Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Ferdinand Vercnocke
Ferdinand Vercnocke (Oostende, 14 december 1906 – Duffel, 12 mei 1989) was een Vlaams advocaat, polemist, dichter, illustrator, schilder, graficus, proza- en toneelschrijver.
Levensloop
Vercnocke werd geboren als zoon van een zeeloods. Het gezin met vier kinderen verhuisde bij het aanbreken van de Eerste Wereldoorlog naar Engeland (Aylesbury). Vader ging echter al snel terug als oorlogsvrijwilliger, de rest bleef overzee waar Ferdinand op een grammar school zat.
In 1919 kwam het gezin terug naar Oostende, waar hij zijn studie vervolgde aan het Onze-Lieve-Vrouwecollege. Hij schreef zich na het beëindigen van de humaniora in voor de eerste kandidatuur Germaanse filologie aan de Katholieke Universiteit Leuven. Op aandringen van zijn ouders koos hij echter voor de rechtsgeleerdheid. In 1927-1929 was Vercnocke voorzitter van het Algemeen Katholiek Vlaams Studentenverbond en in 1929-1930 praeses van het Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond (KVHV).
Na zijn studies en zijn legerdienst vestigde Vercnocke zich vanaf 1933 in Oostende en werd advocaat-stagiair aan de balie van Brugge. Hij was vooral literator eerder dan advocaat, want pas na zeven jaar stage werd hij tot het tableau toegelaten. In 1934 publiceerde hij zijn eerste dichtbundel: Zeeland. Vanaf 1935 schreef hij spreekkoren en strijdgedichten voor de landdagen van het VNV, voor de IJzerbedevaarten en voor de Vlaams Nationale Zangfeesten.
In 1932 overleed zijn oudste zus Marie-Louise (29) aan longontsteking, in 1939 overleed zijn jongere zus Henriette (30) in het kraambed bij de geboorte van haar tweede zoon. Zijn broer Robert voer in de koopvaardij als marconist en was geëmigreerd naar de Verenigde Staten, waar hij een gezin stichtte (San Francisco). Robert (50) overleed aldaar in 1951 door een infectie.
In de tijdschriften Volk waarvan hij redactielid was en in Voetlicht, evenals in Volk en Staat pleitte hij voor een ’volksverbonden’ kunst en uitte hij zijn bewondering voor de rassentheoretici in Duitsland.
In 1938 werd hij lid van het IJzerbedevaartcomité. Ook tijdens de oorlogsbedevaarten (1940-1944) zal hij daar een rol spelen.
Oorlogstijd
Op 28 augustus 1939 werd hij gemobiliseerd in het Belgisch Leger als onderluitenant en diende tot de capitulatie na de Achttiendaagse Veldtocht in mei 1940, waarna hij werd krijgsgevangen. Na drie weken werd hij vrijgelaten. Ondertussen woonden zijn ouders in Gistel, omdat het huis in Oostende beschadigd was door de Duitse bombardementen.
In 1940 sympathiseerde Vercnocke met het Vlaams Nationaal Verbond en werd in maart van het volgende jaar medewerker bij Zender Brussel, een propagandakanaal voor het nationaalsocialistische gedachtegoed op de radio. Hij leidde er de rubriek Politiek en Gemeenschap. Ook werkte hij mee aan het dagblad Volk en Staat. Hij werd een boegbeeld van de (literaire) collaboratie en in de meeste collaborerende publicaties verschenen gedichten van hem.
Op 7 december 1940 nam hij deel aan een reis van kunstenaars naar Duitsland, georganiseerd door de DeVlag onder leiding van kunstschilder Albert Servaes, waarvan een ontvangst door Joseph Goebbels het hoogtepunt was. In DeVlag (1941) verschenen zijn dithyrambische gedichten ‘Aan Hitler’ en ‘Groot-Germanje’.
Als enige Vlaming nam hij in 1941 (oktober) ook deel aan een drieweekse reis doorheen Duitsland ’Dichterfahrt durch deutsches land 1941’, georganiseerd door de ESV (Europäischen Schrifsteller-Vereinigung) die uitmondde in het ’Weimarer Dichtertreffen’.[1]p. 130-131 In Weimar sloten ook Filip De Pillecyn, Felix Timmermans en Ernest Claes zich aan.[1]p. 255.
In 1943 reisde hij voor Volk en Staat naar het massagraf van het toen nog door Duitsland bezette Katyn (Rusland, Sovjet-Unie) in het gezelschap van enkele andere leden van de ESV[1] p. 348. en schreef hierover een verslag[2][1]p. 354. Dit bezoek werd hem op zijn proces zwaar aangerekend. Later zou blijken dat Rusland wel degelijk verantwoordelijk was voor het bloedbad (zie Bloedbad van Katyn).
In 1944 werd de propagandafilm Vlaanderen te weer een aantal malen vertoond, een film gebaseerd op een scenario van Vercnocke.
Na een machtswissel en pesterijen, nam Vercnocke in 1943 ontslag bij Zender Brussel, deels om gezondheidsredenen en deels uit onvrede met de bemoeizucht van de bezetter.
De bewering dat Vercnocke lid zou geweest zijn van de Algemene SS Vlaanderen[3] en zich meer en meer compromitteerde naarmate de oorlog vorderde wordt sterk in twijfel getrokken in een recente studie aan de hand van Vercnockes krijgsdossier en proces:[4]
- „Vooreerst is Vercnockes belangstelling voor het nationaalsocialisme en de volksverbonden kunst al ruim voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog aanwezig. Daarnaast gaat het niet om een geleidelijke toename in de mate van bevlogenheid, als wel om een piek in 1940-1942, gevolgd door een afname en het verleggen van de focus op de eigen volks-nationale belangen. (…) Er werd [op het proces] veel rekening gehouden met zijn zelfstandige evolutie tijdens de bezetting, zozeer zelfs dat men in het vonnis van een „opstand tegen de algehele verknechting van het nazisme” zou spreken. Een andere factor was het ontbreken van enig bewijs voor lidmaatschap van paramilitaire organisaties. (…) Van SS-neigingen aan het einde van de oorlog kan al helemaal geen sprake zijn, als leden van het IJzerbedevaartcomité reeds in 1942 vaststelden dat Vercnocke op zijn schreden was teruggekeerd. (…) De figuur Vercnocke staat dus voor Vlaamse literaire collaboratie met het oog op Dietse zelfstandigheid.”[4]p. 113-114.
Na de oorlog
Op 15 september 1944 werd hij, na de Bevrijding, aangehouden onder de beschuldiging dat hij zijn poëzie in dienst had gesteld van de bezetter en zich had bezondigd aan het schrijven van pro-Duitse artikelen in Volk en Staat. Hij behoorde tot de beschuldigden die geoordeeld werden tijdens het proces van Volk en Staat en werd veroordeeld tot 12 jaar celstraf (10 jaar in beroep), maar kwam in 1949 vrij. Tijdens zijn gevangenschap schreef hij poëzie, die later verscheen in twee bundels: Het Eiland Antilia (1951), en De Gouden Helm (1951).
Ondertussen was hij, einde 1944, op het tableau van de Brugse balie geschrapt.
In 1964 kreeg hij eerherstel.[1]p. 379.
In 1950 tekende hij de illustraties bij een heruitgave van Stijn Streuvels’ Genoveva van Brabant (uitg. ’t Leieschip, Kortrijk).
Op 29 september 1951 trouwde Vercnocke met de dichteres en leerkracht Simonne Wolfs (1919-2015) met wie hij in Weerde ging wonen. Het gezin kreeg twee kinderen. Zijn moeder overleed in 1951, zijn vader in 1960.
In deze periode werkte hij nog korte tijd mee aan het weekblad De Vlaamse Linie en het dagblad De Standaard. Hij schreef ook opnieuw spreekkoren voor de IJzerbedevaarten en de Vlaamse Nationale Zangfeesten.
In augustus 1955 is er de opvoering van het massaspel in open lucht Godelieve van Gistel, waarvoor hij de tekst schreef in een regie van Remy Van Duyn.[5]
Tot zijn pensionering werkte hij als supervisor in het Brussels filmlaboratorium Meuter-Titra, waarnaast hij doorging met poëzie en vanaf de jaren 1970 vooral met schilderkunst (meer dan 300 werken).
Ter gelegenheid van zijn 80ste verjaardag werd Ferdinand Vercnocke gehuldigd in de Abdij van Grimbergen, waar zijn laatste bundel, De Aardse Staat gepresenteerd werd. De laudatio werd uitgesproken door Anton Van Wilderode. Er was tevens een overzichtstentoonstelling van zijn schilderwerk.[6]
Twee jaar later overleed hij op 82-jarige leeftijd en werd op 18 mei 1989 begraven in Oostende (Begraafplaats Paster Pype) bij zijn ouders en oudste zus.
Publicaties
Poëzie
- Zeeland (1934)
- De Geesel Gods (1936)
- Nieuw Volk. Gedoemde grenzen (1937)
- Kolga (1938)
- Zeenacht – met muziek van Arthur Meulemans (1941)
- Heervaart (1941)
- Koning Skjold (1941)
- Ask en Embla (1942)
- Hansa (1943)
- De Klokhofstee (onuitg.) (1944)
- Het Eiland Antilia (1951)
- De Gouden Helm (1951)
- Het Houten Zwaard (1953 – kindergedichten, onuitg.)
- Zee in het Westen (1954)
- Land aan het Zwin (1961)
- De stad in zee (1964)
- Moederzee (1967)
- Deltaland (1973 Poëtisch Erfdeel der Nederlanden)
- De Geuzenpenning (1975)
- De zeven zeeën (1976)
- De aardse staat (1987)
Toneel
- Als Roeland luidt (opvoering 1935, 1955)
- Dampierre (opvoering 1938, 1941)
- Magellaan (1943)
- Ouders van Rubens (1946 – ook vertaald in het Engels)
- Brief aan Goethe (1949)
- Martinus. Spel van de arbeid. (1952)
- De Rode Kaproenen (1952)
- Ysersage (1953)
- St.-Godelievespel (1953 - opvoering 1955)
- De Grote Zwartrok (1953)
- Karel De Stoute (1955)
- Adele van Opwijk (1955)
- Drie Volkse Spelen: Als Roeland luidt, Dampierre, De Rode Kaproenen (1956 – eigen beheer)
- Held van Hiroshima (1956)
- The A-Bomb (1956 – vertaling Held van Hiroshima)
- De Stad (1957)
- Karlemanje (1961)
- Pieter Coutereel (1964)
Proza
- Liebaerts, sagen voor de Dietsche jeugd, 1937
- Onze adelbrieven, 1942
- Vlaanderen in nood (1942
- Kapitein Kruyt, 1960 (roman)
Onuitgegeven
- Ridder Dood en Duivel. Terugblik op mijn gebeurtenissen van 1939 tot 1949 (1966)
- Brieven aan Atlantis. Jeugdherinneringen (1958)
- Patricia. Brieven aan een kind. (1948)
- Celbrieven (1944-1949)
- Poëtisch celdagboek (1944-1949)
- Liefdesbrieven (1950-1951)
Literatuur
- G. BILLIET, Ferdinand Vercnocke 70, in: Dietse Warande en Belfort, 1977
- Juliaan HAEST, Ferdinand Vercnocke, Antwerpen, Artiestenfonds, 1980.
- Fernand BONNEURE, Ferdinand Vercnocke, in: Brugge Beschreven. Hoe een stad in teksten verschijnt, Brussel, Elsevier, 1984.
- H. VAN DE VIJVER, Het cultureel leven tijdens de bezetting (België in de Tweede Wereldoorlog, nr. 8), 1990.
- Elke BREMS, De Verkondiger van het bloed. De literaire opvattingen van Ferdinand Vercnocke in ’Volk en Staat’, in: Driemaandelijks Tijdschrift van de Auschwitz-Stichting, 1996
- Marnix BEYEN, Vercnocke, Ferdinand, in de Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, Lannoo, Tielt, 1998. Herwerkte uitgave 2023.
- Carlos VAN LOUWE, Pieter Jan VERSTRAETE, De Oorlogsbedevaarten, Kroniek van de vergeten IJzerbedevaarten 1940-1944, Kortrijk Groeninghe, 2002, ISBN 9789071868641.
- Frank-Rutger HAUSMAN, "Dichte, Dichter, tage nicht”, Die Europäische Schrifsteller Vereinigung in Weimar 1941-1948, 2004, ISBN 3-465-03295-0.
- Andries VAN DEN ABEELE, De Balie van Brugge, Brugge, 2009.
- Ingeborg TIBAU, Ferdinand Vercnocke: als boegbeeld veroordeeld. Een geval van Vlaamse literaire collaboratie voor de krijgsraad, masterproef, KULeuven, Faculteit Letteren, 2019.
Verwijzingen
- ↑ 1,0 1,1 1,2 1,3 1,4 „Dichte, Dichter, tage nicht“, Die Europäische Schrifsteller Vereinigung in Weimar 1941-1948, Frank-Rutger Hausman, 2004, ISBN 3-465-03295-0. op amazon.de
- º Ik was in Katyn, F. Vercnocke, zie: pallas cegesoma
- º Oorlogsgedenkschriften C. Verschaeve 1944-1946, Verschaeviana 1988-1989, Vanlandschoot, Meyers, De Deygere, p. 161 op ADVN.be
- ↑ 4,0 4,1 Ingeborg TIBAU, Ferdinand Vercnocke: als boegbeeld veroordeeld. Een geval van Vlaamse literaire collaboratie voor de krijgsraad, masterproef, KULeuven, Faculteit Letteren, 2019.
- º Het openluchtdrama Godelieve van Gistel, Georges Marlier, 1955, in DBNL
- º Viering Abdij Grimbergen op YouTube
Weblinks
Profiel bij de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (dbnl) |
Trivia
Diverse musici hebben een compositie geschreven op gedichten van Ferdinand Vercnocke. Zo heeft de Belgische folkgroep Laïs een compositie geschreven op het gedicht Bruidsnacht[1] en is de zesde symfonie van Arthur Meulemans, de "Zeesymfonie" voor groot orkest, alt en gemengd koor, gebaseerd op een andere tekst van Vercnocke.