.000 sestertii, toen dezen hem vonden in het Sabijns gebergte. Gevlucht voor Sulla in 82 v.Chr. diende de nu negentienjarige Caesar als officier in de staf van de Sullaanse propraetor Marcus Minucius Thermus van de provincia Asia. Bij de belegering van de stad Mytilini op Lesbos in 80 v.Chr. verdiende hij de corona civica ("burgerkroon"), voor zijn moed in de strijd en het redden van een medeburger. In 75 v.Chr. werd de 25-jarige Caesar tijdens een reis naar Rhodos, in de Egeïsche Zee gevangengenomen door Cilicische piraten.[7] Er werd een losprijs van 20 talenten geëist, wat Caesar eigenhandig tot 50 talenten liet verhogen.[8] Na 38 dagen werd hij vrijgelaten en organiseerde een strafexpeditie tegen zijn kidnappers. Uiteindelijk werden de meeste van hen opgesloten in Pergamon en gekruisigd.

Om de belegering te bekorten, werd Caesar op diplomatieke missie naar het hof van koning Nicomedes IV van Bithynië gestuurd. Geruchten deden de ronde dat Caesars relatie met Nicomedes van een homoseksuele aard zou zijn. Homoseksueel gedrag was in de hellenistische wereld min of meer geaccepteerd, voor een Romeinse gezant was in Romeinse ogen daarentegen onacceptabel dat Caesar de passieve partner in een dergelijke verhouding zou zijn geweest en het gerucht dat hij "de vrouw van Nicomedes was geweest" deed afbreuk aan Caesars reputatie.[9]

Caesars politieke loopbaan neemt een vlucht

Nu Caesar zich bewezen had in de strijd en zijn trouw aan de populares had getoond, werd het tijd dat hij zijn verdiensten in politieke winst kon omzetten. De gelegenheid zou zich weldra voordoen om zijn politieke carrière te lanceren en aldus te beginnen aan wat toen nog een doorsneecarrière leek te zullen worden.

Quaestor in Hispania Ulterior

Caesar was in 69 v.Chr., het jaar waarin zijn echtgenote Cornelia Cinna minor en zijn tante Iulia, de echtgenote van Gaius Marius, overleden zijn, quaestor en hield een opvallende lijkrede voor beide dames, die als propaganda voor de populares diende. Zijn ambt als quaestor in Hispania Ulterior vervulde hij zonder noemenswaardige incidenten. Hij zou later als propraetor terugkeren naar deze provincia. In 67 v.Chr. was hij nog curator van de Via Appia. Datzelfde jaar zou hij ook Pompeia Sulla huwen. Intussen was Gnaius Pompeius bezig zijn bliksemcarrière uit te bouwen door de Middellandse Zee van piraten - die ook Caesar gevangen hadden genomen - te ontdoen en vervolgens tegen Mithridates VI van Pontus ten strijde te treken.

Hoewel hij samen met Marcus Calpurnius Bibulus aedilis curulis was in 65 v.Chr., kreeg Caesar de meeste eer voor de spelen die ze beiden financierden. Zo liet Caesar 320 paren gladiatoren aantreden, die getraind waren in eigen kazernes, wat sommige senatoren met afschuw deed terugdenken aan de recente gebeurtenissen met Spartacus.

Het jaar daarop werd hij aangesteld als iudex quaestorius (rechter). In 63 v.Chr., het jaar dat Marcus Tullius Cicero consul was, werd Caesar tot pontifex maximus gekozen.[10] Het was in dit jaar dat de Catilinarische samenzwering uitkwam, waarin Caesar misschien een rol heeft gespeeld. Hij verzette zich in ieder geval tegen het terechtstellen van burgers, ook al waren het samenzweerders. Het jaar daarop werd Caesar verkozen als praetor en zou hij zich laten scheiden van Pompeia Sulla, nadat Publius Clodius Pulcher zich op ongehoorde wijze het huis van Caesar had weten binnen te werken. In 61 v.Chr. werd hij als propraetor naar Hispania Ulterior gestuurd, een gebied dat hij zoals gezegd al als quaestor bezocht had.

Triumvir en consul

Tot zover leek Caesars carrière niet opvallend, maar dat weerhield hem er niet van grote ambities te koesteren. Hij had zijn zinnen gezet op het consulaat, maar zag in dat de inimicitia (vijandschap) tussen Crassus en Pompeius een constante bedreiging was voor zijn carrière. Hij besloot dus te doen wat nog nooit iemand voor hem gedaan had: hij zou trachten de inimicitia tussen de twee voornaamste mannen van Rome te overbruggen. Het volgende jaar slaagde Caesar in zijn opzet.

Caesar sloot in 60 v.Chr. het eerste triumviraat met Marcus Licinius Crassus en Gnaius Pompeius Magnus. De triumviri (driemannen) kwamen overeen dat er in de staat niets zou gebeuren dat een van de triumviri tegenstond. Met de hulp van Crassus en Pompeius zou Caesar tot het ambt van consul worden gebracht. Eens consul moest hij dan een wet doordrukken die Pompeius' veterani grond schonk en nieuwe pachtbelastingen voor de provincia Asia. Om de triumviri nauwer met elkaar te verbinden huwt Pompeius in 59 v.Chr. Caesars dochter Iulia en Caesar Cornelia. Caesars medeconsul Marcus Calpurnius Bibulus liet zich echter niet als werktuig in de plannen van het driemanschap inpassen en moest onschadelijk worden gemaakt. Gedurende de laatste acht maanden van het consulaat kon hij zijn woning niet verlaten uit angst om door aanhangers van Caesar te worden vermoord.

Proconsul van Gallia en Illyria

Zie Gallische Oorlog voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Na zijn consulaat werd Caesar aangesteld als proconsul en het volk wees hem door de lex Vatinia als provinciae Gallia Cisalpina en Illyria voor een periode van drie jaar toe. Hij kreeg bovendien het bevel over vijf legioenen. Toen de proconsul van Gallia Narbonensis overleed, werd deze provincia op voorstel van Pompeius door de senaat aan Caesar toegekend. In april van 56 v.Chr. had Caesar namelijk met Pompeius en Crassus te Lucca een geheime overeenkomst afgesloten (het zogenaamde eerste triumviraat) om elkaars plannen te steunen.[11] Dit was voor Caesar de uitgelezen kans om zich op militair vlak te bewijzen en rijkdommen te vergaren om de schulden, die hij had gemaakt om zijn politieke carrière te bekostigen, af te betalen. De volksverhuizing van de Helvetiërs, samen met de Aedui en Sequani, werd door Caesar aangegrepen om buiten zijn provincia militair op te treden.

Burgeroorlog

Zie Burgeroorlog tussen Pompeius en Caesar voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Nadat Caesar de Rubicon was overgestoken en dus buiten zijn ambtsgebied optrad met zijn legioenen, werd hij tot hostis ("staatsvijand") uitgeroepen. In 49 v.Chr. beval de senaat hem onmiddellijk zijn bevoegdheden af te leggen. Caesar lag met zijn leger aan het riviertje de Rubicon, de grens tussen Gallia Cisalpina en Italia. De hele avond moet hij peinzend langs het water hebben gelopen. Hier sprak hij in het Grieks woorden die in het Latijn vertaald werden als "Alea iacta est". De volgende dag trok hij met zijn leger in geforceerde dagmarsen naar Rome. En niet om het voor de stadspoorten te ontbinden, zoals Pompeius eertijds deed. De senaatspartij en Pompeius, die nu volledig samenwerkten, hebben de stad niet verdedigd. Toen zij merkten dat de Italische steden voor Caesar kozen en dat Caesar door zijn milde optreden iedereen voor zich won, gaf men Italië op. De zwakte van hun positie was het gevolg van een nederlaag die één van Pompeius' medestanders tegen Caesar had geleden. Diens troepen marcheerden nu met de overwinnaar mee op Rome af. Pompeius en de senaatspartij staken over naar Griekenland. Caesar versloeg eerst Pompeius' medestanders in Spanje en volgde hem daarna naar Albanië, Kosovo en Griekenland. Daar versloeg hij Pompeius - na een aanvankelijke nederlaag bij Dyrrhachium (48 v.Chr.) - in de Slag bij Pharsalus. Pompeius vluchtte naar Egypte, waarheen Caesar hem achtervolgde.

Dictator

Bestand:RSC 0022 - transparent background.png
Caesar was de eerste levende Romein die op een Romeinse munt werd afgebeeld: een denarius met een gelauwerde buste van Caesar met omschrift CAESAR IM P M en een halvemaan erachter op de voorzijde en Venus met Victoria in haar hand en het omschrift L. AEMILIV[S] BVCA (muntslager) op de keerzijde (februari-maart 44 v.Chr.).

De senaat stelde Caesar in 48 v.Chr. aan tot dictator voor een periode van 10 jaar, met de opdracht de Republiek te herstellen.

Bestand:Julius Caesar Via dei Fori Imperiali 2.jpg
Standbeeld van Julius Caesar aan de Via dei Fori Imperiali, Rome

Hij zou ook in 45 v.Chr. als pontifex maximus de zogenaamde juliaanse kalender invoeren als finale correctie op de Romeinse versie van de Egyptische kalender. Op advies van de Alexandrijnse astronoom Sosigenes legde Caesar een jaar van gemiddeld 365,25 dagen vast, door om de vier jaar een schrikkeldag (extra dag) toe te voegen.

Huwelijkspolitiek

Caesar huwde in 85 of 84 v.Chr. Cornelia Cinna minor, de dochter van consul Lucius Cornelius Cinna, die de leider van de populares was. Hij verbreekt voor dit huwelijk zelfs zijn verloving met Cossutia, de dochter van een rijke equitesfamilie, hoewel dit mogelijk ook te maken had met zijn ambitie om flamen Dialis te worden: deze moest immers getrouwd zijn volgens het confarreatio (een huwelijk met een speltkoek), dat voorbehouden was voor huwelijken binnen de patricische families.
In 68 v.Chr., één jaar na de dood van Cornelia, huwt Caesar Pompeia Sulla, de kleindochter van Quintus Pompeius Rufus maior en Lucius Cornelius Sulla, beiden overtuigde optimates die als consules van 88 v.Chr. zich fel verzet hebben tegen de tribunicia potestas, het voornaamste wapen van de populares. De intussen pontifex maximus geworden Caesar, die toentertijd ook praetor was, zal in 62 v.Chr. van haar scheiden nadat Publius Clodius Pulcher een opmerkelijke entree in diens huis gemaakt zou hebben. Hoewel Pompeia geen directe schuld trof, vond Caesar dat het zijn vrouw niet betaamde zelfs maar vermeld te worden in dergelijke roddels.
In 59 v.Chr. huwde Caesar ten slotte Calpurnia Pisonis, de dochter van Lucius Calpurnius Piso Caesoninus, die was verkozen tot consul voor 58 v.Chr..[12]
In de winter 48 v. Chr. - 47 v.Chr. kreeg Caesar een affaire met de Egyptische koningin Cleopatra bij wie hij een zoon Ptolemaeus XV Caesarion verwekte. Deze affaire duurde vermoedelijk tot zijn dood.

De moord op Caesar

In de eerste weken van maart zou Caesar, volgens Suetonius, door een waarzegger (augur) zijn gewaarschuwd voor de Idus van maart. Deze dag in het midden van de maand zou gevaar brengen. Waarzeggerij in velerlei vorm was in Rome populair en werd ook van staatswege gebruikt. Caesar hechtte aan de voorspelling geen geloof. Caesars vrouw Calpurnia Pisonis vertelde haar man van de dromen waarin zij werd gewaarschuwd voor gevaar; ook deze dromen negeerde Caesar.

Toch bleef Caesar ook in Rome politieke tegenwind ondervinden. De leden van de senaatspartij waren het niet eens met de reorganisatie van het staatsbestel (dictatuur), omdat de laatste keer dat zij een koning hadden (Lucius Tarquinius Superbus) hij de Romeinen alle rechten ontnam. Dus wilden zij het Republikeinse staatsbestel behouden, hoewel dat oude systeem slecht berekend was op de gigantische omvang die het Rijk gekregen had.

Bestand:Karl Theodor von Piloty Murder of Caesar 1865.jpg
De dood van Julius Caesar (reproductie naar een anoniem schilderij, 1904).

Op 15 maart, de Iden van maart, van het jaar 44 v.Chr. vond er een aanslag op zijn leven plaats. Op die dag werd de vergadering van de senaat in de tempel van Venus bij het Theater van Pompeius gehouden. De Curia Julia op het Forum werd op dat moment nog opgetrokken, terwijl de Curia Cornelia door Caesar tot tempel was omgevormd. Zodra Caesar binnenkwam, stonden alle senatoren op als teken van respect. Enkele mannen gingen achter de stoel van Caesar staan terwijl de rest naar hem toeliep. Cimber trok met beide handen de mantel van Caesars rug waarbij Caesar uitriep: "vanwaar dit geweld", waarna Casca zijn dolk trok en Caesar in de nek probeerde te steken. Caesar kon zich echter nog net omdraaien, zodat hij alleen een ondiepe snee opliep. Caesar stak Casca met zijn griffel waarbij hij de arm van Casca doorboorde. Geen van de senatoren en toeschouwers die dit zagen durfde iets te doen en allen deinsden geschrokken achteruit. Ze durfden niet weg te rennen en ook niet te proberen Caesar te helpen. Vervolgens trokken alle samenzweerders hun wapens en duwden ze Caesar heen en weer terwijl ze hem met hun messen en zwaarden steek- en snijwonden toebrachten. De moordenaars raapten hem op en duwden hem tegen het standbeeld van zijn oude vijand Pompeius. Ze probeerden hem zo vaak mogelijk te raken en liepen hierbij ook zelf verwondingen op. Uiteindelijk liep Caesar drieëntwintig dolksteken op.

Volgens sommige bronnen sprak Caesar zijn laatste woorden toen hij onder zijn aanvallers het gezicht van Marcus Junius Brutus zag, die hij min of meer als zijn zoon beschouwde. Hij riep in het Grieks "καὶ σύ, τέκνον;" ("kai su, teknon?").[13] Dat kan vertaald worden met: "ook jij, mijn kind?". Deze uitspraak is ook bekend in latere, Latijnse versies: "Et tu, Brute?" ("Ook gij, Brutus?") (dat teruggaat op William Shakespeare's Julius Caesar) of "tu quoque, fili mi?" ("ook jij, mijn zoon?"). Hierna trok Caesar zijn mantel over zijn hoofd en stortte op de grond. Dit lijkt echter een geromantiseerde voorstelling van de gebeurtenis te zijn, die in latere eeuwen is verzonnen. De 2e-eeuwse geschiedschrijvers Suetonius en Cassius Dio meldden expliciet dat Caesar stierf zonder een woord te zeggen.

Enkele dagen na de moord organiseerde men een uitvaartplechtigheid voor Caesar op het Forum Romanum.

Politiek na de dood van Caesar

De moordenaars hadden geen plan om de macht na de dood van Caesar volledig naar zich toe te trekken, wat nochtans de enige manier was om de oude republiek te kunnen herstellen. Ook hadden ze een kapitale fout gemaakt: ze hadden Marcus Antonius laten leven, omdat het volgens Brutus fout zou zijn geweest ook hem te doden. Het was tenslotte hun bedoeling te voorkomen dat Caesar koning werd en door ook Caesars vrienden te doden zou juist de glans van hun tyrannicide verbleken.[14]

Indien ze vooraf gepland hadden hoe ze na de moord de macht in Rome in handen konden houden, dan hadden ze wellicht kunnen bereiken dat de republiek voor enkele jaren hersteld werd. Nu bereikten ze enkel dat er een bloedige burgeroorlog uitbrak, die er zonder de moord op Caesar nooit zou geweest zijn.

Marcus Antonius zette een wraakactie op touw om de moordenaars te straffen, maar die waren allen gevlucht voor de woede van het Romeinse volk, dat bepaald niet blij was met de moord op Caesar. Marcus Antonius bracht het dode lichaam van Caesar naar buiten en liet het op een baar leggen. Naast de dode Caesar onthulde hij de namen van de moordenaars, en na een melodramatische necrologie las hij het testament van Caesar voor. De dictator bleek zijn tuinen aan de stad te hebben vermaakt en aan iedere burger 300 sestertiën.[15] De menigte stond verbijsterd. De scepsis ten opzichte van Caesar sloeg om in een wilde verering. De mensen richtten een gigantische brandstapel op van allerlei materiaal. En aan de vlammen die hoog om Caesars lijk opvlamden, ontstaken zij fakkels om de huizen van de moordenaars in brand te steken.

Zo kreeg Marcus Antonius de macht in Rome in handen. Maar de samenzweerders bezetten verscheidene provinciae, terwijl Marcus Brutus en Cassius met een legertje in de buurt van Rome lagen. Er diende zich evenwel een onverwachte concurrent voor Antonius aan, Caesars achterneef en bij testament geadopteerde zoon Gaius Octavius Thurinus, die zich vanaf dan Gaius Iulius Caesar noemde en in de brieven van Marcus Tullius Cicero ook Octavianus werd genoemd (ter onderscheiding van zijn overleden adoptievader). Deze was nog geen negentien jaar oud en Antonius lijkt aanvankelijk te hebben gedacht dat deze jongen niet tegen hem kon opboksen. Brutus sloeg de hand aan zichzelf toen hij twee jaar later, in 42 v.Chr., door Marcus Antonius in de slag bij Philippi in Griekenland was verslagen.

Caesar liet drie vierde van zijn bezit na aan zijn adoptiezoon, Gaius Iulius Caesar (Octavianus).[16] Na nog een aantal jaren van burgeroorlogen wist Octavianus zijn meeste tegenstanders uit te schakelen en verleende de senaat hem in 27 v.Chr. de eretitel Augustus (de verhevene). Verder kende de senaat Augustus een aantal bevoegdheden toe waardoor hij als princeps ("eerste") kon regeren en de rust in het rijk herstellen. Zo werd de jonge Octavianus de alleenheerser die Caesar had willen zijn en kreeg het Romeinse volk alsnog één grote almachtige leider. Na Octavianus volgden nog vele andere keizers.

Caesar als literator

Bestand:Julii Caesaris quae exstant.tif
C. Iulii Caesaris quae extant, 1678

Caesar hield zich veel bezig met redevoering en literatuur. Van zijn werken hebben we enkel nog Commentarii de bello Gallico, een van de oudste teksten over militaire geschiedenis en Commentarii de bello civili. Deze bestaan respectievelijk uit zeven en drie boeken. Caesar schreef naast proza ook poëzie (onder andere epigrammen), maar die zijn helaas verloren gegaan, evenals zijn redevoeringen, de Anti-Cato (een pamflet gericht tegen de nagedachtenis van Cato, hoewel aan Caesars auteurschap getwijfeld wordt), en de analogica (een grammaticale verhandeling).

In De bello Gallico wordt over de verovering van Gallia verteld. Later werd er aan dit werk door zijn adjudant Aulus Hirtius een achtste boek toegevoegd over de jaren 51 en 50 v.Chr. De bello civili handelt over de twee eerste jaren van de burgeroorlog tussen Pompeius en Caesar in 49 en 48 v.Chr. Aulus Hirtius voegde ook hier een boek aan toe over de verdere strijd in Alexandrië; anderen voegden er nog aan toe over de strijd in Africa en Hispania.

Caesar als innovator

Caesar was niet alleen actief als politicus en militair, maar voerde als pontifex maximus ook een nieuwe kalender, de juliaanse kalender in. De nieuwe kalender, ingevoerd vanaf 1 januari 45 v.Chr., een bedenksel van de sterrenkundige Sosigenes, was niet meer gebaseerd op de cyclus van de maan, maar volgde het zonnejaar. Hij voerde als eerste de schrikkeldag in, maar plaatste hem wel achter aan de maand waar vroeger de schrikkelmaand op volgde. Hij zou ook als eerste gebruik hebben gemaakt van een Caesarcijfer.

Caesar als veldheer

Geschiedkundigen beschouwen de veldheerkunst van Caesar als van hetzelfde niveau als die van militaire genieën als Alexander de Grote, Hannibal, Dzjengis Khan, Napoleon Bonaparte en Saladin. Hoewel hij zo nu en dan tactische nederlagen leed, zoals bij de Slag bij Gergovia en de Slag bij Dyrrhachium gedurende de Burgeroorlog, heeft Caesar zijn tactische talent meer dan eens aangetoond door zulke daden als de omwalling van Alesia gedurende de Gallische Oorlog, het verpletterend verslaan van de strijdkrachten van Pompeius gedurende de Burgeroorlog en de complete vernietiging van het leger van Pharnaces II bij de Slag bij Zela. Dat Caesar in staat was om succesvol campagne te voeren op elk terrein en onder alle weersomstandigheden is te danken aan de strikte maar faire discipline van zijn legionairs, wier bewondering en toewijding wijd en zijd bekend waren. Dit omdat hij legionairs promoveerde op basis van bekwaamheid en niet op basis van hun (adellijke) afkomst. Caesars infanterie en cavalerie waren eersteklas en hij maakte zwaar gebruik van de formidabele Romeinse artillerie; andere factoren die hem zo effectief op het slagveld maakten, waren de voortreffelijke ingenieurskwaliteiten van zijn leger (in het leger wordt dit onderdeel van de strijdkrachten de genie genoemd) en de legendarische snelheid waarmee hij zijn troepen wist te verplaatsen. (Caesars leger marcheerde soms tot 40 mijl per dag). Zijn leger bestond uit 40.000 infanterie en vele cavaleristen, met enige bijzondere legereenheden, zoals de genie. Hij verhaalt in zijn Commentarii de bello Gallico dat gedurende de belegering van een Gallische stad welke gebouwd was op een erg steil en hoog plateau, zijn genie in staat was een tunnel te graven door vast gesteente en het begin van de bron te vinden waarmee de stad van water werd voorzien, en deze om te leiden ten nutte van het leger. De stad, afgesneden van zijn eigen watertoevoer, capituleerde onmiddellijk.

Persoonlijkheid

Wij kennen Caesar door zijn gepubliceerde en bewaard gebleven relaas van de verovering van Gallië, door zijn daden en door de beschrijvingen die anderen van hem geven.

Caesar in zijn eigen voorstelling

Caesar laat zich in zijn De bello Gallico kennen als een koelbloedig man. Hij neemt, in een originele verteltrant, een zekere afstand van zijn eigen gedrag door het verhaal in de derde persoon te schrijven. Hij schrijft dus "Hij belegerde" wanneer hij over zichzelf schreef.

«Eo cum de improviso celeriusque omnium opinione venisset, Remi, qui proximi Galliae ex Belgis sunt, ad eum legatos Iccium et Andebrogium miserunt.»
«Bij zijn door niemand verwachte en onverwacht snelle aankomst zonden de Remers, de Belgen die het dichtst bij Gallië wonen, hun leiders Iccius en Andecombogius, als gezanten tot hem.»
CAES., De bello Gallico II 3.1.

Gezien zijn verdere optreden kan dit niet als bescheidenheid worden begrepen.

Ook spreekt hij vaak van zijn "gebruikelijke genade" bij de behandeling van vijanden.

Caesars publieke en private optreden

Caesar was in de eerste plaats ambitieus. Hij wist zich, als aristocraat, voorbestemd om over Rome te regeren. Zijn welbespraaktheid, militair inzicht en politieke genie waren de basis van zijn succes. Caesar had ten tijde van zijn dood de republiek geknecht, maar het is onduidelijk gebleven welke toekomst hij voorzag voor de Romeinse republiek. Een aangeboden kroon, teken van het herstel van het koningschap, weigerde hij.

Caesar in de ogen van zijn biografen

Tijdgenoten en de biografen uit de eerste eeuw na Caesars dood schreven over Caesar in de wetenschap dat zijn erfgenamen en opvolgers de absolute macht in Rome bezaten. Zij konden niet vrijuit over Caesar schrijven.

In de De Vita Caesarum van Gaius Suetonius Tranquillus wordt Caesar dan ook geportretteerd als een militair genie dat slachtoffer wordt van politieke intriges.

Het beeld van Caesar in latere eeuwen

«He was as great as a man can be without being moral.»
Ronald Syme over Caesar.

Caesar was al in de Middeleeuwen, samen met Alexander de Grote, een van de typische helden van de hofcultuur en de ridderromans. In de renaissance bleef zijn aanzien groot. William Shakespeare maakte van Caesar ook een toneelheld en in de twee grafredes in het drama wordt Caesar zeer gunstig, als een ambitieus, maar nobel mens en weldoener beschreven.

Tijdens de Franse Revolutie stond Brutus in hoger aanzien dan Caesar, maar onder Napoleon I was Caesar de inspiratie voor Napoleons rol als keizer.

Gaius Suetonius Tranquillus, kanselier van keizer Hadrianus, is een belangrijke bron van kennis over Caesar. Voor zijn De Vita Caesarum, een politieke biografie van de twaalf eerste imperatores kon hij immers putten uit het voor ons verloren gegane Romeinse rijksarchief. Suetonius schetst Caesar als een ongewoon hardnekkig man. Al vroeg, tijdens de samenzwering van Catilina, was hij, de praetor, slechts met dreiging met geweld ertoe te bewegen om de reddeloos verloren zaak van Catalina te laten rusten. Ook als rechter kenmerkten drammerigheid en een opvallende vooringenomenheid Caesars optreden.

Suetonius behandelt het seksleven van zijn onderwerpen uitgebreid en methodisch. Over Caesar schrijft hij dat een zekere Ruffio een van Caesars "schandknapen" was. In verband met Caesars verblijf in Bithynië vermeldt hij de vele onweersproken geruchten over Caesars affaire met de koning en de onbarmhartige plagerijen van de Romeinse soldaten die spotversjes en liedjes over de homoseksuele en heteroseksuele escapades van Caesar, die zij als een "bok" beschreven, maakten. Verder kenschetst Suetonius Caesar als dapper, een goede en trouwe vriend en benadrukt hij Caesars vrijgevigheid. Caesars vaak genoemde gevatheid en wrange humor lijken hiermee moeilijk te verenigen en maakten veel vijanden.

Plutarchus, een Griek, putte uit bronnen die wij niet meer kennen. Ook hij benadrukt Caesars bijtende geestigheid. Wij leren Caesar kennen als plagerige en arrogante pestkop. Een, in verband met de moord veelzeggend voorbeeld daarvan was dat Caesar de tribunus plebis Marullus afzette omdat deze, na de mislukte " kroning" op het feest van de lupercaliën, diegenen die Caesar hadden toegejuicht arresteerde. Caesar noemde Marullus daarbij een "Brutus" ofwel domkop. Dat was een riskante provocatie van de republikeinen want een Brutus stichtte de Romeinse republiek. Plutarchus noemt ook Caesars vallende ziekte, die achteraf als epilepsie is geïnterpreteerd, en kaalheid.

Beroemde uitspraken

Beroemde uitspraken van Caesar zijn:

  • « Horum omnium fortissimi sunt Belgae, propterea quod a cultu atque humanitate provinciae longissime absunt, minimeque ad eos mercatores saepe commeant atque ea quae ad effeminandos animos pertinent important, proximique sunt Germanis, qui trans Rhenum incolunt, quibuscum continenter bellum gerunt. » - « Van hen (d.i. de Galliërs) allemaal zijn de Belgen de dappersten, omdat ze het verst verwijderd zijn van de cultuur en de beschaving van de provincia, omdat er slechts zeer zelden kooplui tot bij hen reizen en die dingen invoeren, die bijdragen tot het verwekelijken van de geesten, en ze vlak bij de Germanen, die over de Rijn wonen, met wie ze voortdurend oorlog voeren. » - Caesar schrijft over de verschillen tussen de Gallische volkeren (Commentarii de bello Gallico I 1.3.).
  • « Alea iacta est » (de teerling is geworpen) - deze uitspraak zou gedaan zijn bij het oversteken van de Rubicon in 49 v.Chr., maar is waarschijnlijk niet in het Latijn uitgesproken - Caesar citeerde de Griekse toneeldichter Menander.
  • « Veni, vidi, vici » (« ik kwam, ik zag en ik overwon ») - berichtje aan een vriend en als inscriptie tijdens zijn triomftocht meegedragen om zijn snelle overwinning (vijf dagen nadat hij de grens is overgestoken) in de slag bij Zela op koning Pharnaces van Pontus, zoon van Mithridates VI, samen te vatten (47 v.Chr.).[17]
  • « Divide et impera » (« verdeel en heers »), waarmee Caesar zijn strategieën en overwinningen bedoelde. Met verdeel bedoelde hij het volgende: Caesar liet soldaten, verkleed als andere Galliërs, lichte plunderingen verrichten bij Gallische stammen, waardoor deze niet meer als één groep tegenover Caesar stonden, maar als kleine groepjes. Caesar kon deze dan makkelijker overheersen (impera).
  • « Et tu, Brute? »[18] (Ook gij, Brutus?), volgens sommige bronnen de laatste woorden die Julius Caesar zou hebben gesproken tot Brutus, een protegé van hem, toen Brutus en zijn medesamenzweerders hem in het senaatsgebouw vermoordden. Men neemt aan dat Caesar eerder « Tu quoque, fili mi? » (« Jij ook, mijn zoon? ») gezegd zou hebben, of in het Grieks: « καὶ σὺ τέκνον; (Kai su, teknon?) »[19] (Jij ook, [mijn] kind?). Suetonius zelf[19] geloofde eerder dat hij stierf zonder iets te zeggen.

Trivia

Bestand:Bust-of-Caesar-q75-792x1290.jpg
Tekening van Julius Caesar
  • De maand juli, die eerder quintilis heette, is evenals de juliaanse kalender vernoemd naar Julius Caesar.
  • De titels keizer en tsaar zijn aan Caesars naam ontleend. Dit komt doordat de Romeinen de C uitspraken zoals wij de K uitspreken en AE spraken zij uit als AI. De Romeinen zeiden dus eigenlijk Kaisar (zoals in het Duits nog altijd de uitspraak is), waarvan dan weer makkelijk in het Nederlands keizer te maken is. Caesar zelf is nochtans nooit keizer geweest, hij was wel uitgeroepen tot dictator voor het leven, in tegenstelling tot zijn adoptiezoon Octavianus. (Het is dan ook van zijn adoptiezoon dat de naam Caesar is overgeleverd, daar deze na zijn adoptie zich Gaius Iulius Caesar liet noemen.)
  • Van de keizersnede (sectio caesarea) beweert men dat zij die naam draagt omdat Caesar ermee zou zijn geboren, wat zeer onwaarschijnlijk wordt geacht, omdat zijn moeder zijn geboorte overleefde. Waarschijnlijker is dat de term is afgeleid van de stam in het werkwoord caedere, snijden (voltooid deelwoord caesus).
  • De Italiaanse schrijver Francesco Carotta beweert dat Jezus dezelfde persoon was als Caesar. Het zou alleen door de jaren heen een eigen verhaal zijn gaan vormen, waardoor het nu lijkt alsof het twee verschillende personen waren.[20] Het waarheidsgehalte van deze stelling en de kwaliteit van zijn onderzoek wordt echter in brede kring betwijfeld.[21]
  • Het is bekend dat Julius Caesar linkshandig was.

Externe links

Wikimedia Commons
Wikimedia Commons
Wikimedia Commons heeft meer mediabestanden die bij dit onderwerp horen: Julius Caesar.
rel=nofollow

Bronnen, noten en/of referenties

Bronnen, noten en/of referenties

Antieke bronnen

  • Caesar, Commentarii de bello Gallico.
  • Caesar, Commentarii de bello civili.
  • Cassius Dio, ῾Ρομαικη Ἱστορια.
  • Plutarchus, Caesar.
  • Suetonius, Caesar.

Nederlandse vertaling

  • Plutarchus Biografieën, trad G.W.J. Janssen, 11 delen. Deel I: Demosthenes, Cicero, Alexander de Grote, Caesar, Leeuwarden, 2006.

Verwijzingen zijn naar (gedeeltelijke) Nederlandse vertalingen van deze werken.

Noten

  1. º Suet., Caes. 45.1.
  2. º Voorzichtigheid rond buste van Caesar NRC, 16 mei 2008
  3. º Buste van Caesar gevonden NRC, 14 mei 2008
  4. º Tac., Dialogus de oratoribus 28.6.
  5. º Suet., De Grammaticis 7.
  6. º Suet., Caes. 56.7.
  7. º Hierover geven bronnen verschillende beweringen. Suetonius (Julius 4), Plutarch (Caesar 1.8–2), Velleius Paterculus (Roman History 2:41.3–42)
  8. º Thorne, James, Julius Caesar: Conqueror and Dictator, The Rosen Publishing Group
  9. º Suet., Caes. 49.
  10. º Pontifex Maximus, Livius.org, ingezien op 18 november 2014
  11. º Plut., Caes. 21.
  12. º Suet., Caes. 21; Plut., Caes. 14, Pomp. 47, Cat. min. 33; Appian., Bell. Civ. II 14; Caes., Bell. Gall. I 12.
  13. º Suet., Caes. 82.2. Vgl. Cass. Dio, LVII 19.4.
  14. º App., Bell. Civ. II 114.
  15. º Suet., Caes. 83.2. Vgl. Plut., Caes. 68.1.
  16. º Suet., Caes. 83.2.
  17. º Het had Caesars aartsrivaal Pompeius namelijk langer geduurd om diens vader uit te schakelen, een feit dat Caesar wou onderstrepen.
  18. º Dit is een Latijnse vertaling van het Griekse citaat bij Suetonius (cf. infra.) door William Shakespeare in zijn Engelstalige toneelstuk Julius Caesar III 1.84.
  19. 19,0 19,1 Suet., Caes. 82.2.
  20. º Zie F. Carotta, Was Jezus Caesar? Een onderzoek, Soesterberg, 2004. ISBN 9059110692
  21. º Anton van Hooff, Atheïstisch bijgeloof - Caesar aan het kruis in Buitenhof
rel=nofollow

Referenties

  • E. Van 't Dack, De 'andere' Caesar, Leuven, 2002.
  • H. Oppermann, Julius Caesar, Roeselare, 2005. ISBN 9054668903
  • J. Meidenbauer, Lexicon van historische misverstanden: vooroordelen en misverstanden van Alexander tot Zeus, Amsterdam, 2005. ISBN 9035128338
rel=nofollow

Wikibooks  Wikibooks: ''Ab Urbe Condita. Een geschiedenis van Rome

Meer bronnen die bij deze auteur horen, zijn te vinden op de pagina Julius Caesar op Wikisource.