Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Westerse esoterie
Westerse esoterie is de benaming van een in de 20e eeuw ontstaan vakgebied binnen de geesteswetenschappen. Onder impuls van de Franse religiewetenschapper en historicus Antoine Faivre begon men vanaf ca. 1990 uiteenlopende stromingen uit de westerse cultuurgeschiedenis te bestuderen die voordien als academisch irrelevant werden genegeerd. Daartoe behoren onder meer gnostiek, hermetica, alchemie, astrologie, magie, theosofie, mystiek en het 19e-eeuwse occultisme.
Definitie en afbakening van het begrip
Wouter Hanegraaff, een van de bekendste onderzoekers op gebied van westerse esoterie, noemt ’esoterie’ in zijn boek Western Esotericism: A Guide for the Perplexed een schijnbaar ’ongrijpbaar begrip’, verwijzend naar een niet minder ongrijpbaar domein van studie. Niettemin, stelt hij, hoewel niemand het gemakkelijk vindt om uit te leggen wat het is, staat esoterie nu al tientallen jaren op de agenda van de academische studie van religie, en trekt het ook steeds meer de aandacht van andere disciplines binnen de geesteswetenschappen. Het kan volgens hem niet eenvoudig als religie bestempeld worden, lijkt geen vorm van filosofie te zijn en wordt in onze tijd niet als wetenschap aanvaard. Nochtans participeert het in al deze gebieden, ook in de kunsten, zonder dat het eenvoudig tot een ervan kan worden gereduceerd.
De Faculteit der Geesteswetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam, die een compleet onderwijsprogramma westerse esoterie aanbiedt, omschrijft het vakgebied als volgt:[1]
„Westerse esoterie is de parapluterm voor het vakgebied dat schuilgaat achter termen als ’gnostiek’, ’hermetica’, ’alchemie’, ’astrologie’, ’magie’, ’theosofie’, ’mystiek’, ’occultisme’, of ’esoterie’. Op het grensgebied van religie, filosofie, de kunsten, en de natuurwetenschappen ligt een bont geheel aan historische stromingen, ideeën, en praktijken die door de traditionele geschiedschrijving zijn verbannen naar de marges van de Westerse cultuur.”
Hanegraaff deelt deze opvatting in zijn Guide for the Perplexed uit 2013, waarin hij westerse esoterie een voorbeeld noemt van door academici verworpen kennis (rejected knowledge). Zo werden bijvoorbeeld alchemie en astrologie door de mainstream intellectuele gemeenschap afgewezen, omdat ze niet in overeenstemming waren met de "normatieve opvattingen over religie, rationaliteit en wetenschap".[2]
Antoine Faivre was degene die als eerste esoterie zag als een interdisciplinair academisch studiegebied. Bij zijn onderzoek naar esoterische onderwerpen tijdens de renaissance, kwam hij tot de bevinding dat een onderwerp esoterisch genoemd kan worden als er ten minste vier kenmerkende opvattingen aanwezig zijn:[3]
- Correspondentie (overeenstemming):[n 1] alles binnen de natuur met mensen, dieren, planten, sterren, gemoed en geest enz. is verbonden met elkaar via analogieën en overeenkomsten; de mens kan leren deze overeenkomsten te zien en zo toegang krijgen tot het natuurlijke en het bovennatuurlijke om deze te manipuleren of om zijn inzicht te verhogen, wat ook de basis is van bijvoorbeeld magie en astrologie (zie microkosmos en macrokosmos, synchroniciteit)
- De natuur als levende entiteit: de hele kosmos wordt beschouwd als bezield (vgl. Wereldziel), een meervoudig, complex geheel waarbinnen een strenge hiërarchie heerst.
- Verbeelding en bemiddeling: verbeelding is een macht waarmee toegang kan worden verkregen tot werelden en niveaus van werkelijkheid tussen de materiële wereld en het goddelijke. Faivre spreekt hier over "een orgaan van de ziel".
- De ervaring van de transmutatie, of de ervaring van de innerlijke esoterische spiritualiteit: het inzicht dat de esotericus verwerft middels zijn creatieve verbeelding verrijkt niet slechts zijn kennis, maar is ook in staat om zijn geest een transmutatie te doen ondergaan. De kennis verlicht hem (gnosis).
Daarnaast meende Faivre nog twee ’secundaire’ karakteristieken te kunnen onderscheiden, die vaak, maar niet noodzakelijk, samen voorkwamen met de vorige vier:
- Overeenstemmende praktijken: vanaf de renaissance ontstond het idee dat alle esoterische tradities (bijvoorbeeld neoplatonisme, hermetisme en kabbala) ontsproten waren uit een gemeenschappelijke, primordiale spirituele bron.
- Overdracht: de meeste esoterische tradities zetten een heel systeem van overdracht op, van geïnitieerde tot meester, om de totale kennis van esoterische leerstellingen binnen hun groep zo goed mogelijk te kunnen verspreiden. Het hele proces van ontvangst van deze traditie is typisch geritualiseerd.
Andere geleerden hebben Faivres criteria bekritiseerd en alternatieve benaderingen voorgesteld. Dit resulteerde in een spectrum van theorieën en definities die aanzienlijk verschillen in hoe ze de historische en conceptuele grenzen van het gebied als geheel afbakenen. Sinds de jaren 1990 heeft de term ’Westerse esoterie’ echter wel algemeen ingang gevonden om het studiegebied te omschrijven.[4] Aan andere benamingen zoals ’occultisme’ en ’het occulte’, die vaak geassocieerd worden met het fin de siècle, kleven als gevolg van de lange academische uitsluiting in het verleden nog meer negatieve connotaties.
Hanegraaff stelt voor:[5]
„Vanuit een strikt historisch perspectief is de westerse esoterie gebruikt als een containerbegrip dat een complex van onderling samenhangende stromingen en tradities omvat uit de vroegmoderne periode tot en met de dag van vandaag, waarvan de historische oorsprong en het fundament ligt in het syncretische fenomeen van het renaissance-’hermetisme’ in de brede zin van het woord.”
Hieruit blijkt dat niet alleen in het dagelijks taalgebruik, maar ook onder specialisten de termen esoterisch en esoterie drager zijn van verschillende betekenissen in verschillende contexten, wat een belangrijke oorzaak van verwarring is.
De drie traditionele wetenschappen
De hoofdstromingen die binnen de westerse esoterie door esoterici "traditionele wetenschappen" worden genoemd, bestonden reeds in de oudheid, en werden vooral in de renaissance meer in samenhang bestudeerd. Occultisme behoort tot een latere periode.[6] Ze zijn te vergelijken met rivieren die niet specifiek aan een bepaalde periode verbonden zijn en waaraan elke periode eigen invullingen geeft. Zelfs het 19e-eeuws sciëntisme slaagde er niet in om deze drie hoofdstromen te doen verdwijnen, en ook nu nog zijn ze persistent aanwezig.[7]
Alchemie
Onder alchemie verstaat men een brede discipline die bestaat uit zowel natuurfilosofie als praktijk en (scheikundig) experiment. Het bekendste aspect van deze traditionele wetenschap is transmutatie, de omzetting van gewone metalen in zilver en goud (chrysopoeia) en de bereiding van een panacee, een levenselixir. De laatste decennia verschenen publicaties over alchemie door wetenschapshistorici en cultuurwetenschappers die nieuwe inzichten hebben gebracht over het fenomeen van de alchemie. Boeken en manuscripten die eeuwenlang ongelezen bleven worden nu vanuit hun historische context bestudeerd.[8]
Alchemie moet in samenhang met astrologie worden bestudeerd, een oudere traditie die eveneens de relatie tussen mens en universum bestudeert. De symbolentaal van alchemie is voor een deel astrologisch, maar maakt ook gebruik van een eigen iconografie.
Astrologie
Astrologie is de traditionele wetenschap die de samenhang bestudeert tussen de stand van de hemellichamen en gebeurtenissen op aarde. Technieken, methodes en het achterliggend wereldbeeld van westerse astrologie worden met name beschreven in de Tetrabiblos van Claudius Ptolemaeus uit de 2e eeuw. Dit werk steunt dan weer op voorafgaande hellenistische tradities en uiteindelijk op de Babylonische astrologie.
Het maken van voorspellingen is slechts een aspect van astrologie; het belang voor de esoterie ligt vooral in de visie op mens en universum als zijnde onlosmakelijk verbonden, en de vooronderstelling dat het doorgronden van deze relatie – middels de juiste kennis en technieken – belangwekkende inzichten kan opleveren (zie ook Microkosmos en macrokosmos).
Magia
De derde traditionele wetenschap die binnen de westerse esoterie een belangrijke rol vervult, is magie of magia. In de periode van het renaissancehumanisme was er een heropleving van astrologie, hermetisme en neoplatonisme. De ’occulte wetenschappen’ (een 19e-eeuwse benaming) werden enthousiast bestudeerd en uitgeoefend vanuit de visie dat het universum een organisch, sympathetisch geheel was waarin alle niveaus (micro- en macrokosmos) met elkaar verbonden en van elkaar afhankelijk waren. De visie van een 'levend' universum met verschillende niveaus van werkelijkheid vindt men bijvoorbeeld terug bij de Italiaanse renaissancehumanist Pico della Mirandola.
Historiografie
Renaissance
Tijdens de Italiaanse renaissance ontstond er onder intellectuelen naar aanleiding van de herontdekking van teksten uit de klassieke oudheid een levendige belangstelling voor alles wat met magie, astrologie, alchemie en kabbala te maken had. In de veelheid aan esoterische geschriften uit de oudheid zochten de renaissancehumanisten naar de bevestiging van het idee van de prisca theologia, de oorspronkelijke eenheid van alle religieuze en filosofische stelsels. Met name Marsilio Ficino (1433-1499) betoogde dat er een onderliggende eenheid bestond van de wereld, de ziel of de liefde, die een tegenhanger had in het rijk van de ideeën. Platoonse filosofie en christelijke theologie belichamen beide deze waarheid.
Een belangrijke ontwikkeling tijdens de renaissance is de overgang van de aristotelische filosofie zoals gepraktiseerd in de middeleeuwse scholastiek naar een meer op het neoplatonisme gerichte filosofie. Dit had namelijk een veranderde visie op religie, esoterie en wetenschap tot gevolg. Het aristotelische wereldbeeld zag de kosmos voorbij de sfeer van de Maan als onveranderlijk, terwijl de platonische visie op de werkelijkheid stelde dat processen in het ondermaanse invloed konden hebben op de transcendente wereld. Hierdoor ontstond een holistisch model van een als eenheid opgevatte kosmos, waarin de hogere sferen toegankelijk waren voor menselijke doeleinden. Deze verandering in kosmologisch denken verleende een buitengewoon belang aan het hermetisme en de esoterie voor de ontwikkeling van de wetenschap.[9] De manier waarop de renaissancefilosofen over magie schreven was dus sterk bepaald door hun mensbeeld en de centrale plaats die ze de mens in het universum toewezen. Magie werd zo beschouwd als een middel dat ter beschikking stond van de mens om door te dringen in de hogere sferen van het universum en de werkelijkheid te manipuleren.
Verlichting
Na de Verlichting met de opgang van het rationalisme[10] was er weinig belangstelling voor wetenschappelijk onderzoek van onderwerpen zoals magie, astrologie en alchemie. Ze werden gezien als producten van blind bijgeloof zonder enige intellectuele of rationele basis, en, zo er al over werd gesproken, lag de nadruk op de marginaliteit en het afwijkend karakter van occulte praktijken. Niettemin dient dit enigszins te worden genuanceerd, omdat in deze periode ook een ’tegen-Verlichting’ op gang kwam die ageerde tegen de te rationalistische Verlichtingsfilosofie (zie verder in het artikel).
Moderne tijd
Tegen het einde van de 19e eeuw kwam vooral het spiritualisme in de belangstelling, alsook de theosofie van Helena Blavatsky, en ontstonden er magische ordes zoals The Golden Dawn, die hun leden de kennis van de magie en haar toepassingen wilden bijbrengen. Bekende 20e-eeuwse esoterici die het gedachtegoed van de westerse esoterie verder verspreidden en verrijkten met eigen inzichten, zijn Rudolf Steiner, Alice Bailey, George Gurdjieff en de analytische psycholoog Carl Gustav Jung.
De manier waarop in onze tijd over esoterie wordt geschreven is afhankelijk van het beoogde doelpubliek. Zo vinden liefhebbers van esoterisme in newageboekenwinkels bijvoorbeeld een massa boeken die het onderwerp echter vaak op een historisch weinig correcte manier presenteren. Het grote publiek, de tegenstanders van esoterie inbegrepen, toont doorgaans weinig interesse in academische discussies over wat precies met westerse esoterie bedoeld wordt. Populistische publicaties in de media versterken nog dit beeld dat esoterie slechts bijgeloof en een oppervlakkige vorm van entertainment is.
De herwaardering van esoterie binnen academische kringen kreeg een belangrijke impuls in de jaren 1960 door het werk van Frances Yates (1899-1981). Reeds voordien hadden onderzoekers als Paul Kristeller, Ernst Cassirer en Eugenio Garin aangegeven dat de betekenis van het zogenaamde hermetisme van de renaissance voor de ontwikkeling van de moderne wetenschap en cultuur tot dan toe onderbelicht was gebleven.[11] In het algemeen kan echter gesteld worden dat de academische studie van de westerse esoterie pas in de tweede helft van de 20e eeuw ontstond,[12] met wetenschappers als Frances Yates en Antoine Faivre. Recentere publicaties over dit studiegebied verschenen er onder meer van de hand van Nicholas Goodrick-Clarke, Kocku von Stuckrad, Lawrence M. Principe en W.J. Hanegraaff. Er zijn nu, anno 2015, een aantal peer-reviewed tijdschriften en universitaire afdelingen gewijd aan het onderzoek van westerse esoterie. Onderzoek wordt onder meer gedaan naar de filosofische en religieuze karakteristieken van vormen van westerse esoterie, naar de culturele en sociale omstandigheden waarbinnen dit specifieke wereldbeeld kon gedijen, en de invloed die het mogelijk had op filosofische, wetenschappelijke en religieuze veranderingen.
Geschiedenis
Hellenistische bronnen
De westerse esoterische tradities zijn historisch terug te voeren op verwante religieuze wijzen van denken in de eerste eeuwen van onze jaartelling, zoals het gnosticisme, het hermetisme en het neoplatonisme. Het gaat hier om een vermenging van filosofische en religieuze denkbeelden tijdens de late oudheid, met name uit het hellenistische Egypte. Platonisme werd door schrijvers uit de hellenistische periode getransformeerd tot een religieus wereldbeeld met eigen rituelen en mythes, waarin verlossing van de ziel door kennis (gnosis) centraal stond. Een van de belangrijkste manifestaties van deze religieuze stroming binnen een platonisch kader was de Egyptisch-hellenistische traditie van het hermetisme.
Een aantal religieuze doctrines en denkwijzen uit de hellenistische periode vormden de basis van de westerse esoterie zoals die in de renaissance zou worden vormgegeven. Er is niet zoiets als één esoterisch wereldbeeld. Het gaat in het algemeen wel om opvattingen over het goddelijke en de wereld, of het spirituele en de aarde, in een bezield universum. Tussen de lagere en hogere werelden of "sferen" treden wezens op, engelen (daimons), die de mens helpen om in bewustzijn hoger in de hiërarchie te klimmen. Een idee dat toen ook reeds aanwezig was, is de transmutatie van de ziel, die in een proces van sterven en herboren worden naar deze hogere werelden terugkeert. Deze ideeën ontstonden alle in het oostelijke Middellands Zeegebied, met name in het hellenistische Egypte. Te denken valt aan het Alexandrijns hermetisme (de Griekse geschriften toegeschreven aan de legendarische Hermes Trismegistus, 2e en 3e eeuw), het neoplatonisme, de theürgie en voor een deel ook de gnostiek.[13]
Hermetica
De belangrijkste oude bronnen van het westers esoterisme zijn de hermetica, een reeks boeken uit de late oudheid, toegeschreven aan Hermes Trismegistus, de ‘drievoudig grote’. Het gaat om een in (het Romeinse) Alexandrië ontstane verzameling teksten over onder meer kosmologie, magie, astrologie en theosofie. Deze uiteenlopende collectie teksten van de hermetica heeft het westers esoterisme in aanzienlijke mate vormgegeven. Een belangrijk onderwerp in het Corpus Hermeticum, en wat het ook "hermetisch" maakt, is de val in de materie en de uiteindelijke verlossing door hereniging met het goddelijke. De sleutelthema’s die hierin voorkomen, worden in latere esoterische stromingen overgenomen:[14]
- Zo Boven, zo Beneden: de menselijke geest weerspiegelt het universum
- Het universum is als een boek dat kan worden 'gelezen' door wie de sleutel kent (zie kabbalistische levensboom).
- God manifesteert zich in alles, en het menselijk intellect kan deze tekens ontcijferen.
- Elke vorm van dualisme ontbreekt, want de wereld is van goddelijke oorsprong.
- Naar analogie met de alchemie streeft het hermetisme ernaar om op te stijgen vanuit aardse, grove materie naar het verfijnde spirituele.
- De mensheid heeft de taak om zich met het hogere goddelijke te herenigen.
- Het universum is samengesteld uit een hiërarchie van planetaire sferen die met de hulp van bemiddelende intellecten (engelen, geesten) kunnen worden verkend.
- De mensheid kan helpen om de Aarde in haar oude glorie te herstellen doordat zij verbinding heeft met zowel de aardse als de goddelijke sfeer.
- Hermetische verhandelingen vervullen de taak van gidsen om mensen bewust te maken van hun goddelijke oorsprong en helpen hen bij hun geestelijke transmutatie.
Neoplatonisme
Een andere bron van de westerse esoterie is het aan het hermetisme verwante voorchristelijke neoplatonisme, dat vanaf de 3e eeuw met Plotinus en zijn navolgers een nieuwe impuls gaf aan platonische denkbeelden. Latere neoplatonisten bouwden verder op Plotinus' denkbeeld van een bezield universum, waardoor hun interesse verschoof naar theürgie, magische handelingen waarvoor kennis nodig was van rituelen en invocaties om in contact te treden met goden en andere spirituele entiteiten. Zij bereidden op deze manier de weg naar renaissancemagie en het moderne esoterisme.[15] Religieuze teksten als de Chaldeeuwse orakels kregen in het latere neoplatonisme de status van ’heilige boeken’.
Gnostiek
De christelijke stroming van de gnostiek dateert uit de eerste drie eeuwen na Christus en had ook invloed op het westers esoterisme. Gnostiek stelt dat er een speciale soort kennis, gnosis, van God en de hogere werkelijkheid bestaat. Hoewel God onkenbaar blijft, haalden de gnostici verborgen kennis uit de manifestaties van God: vanuit zijn goddelijke eenheid ontsproten de aeons, die samen een complexe metafysische structuur van de kosmos vormden. Het bezit van gnosis zou de menselijke ziel in staat stellen om terug te keren naar haar goddelijke oorsprong. Veel van deze elementen uit de gnostiek vindt men in de een of andere vorm ook terug in het hermetisme en het neoplatonisme.
Middeleeuwen
In de middeleeuwen speelde het Byzantijnse Rijk een grote rol in het bewaren en doorgeven van allerlei kennis, met name ook van westers esoterisme. Nadat het West-Romeinse Rijk in 410 was bezweken onder barbaarse invallen, werd Byzantium gedurende 1000 jaar het belangrijkste kanaal voor het verder verspreiden van wat de hellenistische cultuur had voortgebracht. Ook de Arabisch-islamitische cultuur speelde een niet te onderschatten rol als doorgeefluik van anders teloorgegane kennis van de antieke oudheid. Zo verschenen in de middeleeuwen oude alchemistische teksten praktisch niet in Europa vóór de twaalfde eeuw, tot ze via de islam in Spanje werden geïntroduceerd.[16]Arabische geleerden zouden vanaf de 6e eeuw gefascineerd raken door westerse geschriften over occulte wetenschappen zoals alchemie, astrologie en magie, en ontwikkelden ook een eigen hermetische literatuur.
Renaissance en 17e eeuw
Italiaans renaissancehumanisme, hermetica en kabbala
Historische overzichten begrijpen onder westerse esoterie de moderne esoterische stromingen die aan het einde van de 15e eeuw in het gelatiniseerde Westen ontstonden. Het was immers pas aan het begin van de renaissance dat er naar werd gestreefd om al het beschikbare esoterische materiaal uit de oudheid te verzamelen vanuit de overtuiging dat dit een homogeen geheel vormde.[17] Dit werd nog gestimuleerd door de instroom van in 1492 uit Spanje verdreven joden die christelijke Italiaanse humanisten met de kabbala in aanraking brachten.
Italiaanse renaissancehumanisten waren gepassioneerde verzamelaars van oude manuscripten. In 1490 kwam Cosimo de Medici in bezit van het Griekse manuscript van de Hermetica van Hermes Trismegistus en liet dat vertalen door Marsilio Ficino. Deze jonge humanist zou aan de basis liggen van een herleving van platonisme en hermetica in Florence. Aan de academie onderwees Ficino dat de menselijke ziel en het menselijk denken actief alle dingen in het universum konden beïnvloeden. De mens werd zo het centrum van dit universum, waarin hij op een magische manier kon doordringen. Overigens werd de ouderdom van de hermetica als ’philosophia perennis’ door de Italiaanse humanisten zwaar overschat, daterend van voorchristelijke tijden, met Hermes Trismegistus als tijdgenoot van Mozes.
De Hermetica was van grote invloed op de 'christelijke kabbala' zoals die aan de platoonse academie in Florence werd onderwezen. Pico della Mirandola vertaalde de belangrijkste kabbalistische teksten en formuleerde ook zijn eigen inzichten in kabbala en magie.
Na de reformatie zagen rozenkruisersmystiek, theosofie en vrijmetselarij het licht als takken van de brede spirituele stroming die renaissancehumanisten hadden herontdekt.
Agrippa
Heinrich Cornelius Agrippa’s De occulta philosophia libri tres (Drie boeken over occulte filosofie) uit 1533 vat het universum op als drie werelden: de elementale, de hemelse en de intellectuele wereld die met de juiste vorm van magie kunnen worden beïnvloed. Zijn visie is sterk geïnspireerd op neoplatonische denkbeelden en op de kabbala, met name op de levensboom met de sefirot. Zijn boeken bouwen verder op het werk van Marsilio Ficino, Pico della Mirandola en Johannes Reuchlins synthese van magie en godsdienst. De grote verdienste van zijn werk is dat, in tegenstelling tot veel grimoires van zijn tijd, het meer wetenschappelijk en intellectueel is dan mysterieus en occult.
Paracelsus
De astroloog en alchemist Paracelsus (1493/94–1541) verwierp de theorieën over magie van Heinrich Cornelius Agrippa en Nicolas Flamel, en streefde naar het ontwikkelen van een nieuwe geneeskunde met gebruik van chemicaliën en mineralen. Hij was ervan overtuigd dat een combinatie van christelijk geloof, dat wat zijn zintuigen hem leerden en een juiste kennis van de verbindingen tussen micro- en macrokosmos de oude Griekse en Romeinse geneeskunde zou vervangen. In zijn werken over geneeskunde combineert hij alchemie met ideeën uit het hermetisme en het platonisme om de eenheid tussen de mens, diens gezondheid en de natuur uit te leggen.
John Dee
Aan het Engelse hof genoot de in magie geschoolde filosoof en wiskundige John Dee (1527-1608) een goede reputatie als adviseur en hofastroloog van koningin Elizabeth I. Hij bekwaamde zich naar het voorbeeld van de Italiaanse humanisten in astrologie, alchemie en kabbala, en zou daar later in zijn leven ook theürgie aan toevoegen. Hij is met name bekend om zijn 'engelenmagie'. Op basis van de uitgebreide bibliotheekcatalogus die hij naliet, beschouwen wetenschappers als Frances Yates hem nu als een van de meest vooraanstaande proponenten van hermetica en kabbala uit de tijd van het humanisme.
Jacob Boehme en theosofie
Christelijke theosofie ontstond als reactie tegen de strenge orthodoxie van de lutherse leer en was vooral in de 17e en 18e eeuw een van de belangrijkste esoterische stromingen.[18] De bekendste vertegenwoordiger is Jacob Boehme. Hij was afkomstig uit een provincie in Saksen waar de reformatie weliswaar een vaste voet aan de grond had gekregen, maar waar de heterodoxe en hermetische traditie onverminderd was blijven voortleven. In zijn werk is sophia, wijsheid, de bemiddelaar waardoor de ziel van het individu met het goddelijke kan worden verenigd.
Rozekruisersmystiek
De Rozenkruisers waren een 17e-eeuws geheim genootschap. Het was een esoterische stroming die tegelijkertijd met de christelijke theosofie van Boehme opkwam in Duitstalige landen. Christian Rosenkreutz zou de legendarische stichter zijn geweest. In anoniem gepubliceerde cryptische ’manifesten’ werd een nieuwe filosofie beschreven, gebaseerd op alchemie. De mythe van de Rozenkruisers vormde de inspiratie voor de 18e-eeuwse vrijmetselarij en voor de 19e-eeuwse geheime orde van de Golden Dawn.
18e-eeuwse Tegen-Verlichting
Dat de periode van de Verlichting uitsluitend beheerst werd door rationalisme, wordt weerlegd door de groei van geheime genootschappen in met name Frankrijk en Duitsland. Duitse historici die deze periode bestuderen gewagen zelfs van een ’anti-Aufklärung’, waarmee ze de snelle verspreiding van vrijmetselarij, piëtisme en de neo-Rozenkruiserstroming in Duitsland bedoelen. De term Tegen-Verlichting werd gemunt door Isaiah Berlin om denkstromingen te benoemen die zich verzetten tegen de rationalistische en liberale denkbeelden van de Verlichting.
De vrijmetselarij was het vehikel voor de transfer van theosofische en alchemistische tradities. Met aanhangers in bijna elk land waar zij niet officieel verboden is, vormt vrijmetselarij de grootste geheime genootschap ter wereld. Vanuit enkele loges ontwikkelde zich de moderne symbolische of speculatieve vrijmetselarij, die in de 17e en 18e eeuw de (initiatie)rituelen en attributen van oude religieuze orden en ridderlijke broederschappen adopteerde. De nauwkeurig bewaarde geheimen van elke beroepsgroep over deze rituelen en symbolen plaatsen de vrijmetselarij in de traditie van het westers esoterisme. Een berucht aanhanger van de vrijmetselarij was de Italiaanse avonturier en magiër graaf Cagliostro (1743–1795).
Het illuminisme reageerde aan het einde van de 18e eeuw tegen het materialisme van de filosofen en droeg binnen het christendom het geloof uit in een bijzondere persoonlijke verlichting. De Franse visionaire filosoof Louis-Claude de Saint-Martin, die onder de invloed was van Emanuel Swedenborg, was een van de belangrijkste exponenten van het 18e-eeuwse filosofische illuminisme.
19e-eeuws occultisme
De twee belangrijkste stimuli tot vernieuwing van het 19e-eeuws westers esoterisme kwamen aanvankelijk uit het 18e-eeuwse werk van de Zweedse wetenschapper en mysticus Emanuel Swedenborg en de Duitse arts Franz Anton Mesmer.[19] Swedenborgs ideeën inspireerden in de 19e en 20e eeuw schrijvers over spiritualisme, metafysica en occultisme. Mesmer was de uitvinder van de theorie en de praktijk van het ’dierlijk magnetisme’ dat later bekend werd onder de naam mesmerisme. Vanuit het mesmerisme ontstond het spiritualisme dat in Europa en de VS omstreeks 1850 enorm populair werd als tijdverdrijf, met bewust opgewekte somnambulistische trances en seances met geesten (poltergeisten).
Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw zouden veel esoterische tradities uit de middeleeuwen en de renaissance herontdekt en aangepast worden door individuen en groepen die 'een derde weg' zochten tussen het christendom en het positivisme van de moderne wetenschap. Eliphas Lévi was de voortrekker van het Franse occultisme. Met zijn boeken over magie en kabbala lag hij mee aan de basis van een heropleving van het occultisme. Daarin speelde ook Papus (Gérard Encausse) een grote rol. Bij de Engelstalige esoterici legde Helena Blavatsky met Isis Unveiled (1877) en The Secret Doctrine (1888) het fundament voor een nieuwe ’occulte wetenschap’. De Theosophical Society die zij in 1875 in New York oprichtte, speelde een belangrijke rol in het verspreiden van het esoterisch gedachtegoed. De moderne theosofie werd uitgedragen door twee van haar discipelen, Annie Besant en Charles Webster Leadbeater. Rudolf Steiner gaf met zijn Antroposophical Society een meer christelijke interpretatie van de theosofie. In Engeland ontwikkelde de orde van de Golden Dawn een heel magisch systeem rond de kabbala en de sefirot, wat andere groepen inspireerde om ook eigen geheime ordes in het leven te roepen.
- "Occulte wetenschappen"
’Occult’ en ’occultisme’ waren tot vrij recent gangbare termen waarmee in het wetenschappelijk discours werd verwezen naar esoterische onderwerpen. De benamingen occulte wetenschappen en geheime wetenschappen worden nu vooral geassocieerd met de 19e-eeuwse revival van esoterie.
Reeds in 1829 verscheen er een boek van de dichter Eusèbe de Salverte met de titel Des sciences occultes ou Essai sur la Magie, les prodiges et les miracles. Het begrip ’occulte wetenschap’ is nadien gemunt door Rudolf Steiner in zijn werk 'Geheimwissenschaft im Umriss (’Occulte wetenschap, een overzicht’) uit 1909. Hierin schrijft hij een vervolg op een werk over theosofie en vereenzelvigt het begrip occulte wetenschap met antroposofie en theosofie. Een alternatieve benaming voor ’occulte wetenschap’ is ’geheime wetenschap’ (zie Blavatsky), waarmee een wetenschap bedoeld wordt waarvan de inhoud slechts door ingewijden bekend is. De benaming 'wetenschap' wekt in verband met die oude systemen van kennisverwerving en zingeving vaak wrevel op bij sommige moderne wetenschappers, omdat ze ervan uitgaan dat de term moet beantwoorden aan het moderne begrip over wetenschap, dat alleen die disciplines toelaat die de wetenschappelijke methode volgen.
20e eeuw en hedendaagse stromingen
De 20e-eeuwse westerse esoterie levert een bijzonder eclectisch beeld op, met allerlei neopaganistische groepen, in navolging van het in Engeland omstreeks 1950 ontstane wicca, de nieuwe hekserij die vooral in Angelsaksische landen grote populariteit genoot.
De tegencultuur van de jaren zestig en zeventig vormde een vruchtbare bodem voor ideeën over een spirituele revolutie die de heersende cultuur zou transformeren en de mensheid zou binnenvoeren in het Aquariustijdperk. Deze ideeën bestonden reeds in theosofische kringen in Engeland en werden uitgedragen in de boeken van Alice Bailey (1880-1949). De term new age werd in de jaren tachtig in de media gebruikelijk om allerlei alternatieve stromingen en ideeën aan te duiden die waren gevormd uit een mix van westerse en oosterse spiritualiteit. Een andere loot aan de zich steeds verder vertakkende boom van westerse esoterie was het neopaganisme. Gerald Gardner was in de jaren vijftig de schepper van een nieuwe neoheidense religie, wicca, wat de aanzet zou vormen tot het ontstaan van verwante groepen zoals het Keltisch geïnspireerde druïdisme en het Germaanse odinisme.
Wat veel van deze neopaganistische groepen gemeen hebben, is een verlangen naar een hechtere band met de natuur en, daarmee samenhangend, de nadruk op een ecologisch meer bewuste levensstijl. Een ander typisch kenmerk van de huidige populaire vormen van westers esoterisme, is het syncretisch karakter: er wordt gewinkeld bij verschillende oudere (soms verkeerd begrepen) tradities, die vervolgens in eigen rituelen en theorieën worden opgenomen. De moderne media hebben gezorgd voor een ongekende verspreiding van esoterische ideeën, onder meer via films, games, populistische literatuur en het internet.
Zie ook
- Bibliotheca Philosophica Hermetica, een bibliotheek in Amsterdam met een unieke collectie handschriften en gedrukte boeken op het gebied van christelijk-hermetische gnosis.
Noten
Bronnen en verwijzingen
Secundaire bronnen
|