Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Karel de Grote: verschil tussen versies
(https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Karel_de_Grote&oldid=51486373) |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
(3 tussenliggende versies door 2 gebruikers niet weergegeven) | |||
Regel 1: | Regel 1: | ||
{{Zie dp}} | {{Zie dp}} | ||
{{Infobox dynastie | {{Infobox dynastie | ||
| afbeelding | | afbeelding = | ||
| onderschrift = | | onderschrift = | ||
| naam | | naam = Karel de Grote | ||
| leven | | leven = ca. [[747]]-[[814]] | ||
| functie | | functie = [[Lijst van Frankische koningen|Koning der Franken]] | ||
| periode | | periode = [[768]]-[[814]] | ||
| voorganger | | voorganger = [[Pepijn de Korte]] | ||
| opvolger | | opvolger = [[Lodewijk de Vrome|Lodewijk I]] | ||
| functie2 | | functie2 = [[Keizers van het Heilige Roomse Rijk|Keizer van het Heilige Roomse Rijk]] | ||
| periode2 | | periode2 = [[800]]-[[814]] | ||
| voorganger2 = | | voorganger2 = | ||
| opvolger2 | | opvolger2 = [[Lodewijk de Vrome|Lodewijk I]] | ||
| functie3 | | functie3 = [[Lijst van heersers van Beieren|Hertog van Beieren]] | ||
| periode3 | | periode3 = [[788]]-[[814]] | ||
| voorganger3 = [[Tassilo III van Beieren]] | | voorganger3 = [[Tassilo III van Beieren]] | ||
| opvolger3 | | opvolger3 = [[Lodewijk de Vrome|Lodewijk I]] | ||
| vader | | vader = [[Pepijn de Korte]] | ||
| moeder | | moeder = [[Bertrada van Laon]] | ||
| dynastie | | dynastie = [[Karolingen]] | ||
| handtekening = | | handtekening = | ||
}} | }} | ||
'''Karel de Grote''' ([[Duits]]: ''Karl der Große''; [[Frans]] en [[Engels]]: ''Charlemagne''; [[Latijn]]: ''Carolus Magnus of Karolus Magnus'') (waarschijnlijk [[2 april]] [[747]] of [[748]]<ref name="geboorte">Vgl. {{Aut|K.F. Werner}}, Das Geburtsdatum Karls des Großen, in ''Francia'' 1 (1973), pp. [https://web.archive.org/web/20131117074120/ | '''Karel de Grote''' ([[Duits]]: ''Karl der Große''; [[Frans]] en [[Engels]]: ''Charlemagne''; [[Latijn]]: ''Carolus Magnus of Karolus Magnus'') (waarschijnlijk [[2 april]] [[747]] of [[748]]<ref name="geboorte">Vgl. {{Aut|K.F. Werner}}, Das Geburtsdatum Karls des Großen, in ''Francia'' 1 (1973), pp. [https://web.archive.org/web/20131117074120/https://mdzx.bib-bvb.de/francia/Blatt_bsb00016275%2C00115.html 115-157], {{Aut|M. Becher}}, Neue Überlegungen zum Geburtsdatum Karls des Großen, in ''Francia'' 19 (1992), pp. [https://web.archive.org/web/20131117074146/https://mdzx.bib-bvb.de/francia/Blatt_bsb00016296%2C00047.html 37-60]. Werner pleit voor 747 als zijn geboortejaar, Becher voor 748. In het oudere onderzoek werd 742 vaak als geboortejaar genomen, maar in het recentere onderzoek neigt men meer naar 747/48, vgl. {{Aut|R. McKitterick}}, ''Charlemagne: The Formation of a European Identity'', Cambridge, 2008, p. [https://books.google.com/books?id=kxb8kR4hvbQC&lpg=PP1&ots=wqZFz882dI&dq=McKitterick%3A%20Charlemagne&pg=PT90#v=onepage&q=&f=false 72].</ref> – [[Aken (stad)|Aken]], [[28 januari]] [[814]]<ref>''Necrologium Augiae Divitis'', 28 ianuarius, p. 273; ''Das Martyrolog-Necrolog von St. Emmeran zu Regensburg'', 28/1, p. 215; ''Necrologium monasterii Sanctorum Petri et Andreae Novalicii'', V Kal. Febr., p. 292, ''Necrologium S. Andreae Taurinensis'', V Kal. Febr., p. 319; ''Necrologium monasterii Superioris Ratisbonensis'', 28 ianuarius, p. 336, ''Liber memorialis Romaricensis'', p. 4; ''Annales Necrologici Fuldenses'', a. 814, p. 170; ''Notae necrologicae Bernoldi'', 28 ianuarius, p. 657; ''[[Annales Regni Francorum]]'' 814 [p. 140] (= {{Aut|B. W. Scholz; B. Rogers}} (vert.), ''Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories'', Ann Arbor, 1972, p. 97); Einhard, ''Vita Karoli Magni'' [https://www.thelatinlibrary.com/ein.html#30 30]; Thegan, ''Gesta Hludowici imperatoris'' 7, p. 186; Astronomus (anoniem), ''Vita Hludowici imperatoris'' 20, p. 344; ''[[Annales Fuldenses]]'' 814 (= {{Aut|G. H. Pertz}} (red.), ''Monumenta Germaniae Historica, Scriptores'', I, Hannover, 1826, p. [https://www.dmgh.de/de/fs2/object/goToPage/bsb00000868.html?pageNo=356 356]); ''Annales Marbacenses'', p. 18; Andreas van Bergamo, ''Chronicon'' of ''Historia'', p. 224; ''Annales Xantenses'', a. 814, pp. 4-5; ''Annales Hildesheimenses'' 46, p. 15; ''Bernoldi Chronicon'', a. 814, p. 419; ''Herimanni Augiensis chronicon'', a. 814, p. 103; ''Ademari Cabannensis Chronicon'' II 25, p. 111; ''Il Chronicon di Benedetto monaco di S. Andrea del Soratte'', p. 123; ''Catalogus regum Langobardorum et Italicorum Lombardus'' C, p. 510, D, p. 511, F, p. 509; ''Cronaca di Novalesa'' III 27, pp. 176-178.</ref>), afkomstig uit het geslacht der [[Karolingen]], was vanaf [[9 oktober]] [[768]] [[Lijst van Frankische koningen|koning]] der [[Frankische Rijk|Franken]]<ref name="Koningskroning">''Annales Regni Francorum'' 768 (= {{Aut|B. W. Scholz; B. Rogers}} (vert.), ''Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories'', Ann Arbor, 1972, p. [https://books.google.com/books?id=hGDw_snvj7EC&pg=PA46 46]).</ref> en vanaf [[25 december]] [[800]] [[Lijst van keizers van het Heilige Roomse Rijk|keizer]] van het ‘middeleeuwse’ West-Romeinse Rijk. | ||
Deze kleinzoon van [[Karel Martel]] kreeg reeds tijdens zijn leven de bijnaam | Deze kleinzoon van [[Karel Martel]] kreeg reeds tijdens zijn leven de bijnaam ’de Grote’ en geldt sinds de [[middeleeuwen]] als een van de belangrijkste heersers van het Westen. Het Frankische Rijk kende onder hem zijn grootste omvang. Met zijn kroning door paus [[Leo III]] op eerste kerstdag 800 in Rome, werd het keizerschap in West-Europa in ere hersteld. Op initiatief van keizer [[Frederik I van Hohenstaufen|Frederik Barbarossa]] werd Karel de Grote op [[29 december]] [[1165]] door de [[tegenpaus Paschalis III]] heilig verklaard.<ref name="heiligverklaring">{{Aut|[[Caesar Baronius|C. Baronius]]}}, ''Annales ecclesiastici denuo excusi et ad nostra usque tempora perducti ab Augustino Theiner'', XIX, Baarle-Hertog, 1869, p. [https://books.google.com/books?id=vhrnAAAAMAAJ&pg=PA265 265].</ref> Reeds in het epos ''[[Karolus Magnus et Leo Papa]]'' (eind 8e eeuw) werd hij tot "''Pater Europae''" ("Vader van Europa") uitgeroepen.<ref>''Karolus Magnus et Leo Papa'', vv. 504f: ''Rex, pater Europe, et summus Leo pastor in orbe – Congressi, inque vicem vario sermone fruuntur.''</ref> Karel de Grote wordt beschouwd als een persoonlijkheid die het collectief Europees [[historisch besef|historisch bewustzijn]] heeft vormgegeven.<ref>[https://www.rowohlt.de/fm/131/Haegermann_Karl.pdf {{Aut|D. Hägermann}}, ''Karl der Große: Herrscher des Abendlandes. Biographie'', Berlijn, 2000, p. 9.]</ref> | ||
Zowel de Duitsers als de Fransen voeren het begin van hun nationale geschiedenis terug tot Karel de Grote. De stad [[Aken (stad)|Aken]] stelde in [[1949]] als erkenning voor zijn verdiensten de [[Internationale Karelsprijs Aken]] in, die jaarlijks wordt uitgereikt.<ref>[ | Zowel de Duitsers als de Fransen voeren het begin van hun nationale geschiedenis terug tot Karel de Grote. De stad [[Aken (stad)|Aken]] stelde in [[1949]] als erkenning voor zijn verdiensten de [[Internationale Karelsprijs Aken]] in, die jaarlijks wordt uitgereikt.<ref>[https://www.karlspreis.de/der_karlspreis/entstehungsgeschichte.html Entstehungsgeschichte, Karlspreis.de]</ref> | ||
==Leven== | ==Leven== | ||
Regel 32: | Regel 32: | ||
===Afkomst, geboorte en jeugd=== | ===Afkomst, geboorte en jeugd=== | ||
Karel was de oudste zoon van de latere koning [[Pepijn de Korte]] en [[Bertrada van Laon]], bijgenaamd "Bertrada met de grote voet".<ref>Einhard, ''Vita Karoli Magni'' [ | Karel was de oudste zoon van de latere koning [[Pepijn de Korte]] en [[Bertrada van Laon]], bijgenaamd "Bertrada met de grote voet".<ref>Einhard, ''Vita Karoli Magni'' [https://www.thelatinlibrary.com/ein.html#2 2], ''Genealogiæ Comitum Flandriæ, Witgeri Genealogica Arnulfi Comitis'' r. 29 (= {{Aut|L.C. Bethmann}} (red.), ''Monumenta Germaniae Historica Scriptores'', IX, Hannover, 1861, p. [https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000841.html?pageNo=302&sortIndex=010%3A050%3A0009%3A010%3A00%3A00 302]), ''Chartularium Sithiense'' I 34 (= {{Aut|M. Guérard}} (red.), ''Cartulaire de l'abbaye de Saint-Bertin'', III, Parijs, 1840, p. [https://archive.org/stream/cartulairedelabb00sain#page/56/mode/2up 56]), ''Ex Hilduini abbatis libro de Sancto Dionysio'' r. 6 (= {{Aut|W. Wattenbach}} (red.), ''Monumenta Germaniae Historica Scriptores'', XV.1, Hanover, 1887, p. [https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000890.html?pageNo=3 3]), ''Hermannus de institutione monasterii Altahensis'' rr. 34, 37 (= {{Aut|P. Jaffé}} (red.), ''Monumenta Germaniae Historica Scriptores'', XVII, Hanover, 1861, p. [https://www.dmgh.de/de/fs2/object/display/bsb00000842_00381.html?sortIndex=010%3A050%3A0017%3A010%3A00%3A00&zoom=0.75 369]).</ref> Zijn geboortejaar is omstreden,<ref name="geboorte"/> zijn geboorteplaats is niet gekend, temeer omdat meerdere plaatsen in aanmerking komen.<ref>{{Aut|S. Abel – B. von Simson}} (red.), ''Jahrbücher des fränkischen Reiches unter Karl dem Grossen'', I, Leipzig, 1888<sup>2</sup>, pp. [https://www.archive.org/stream/jahrbcherdesfr01abeluoft#page/n7/mode/2up 14-16].</ref> | ||
Karels biograaf [[Einhard]] schreef in zijn ''Vita Karoli Magni'', dat er over de kindertijd en de jeugd van de keizer niets schriftelijk was overgeleverd en dat er bij de aanvatting van zijn werk | Karels biograaf [[Einhard]] schreef in zijn ''Vita Karoli Magni'', dat er over de kindertijd en de jeugd van de keizer niets schriftelijk was overgeleverd en dat er bij de aanvatting van zijn werk – ongeveer vijftien jaar na Karels dood – niemand meer in leven was die erover kon vertellen.<ref>''Vita Karoli Magni'' [https://www.thelatinlibrary.com/ein.html#4 4].</ref> | ||
Karel werd in 754 samen met zijn broer [[Karloman I|Karloman]] door [[ | Karel werd in 754 samen met zijn broer [[Karloman I|Karloman]] door paus [[Stefanus II (III)]] gezalfd in de [[kathedraal van Saint-Denis]] bij Parijs.<ref>''Annales Regni Francorum'' 754 (= {{Aut|B. W. Scholz – B. Rogers}} (vert.), ''Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories'', Ann Arbor, 1972, p. [https://books.google.com/books?id=njU9wgpUKcwC&pg=PA40 40]).</ref> | ||
'''De stamboom van Karel de Grote''' | '''De stamboom van Karel de Grote''' | ||
{| border="1" cellpadding="4" cellspacing="4" style="border: 2px solid gray; border-collapse: collapse;" | {| border="1" cellpadding="4" cellspacing="4" style="border: 2px solid gray; border-collapse: collapse;" | ||
| align="center" width="12%"|[[Pepijn van Herstal]]<br />(* ca. 635 | | align="center" width="12%"|[[Pepijn van Herstal]]<br />(* ca. 635 – † 714)<br />Frankische [[hofmeier]] | ||
| align="center" width="12%"|[[Alpaida (persoon)|Alpaida]]<br />(† voor 714)<br />zogenaamd [[Friedelehe]] | | align="center" width="12%"|[[Alpaida (persoon)|Alpaida]]<br />(† voor 714)<br />zogenaamd [[Friedelehe]] | ||
| align="center" width="12%"|[[Liutwin]]<br />(† ca. 717 in Reims)<br />bisschop in [[Trier]], [[Reims]] en [[Laon]] | | align="center" width="12%"|[[Liutwin]]<br />(† ca. 717 in Reims)<br />bisschop in [[Trier]], [[Reims]] en [[Laon]] | ||
| align="center" width="12%"|NN | | align="center" width="12%"|NN | ||
| align="center" width="12%"|[[Martin van Laon|Martin]]<br />(* ca. 660 | | align="center" width="12%"|[[Martin van Laon|Martin]]<br />(* ca. 660 – † 680)<br />[[graaf van Laon]] | ||
| align="center" width="12%"|[[Bertrada de oudere]]<br />(* 660 | | align="center" width="12%"|[[Bertrada de oudere]]<br />(* 660 – † na 721)<br />stichtster van de [[abdij van Prüm]] | ||
| align="center" width="12%"|NN | | align="center" width="12%"|NN | ||
| align="center" width="12%"|NN | | align="center" width="12%"|NN | ||
|- | |- | ||
| colspan="2" align="center" width="25%"|[[Karel Martel]]<br />(* ca. 689 | | colspan="2" align="center" width="25%"|[[Karel Martel]]<br />(* ca. 689 – † 741)<br />Frankische hofmeier | ||
| colspan="2" align="center" width="25%"|[[Rotrude van Trier]]<br />(* 690 | | colspan="2" align="center" width="25%"|[[Rotrude van Trier]]<br />(* 690 – † 724) | ||
| colspan="2" align="center" width="25%"|[[Charibert van Laon|Charibert]], <br />(* 680 | | colspan="2" align="center" width="25%"|[[Charibert van Laon|Charibert]], <br />(* 680 – † 747) <br />graaf van Laon | ||
| colspan="2" align="center" width="25%"|[[Gisele van Aquitanië]] | | colspan="2" align="center" width="25%"|[[Gisele van Aquitanië]] | ||
|- | |- | ||
| colspan="4" align="center" width="50%"|[[Pepijn de Korte]]<br />(* 714 | | colspan="4" align="center" width="50%"|[[Pepijn de Korte]]<br />(* 714 – † 768)<br />koning van de Franken | ||
| colspan="4" align="center" width="50%"|[[Bertrada van Laon]]<br />(* ca. 725 | | colspan="4" align="center" width="50%"|[[Bertrada van Laon]]<br />(* ca. 725 – † 783) | ||
|- | |- | ||
| colspan="8" align="center"|Karel de Grote<br />(* ca. 747 | | colspan="8" align="center"|Karel de Grote<br />(* ca. 747 – † 814)<br />Koning der Franken, Keizer van het Heilige Roomse Rijk | ||
|} | |} | ||
===Gedeeld koningschap (768-771)=== | ===Gedeeld koningschap (768-771)=== | ||
Na de dood van zijn vader in [[768]] werd diens koninkrijk verdeeld onder Karel en Karloman. Op [[9 oktober]] 768, het feest van [[Dionysius van Parijs]], werd Karel in [[Noyon]] gekroond en Karloman in het nabijgelegen [[Soissons (stad)|Soissons]].<ref name="Koningskroning"/> Karel kreeg de gebieden langs de westelijke en noordelijke kusten: het westen van [[Aquitanië]], de grootste delen van [[Neustrië]] en [[Austrasië]], en [[Landgraafschap Thüringen|Thüringen]].<ref>''Annales Regni Francorum'' (revisor) 769 (= {{Aut|B. W. Scholz – B. Rogers}} (vert.), ''Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories'', Ann Arbor, 1972, p. [https://books.google.com/books?id=hGDw_snvj7EC&pg=PA47 47]), ''[[Kronieken van Fredegar]]'' (voortzettingen) LIII [ed. {{Aut|Wallace-Hadrill}}, p. 121]; ''Annales Mettenses Priores'' 768 (= {{Aut|B. von Simson}} (red.), ''Monumenta Germaniae Historica, Scriptores rerum Germanicarum in usum scholarum separatim editi'', X, Hannover, 1905, p. [https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000763.html?pageNo=55 55]).</ref> Karloman kreeg [[Koninkrijk Bourgondië|Bourgondië]], [[Alemannië]], de resterende delen van Aquitanië, Neustrië en Austrasië, de [[Provence (Frankrijk)|Provence]], en het indirecte gezag over [[Beieren]].<ref>''Annales Regni Francorum'' (revisor) 769 [ed. {{Aut|Kurze}}, p. 29], ''[[Kronieken van Fredegar]]'' (voortzettingen) LIII [ed. {{Aut|Wallace-Hadrill}}, p. 121]; ''Annales Mettenses Priores'' 768 (= {{Aut|B. von Simson}} (red.), ''Monumenta Germaniae Historica, Scriptores rerum Germanicarum in usum scholarum separatim editi'', X, Hannover, 1905, p. [https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000763.html?pageNo=55 55]).</ref> | |||
Na de dood van zijn vader in [[768]] werd diens koninkrijk verdeeld onder Karel en Karloman. Op [[9 oktober]] 768, het feest van [[Dionysius van Parijs]], werd Karel in [[Noyon]] gekroond en Karloman in het nabijgelegen [[Soissons (stad)|Soissons]].<ref name="Koningskroning"/> Karel kreeg de gebieden langs de westelijke en noordelijke kusten: het westen van [[Aquitanië]], de grootste delen van [[Neustrië]] en [[Austrasië]], en [[Landgraafschap Thüringen|Thüringen]].<ref>''Annales Regni Francorum'' (revisor) 769 (= {{Aut|B.W. Scholz | |||
====Onderwerping van Aquitanië en Gascogne==== | ====Onderwerping van Aquitanië en Gascogne==== | ||
In [[769]], kort na de dood van Pepijn de Korte, probeerde hertog [[Hunold van Aquitanië]] zich onafhankelijk te maken van de Karolingers.<ref>''Annales Regni Francorum'' 769 (= {{Aut|B.W. Scholz | In [[769]], kort na de dood van Pepijn de Korte, probeerde hertog [[Hunold van Aquitanië]] zich onafhankelijk te maken van de Karolingers.<ref>''Annales Regni Francorum'' 769 (= {{Aut|B. W. Scholz – B. Rogers}} (vert.), ''Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories'', Ann Arbor, 1972, p. [https://books.google.com/books?id=hGDw_snvj7EC&pg=PA47 47]), ''Annales Fuldenses'' 769 (= {{Aut|G. H. Pertz}} (red.), ''Monumenta Germaniae Historica, Scriptores'', I, Hannover, 1826, p. [https://www.dmgh.de/de/fs2/object/goToPage/bsb00000868.html?pageNo=348&sortIndex=010%3A050%3A0001%3A010%3A00%3A00 348]).</ref> Karel begon daarop een veldtocht tegen hem, zonder de beloofde steun van zijn broer Karloman. | ||
Hij dwong Hunold te vluchten naar hertog [[Lupus II van Gascogne]]. Deze was echter zo geïntimideerd door Karels dreigementen, dat hij naast de uitlevering van Hunold en diens vrouw, ook zijn eigen hertogdom onderwierp aan Karel (769).<ref>Einhard, ''Vita Karoli Magni'' [ | Hij dwong Hunold te vluchten naar hertog [[Lupus II van Gascogne]]. Deze was echter zo geïntimideerd door Karels dreigementen, dat hij naast de uitlevering van Hunold en diens vrouw, ook zijn eigen hertogdom onderwierp aan Karel (769).<ref>Einhard, ''Vita Karoli Magni'' [https://www.thelatinlibrary.com/ein.html#5 5], ''Annales Regni Francorum'' (revisor) 769 (= {{Aut|B. W. Scholz – B. Rogers}} (vert.), ''Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories'', Ann Arbor, 1972, p. [https://books.google.com/books?id=hGDw_snvj7EC&pg=PA47 47]-[https://books.google.com/books?id=hGDw_snvj7EC&pg=PA48 48]).</ref> | ||
In 770 sloot hij door bemiddeling van abt [[Sturmius]] van [[Fulda (stad)|Fulda]] een verdrag met [[Tassilo III van Beieren]].<ref>[[Eigil van Fulda]], ''Vita Sturmi'' 22 (= {{Aut|G.H. Pertz}} ( | In 770 sloot hij door bemiddeling van abt [[Sturmius]] van [[Fulda (stad)|Fulda]] een verdrag met [[Tassilo III van Beieren]].<ref>[[Eigil van Fulda]], ''Vita Sturmi'' 22 (= {{Aut|G. H. Pertz}} (red.), ''Monumenta Germaniae Historica, Scriptores'', II, Hannover, 1829, p. [https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000869.html?pageNo=376 376]).</ref> In datzelfde jaar trad hij in het huwelijk met de [[Longobarden|Longobardische]] prinses [[Desiderata van Lombardije|Desiderata]].<ref name="Desiderata">Einhard, ''Vita Karoli Magni'' [https://www.thelatinlibrary.com/ein.html#18 18]; ''Annales Fuldenses'' 770 (= {{Aut|G. H. Pertz}} (red.), ''Monumenta Germaniae Historica, Scriptores'', I, Hannover, 1826, p. [https://www.dmgh.de/de/fs2/object/goToPage/bsb00000868.html?pageNo=348&sortIndex=010%3A050%3A0001%3A010%3A00%3A00 348]).</ref> Dit zeer tegen de zin van paus [[Stefanus III (IV)]], die de samenwerking met de Franken in gevaar zag komen.<ref>''Codex Carolinus'' nr. 45 ({{Aut|W. Gundlach}} (red.), ''Monumenta Germaniae Historica, Epistolae'', III, Berlijn, 1892, p. [https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000534.html?pageNo=561&sortIndex=040%3A010%3A0003%3A010%3A00%3A00 561]).</ref> Karlomans rijk werd hierdoor namelijk omsingeld door dat van Karel (in het westen) en zijn nieuwe bondgenoten (in het oosten). | ||
===Alleenheerschappij en uitbreiding van het rijk (771-800)=== | ===Alleenheerschappij en uitbreiding van het rijk (771-800)=== | ||
Op [[4 december]] [[771]] overleed Karloman echter te [[Samoussy]], nabij [[Laon]].<ref>''Annales Fuldenses'' 771 (= {{Aut|G.H. Pertz}} ( | Op [[4 december]] [[771]] overleed Karloman echter te [[Samoussy]], nabij [[Laon]].<ref>''Annales Fuldenses'' 771 (= {{Aut|G. H. Pertz}} (red.), ''Monumenta Germaniae Historica, Scriptores'', I, Hannover, 1826, p. [https://www.dmgh.de/de/fs2/object/goToPage/bsb00000868.html?pageNo=348&sortIndex=010%3A050%3A0001%3A010%3A00%3A00 348]), ''[[Annales Sangallenses maiores]]'' 771 (= {{Aut|G. H. Pertz}} (red.), ''Monumenta Germaniae Historica, Scriptores'', I, Hannover, 1826, p. [https://www.dmgh.de/de/fs2/object/goToPage/bsb00000868.html?pageNo=74 74], Einhard, ''Annales'' 771 (= {{Aut|G. H. Pertz}} (red.), ''Monumenta Germaniae Historica, Scriptores'', I, Hannover, 1826, p. [https://www.dmgh.de/de/fs2/object/goToPage/bsb00000868.html?pageNo=149 149]), ''Annales Mettenses Priores'' 771 (= {{Aut|B. von Simson}} (red.), ''Monumenta Germaniae Historica, Scriptores rerum Germanicarum in usum scholarum separatim editi'', X, Hannover, 1905, p. [https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000763.html?pageNo=57 57]).</ref> Karel trok daarop naar [[Corbeny]], waar de groten van Karlomans rijk hem hulde kwamen brengen en hem accepteerden als hun vorst ten nadele van Karlomans zoontjes.<ref>''Annales Mettenses Priores'' 771 (= {{Aut|B. von Simson}} (red.), ''Monumenta Germaniae Historica, Scriptores rerum Germanicarum in usum scholarum separatim editi'', X, Hannover, 1905, pp. [https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000763.html?pageNo=57 57]-[https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000763.html?pageNo=58 58]). Vgl. Einhard, ''Annales'' 771 (= {{Aut|G. H. Pertz}} (red.), ''Monumenta Germaniae Historica, Scriptores'', I, Hannover, 1826, p. [https://www.dmgh.de/de/fs2/object/goToPage/bsb00000868.html?pageNo=149 149]).</ref> | ||
====De Saksenoorlogen==== | ====De Saksenoorlogen==== | ||
{{Zie hoofdartikel|Saksenoorlogen}} | {{Zie hoofdartikel|Saksenoorlogen}} | ||
In de zomer van [[772]] begonnen de (met onderbrekingen) tot [[804]] durende Saksenoorlogen. De strijd werd aanvankelijk alleen ter pacificatie van de grensregio gevoerd, totdat het doel veranderde in de met aanzienlijke wreedheid doorgedreven onderwerping, [[kerstening]] en integratie van het Saksische volk in het Frankische Rijk. In [[777]] werd Saksen in bisdommen ingedeeld.<ref>Eigil van Fulda, ''Vita Sturmi'' 22 (= {{Aut|G.H. Pertz}} ( | In de zomer van [[772]] begonnen de (met onderbrekingen) tot [[804]] durende Saksenoorlogen. De strijd werd aanvankelijk alleen ter pacificatie van de grensregio gevoerd, totdat het doel veranderde in de met aanzienlijke wreedheid doorgedreven onderwerping, [[kerstening]] en integratie van het Saksische volk in het Frankische Rijk. In [[777]] werd Saksen in bisdommen ingedeeld.<ref>Eigil van Fulda, ''Vita Sturmi'' 22 (= {{Aut|G. H. Pertz}} (red.), ''Monumenta Germaniae Historica, Scriptores'', II, Hannover, 1829, p. [https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000869.html?pageNo=376 376]).</ref> In [[782]] werd de Frankische indeling in graafschappen ingevoerd. In dat jaar werden op een dag 4.500 Saksische edellieden gedwongen zich tot het christendom te bekeren, het alternatief was onthoofding; de gebeurtenis staat bekend als het [[Bloedbad van Verden]].<ref>{{Aut|Wilhelm von Bippen|W. von Bippen}}, Die Hinrichtung der Sachsen durch Karl den Grossen, in ''Deutsche Zeitschrift für Geschichtswissenschaft'' 1 (1889), pp. [[s:de:Die Hinrichtung der Sachsen durch Karl den Grossen|75–95.]]</ref> Het Saksische verzet onder leiding van [[Widukind]] duurde, ondanks de hardere Frankische tegenmaatregelen en militaire overwinningen van Karel op de Saksen, nog lange tijd voort. De Saksische adel werkte uiteindelijk in meerderheid mee (zelfs Widukind onderwierp zich in [[785]]), maar toch brak er in [[792]] opnieuw een opstand uit. Karel reageerde zowel met [[deportatie]] als met een verbetering van de juridische status van de Saksen in het koninkrijk. In [[802]] werd het Saksische volksrecht opgetekend en door Karel erkend. Saksen werd kort daarop als definitief gepacificeerd en als deel van het christelijke Frankische Rijk gezien. | ||
====Onderwerping van de Langobarden==== | ====Onderwerping van de Langobarden==== | ||
In maart 773 kwam een pauselijke ambassadeur bij het hof van Karel om hulp vragen tegen de [[Langobarden]].<ref>''Annales Regni Francorum'' 773 (= {{Aut|B.W. Scholz | In maart 773 kwam een pauselijke ambassadeur bij het hof van Karel om hulp vragen tegen de [[Langobarden]].<ref>''Annales Regni Francorum'' 773 (= {{Aut|B. W. Scholz – B. Rogers}} (vert.), ''Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories'', Ann Arbor, 1972, p. [https://books.google.com/books?id=hGDw_snvj7EC&pg=PA49 49]).</ref> Karel ging in op dit verzoek, en in [[774]] veroverden de Franken [[Pavia (stad)|Pavia]].<ref>''Annales Sangallenses Maiores'' 774 (= {{Aut|G. H. Pertz}} (red.), ''Monumenta Germaniae Historica, Scriptores'', I, Hannover, 1826, p. [https://www.dmgh.de/de/fs2/object/goToPage/bsb00000868.html?pageNo=75 75]).</ref> Karel zette de laatste Langobardenkoning [[Desiderius van de Longobarden|Desiderius]] af.<ref>''Annales Laurissenses Maiores'' 774 (= {{Aut|G. H. Pertz}} (red.), ''Monumenta Germaniae Historica, Scriptores rerum Germanicarum in usum scholarum separatim editi'', VI, Hannover, 1895, p. [https://www.dmgh.de/de/fs2/object/goToPage/bsb00000759.html?pageNo=38 38]), ''Annales Sangallenses Maiores'' 774 (= {{Aut|G. H. Pertz}} (red.), ''Monumenta Germaniae Historica, Scriptores'', I, Hannover, 1826, p. [https://www.dmgh.de/de/fs2/object/goToPage/bsb00000868.html?pageNo=75 75]).</ref> Karel was in 769 getrouwd met Desiderius' dochter (die Desiderata, Ermengarda of Gerperga heette),<ref name="Desiderata"/> die hij in 771 verstootte. Hij liet zich in 774 zelf tot koning van de Langobarden kronen.<ref>''DD Kar.'' I 80-81 ({{Aut|E. Mühlbacher}} (red.), ''Die Urkunden Pippins, Karlmanns und Karls des Großen'', Hannover, 1906, pp. [https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000358.html?pageNo=114&sortIndex=030%3A020%3A0001%3A010%3A00%3A00 114][https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000358.html?pageNo=115&sortIndex=030%3A020%3A0001%3A010%3A00%3A00 -][https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000358.html?pageNo=116&sortIndex=030%3A020%3A0001%3A010%3A00%3A00 116]).</ref> In het zuiden bleef het [[Hertogdom Benevento]] tot de verovering door de Noormannen in de [[11e eeuw]] zelfstandig, hoewel het ook tot de [[satellietstaat|satellietstaten]] van het [[Frankische Rijk]] moet worden gerekend. | ||
====Krijgstochten tegen de Moren==== | ====Krijgstochten tegen de Moren==== | ||
Een expeditie naar Spanje in [[778]] was niet zo succesvol als die tegen de Langobarden.<ref>''Annales Regni Francorum'' 777-778 (= {{Aut|B.W. Scholz | Een expeditie naar Spanje in [[778]] was niet zo succesvol als die tegen de Langobarden.<ref>''Annales Regni Francorum'' 777-778 (= {{Aut|B. W. Scholz – B. Rogers}} (vert.), ''Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories'', Ann Arbor, 1972, pp. [https://books.google.com/books?id=hGDw_snvj7EC&pg=PA55 55]-[https://books.google.com/books?id=hGDw_snvj7EC&pg=PA56 56]).</ref> Aanleiding voor deze expeditie was een verzoek om bijstand van Suleiman ibn Yaqzan al-Arabí al-Kelbi, de door zichzelf uitgeroepen gouverneur van Zaragoza, die om ondersteuning tegen emir [[Abd al-Rahman I]] van [[Emiraat Córdoba|Córdoba]] verzocht. Tijdens de terugtocht werd een deel van het Frankische leger door ''heidenen'' (aldus contemporaine bronnen) in de [[slag bij Roncevaux]] weggevaagd.<ref>De aanvallers worden in het beroemde ''[[Roelantslied]]'' Saracenen genoemd, in feite ging het om [[Basken]]: ''Annales Regni Francorum'' 778 (herziene versie) (= {{Aut|B. W. Scholz – B. Rogers}} (vert.), ''Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories'', Ann Arbor, 1972, p. [https://books.google.com/books?id=hGDw_snvj7EC&pg=PA56 56]), Einhard, ''Vita Karoli Magni'' [https://www.thelatinlibrary.com/ein.html#9 9].</ref> Hierbij viel ook de graaf van de [[Bretonse mark]], [[Roland (ridder)|Hruotland]], de bevelhebber van de vernietigde Frankische achterhoede.<ref>Einhard, ''Vita Karoli Magni'' [https://www.thelatinlibrary.com/ein.html#9 9].</ref> Deze gebeurtenis werd later in het ''[[Roelantslied]]'' heropgepikt. Aquitanië werd als een onderkoninkrijk voor Karels minderjarige zoon [[Lodewijk de Vrome|Lodewijk]] ingericht.<ref>''Divisio regnorum'' c. 3 (= {{Aut|G. H. Pertz}} (red.), ''Monumenta Germaniae Historica, Capitularia regum Francorum'', I, Hannover, 1883, nr. 45, p. [https://www.dmgh.de/de/fs1/object/display/bsb00000820_00139.html 127].</ref> Samen met zijn tot onderkoning van Italië uitgeroepen broer Pepijn werd hij in 781 door de paus gezalfd en gekroond.<ref>''Annales Regni Francorum'' 781 (= {{Aut|B. W. Scholz – B. Rogers}} (vert.), ''Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories'', Ann Arbor, 1972, p. [https://books.google.com/books?id=hGDw_snvj7EC&pg=PA59 59]).</ref> De verhoudingen in de Pyreneeënregio konden zo voor het eerst worden gestabiliseerd. Het machtsgebied van de Franken werd – al was het maar tijdelijk – uitgebreid tot Girona, Cerdagne, Urgell en Barcelona. Slechts als gevolg van de latere conflicten met de Saracenen – zoals de Moren in de late middeleeuwen werden genoemd – werd in [[806]] de [[Spaanse Mark]] aan de overkant van de Pyreneeën opgericht. | ||
Een gevolg van de militaire aanwezigheid van de Franken in dit gebied zou het ontstaan van het vorstendom [[Andorra]] zijn geweest, dat claimt sinds de tijd van Karel de Grote ''[[de jure]]'' onafhankelijk te zijn geweest.<ref>{{Aut|P. Freedman}}, ''Images of the Medieval Peasant'', Stanford, 1999, pp. [ | Een gevolg van de militaire aanwezigheid van de Franken in dit gebied zou het ontstaan van het vorstendom [[Andorra]] zijn geweest, dat claimt sinds de tijd van Karel de Grote ''[[de jure]]'' onafhankelijk te zijn geweest.<ref>{{Aut|P. Freedman}}, ''Images of the Medieval Peasant'', Stanford, 1999, pp. [https://books.google.com/books?id=RXBReIaQDW8C&pg=PA188 188]-[https://books.google.com/books?id=RXBReIaQDW8C&pg=PA189 189].</ref> In ''[[El Gran Carlemany]]'', het Andorraanse volkslied, wordt Karel de Grote uitbundig bezongen. | ||
In [[797]], volgens andere bronnen [[801]],<ref>''Annales Regni Francorum'' 801 [p. 116] (= {{Aut|B.W. Scholz | In [[797]], volgens andere bronnen [[801]],<ref>''Annales Regni Francorum'' 801 [p. 116] (= {{Aut|B. W. Scholz – B. Rogers}} (vert.), ''Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories'', Ann Arbor, 1972, p. 82), Einhard, ''Annales'' 801 (= {{Aut|G. H. Pertz}} (red.), ''Monumenta Germaniae Historica, Scriptores'', I, Hannover, 1826, p. [https://www.dmgh.de/de/fs2/object/goToPage/bsb00000868.html?pageNo=190 190]), ''Vita Karoli Magni'' [https://www.thelatinlibrary.com/ein.html#16 16]..</ref> knoopte Karel diplomatieke betrekkingen aan met [[Haroen ar-Rashid]], de kalief van [[Bagdad]]. Ze kwamen overeen, steeds andere geloven bij hun onderdanen te dulden, en overwogen eventuele bondgenootschappen tegen de kaliefen van Córdoba enerzijds, respectievelijk het Oost-Romeinse Rijk anderzijds, die echter niet gerealiseerd werden. De kalief schonk Karel onder meer een [[Aziatische olifant]], genaamd [[Abul-Abbas]].<ref>''Annales Regni Francorum'' 801-802 [p. 116] (= {{Aut|B. W. Scholz – B. Rogers}} (vert.), ''Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories'', Ann Arbor, 1972, p. 82).</ref> | ||
====Bretonse Mark==== | ====Bretonse Mark==== | ||
{{Zie hoofdartikel|Bretonse Mark}} | {{Zie hoofdartikel|Bretonse Mark}} | ||
Bretagne wist gedurende de hele regering van Karel zijn onafhankelijkheid te bewaren. In 786 trokken de Frankische troepen nog plunderend door Bretagne, maar ze konden het land niet onderwerpen.<ref>''Annales Regni Francorum'' 786 (= {{Aut|B.W. Scholz | Bretagne wist gedurende de hele regering van Karel zijn onafhankelijkheid te bewaren. In 786 trokken de Frankische troepen nog plunderend door Bretagne, maar ze konden het land niet onderwerpen.<ref>''Annales Regni Francorum'' 786 (= {{Aut|B. W. Scholz – B. Rogers}} (vert.), ''Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories'', Ann Arbor, 1972, pp. [https://books.google.com/books?id=sTzl6wFjehMC&pg=PA63 63]-64).</ref> In 790 benoemde Karel zijn negenjarige zoon [[Karel de Jongere]] tot markgraaf van de Bretonse Mark en koning van Neustrië.<ref>''Annales Laurissenses Minores'' 790 (= {{Aut|G. H. Pertz}} (red.), ''Monumenta Germaniae Historica, Scriptores'', I, Hannover, 1826, p. [https://www.dmgh.de/de/fs2/object/goToPage/bsb00000868.html?pageNo=176 176]).</ref> Ook hier waren het bestuur en de militaire leiding in handen van ervaren hovelingen. Een veldtocht in 811 bleef ook zonder resultaten.<ref>''Annales Regni Francorum'' 811 (= {{Aut|B. W. Scholz – B. Rogers}} (vert.), ''Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories'', Ann Arbor, 1972, pp. [https://books.google.com/books?id=sTzl6wFjehMC&pg=PA93 93]-[https://books.google.com/books?id=sTzl6wFjehMC&pg=PA94 94]).</ref> | ||
====Het einde van de onafhankelijkheid van Beieren==== | ====Het einde van de onafhankelijkheid van Beieren==== | ||
In 788 werd ook [[Geschiedenis van Beieren|Baiern]] (oude schrijfwijze van Beieren) definitief in het Rijk ingelijfd, in het oosten werd de [[Avaarse Mark]] (vanaf 856 ''Marchia Orientalis'' genoemd) als [[Mark (gebied)|grensmark]] tegen de Awaren opgericht en onder Frankisch gezag gesteld. De laatste Beierse stamhertog [[Tassilo III]], die zijn leen in [[757]] van Pepijn had bekomen,<ref>''Annales Regni Francorum'' 757 (= {{Aut|B.W. Scholz | In 788 werd ook [[Geschiedenis van Beieren|Baiern]] (oude schrijfwijze van Beieren) definitief in het Rijk ingelijfd, in het oosten werd de [[Avaarse Mark]] (vanaf 856 ''Marchia Orientalis'' genoemd) als [[Mark (gebied)|grensmark]] tegen de Awaren opgericht en onder Frankisch gezag gesteld. De laatste Beierse stamhertog [[Tassilo III]], die zijn leen in [[757]] van Pepijn had bekomen,<ref>''Annales Regni Francorum'' 757 (= {{Aut|B. W. Scholz – B. Rogers}} (vert.), ''Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories'', Ann Arbor, 1972, p. 42).</ref> zocht tevergeefs, de onafhankelijkheid door een bondgenootschap met de eigenlijk al reeds onderworpen Langobarden te redden. Aan de opstand tegen de Franken, waarvan men dacht dat ze door de twisten met de Saksen hun handen vol hadden, nam ook hertog [[Arechis II van Benevento]] deel. De insubordinaties van de Italische bondgenoten van Tassilo waren onder andere door de belegering van [[Capua]] en [[Salerno (stad)|Salerno]] in 786/787 beëindigd geworden. Het Beierse gebied, dat vanaf 798 vanuit [[Salzburg (stad)|Salzburg]] tot een eigen [[kerkprovincie]] werd uitgebouwd, bleef na de inlijving in het Rijk evenwel als politieke [[entiteit (politiek)|entiteit]] behouden. Onder de “prefecten” genoemde ambtsdragers van de koning (in de 9e eeuw als onderkoninkrijk) behield het beslist een bijzondere positie binnen het Frankische Rijksverband. De integratie van Beieren in het Frankenrijk was samen met de onderwerping van de Saksen een belangrijke voorwaarde voor de latere vorming van het [[Heilige Roomse Rijk]]. | ||
===Keizerschap (800-814)=== | ===Keizerschap (800-814)=== | ||
In 795 werd paus [[Leo III]] tot paus gekozen. Hij verzekerde zich onmiddellijk van de ondersteuning van de Frankenkoning en stuurde Karel de Grote, de schutsheer van de kerk (''patricius romanorum''), de sleutel tot het graf van Petrus, evenals de banier van Rome toe.<ref>''Annales Regni Francorum'' 796 (= {{Aut|B. W. Scholz – B. Rogers}} (vert.), ''Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories'', Ann Arbor, 1972, p. [https://books.google.com/books?id=hGDw_snvj7EC&pg=PA74 74]).</ref> Het pausdom was sedert enige tijd onder de invloed geraakt van de in diverse fracties versplinterde Romeinse stadsadel, die bij de pauskeuze doorslaggevend was. In 799 werd de confrontatie met de adel ten top gedreven: het hoofd van de kerk was doelwit van een aanslag en poging tot afzetting.<ref>''[[Liber Pontificalis]]'' XCVI 13-14, Einhard, ''Annales'' 779 (= {{Aut|G. H. Pertz}} (red.), ''Monumenta Germaniae Historica, Scriptores'', I, Hannover, 1826, pp. [https://www.dmgh.de/de/fs2/object/goToPage/bsb00000868.html?pageNo=185 185]-[https://www.dmgh.de/de/fs2/object/goToPage/bsb00000868.html?pageNo=186 186]).</ref> Leo III, wie onder andere een onwaardige levenswandel (waaronder echtbreuk en meineed) werd verweten, vluchtte naar Karel in [[Paderborn (stad)|Paderborn]] (vgl. ''[[Karolus Magnus et Leo Papa]]''). Het is onduidelijk of er daar en onder welke omstandigheden zaken werden afgesproken: mogelijkerwijs werd hier voor het eerst, maar mogelijk ook reeds jaren tevoren de keizers[[kroning]] overeengekomen. Het is echter ook mogelijk dat er hierover helemaal geen afspraken zijn gemaakt. Het historisch onderzoek stort zich vooral op de bij Einhard vermelde opmerking van Karel toen hij de kerk verliet: "Indien ik met het plan van de paus vooraf bekend was geweest, zou ik, in weerwil van de heiligheid van het feest, niet in de kerk verschenen zijn."<ref>''Vita Karoli Magni'' [https://www.thelatinlibrary.com/ein.html#28 28].</ref> Een andere bron, de ''[[Annales Laureshamenses]]'', spreekt daarentegen van een synode van de Frankische en Romeinse bisschoppen, waarbij men de Frankenheerser de keizerlijke waardigheid heeft aangeboden.<ref name="Annales Laureshamenses 800-801">''Annales Laureshamenses'' 800-801 (= {{Aut|G. H. Pertz}} (red.), ''Monumenta Germaniae Historica, Scriptores'', I, Hannover, 1826, p. [https://www.dmgh.de/de/fs2/object/goToPage/bsb00000868.html?pageNo=38 38].</ref> Mogelijkerwijs verwijst de opmerking bij Einhard niet op de keizerskroning zelf, maar op de omstandigheden en hun [[protocol]]laire afloop.<ref>Vgl. {{Aut|G. Becht-Jördens}}, Einharts „Vita Karoli“ und die antike Tradition von Biographie und Historiographie. Von der Gattungsgeschichte zur Interpretation, in ''Mittellateinisches Jahrbuch'' 46 (2011), pp. 335-369, hier pp. 360-369.</ref> | |||
In 795 werd [[ | |||
Karel trok in elk geval in de zomer van 800 naar Rome. Leo III ontving hem eind november ver voor de poorten van de Eeuwige Stad en legde op 23 december een reinigingseed af, die hem van de beschuldigingen van de samenzweerders uit de adellijke facties zou ontlasten. In hoeverre hij dit vrijwillig heeft gedaan, is niet bekend. | Karel trok in elk geval in de zomer van 800 naar Rome. Leo III ontving hem eind november ver voor de poorten van de Eeuwige Stad en legde op 23 december een reinigingseed af, die hem van de beschuldigingen van de samenzweerders uit de adellijke facties zou ontlasten. In hoeverre hij dit vrijwillig heeft gedaan, is niet bekend. | ||
Op de eerste kerstdag van 800 werd Karel door Paus Leo III in de [[Oude Sint-Pietersbasiliek]] tot [[keizer]] gekroond.<ref>{{Aut|M. Becher}}, Das Kaisertum Karls des Großen zwischen Rückbesinnung und Neuerung, in {{Aut|H. Leppin | Op de eerste kerstdag van 800 werd Karel door Paus Leo III in de [[Oude Sint-Pietersbasiliek]] tot [[keizer]] gekroond.<ref>{{Aut|M. Becher}}, Das Kaisertum Karls des Großen zwischen Rückbesinnung und Neuerung, in {{Aut|H. Leppin – [[Bernd Schneidmüller|B. Schneidmüller]] – [[Stefan Weinfurter|S. Weinfurter]]}} (red.), ''Kaisertum im ersten Jahrtausend'', Regensburg, 2012, pp. 251–270.</ref> Deze titel was sinds de afzetting van [[Romulus Augustulus]] in 476 in West-Europa niet meer gevoerd, hoewel de opeenvolgende [[Lijst van Byzantijnse keizers|Oost-Romeinse/Byzantijnse keizers]] aanvankelijk ook in het westen erkend werden. Karels volledige titel luidde vanaf 800: ''Karolus serenissimus Augustus a Deo coronatus magnus pacificus imperator Romanum gubernans imperium, qui et per misericordiam dei rex Francorum atque Langobardorum'' (vrij vertaald: „Karel, doorluchtige Augustus, door God gekroond, grote vrede stichtende keizer, het Romeinse Rijk regerend, bij Gods genade ook koning van de Franken en Langobarden“).<ref>Oorspronkelijke titel: ''DD Kar.'' I 189 ({{Aut|E. Mühlbacher}} (red.), ''Die Urkunden Pippins, Karlmanns und Karls des Großen'', Hannover, 1906, pp. [https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000358.html?pageNo=253 253]-[https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000358.html?pageNo=254 254]); nieuwe keizerlijke titel: ''DD Kar.'' I 197 ({{Aut|E. Mühlbacher}} (red.), ''Die Urkunden Pippins, Karlmanns und Karls des Großen'', Hannover, 1906, pp. [https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000358.html?pageNo=265 265]-[https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000358.html?pageNo=266 266]).</ref> Een (belangrijke) reden voor de kroning was de afzetting van de (vorige) Byzantijnse keizer door [[Irene van Byzantium]] (het Byzantijnse Rijk was de staatsrechtelijke opvolger van het Romeinse Rijk). Daar volgens het Romeinse recht een vrouw geen keizer(in) kon zijn, beschouwden enkele bronnen volgens paus Leo III de Romeinse keizerstroon als vacant (hoewel eerder machtspolitieke redenen een rol speelden).<ref name="Annales Laureshamenses 800-801" /> | ||
Als ''patronus et advocatus'' van de kerk had Karel nu de Byzantijnse keizer vervangen | Als ''patronus et advocatus'' van de kerk had Karel nu de Byzantijnse keizer vervangen – zoals tevoren reeds de Langobard Desiderius. De [[patriarch]] van [[Jeruzalem]] stuurde de sleutel van het [[Heilig Grafkerk|Heilig Graf]] naar Karel als symbolische erkenning van Karels beschermheerschap over de christenheid. De kroning tot keizer betekende bijgevolg een provocatie voor het [[Byzantijnse Rijk|Byzantijnse]] keizerschap (''[[Basileus]]''), waartegenover Karel zich nu als gelijkwaardig opstelde – zo niet zelfs meer dan gelijkwaardig. | ||
Karel zag zichzelf als ''Augustus Imperator Renovati Imperii Romani'' (Augustus Keizer van het Hernieuwde Romeinse Rijk) en aldus als directe opvolger van de Romeinse keizer. Zijn [[Frankische Rijk]] was daarmee volgens de opvatting van menig geleerde de opvolger van het Romeinse keizerrijk (weliswaar slechts ideëel, niet staatsrechtelijk, daar het Oost-Romeinse/Byzantijnse Rijk in het oosten verder was blijven bestaan, zie: [[Tweekeizersprobleem]]). De eenheid van kerk en rijk was nu officiële staats[[doctrine]]. Als beschermheer van de paus en het christelijk geloof lette Karel de Grote er erg op, dat in zijn rijk iedereen het ''Pater Noster'' ([[Onzevader]]) kende. Tijdelijk stond op het belasteren van priesters of van het [[christendom]] en zijn symbolen zelfs de doodstraf. | Karel zag zichzelf als ''Augustus Imperator Renovati Imperii Romani'' (Augustus Keizer van het Hernieuwde Romeinse Rijk) en aldus als directe opvolger van de Romeinse keizer. Zijn [[Frankische Rijk]] was daarmee volgens de opvatting van menig geleerde de opvolger van het Romeinse keizerrijk (weliswaar slechts ideëel, niet staatsrechtelijk, daar het Oost-Romeinse/Byzantijnse Rijk in het oosten verder was blijven bestaan, zie: [[Tweekeizersprobleem]]). De eenheid van kerk en rijk was nu officiële staats[[doctrine]]. Als beschermheer van de paus en het christelijk geloof lette Karel de Grote er erg op, dat in zijn rijk iedereen het ''Pater Noster'' ([[Onzevader]]) kende. Tijdelijk stond op het belasteren van priesters of van het [[christendom]] en zijn symbolen zelfs de doodstraf. | ||
====De uitbreiding van het Frankische Rijk in het oosten==== | ====De uitbreiding van het Frankische Rijk in het oosten==== | ||
Met de [[Frankische landname]] in Saksen doken ook in het noordoosten de Slaven als nieuwe buur op in het politieke bewustzijn van de Franken. In plaats van naar een territoriale uitbreiding van het rijk streefde Karel aanvankelijk naar de oprichting van een rijksgrens aan de [[Elbe (rivier)|Elbe]]<ref>{{Aut|M. Schmauder}}, Überlegungen zur östlichen Grenze des karolingischen Reiches, in {{Aut|W. Pohl – H. Reimitz}} (red.), ''Grenze und Differenz im Frühen Mittelalter'', Wenen, 2000, pp. 60-71.</ref> en de pacificatie van de aangrenzende gebieden. Als schadeloosstelling voor de gedeporteerde Saksen liet Karel de Grote in het noordoosten van het rijk ([[Noordalbingië]]) Wendische [[Abodriten]] en ook Franken zich vestigen. Vanaf 804 kwam het tot conflicten met de [[Geschiedenis van Denemarken|Denen]], wier koning Göttrik (ook: [[Gudfred]]) naar [[Friesland]], respectievelijk Saksen uithaalde en met de steun van de [[Wilzen]] de [[Abodriten]] bevocht. Volgens de aantekening in de ''Annales Regni Francorum'' voor het jaar 808 zou Göttrik toentertijd het ''[[Danevirke]]'' tussen [[Treene]] en [[Schlei]] als verdediging tegen de Franken hebben opgetrokken.<ref>''Annales Regni Francorum'' 808 [p. [https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000759.html?pageNo=126 126] (= {{Aut|B. W. Scholz – B. Rogers}} (vert.), ''Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories'', Ann Arbor, 1972, p. [https://books.google.com/books?id=sTzl6wFjehMC&pg=PA88 88]-[https://books.google.com/books?id=sTzl6wFjehMC&pg=PA89 89]).</ref> In werkelijkheid was het echter reeds in 737 om onbekende redenen opgetrokken. In 810 plunderden de Denen Friesland en de Friese eilanden. De Abodriten in het oosten van [[Hertogdom Holstein|Holstein]] slaagden erin zich (met Frankische bijstand) van Deense onderhorigheid te vrijwaren. Ze sloten in 811 evenwel een vredesverdrag met de Denen. De betrekkingen tussen Franken en Abodriten bleven evenwel ambivalent, zoals de omstandigheden van de oprichting van de Saksenwallen (''[[Limes Saxoniae]]'') rond 810 aantonen. | |||
Met de [[Frankische landname]] in Saksen doken ook in het noordoosten de Slaven als nieuwe buur op in het politieke bewustzijn van de Franken. In plaats van naar een territoriale uitbreiding van het rijk streefde Karel aanvankelijk naar de oprichting van een rijksgrens aan de [[Elbe (rivier)|Elbe]]<ref>{{Aut|M. Schmauder}}, Überlegungen zur östlichen Grenze des karolingischen Reiches, in {{Aut|W. Pohl | |||
Om die reden sloten de Franken in 780<ref>''Annales Regni Francorum'' 780 (= [ | Om die reden sloten de Franken in 780<ref>''Annales Regni Francorum'' 780 (= [https://www.mgh.de/dmgh/resolving/MGH_SS_rer._Germ._6_S._56 MGH]{{dode link|datum=september 2017 |bot=InternetArchiveBot }}): ''ibique omnia disponens tam Saxoniam quam et Sclavos'' (en daar regelde hij [Karel] alles zowel in Saksen als onder de Slaven).</ref> een [[Drasco|verbond]]<ref>{{Aut|B. Friedmann}}, ''Untersuchungen zur Geschichte des abodritischen Fürstentums bis zum Ende des 10. Jahrhunderts'', Berlijn, 1986, p. 25 (<sup>[https://books.google.com/books?ei=D2c8UcyVD8mN7AbciYDwCQ&hl=nl&id=SQIXAQAAIAAJ&dq=Untersuchungen+zur+Geschichte+des+abodritischen+F%C3%BCrstentums&q=%22Auftreten+im+Jahre+780%22#search_anchor a], [https://books.google.com/books?ei=D2c8UcyVD8mN7AbciYDwCQ&hl=nl&id=SQIXAQAAIAAJ&dq=Untersuchungen+zur+Geschichte+des+abodritischen+F%C3%BCrstentums&q=%22darauf+verwendet%22#search_anchor b], [https://books.google.com/books?ei=D2c8UcyVD8mN7AbciYDwCQ&hl=nl&id=SQIXAQAAIAAJ&dq=Untersuchungen+zur+Geschichte+des+abodritischen+F%C3%BCrstentums&q=%22Dergleichen+zu+er%C3%B6rtern%22#search_anchor c], [https://books.google.com/books?ei=D2c8UcyVD8mN7AbciYDwCQ&hl=nl&id=SQIXAQAAIAAJ&dq=Untersuchungen+zur+Geschichte+des+abodritischen+F%C3%BCrstentums&q=%22von+Herrschaftsstrukturen+im+Gebiet%22#search_anchor d], [https://books.google.com/books?ei=D2c8UcyVD8mN7AbciYDwCQ&hl=nl&id=SQIXAQAAIAAJ&dq=Untersuchungen+zur+Geschichte+des+abodritischen+F%C3%BCrstentums&q=%22Annalen+abgespielt+haben%22#search_anchor e])</sup>; {{Aut|G. Labuda}}, Civitas Dragaviti. Zu den fränkisch-slavischen Beziehungen am Ende des 8. Jahrhunderts, in {{Aut|K.-D. Grothusen – K. Zernack}} (red.), ''Europa Slavica-Europa Orientalis. Festschrift für Herbert Ludat zum 70. Geburtstag'', Berlijn, 1980, pp. 87-98, hier pp. 87-88; veelomvattend hierover is ook: {{Aut|R. Wagner}}, Das Bündnis Karls des Großen mit den Abodriten, in ''Jahrbücher des Vereins für Mecklenburgische Geschichte und Altertumskunde'' 63 (1898), pp. [https://mvdok.lbmv.de/mjbrenderer?id=mvdok_document_00003253 89-129].</ref> met de Abodriten tegen de Saksen en [[Wilzen]], dat op een [[Leen (feodalisme)|leen]]rechtelijke afhankelijkheid van de Abodriten schijnt te wijzen. De door Karel aangestelde<ref>De intronisatie van Drasco wordt in de ''Annales Mettenses (priores)'' (804) vermeldt: ''regem costituit''; voor de aanstelling van Witzan, zie: {{Aut|W.H. Fritze}}, Die Datierung des Geographus Bavarus und die Stammesverfassung der Abodriten, in {{Aut|L. Kuchenbuch – W. Schich}} (red.), ''Frühzeit zwischen Ostsee und Donau: Ausgewählte Beiträge zum geschichtlichen Werden im östlichen Mitteleuropa vom 6.bis zum 13.Jahrhundert'', Berlijn, 1982, p. [https://books.google.com/books?id=y00tAYOT6jYC&pg=PA118 118].</ref> koningen [[Witzan]] en [[Drasco]] stelden herhaaldelijk een leger samen (''Heeresfolge'') voor militaire bijstand, rond 789 tegen de Wilzen<ref>Over het belang van de Wilzenveldtocht voor de politiek van de Franken in de Franken, zie: {{Aut|C. Hanewinkel}}, ''Die politische Bedeutung der Elbslawen im Hinblick auf die Herrschaftsveränderungen im ostfränkischen Reich und in Sachsen von 887 bis 936. Politische Skizzen zu den östlichen Nachbarn im 9. und 10. Jahrhundert'', diss. Westfälische Wilhelms-Universität, 2004, pp. [https://web.archive.org/web/20130921055500/https://miami.uni-muenster.de/servlets/DerivateServlet/Derivate-2268/Diss_Hanewinkel.pdf 34-59.]</ref> of in 798 in de [[Slag bij Bornhöved (798)|slag bij Bornhöved]] tegen de Saksen. Ondanks de succesvolle veldtocht tegen de Wilzen en de overwinning in [[Noordalbingië]] hield Karel aan de Elbe als rijksgrens vast. De onderworpen Wilzen leverden gijzelaars,<ref>''Annales Regni Francorum'' 789: ''Ibique obsides receptos, sacramenta conplurima.''</ref> en Karel liet in 804, na de deportatie van de Saksen, zijn Abodritische bondgenoten zich in Noordalbingië vestigen.<ref>''Annales Regni Francorum'' 804: ''pagos Transalbianos Abodritis dedit''. Deze gouw over de Elbe omvatte Dithmarschen, Stormarn en Holstein.</ref> Deze zouden de noordgrens tegen de Denen beschermen en tegelijk de Saksen hun terugtocht<ref>De ''Annales Regni Francorum'' (804) vermeldt dat Karel van Göttrik de uitlevering van de gevluchte Noordalbingiërs verlangde ''perfugis reddendis''. [[Widukind]] was reeds in 777 naar de Denen kunnen ontkomen.</ref> naar de Denen afsnijden. | ||
De overwinning van de Deense koning Göttrik (ook: [[Gudfred]]) over de Abodriten in 808 dwong Karel tot een verandering van politiek.<ref>{{Aut|V. Helten}}, ''Zwischen Kooperation und Konfrontation: Dänemark und das Frankenreich im 9. Jahrhundert'', Keulen, 2011, pp. [ | De overwinning van de Deense koning Göttrik (ook: [[Gudfred]]) over de Abodriten in 808 dwong Karel tot een verandering van politiek.<ref>{{Aut|V. Helten}}, ''Zwischen Kooperation und Konfrontation: Dänemark und das Frankenreich im 9. Jahrhundert'', Keulen, 2011, pp. [https://books.google.com/books?id=I-HIK8V55CwC&pg=PA41 41]-[https://books.google.com/books?id=I-HIK8V55CwC&pg=PA44 44].</ref> [[Noordalbingië]] werd tot aan de [[Eider (rivier)|Eider]]<ref>De ''Annales Regni Francorum'' (811) spreekt slechts van een vredessluiting met de Denen aan de Eider. Van een grens wordt voor het eerst gesproken door [[Adam van Bremen]] in zijn ''Hamburger Kirchengeschichte'' uit de jaren 1070.</ref> in het rijk geïntegreerd en weer aan de Saksen toevertrouwd.<ref>{{Aut|A. Jenkis}}, Die Eingliederung „Nordalbingiens“ in das Frankenreich, in ''[[Zeitschrift der Gesellschaft für Schleswig-Holsteinische Geschichte|ZSHG]]'' 79 (1955), pp. 81-104.</ref> Hun gebied van vestiging grensde Karel in het oosten met de ''[[Limes Saxoniae]]'' tegen dat van de Abodriten af. Tegen die Denen richtte hij de vesting [[Esesfelth]] op. Vervolgens plunderde Göttrik in 810 [[Friesland]] en de Friese eilanden.<ref>''Annales regni Francorum'' 810.</ref> Nadat hij in 810 was vermoord, sloot zijn opvolger [[Hemming]] vrede met de keizer. | ||
De betrekkingen met de [[Slavische volkeren|Slavische]] stammen ten oosten van Saksen en [[Landgraafschap Thüringen|Thüringen]] waren eveneens tweeslachtig: in 789 voerden de Franken een veldtocht tegen de [[Wilzen]]. | De betrekkingen met de [[Slavische volkeren|Slavische]] stammen ten oosten van Saksen en [[Landgraafschap Thüringen|Thüringen]] waren eveneens tweeslachtig: in 789 voerden de Franken een veldtocht tegen de [[Wilzen]]. | ||
Na de langdurige onderwerping van de Saksen, werden ook de [[Sorben]], in 789 nog bondgenoten van Karel tijdens de veldtocht tegen de Wilzen, in 806 door de Franken verslagen, nadat hun hertog [[Miliduch]] was gedood.<ref>''Annales Regni Francorum'' 806 [p. [ | Na de langdurige onderwerping van de Saksen, werden ook de [[Sorben]], in 789 nog bondgenoten van Karel tijdens de veldtocht tegen de Wilzen, in 806 door de Franken verslagen, nadat hun hertog [[Miliduch]] was gedood.<ref>''Annales Regni Francorum'' 806 [p. [https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000759.html?pageNo=121 121] (= {{Aut|B. W. Scholz – B. Rogers}} (vert.), ''Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories'', Ann Arbor, 1972, p. [https://books.google.com/books?id=sTzl6wFjehMC&pg=PA85 85]), ''Chronicon Moissacense'' 806 (= {{Aut|G. H. Pertz}} (red.), ''Monumenta Germaniae Historica, Scriptores'', I, Hannover, 1826, p. [https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000868.html?pageNo=308 308]).</ref> Volgens contemporaine bronnen probeerden zij in de daarop volgende decennia echter meermaals hun onafhankelijkheid terug te winnen. Het lijkt erop dat ook hier een of zelfs meer grensmarken zijn geweest. De stand van het onderzoek hierover is echter onduidelijk (zie ook: ''[[Limes Sorabicus]]''). | ||
[[Geschiedenis van Bohemen|Bohemen]] viel na een campagne in 805 en 806 onder Frankische afhankelijkheid en werd tribuutplichtig. In een oorkonde uit 817, waarin de provincies en volken van het Frankenrijk worden opgesomd, worden de ''Beheimi'' als een van de afhankelijke volken genoemd. Ook zij werden langzamerhand met succes gekerstend: in 845 lieten veertien hertogen uit Bohemen zich in Regensburg dopen. De Beierse clerus was hierbij de voornaamste drijvende kracht achter de missionering. Vanaf het midden van de 9e eeuw – Karels kleinzoon [[Lodewijk de Duitser]] was sinds 843 koning (zie: [[Verdrag van Verdun]]) – werd Bohemen steeds meer tot een twistappel tussen het [[Oost-Frankische Rijk]] en het [[Groot-Moravische Rijk]] van [[Svatopluk I]]. Vanaf 862 werd ook [[geschiedenis van Hongarije|Hongarije]] een probleem. De expansie van de Franken in dit gebied vestigde – naast de vestigingsgolf onder de [[Přemysliden]] – de blijvende Duitse politieke en culturele invloed in oostelijk [[Midden-Europa]] in de volgende eeuwen (zie: [[Oostkolonisatie]]; [[Samo (persoon)]]). | [[Geschiedenis van Bohemen|Bohemen]] viel na een campagne in 805 en 806 onder Frankische afhankelijkheid en werd tribuutplichtig. In een oorkonde uit 817, waarin de provincies en volken van het Frankenrijk worden opgesomd, worden de ''Beheimi'' als een van de afhankelijke volken genoemd. Ook zij werden langzamerhand met succes gekerstend: in 845 lieten veertien hertogen uit Bohemen zich in Regensburg dopen. De Beierse clerus was hierbij de voornaamste drijvende kracht achter de missionering. Vanaf het midden van de 9e eeuw – Karels kleinzoon [[Lodewijk de Duitser]] was sinds 843 koning (zie: [[Verdrag van Verdun]]) – werd Bohemen steeds meer tot een twistappel tussen het [[Oost-Frankische Rijk]] en het [[Groot-Moravische Rijk]] van [[Svatopluk I]]. Vanaf 862 werd ook [[geschiedenis van Hongarije|Hongarije]] een probleem. De expansie van de Franken in dit gebied vestigde – naast de vestigingsgolf onder de [[Přemysliden]] – de blijvende Duitse politieke en culturele invloed in oostelijk [[Midden-Europa]] in de volgende eeuwen (zie: [[Oostkolonisatie]]; [[Samo (persoon)]]). | ||
Regel 131: | Regel 126: | ||
====Hervormingen en interne reorganisatie van het rijk==== | ====Hervormingen en interne reorganisatie van het rijk==== | ||
Met gedeeltelijk ingrijpende hervormingen, die zijn zoon en opvolger [[Lodewijk de Vrome]] grotendeels verder bespoedigde, reorganiseerde Karel de Grote het Frankenrijk ook intern. Het eerste doel was, de voorwaarden voor een bestuurspraktijk op schriftelijke grondslag te creëren. Om deze reden nam de onderwijshervorming een aanvang. Abten en bisschoppen werden door verschillende documenten (bijv. ''[[Epistola de litteris colendis]]'' of ''[[Admonitio generalis]]'') de opdracht gegeven, om onderwijs te verzorgen.<ref>{{Aut|M. De Jong}}, De school van de dienst des Heren: kloosterscholen in het Karolingische Rijk, in {{Aut|R.E.V. Stuip | Met gedeeltelijk ingrijpende hervormingen, die zijn zoon en opvolger [[Lodewijk de Vrome]] grotendeels verder bespoedigde, reorganiseerde Karel de Grote het Frankenrijk ook intern. Het eerste doel was, de voorwaarden voor een bestuurspraktijk op schriftelijke grondslag te creëren. Om deze reden nam de onderwijshervorming een aanvang. Abten en bisschoppen werden door verschillende documenten (bijv. ''[[Epistola de litteris colendis]]'' of ''[[Admonitio generalis]]'') de opdracht gegeven, om onderwijs te verzorgen.<ref>{{Aut|M. De Jong}}, De school van de dienst des Heren: kloosterscholen in het Karolingische Rijk, in {{Aut|R.E.V. Stuip – C. Vellekoop}} (red.), ''Scholing in de middeleeuwen'', Hilversum, 1995, pp. [https://books.google.com/books?id=WplH4iJKzCcC&pg=PA62 62]-[https://books.google.com/books?id=WplH4iJKzCcC&pg=PA68 68].</ref> Aan het hof werden geleerden uit heel Europa samengebracht, aan wie belangrijke hofambten, bisdommen en rijksabdijen werden toegewezen. Begaafde leerlingen konden hier hun opleiding vervolmaken. Het hof werd de draaischijf, waarlangs informatie, persoonlijke betrekkingen, en boeken werden overgedragen. De stamhertogdommen schafte Karel af, waarbij de juridische autonomie van de stammen evenwel werd bewaard. Hij beval bovendien de optekening van [[Germaans recht|stamrechten]]. In de ''[[Lex Frisionum]]'' bijvoorbeeld werden de Friezen in het noordwesten en noorden van het koninkrijk op basis van hun traditionele wetten en gewoonten belangrijke privileges toegestaan. Zij werden als "Vrijen" bestempeld en mochten onder andere hun [[potestaat]] zelf kiezen. Ook de indeling van [[Friesland]] in drie duidelijke afgebakende districten werd in de – hier als voorbeeld genomen – ''Lex Frisionum'' schriftelijk vastgelegd. | ||
Het rijksbestuur, dat Karel de Grote trachtte te unificeren, droeg hij vooral over aan zijn hofclerus en een nieuw opgerichte [[adel|dienstadel]]. | Het rijksbestuur, dat Karel de Grote trachtte te unificeren, droeg hij vooral over aan zijn hofclerus en een nieuw opgerichte [[adel|dienstadel]]. | ||
Regel 140: | Regel 135: | ||
Met de ''[[capitularia]]'' werd bovendien een verregaand uniforme wetgeving geschapen, alsook het rechtswezen en de [[rechtspraak]] hervormd (onder andere invoering van volksgetuigen (''Rügezeugen'') en [[lekenrechter]]s). De regeerbaarheid van Karels rijk zou vooral door de zogenaamde [[zendgraaf|zendgraven]], de ''missi dominici'', worden verzekerd. Deze werden meestal paarsgewijs uitgestuurd (een wereldlijke en een geestelijke afgevaardigde), om instructies en verordeningen van de keizer door te voeren. Ze konden in een toegewezen gebied indien nodig ook het onmiddellijk rijksgezag uitoefenen. | Met de ''[[capitularia]]'' werd bovendien een verregaand uniforme wetgeving geschapen, alsook het rechtswezen en de [[rechtspraak]] hervormd (onder andere invoering van volksgetuigen (''Rügezeugen'') en [[lekenrechter]]s). De regeerbaarheid van Karels rijk zou vooral door de zogenaamde [[zendgraaf|zendgraven]], de ''missi dominici'', worden verzekerd. Deze werden meestal paarsgewijs uitgestuurd (een wereldlijke en een geestelijke afgevaardigde), om instructies en verordeningen van de keizer door te voeren. Ze konden in een toegewezen gebied indien nodig ook het onmiddellijk rijksgezag uitoefenen. | ||
De kerk speelde een vooraanstaande rol bij de reorganisatie en consolidatie van het binnenland. Zij werd door Karels uitbouw van de klerikale infrastructuur | De kerk speelde een vooraanstaande rol bij de reorganisatie en consolidatie van het binnenland. Zij werd door Karels uitbouw van de klerikale infrastructuur – er werden onder andere talrijke nieuwe bisdommen gesticht, waarbij Karel zich het recht voorbehield, de bisschoppen zelf te benoemen -, door omvangrijke schenkingen, de bekrachtiging van het [[tiende]]gebod<ref>{{Aut|P. J. H. Ubachs}}, ''Handboek voor de geschiedenis van Limburg'', Hilversum, 2002, p. [https://books.google.com/books?id=KCg_3mxdsZoC&pg=PA60 60].</ref> en door hervormingen waarschijnlijk tot belangrijkste eenheidsband van zijn rijk gemaakt. De invoering van de [[metropolitaanstatuten]], het regelmatig houden van [[synode]]s en de uitvoering van [[visitatie]]s, maar vooral de bevordering van het vormingsniveau van de clerus waren de beslissende maatregelen voor het uitroeien van kerkelijke misstanden. Door een onder leiding van [[Benedictus van Aniane]] doorgevoerde en onder Karels opvolger Lodewijk de Vrome voorgezette monistische hervorming, werden de ''[[Regula Benedicti]]'' (''ora et labora'') alsook de algemeen geldende, deze regel aanvullende ''[[consuetudines]]'' bindend voor kloosters. Nu eerst kwam het tot een duidelijke afbakening tussen monniken en seculiere clerus. Voor de [[kanunnikstift]]en en het [[domkapittel]] werd het ''vita communis'' ("gemeenschapsleven") dwingend voorgeschreven (vgl. ''Capitula e canonibus excerpta'', 813; ''Institutio canonicorum Aquisgranensis'', 816), waardoor ook hier een strengere toezicht op de levenswandel mogelijk werd, wanneer ook de regels minder ascetisch waren dan in het klooster. De door Pepijn begonnen [[liturgie]]hervorming naar Romeins voorbeeld werd verder doorgevoerd. Het doel was het oorspronkelijk aan paus [[Gregorius I|Gregorius]] de Grote]] toegeschreven [[Sacramentarium]] in plaats van het in de 8e eeuw in omloop gekomen zogenaamde [[iunggelasianisch]]e Sacramentarium in te voeren. Paus [[Adrianus I]] zond op vraag van Karel een modelexemplaar naar Aken, het ''[[Sacramentarium Gregorianum-Hadrianum]]''. Benedictus van Aniane of Alcuinus schreef ter aanvulling op het geheel op de Romeinse kerkdienst afgestemde ''Gregorianum-Hadrianum'' het ''[[Supplementum Anianense]]''. | ||
Het eertijds volkomen uiteenlopend [[geld]]wezen werd eveneens hervormd. De [[Gouden standaard (economie)|gouden standaard]] werd opgegeven, de zilveren ''denarius'' als over het hele rijk geldende en voorkomende valuta ingevoerd. Eén ''[[solidus (munt)|solidus]]'' respectievelijk schilling was 12 ''denarii''; één pond (''libra''), waarvan het gewicht tegenover de antieke maatstaf werd verhoogd, kwam overeen met 20 ''solidi''.<ref>{{Aut|J.C. Besteman}}, Scandinavisch gewichtsgeld in Nederland in de Vikingperiode, in {{Aut|E.H.P. Cordfunke | Het eertijds volkomen uiteenlopend [[geld]]wezen werd eveneens hervormd. De [[Gouden standaard (economie)|gouden standaard]] werd opgegeven, de zilveren ''denarius'' als over het hele rijk geldende en voorkomende valuta ingevoerd. Eén ''[[solidus (munt)|solidus]]'' respectievelijk schilling was 12 ''denarii''; één pond (''libra''), waarvan het gewicht tegenover de antieke maatstaf werd verhoogd, kwam overeen met 20 ''solidi''.<ref>{{Aut|J.C. Besteman}}, Scandinavisch gewichtsgeld in Nederland in de Vikingperiode, in {{Aut|E.H.P. Cordfunke – H. Sarfatij}} (red.), ''Van Solidus tot Euro: geld in Nederland in economisch-historisch en politiek perspectief'', Hilversum, 2005, pp. [https://books.google.com/books?id=b-ROC_LI9fkC&pg=PA34 34]-[https://books.google.com/books?id=b-ROC_LI9fkC&pg=PA35 35].</ref> In Karels muntverordening werd vastgelegd, dat uit een pond zilver 240 penningen (''denarius'') moesten worden geslagen. De Angelsaksische koning [[Offa van Mercië]] nam in die tijd deze regeling over, die in Engeland tot [[1971]] van kracht was.<ref>{{Aut|D.P. Kirby}}, ''The Earliest English Kings'', Londen – New York, 2000<sup>2</sup>, p. [https://books.google.com/books?id=Fzhk_DvzqSkC&pg=PA135 135].</ref> | ||
===Dood en opvolging=== | ===Dood en opvolging=== | ||
Naar oud Frankisch gebruik regelde Karel in 806 zijn opvolging door een rijksdelingsplan, de zogenaamde ''[[Divisio Regnorum]]''. Nadat zijn beide oudere zonen echter jong gestorven waren, verhief Karel in 813 zijn – naar toenmalige begrippen – enige legitieme erfgenaam [[Lodewijk de Vrome]] tot medekeizer.<ref name="VKM 30">''Vita Karoli Magni'' [ | Naar oud Frankisch gebruik regelde Karel in 806 zijn opvolging door een rijksdelingsplan, de zogenaamde ''[[Divisio Regnorum]]''. Nadat zijn beide oudere zonen echter jong gestorven waren, verhief Karel in 813 zijn – naar toenmalige begrippen – enige legitieme erfgenaam [[Lodewijk de Vrome]] tot medekeizer.<ref name="VKM 30">''Vita Karoli Magni'' [https://www.thelatinlibrary.com/ein.html#30 30].</ref> In 814 volgde hij zijn vader op. | ||
Na een 47-jarige heerschappij stierf Karel de Grote op 28 januari 814 in [[Aken (stad)|Aken]] en werd in de [[Dom van Aken|paltskapel]], de zogenaamde Mariakerk, bijgezet (zie: [[#Graftombe|graftombe]]). De doodsoorzaak (geïnfecteerd met borstvliesontsteking?) is niet met absolute zekerheid vastgesteld. [[Einhard]] vermeldt dat Karel, nadat hij hevige koorts kreeg, waartegen de dokters hem aanraadden te vasten, een ontsteking in de zij zou hebben opgelopen, waarna de verzwakte Karel na een zevendaags ziekbed stierf.<ref name="VKM 30"/> | Na een 47-jarige heerschappij stierf Karel de Grote op 28 januari 814 in [[Aken (stad)|Aken]] en werd in de [[Dom van Aken|paltskapel]], de zogenaamde Mariakerk, bijgezet (zie: [[#Graftombe|graftombe]]). De doodsoorzaak (geïnfecteerd met borstvliesontsteking?) is niet met absolute zekerheid vastgesteld. [[Einhard]] vermeldt dat Karel, nadat hij hevige koorts kreeg, waartegen de dokters hem aanraadden te vasten, een ontsteking in de zij zou hebben opgelopen, waarna de verzwakte Karel na een zevendaags ziekbed stierf.<ref name="VKM 30"/> | ||
Reeds vroeg zag Karel zich als dé rechtgelovige verdediger en bewaarder van de christenheid. Daarom werd hij in zijn grafschrift geroemd als ''imperator orthodoxus'', die het ''regnum Francorum'' (het Frankenrijk) grootmoedig (''nobiliter'') heeft uitgebreid.<ref name="VKM 31">Einhard, ''Vita Karoli Magni'' [ | Reeds vroeg zag Karel zich als dé rechtgelovige verdediger en bewaarder van de christenheid. Daarom werd hij in zijn grafschrift geroemd als ''imperator orthodoxus'', die het ''regnum Francorum'' (het Frankenrijk) grootmoedig (''nobiliter'') heeft uitgebreid.<ref name="VKM 31">Einhard, ''Vita Karoli Magni'' [https://www.thelatinlibrary.com/ein.html#31 31].</ref> | ||
==Huwelijken en nakomelingen== | ==Huwelijken en nakomelingen== | ||
===Echtgenotes=== | ===Echtgenotes=== | ||
* [[Himiltrude]] (omstreeks 768)<ref>[[Paulus Diaconus]], ''Gesta Episcoporum Mettensium'' (= {{Aut|G.H. Pertz}} ( | * [[Himiltrude]] (omstreeks 768)<ref>[[Paulus Diaconus]], ''Gesta Episcoporum Mettensium'' (= {{Aut|G. H. Pertz}} (red.), ''Monumenta Germaniae Historica, Scriptores'', II, Hannover, 1829, p. [https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000869.html?pageNo=265 265]), ''[[Annales Laureshamenses]]'' 792 (= {{Aut|G. H. Pertz}} (red.), ''Monumenta Germaniae Historica, Scriptores'', I, Hannover, 1826, p. [https://www.dmgh.de/de/fs2/object/goToPage/bsb00000868.html?pageNo=35 35]). De precieze aard van hun verbintenis is omstreden: sommigen beschouwen haar als een volwaardige echtgenote van Karel de Grote ({{Aut|D. Hägermann}}, ''Karl der Große: Herrscher des Abendlandes. Biographie'', Berlijn, 2000, pp. 82-83.), anderen menen dat het om een [[concubinaat]] ging ({{Aut|P. Riché}} – trad. {{Aut|M.I. Allen}}, ''The Carolingians. A Family Who Forged Europe'', Philadelphia, 1993, p. [https://books.google.com/books?hl=nl&id=Tcjy7bCmFL0C&pg=PA86 86]. Vgl. Einhard, ''Vita Karoli Magni'' [https://www.thelatinlibrary.com/ein.html#20 20].), terwijl nog anderen hebben gesuggereerd dat het om een ''Fruhelehe'' ("Liefjeshuwelijk") zou zijn geweest ({{Aut|S. Konecny}}, ''Die Frauen des karolingischen Königshauses. Die politische Bedeutung der Ehe und die Stellung der Frau in der fränkischen Herrscherfamilie vom 7. bis zum 10. Jahrhundert'', Wenen, 1976, p. [https://www.manfred-hiebl.de/mittelalter-genealogie/karolinger_familie_karls/himiltrud_frankenkoenigin_769.html 65].).</ref> | ||
* In 769 huwde hij een dochter van de Langobardenkoning [[Desiderius van de Longobarden|Desiderius]], die hij in 770, ten laatste begin 771 verstootte. Zij wordt meestal onder de naam ''[[Desiderata van Lombardije|Desiderata]]'' vermeld (vermoedelijk heette ze in werkelijkheid Gerperga).<ref name="Desiderata"/> | * In 769 huwde hij een dochter van de Langobardenkoning [[Desiderius van de Longobarden|Desiderius]], die hij in 770, ten laatste begin 771 verstootte. Zij wordt meestal onder de naam ''[[Desiderata van Lombardije|Desiderata]]'' vermeld (vermoedelijk heette ze in werkelijkheid Gerperga).<ref name="Desiderata"/> | ||
* In 771 huwde hij voor 30 april [[Hildegard]] (''de gente Suaborum'', 758 | * In 771 huwde hij voor 30 april [[Hildegard]] (''de gente Suaborum'', 758 – 30 april 783), dochter van graaf [[Gerold van Vintzgouw]] en Imma, een dochter van de [[Alemannen|Alemaanse]] ''dux'' [[Hnabi]]<ref>Einhard, ''Vita Karoli Magni'' [https://www.thelatinlibrary.com/ein.html#18 18], Thegan, ''Gesta Hludowici imperatoris'' 2 (= {{Aut|G. H. Pertz}} (red.), ''Monumenta Germaniae Historica, Scriptores'', II, Hannover, 1829, p. [https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000869.html?pageNo=590 590]-[https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000869.html?pageNo=591 591].</ref> | ||
* Rond oktober 783 huwde hij met [[Fastrade]] (- 10 augustus 794, [[Frankfurt am Main]]), dochter van (de vermoedelijk [[Thüringen (deelstaat)|Thürings]]-[[Mainfranken|Mainfrankische]]) graaf Radulf<ref>''Annales Regni Francorum'' 783 [p. ?] (= {{Aut|B.W. Scholz | * Rond oktober 783 huwde hij met [[Fastrade]] (- 10 augustus 794, [[Frankfurt am Main]]), dochter van (de vermoedelijk [[Thüringen (deelstaat)|Thürings]]-[[Mainfranken|Mainfrankische]]) graaf Radulf<ref>''Annales Regni Francorum'' 783 [p. ?] (= {{Aut|B. W. Scholz – B. Rogers}} (vert.), ''Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories'', Ann Arbor, 1972, p. [https://books.google.com/books?id=sTzl6wFjehMC&pg=PA61 61]), ''Annales Laurissenses Minores'' 783 (= {{Aut|G. H. Pertz}} (red.), ''Monumenta Germaniae Historica, Scriptores'', I, Hannover, 1826, p. [https://www.dmgh.de/de/fs2/object/goToPage/bsb00000868.html?pageNo=164 164]), Einhard, ''Annales'' 783 (= {{Aut|G. H. Pertz}} (red.), ''Monumenta Germaniae Historica, Scriptores'', I, Hannover, 1826, p. [https://www.dmgh.de/de/fs2/object/goToPage/bsb00000868.html?pageNo=165 165]), Einhard, ''Vita Karoli Magni'' [https://www.thelatinlibrary.com/ein.html#18 18].</ref> | ||
* In 794 of de herfst van 796 huwde hij met [[Luitgarde]] (- 4 juni 800), een [[Alemannen|Alemaanse]] prinses<ref>Einhard, ''Vita Karoli Magni'' [ | * In 794 of de herfst van 796 huwde hij met [[Luitgarde]] (- 4 juni 800), een [[Alemannen|Alemaanse]] prinses<ref>Einhard, ''Vita Karoli Magni'' [https://www.thelatinlibrary.com/ein.html#18 18], [[Angilbert]], ''Ad Pippinum Italiæ regum'' (''Carmina'' I) (= {{Aut|E. Dümmler}} (red.), ''Poetæ Latini ævi Carolini'', I, Berlijn, 1881, p. [https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000831.html?pageNo=360 360].).</ref> | ||
Gekende bijvrouwen van Karel de Grote waren: | Gekende bijvrouwen van Karel de Grote waren: | ||
* Madelgarde<ref>Einhard, ''Vita Karoli Magni'' [ | * Madelgarde<ref>Einhard, ''Vita Karoli Magni'' [https://www.thelatinlibrary.com/ein.html#18 18.] Zij wordt mogelijk ook vermeld in een lijst van nonnen uit het klooster van Faremoutiers ({{Aut|C. Settipani}}, ''La préhistoire des capétiens 481-987'', I, Villeneuve d'Ascq, 1993, p. 200 (n. 58) <sup>([https://books.google.com/books?id=I8ciAQAAIAAJ&q=Madelgardis+Charlemagne&dq=Madelgardis+Charlemagne&source=bl&ots=l0giVTTSqj&sig=k04rlB8LyNUn9ZxBsvYiKKgnGv4&hl=nl&sa=X&ei=e4FtUPeJO5LQ4QT1joGgCQ&ved=0CDUQ6AEwAQ a],[https://books.google.com/books?ei=e4FtUPeJO5LQ4QT1joGgCQ&hl=nl&id=I8ciAQAAIAAJ&dq=Madelgardis+Charlemagne&q=%22dans+la+premi%C3%A8re+moiti%C3%A9+du+IXe+si%C3%A8cle+dans+la+liste%22#search_anchor b])</sup>.)</ref> | ||
* [[Gerswinde]]<ref name="VKM 18">Einhard, ''Vita Karoli Magni'' [ | * [[Gerswinde]]<ref name="VKM 18">Einhard, ''Vita Karoli Magni'' [https://www.thelatinlibrary.com/ein.html#18 18].</ref> | ||
* Regina (800)<ref name="VKM 18"/> | * Regina (800)<ref name="VKM 18"/> | ||
* Addelinde (806)<ref name="VKM 18"/> | * Addelinde (806)<ref name="VKM 18"/> | ||
Regel 167: | Regel 162: | ||
===Afstammelingen=== | ===Afstammelingen=== | ||
* uit zijn verbintenis met Himiltrude: | * uit zijn verbintenis met Himiltrude: | ||
** [[Pepijn de Gebochelde]] (770 | ** [[Pepijn de Gebochelde]] (770 – 811)<ref>Paulus Diaconus, ''Gesta Episcoporum Mettensium'' (= {{Aut|G. H. Pertz}} (red.), ''Monumenta Germaniae Historica, Scriptores'', II, Hannover, 1829, p. [https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000869.html?pageNo=265 265]), Einhard, ''Vita Karoli Magni'' [https://www.thelatinlibrary.com/ein.html#20 20].</ref> | ||
* uit zijn huwelijk met Hildegarde: | * uit zijn huwelijk met Hildegarde: | ||
** [[Karel de Jongere]] (772/773 | ** [[Karel de Jongere]] (772/773 – 811), vanaf 788 koning in [[Neustrië]]<ref>''Annales Regni Francorum'' 811 [p. ?] (= {{Aut|B. W. Scholz – B. Rogers}} (vert.), ''Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories'', Ann Arbor, 1972, p. [https://books.google.com/books?id=sTzl6wFjehMC&pg=PA94 94]), | ||
Paulus Diaconus, ''Gesta Episcoporum Mettensium'' (= {{Aut|G.H. Pertz}} ( | Paulus Diaconus, ''Gesta Episcoporum Mettensium'' (= {{Aut|G. H. Pertz}} (red.), ''Monumenta Germaniae Historica, Scriptores'', II, Hannover, 1829, p. [https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000869.html?pageNo=265 265]).</ref> | ||
** Karloman (773 | ** Karloman (773 – 8 juli 810), als [[Pepijn van Italië|Pepijn]] koning van [[Italië]]<ref>Paulus Diaconus, ''Gesta Episcoporum Mettensium'' (= {{Aut|G. H. Pertz}} (red.), ''Monumenta Germaniae Historica, Scriptores'', II, Hannover, 1829, p. [https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000869.html?pageNo=265 265]), ''Annales Regni Francorum'' 781 (= {{Aut|B. W. Scholz – B. Rogers}} (vert.), ''Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories'', Ann Arbor, 1972, p. [https://books.google.com/books?id=hGDw_snvj7EC&pg=PA59 59]), [[Poeta Saxo]], ''Annales de gestis Caroli magni imperatoris'' II (= {{Aut|P. von Winterfeld}} (red.), ''Poetæ Latini ævi Carolini'', IV, Berlijn, 1899, p. [https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000834.html?pageNo=19 19]).</ref> | ||
** Adalhaid/Adalais (juni 774 | ** Adalhaid/Adalais (juni 774 – juli/augustus 774, Zuid-[[Gallië]])<ref>[[Paulus Diaconus]], ''Gesta Episcoporum Mettensium'' (= {{Aut|G. H. Pertz}} (red.), ''Monumenta Germaniae Historica, Scriptores'', II, Hannover, 1829, p. [https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000869.html?pageNo=265 265]), Paulus Diaconus, ''Epitaphium Adeleidis filia Karoli regis quæ in Italia nata est'' (''Carmina'' XXIII) (= {{Aut|E. Dümmler}} (red.), ''Poetæ Latini ævi Carolini'', I, Berlijn, 1881, p. [https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000831.html?pageNo=59 59].).</ref> | ||
** [[Rotrudis]] (ca. 775 | ** [[Rotrudis]] (ca. 775 – 6 juni 810)<ref name="Vita Karoli Magni p486">Einhard, ''Vita Karoli Magni'' [https://www.thelatinlibrary.com/ein.html#18 18], Angilbert, ''Ad Pippinum Italiæ regum'' (''Carmina'' I) (= {{Aut|E. Dümmler}} (red.), ''Poetæ Latini ævi Carolini'', I, Berlijn, 1881, pp. [https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000831.html?pageNo=359 359]-[https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000831.html?pageNo=360 360]), Theodulf, ''Ad Carolum Rege'' (''Carmina'' XXV) (= {{Aut|E. Dümmler}} (red.), ''Poetæ Latini ævi Carolini'', I, Berlijn, 1881, p. [https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000831.html?pageNo=486 486]).</ref> | ||
** Hludowic/[[Lodewijk de Vrome]] (778 | ** Hludowic/[[Lodewijk de Vrome]] (778 – 840)<ref>Paulus Diaconus, ''Gesta Episcoporum Mettensium'' (= {{Aut|G. H. Pertz}} (red.), ''Monumenta Germaniae Historica, Scriptores'', II, Hannover, 1829, p. [https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000869.html?pageNo=265 265]).</ref> | ||
*** [[Lotharius I]] (795-855) | *** [[Lotharius I]] (795-855) | ||
*** [[Pepijn I van Aquitanië|Pepijn I]] (koning van Aquitanië; 838) | *** [[Pepijn I van Aquitanië|Pepijn I]] (koning van Aquitanië; 838) | ||
*** Rotrude (± 800-?) | *** Rotrude (± 800-?) | ||
*** Bertha (?) | *** Bertha (?) | ||
*** Hildegarde (± 802/804 | *** Hildegarde (± 802/804 – 857) | ||
*** [[Lodewijk de Duitser|Lodewijk II]] († 876) | *** [[Lodewijk de Duitser|Lodewijk II]] († 876) | ||
*** [[Karel de Kale|Karel II]] (koning van het West-Frankische Rijk, keizer in 875; | *** [[Karel de Kale|Karel II]] (koning van het West-Frankische Rijk, keizer in 875; – 877) | ||
*** [[Gisela (dochter van Lodewijk de Vrome)|Gisela]] (ca. 820 | *** [[Gisela (dochter van Lodewijk de Vrome)|Gisela]] (ca. 820 – 874) | ||
** Lotharius (juni/augustus 778, [[Chasseneuil-du-Poitou|Chasseneuil]] bij [[Poitiers]] | ** Lotharius (juni/augustus 778, [[Chasseneuil-du-Poitou|Chasseneuil]] bij [[Poitiers]] – 779), tweelingbroer van Louis <ref>Paulus Diaconus, ''Gesta Episcoporum Mettensium'' (= {{Aut|G. H. Pertz}} (red.), ''Monumenta Germaniae Historica, Scriptores'', II, Hannover, 1829, p. [https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000869.html?pageNo=265 265]), Paulus Diaconus, ''Epitaphium Chlodarii pueri regis'' (''Carmina'' XXXIX) (= {{Aut|E. Dümmler}} (red.), ''Poetæ Latini ævi Carolini'', I, Berlijn, 1881, p. [https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000831.html?pageNo=71 71].).</ref> | ||
** [[Bertha van Frankrijk|Bertha]] (779/780 | ** [[Bertha van Frankrijk|Bertha]] (779/780 – na 14 januari 828),<ref>Einhard, ''Vita Karoli Magni'' [https://www.thelatinlibrary.com/ein.html#18 18], Angilbert, ''Ad Pippinum Italiæ regum'' (''Carmina'' I) (= {{Aut|E. Dümmler}} (red.), ''Poetæ Latini ævi Carolini'', I, Berlijn, 1881, pp. [https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000831.html?pageNo=359 359]-[https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000831.html?pageNo=360 360]), Theodulf, ''Ad Carolum Rege'' (''Carmina'' XXV) (= {{Aut|E. Dümmler}} (red.), ''Poetæ Latini ævi Carolini'', I, Berlijn, 1881, p. [https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000831.html?pageNo=486 486]), ''Chronicon Fontanellense'' 16 (= {{Aut|G. H. Pertz}} (red.), ''Monumenta Germaniae Historica, Scriptores'', II, Hannover, 1829, p. [https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000869.html?pageNo=291 291]).</ref> in 814 van het Hof verwezen<br />Bertha had een verhouding met Karels hofgeestelijke [[Angilbert]], waaruit de kinderen [[Nithard (historicus)|Nithard]] (790 – 844/45) en Hartnid (813) voortkwamen.<ref>''Vita Angilberti'' 2 (= {{Aut|W. Wattenbach}} (red.), ''Monumenta Germaniae Historica Scriptores'', XV.1, Hanover, 1887, p. [https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000890.html?pageNo=180 180]), ''Ex Chronico Centulensi sive Sancti Richarii'' ({{Aut|M. Bouquet}} (red.), ''Recueil des historiens des Gaules et de la France'', V, Parijs, 1869, p. [https://gallica.bnf.fr/ark:/12148/bpt6k50123x/f466.image.r=Recueil%20des%20historiens%20des%20Gaules%20et%20de%20la%20France.langEN 371]), Nithard, ''Historiae'' IV 5 (p. 172).</ref> Bertha's [[buitenechtelijke relatie|liaison]] was de inspiratie voor de sage van ''Eginhard und Emma'' ([[Wilhelm Busch]]).<ref>{{Aut|H. May}}, ''Die Behandlungen der Sage von Eginhard und Emma'', Berlijn, 1900, p. 5.</ref> | ||
** [[Gisela (781-808)|Gisela]] (voor mei 781 | ** [[Gisela (781-808)|Gisela]] (voor mei 781 – na 800)<ref>Einhard, ''Vita Karoli Magni'' [https://www.thelatinlibrary.com/ein.html#18 18], Angilbert, ''Ad Pippinum Italiæ regum'' (''Carmina'' I) (= {{Aut|E. Dümmler}} (red.), ''Poetæ Latini ævi Carolini'', I, Berlijn, 1881, pp. [https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000831.html?pageNo=359 359]-[https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000831.html?pageNo=360 360]), Theodulf, ''Ad Carolum Rege'' (''Carmina'' XXV) (= {{Aut|E. Dümmler}} (red.), ''Poetæ Latini ævi Carolini'', I, Berlijn, 1881, p. [https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000831.html?pageNo=486 486]), ''Annales Laurissenses Minores'' 781 (= {{Aut|G. H. Pertz}} (red.), ''Monumenta Germaniae Historica, Scriptores'', I, Hannover, 1826, p. [https://www.dmgh.de/de/fs2/object/goToPage/bsb00000868.html?pageNo=160 160]).</ref> | ||
** Hildegard (na 8 juni 782 | ** Hildegard (na 8 juni 782 – tussen 1 en 8 juni 783)<ref>Paulus Diaconus, ''Gesta Episcoporum Mettensium'' (= {{Aut|G. H. Pertz}} (red.), ''Monumenta Germaniae Historica, Scriptores'', II, Hannover, 1829, p. [https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000869.html?pageNo=265 265]), Paulus Diaconus, ''Epitaphium Hildegardis filiæ cuius supra'' (''Carmina'' XXIV) (= {{Aut|E. Dümmler}} (red.), ''Poetæ Latini ævi Carolini'', I, Berlijn, 1881, p. [https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000831.html?pageNo=59 59].).</ref> | ||
* uit zijn huwelijk met Fastrada: | * uit zijn huwelijk met Fastrada: | ||
** [[Theodrada]] (ca. 785 | ** [[Theodrada]] (ca. 785 – 9 januari 844/853, klooster [[Schwarzach am Main]]), voor 814 abdis van [[Argenteuil (gemeente)|Argenteuil]]<ref name="Vita Karoli Magni p486" /> | ||
** Hiltrude (ca. 787 | ** Hiltrude (ca. 787 – na 800)<ref>Einhard, ''Vita Karoli Magni'' [https://www.thelatinlibrary.com/ein.html#18 18], Theodulf, ''Ad Carolum Rege'' (''Carmina'' XXV) (= {{Aut|E. Dümmler}} (red.), ''Poetæ Latini ævi Carolini'', I, Berlijn, 1881, p. [https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000831.html?pageNo=486 486]).</ref> | ||
* van een onbekende vrouw: | * van een onbekende vrouw: | ||
** Hruodhaid (ca. 787 | ** Hruodhaid (ca. 787 – na 800)<ref name="VKM 18"/> | ||
* uit zijn verbintenis met Madelgarde: | * uit zijn verbintenis met Madelgarde: | ||
Regel 205: | Regel 198: | ||
* uit zijn verbintenis met Regina:<ref name="VKM 18"/> | * uit zijn verbintenis met Regina:<ref name="VKM 18"/> | ||
** [[Drogo van Metz|Drogo]] (17 juni 801 | ** [[Drogo van Metz|Drogo]] (17 juni 801 – 8 december 855), vanaf 818 geestelijke, in 820 [[Abdij van Luxeuil|Abt van Luxeuil]], vanaf 823 [[Lijst van bisschoppen van Metz|bisschop van Metz]], vanaf 834 aartsbisschop en aartskapelaan van [[Lodewijk de Vrome]] | ||
** [[Hugo der Franken|Hugo]] (802/806 | ** [[Hugo der Franken|Hugo]] (802/806 – 14 juni 844), vanaf 818 geestelijk, monnik in de [[abdij van Charroux]], vanaf 822/823 abt van [[Abdij van Saint-Quentin|Saint- Quentin]], vanaf 836 [[Abdij van Sint-Bertinus|Abt van Saint-Bertin]], vanaf 834 tot 840 aartskanselier van [[Lodewijk de Vrome]] | ||
* uit zijn verbintenis met Addelinde: | * uit zijn verbintenis met Addelinde: | ||
** Theoderich (807 | ** Theoderich (807 – na 818), in 818 geestelijke geworden<ref name="VKM 18"/> | ||
==Culturele betekenis== | ==Culturele betekenis== | ||
Regel 221: | Regel 214: | ||
De ''[[septem artes liberales]]'', waarvan het volledige herstel van het in de late oudheid ontwikkelde concept het doel was, vormden zeker geen doelgerichte, op onmiddellijke aanwendbaarheid van technische vaardigheden gerichte afgesloten leerprogramma's, maar verschaften een formele vorming met een taalkundig-literair zwaartepunt als uitgangspunt voor een levenslang leren, ook na het afsluiten van de eigenlijke vormingsfase, opdat het voor leidinggevende en verantwoordelijke functies geschikte persoonlijkheden met de nodige algemene vorming en dienovereenkomstig verruimde intellectuele horizon zou voortbrengen. „''Mij is het duidelijk voldoende om de wijsheid om haarzelf na te streven.''“, zo vatte de mogelijk meest uitgesproken „humanist“ onder de Karolingische geleerden, [[Lupus van Ferrières]], in zijn beroemde voorstellingsbrief aan Einhard<ref>Lupus, ''Epistolae'' 1, 5.</ref> rond 830 weemoedig op de gouden tijd onder Karel de Grote terugblikken deze onder Lodewijk de Vrome reeds weer bedreigde vormingsidee van de Karolingische renaissance vol zorgen om de toekomst als het ware bezwerend samen. Dat dit niet louter lippendienst was, laat zich aan de werken aflezen, met dewelke zich Lupus en andere zijnsgelijken bezighouden en die zij zelf schreven. | De ''[[septem artes liberales]]'', waarvan het volledige herstel van het in de late oudheid ontwikkelde concept het doel was, vormden zeker geen doelgerichte, op onmiddellijke aanwendbaarheid van technische vaardigheden gerichte afgesloten leerprogramma's, maar verschaften een formele vorming met een taalkundig-literair zwaartepunt als uitgangspunt voor een levenslang leren, ook na het afsluiten van de eigenlijke vormingsfase, opdat het voor leidinggevende en verantwoordelijke functies geschikte persoonlijkheden met de nodige algemene vorming en dienovereenkomstig verruimde intellectuele horizon zou voortbrengen. „''Mij is het duidelijk voldoende om de wijsheid om haarzelf na te streven.''“, zo vatte de mogelijk meest uitgesproken „humanist“ onder de Karolingische geleerden, [[Lupus van Ferrières]], in zijn beroemde voorstellingsbrief aan Einhard<ref>Lupus, ''Epistolae'' 1, 5.</ref> rond 830 weemoedig op de gouden tijd onder Karel de Grote terugblikken deze onder Lodewijk de Vrome reeds weer bedreigde vormingsidee van de Karolingische renaissance vol zorgen om de toekomst als het ware bezwerend samen. Dat dit niet louter lippendienst was, laat zich aan de werken aflezen, met dewelke zich Lupus en andere zijnsgelijken bezighouden en die zij zelf schreven. | ||
Volgens Einhard<ref name="VKM 29">''Vita Karoli Magni'' [ | Volgens Einhard<ref name="VKM 29">''Vita Karoli Magni'' [https://www.thelatinlibrary.com/ein.html#29 29].</ref> was Karel de Grote ook in de instandhouding van zijn moedertaal (''lingua propria'') zeer geïnteresseerd, met andere woorden de West-Germaanse [[idioom|idiomen]] van de Franken (vgl. [[Ripuarisch]], [[Moezelfrankisch]], [[Frankisch]], [[Oudhoogduits]]). Zo gaf Karel aan zijn geleerden de opdracht om een [[grammatica]] voor zijn moedertaal op te stellen.<ref name="VKM 29"/> Daarbij kan het ook slechts om een letterkundig werk zijn gegaan. Daarenboven liet Karel „barbaarse“ (d.i. in het Germaanse respectievelijk de volkstaal) „en zeer oude (helden)lieden, in dewelke de daden en oorlogen van oude koningen werden bezongen, opschrijven“.<ref name="VKM 29"/> In welke taal en onder welke vorm dit werd neergeschreven (in het Latijn of het Oudhoogduits, als [[regest]]en of in liedvorm), is onduidelijk. Deze verzameling is om onbekende redenen niet bewaard gebleven. Karels zoon Lodewijk de Vrome werd in de nieuwe tijd menigmaal ten onrechte voor het verlies ervan verantwoordelijk geacht.<ref>Men baseerde zich daarvoor op [[Thegan]] (''Gesta Hludowici imperatoris'' 19): ''Poetica carmina gentilia quae in iuventute didicerat, respuit, nec legere, nec audire, nec docere voluit.''</ref> Bij Einhard wordt verder ook vermeld, dat Karel de Latijnse benamingen van de winden en de maanden zelfs in het Frankische vertaalde, zo noemde hij januari wintermaand (''Wintarmanoth''), mei weidemaand (''Wunnimanoth''), december heiligemaand (''Heilagmanoth'').<ref name="VKM 29"/> Ook werd voor een verzameling van de belangrijkste wetteksten, zowel van het volks- en [[Germaans recht|stamrecht]] alsook van de ''[[Capitularia]]'', gezorgd. Belangrijke kerkelijke tekst zoals de Latijnse Bijbel, de zogenaamde ''[[Vulgata]]'', de [[regel van Benedictus]] en het [[Sacramentarium]] van Paus [[Gregorius de Grote]] werden van taalkundige verloedering gereinigd en in modelexemplaren voor verveelvoudiging beschikbaar gesteld. Door de hofbibliotheek werden zeldzame teksten aan de kathedraal- en kloosterbibliotheken ter afschrift ter beschikking gesteld. Boekenbestanden werden in [[boekenlijst]]en opgenomen en [[desideratum|desiderata]]lijsten opgesteld. Al deze activiteiten beoogden allereerst ooit de systematische sortering, registratie en inventarislijst van de gehele overgeleverde cultuurtraditie, om op dit fundament te kunnen verder bouwen. | ||
===Kerken en kloosters, paltsen en paleizen=== | ===Kerken en kloosters, paltsen en paleizen=== | ||
Einhard (Karels biograaf en leider van de Domschool als opvolger van [[Alcuinus]], die in [[796]] het hof verliet en abt van [[Basiliek en Abdij van Sint-Maarten van Tours|Saint-Martin de Tours]] werd – mogelijkerwijs hield zijn overstap verband met zijn openlijke kritiek op de koning zijn houding tegenover de Saksen<ref>Alcuinus, ''Epistulae'' 110, 174 (= {{Aut|E. Dümmler}} (red.), ''Monumenta Germaniae Historica, Epistolae'', IV, Berlijn, 1895, pp. [https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000538.html?pageNo=157 157][https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000538.html?pageNo=158 -][https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000538.html?pageNo=159 159], [https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000538.html?pageNo=287 287][https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000538.html?pageNo=288 -][https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000538.html?pageNo=289 289].).</ref>), spreekt ook over zijn omvangrijke bouwactiviteit. In de eerste plaats wordt daarmee de „wonderbare“ [[Paltskapel (Aken)|Paltskapel]] in de [[Akener koningspalts]] bedoeld, die in de laatste 20 jaar van zijn leven zijn lievelingspalts werd, bij wijze van spreken een soort van „hoofdstad“ ten Noorden van de Alpen. Voor deze zou hij zelfs zuilen en grootse Marmerstukken uit [[Rome (stad)|Rome]] en [[Ravenna (stad)|Ravenna]] hebben laten overbrengen.<ref>Einhard, ''Vita Karoli Magni'' [https://www.thelatinlibrary.com/ein.html#26 26].</ref> Ook een ruiterstandbeeld van [[Theoderik de Grote]] liet hij uit Ravenna naar Aken overbrengen, waar [[Walahfrid Strabo]] in zijn gedicht ''De imagine Tetrici'' postuum kritiek op uitte. Daarnaast vermeldt Einhard ook een houten brug over de Rijn bij [[Mainz]], die echter al snel weer was afgebrand, zoals ook de bouwaanvang van een tweede [[paleis]] bij [[Keizerpalts Ingelheim|Ingelheim]] en [[Nijmegen]].<ref>Einhard, ''Vita Karoli Magni'' [https://www.thelatinlibrary.com/ein.html#17 17].</ref> | |||
Einhard (Karels biograaf en leider van de Domschool als opvolger van [[Alcuinus]], die in [[796]] het hof verliet en abt van [[Basiliek en Abdij van Sint-Maarten van Tours|Saint-Martin de Tours]] werd – mogelijkerwijs hield zijn overstap verband met zijn openlijke kritiek op de koning zijn houding tegenover de Saksen<ref>Alcuinus, ''Epistulae'' 110, 174 (= {{Aut|E. Dümmler}} ( | |||
Kloosters werden onder andere in [[Abdij van Sankt Gallen|Sankt Gallen]] (het huidige Zwitserland) en op het [[Reichenau (eiland)|eiland Reichenau]] (Bodenmeer) (zie ook: [[Abdij van Reichenau]]), in het ingelijfde Beieren in [[Abdij Sankt Emmeram|St. Emmeram]] bij [[Regensburg (stad)|Regensburg]], in [[Freising (stad)|Freising]] en aan de [[Tegernsee (meer)|Tegernsee]] (belangrijkste Benedictijnenabdij van Opper-Beieren, in 817 tot de meest welgestelde kloosters in het rijk van keizer Lodewijk de Vrome gerekend), in het huidige Oostenrijkse [[Mondsee (klooster)|Mondsee]] (daar was ook [[Salzburg (stad)|Salzburg]] sinds de [[Avaarse Mark|Avarenoorlogen]] van 791 tot 799 een centrum van de [[Missie (katholieke Kerk)|Missie]]) alsook in [[Abdij van Fulda|Fulda]] en in [[Trier]] opnieuw gesticht, tot abdijen verheven of ondergingen een aanzienlijke stijging in hun aanzien. Zij werden de drijvende kracht van de onderwijshervorming, die door Karel was begonnen, en werden derhalve veelvuldig uitgebouwd en uitgebreid. Voor de [[Abdij van Sankt Gallen]] bijvoorbeeld was de periode van de 9e tot de 10e eeuw een ''Gouden Tijdperk''. Het daar omstreeks 790 ontstane Latijns-Duitse woordenboek ''[[Abrogans]]'' wordt beschouwd als het alleroudste Duitse boek. Ten slotte waren het ook [[monnik]]en, die begin 9e eeuw de [[rozen|edelroos]] naar Midden-Europa invoerden en de [[tuinbouw]] in het algemeen aanzienlijk professionaliseerden.<ref>Een belangrijk werk uit die tijd over tuinbouw was Walahfrid Strabo's ''Hortulus''.</ref> | Kloosters werden onder andere in [[Abdij van Sankt Gallen|Sankt Gallen]] (het huidige Zwitserland) en op het [[Reichenau (eiland)|eiland Reichenau]] (Bodenmeer) (zie ook: [[Abdij van Reichenau]]), in het ingelijfde Beieren in [[Abdij Sankt Emmeram|St. Emmeram]] bij [[Regensburg (stad)|Regensburg]], in [[Freising (stad)|Freising]] en aan de [[Tegernsee (meer)|Tegernsee]] (belangrijkste Benedictijnenabdij van Opper-Beieren, in 817 tot de meest welgestelde kloosters in het rijk van keizer Lodewijk de Vrome gerekend), in het huidige Oostenrijkse [[Mondsee (klooster)|Mondsee]] (daar was ook [[Salzburg (stad)|Salzburg]] sinds de [[Avaarse Mark|Avarenoorlogen]] van 791 tot 799 een centrum van de [[Missie (katholieke Kerk)|Missie]]) alsook in [[Abdij van Fulda|Fulda]] en in [[Trier]] opnieuw gesticht, tot abdijen verheven of ondergingen een aanzienlijke stijging in hun aanzien. Zij werden de drijvende kracht van de onderwijshervorming, die door Karel was begonnen, en werden derhalve veelvuldig uitgebouwd en uitgebreid. Voor de [[Abdij van Sankt Gallen]] bijvoorbeeld was de periode van de 9e tot de 10e eeuw een ''Gouden Tijdperk''. Het daar omstreeks 790 ontstane Latijns-Duitse woordenboek ''[[Abrogans]]'' wordt beschouwd als het alleroudste Duitse boek. Ten slotte waren het ook [[monnik]]en, die begin 9e eeuw de [[rozen|edelroos]] naar Midden-Europa invoerden en de [[tuinbouw]] in het algemeen aanzienlijk professionaliseerden.<ref>Een belangrijk werk uit die tijd over tuinbouw was Walahfrid Strabo's ''Hortulus''.</ref> | ||
===''Capitulare de villis''=== | ===''Capitulare de villis''=== | ||
Een gekende bron voor de economische geschiedenis (in het bijzonder die van de land- en tuinbouw), is de landgoederenverordening ''[[Capitulare de villis vel curtis imperii]]'', die door Karel de Grote als een gedetailleerd voorschrift over het beheer van de [[kroondomein]]en werd afgekondigd. In hoofdstuk 70 van de ''Capitulare'' worden 73 voedingsgewassen (inclusief geneeskruiden) en 16 verschillende fruitbomen beschreven, die in alle keizerlijke landgoederen door de beheerders waren aan te planten.<ref>[https://www.hs-augsburg.de/~harsch/Chronologia/Lspost08/CarolusMagnus/kar_vill.html ''Capitulare de villis vel curtis imperii'' LXX.]</ref> In dit document werd ook aangedrongen op het bijhouden van een geschreven administratie en een regelmatige verantwoording van het beheer. | |||
Een gekende bron voor de economische geschiedenis (in het bijzonder die van de land- en tuinbouw), is de landgoederenverordening ''[[Capitulare de villis vel curtis imperii]]'', die door Karel de Grote als een gedetailleerd voorschrift over het beheer van de [[kroondomein]]en werd afgekondigd. In hoofdstuk 70 van de ''Capitulare'' worden 73 voedingsgewassen (inclusief geneeskruiden) en 16 verschillende fruitbomen beschreven, die in alle keizerlijke landgoederen door de beheerders waren aan te planten.<ref>[ | |||
==Karel de Grote in de middeleeuwse literatuur== | ==Karel de Grote in de middeleeuwse literatuur== | ||
Over het leven en werken van Karel de Grote ontstonden na zijn dood vele sagen, onder andere de [[Frankische roman|Karelromans]] en [[Chanson de geste|chansons de geste]] ([[Roelandslied]]). Als Latijnse tegenhanger van het Oud-Franse Roelandslied werd tussen 1130 en 1140 de ''Historia Karoli Magni et Rotholandi'' geschreven.<ref>Beter bekend onder de naam [[pseudo-Turpijn]], daar de tekst de aartsbisschop Turpijn (Turpinus, ook wel: Tilpin) van Reims (ambtstermijn van 748 tot 794) als haar auteur noemt.</ref> Naast het Roelandverhaal beval de pseudo-Turpijn de legende, dat Karel de Grote naar het graf van [[Jakobus de Meerdere|Sint-Jakobus]] in [[Santiago de Compostela]] was gegaan en het van de [[Saracenen]] had bevrijd. De historische Karel de Grote daarentegen is niet naar Compostela gekomen, en zijn strijd in Noord-Spanje in 778 verliep niet zeer roemrijk (Zie: [[#Krijgstochten tegen de Moren|Krijgstochten tegen de Moren]]). Omstreeks 1200 werd de ''Historia Karoli Magni et Rotholandi'' door een onbekende auteur onder de titel ''Karolellus'' in hexameters overgezet.<ref name="Klein">{{Aut|H.-W. Klein}} ( | Over het leven en werken van Karel de Grote ontstonden na zijn dood vele sagen, onder andere de [[Frankische roman|Karelromans]] en [[Chanson de geste|chansons de geste]] ([[Roelandslied]]). Als Latijnse tegenhanger van het Oud-Franse Roelandslied werd tussen 1130 en 1140 de ''Historia Karoli Magni et Rotholandi'' geschreven.<ref>Beter bekend onder de naam [[pseudo-Turpijn]], daar de tekst de aartsbisschop Turpijn (Turpinus, ook wel: Tilpin) van Reims (ambtstermijn van 748 tot 794) als haar auteur noemt.</ref> Naast het Roelandverhaal beval de pseudo-Turpijn de legende, dat Karel de Grote naar het graf van [[Jakobus de Meerdere|Sint-Jakobus]] in [[Santiago de Compostela]] was gegaan en het van de [[Saracenen]] had bevrijd. De historische Karel de Grote daarentegen is niet naar Compostela gekomen, en zijn strijd in Noord-Spanje in 778 verliep niet zeer roemrijk (Zie: [[#Krijgstochten tegen de Moren|Krijgstochten tegen de Moren]]). Omstreeks 1200 werd de ''Historia Karoli Magni et Rotholandi'' door een onbekende auteur onder de titel ''Karolellus'' in hexameters overgezet.<ref name="Klein">{{Aut|H.-W. Klein}} (red.), ''Die Chronik von Karl dem Großen und Roland. Der lateinische Pseudo-Turpijn in den Handschriften aus Aachen und Andernach'', München, 1986; {{Aut|P.G. Schmidt}}, ''Karolellus atque Pseudoturpini Historia Karoli Magni et Rotholandi'' (''Lit. zu den Texten, ihrer Überlieferung und zu Kult und Nachleben Karls des Großen S. Xf.''), Stuttgart – Leipzig, 1996.</ref> | ||
Daarnaast ontstond in de Hoge Middeleeuwen de legende, dat Karel de Grote naar het [[Heilig Land]] was getrokken, de Heidenen uit [[Jeruzalem]] had verdreven en hiervoor was beloond met waardevolle [[relikwie]]ën, waaronder de [[Doornenkroon (kroon van takken)|Doornenkroon]] van Christus. Nadat het motief van de Karel de Grote zijn reis naar het Oosten reeds in de ''[[Chronicon (Benedictus monachus)|Chronicon]]'' van Benedictus monachus (Benedictus van Sant'Andrea del Soratte) aan het eind van de 10e eeuw opduikt, komen we de volledig uitgewerkte legende voor het eerst tegen in de in 1053/54 in het klooster van [[Kathedraal van Saint-Denis|Saint-Denis]] opgestelde ''Descriptio clavi et corone domini'' ("Beschrijving van de nagel [van het Kruis] en de [Doornen-]kroon van de Heer").<ref>Volledige titel: ''Descriptio qualiter Karolus Magnus clavum et coronam Domini a Constantinopoli Aquisgrani detulerit qualiterque Karolus Calvus hec ad Sanctum Dyonisium retulerit'', "Beschrijving hoe Karel de Grote een spijker en de kroon van de Heer van Constantinopel naar Aken haalde en hoe Karel de Kale deze naar St. Denis bracht". Uitgegeven door G. Rauschen, ''Die Legende Karls des Grossen im 11. und 12. Jahrhundert'' (Leipzig: Duncker & Humblot, 1890), pp. 103-125. [https://ub-goobi-pr2.ub.uni-greifswald.de/viewer/image/PPN662156455/129/ Raadpleegbaar] via Digitale Bibliothek Mecklenburg-Vorpommern.</ref> De historische Karel de Grote is echter nimmer naar Jeruzalem afgereisd, maar had in werkelijkheid voor zijn diplomatieke inspanningen voor het welzijn van de christenen in het Heilige Land enige relikwieën uit het [[Heilig Grafkerk|Heilig Graf]] gekregen.<ref name="Grosse">{{Aut|R. Große}}, ''Saint-Denis zwischen Adel und König. Die Zeit vor Suger (1053–1122)'', Stuttgart, 2002, pp. 42–54.</ref> | |||
Daarnaast ontstond in de Hoge Middeleeuwen de legende, dat Karel de Grote naar het [[Heilig Land]] was getrokken, de Heidenen uit [[Jeruzalem]] had verdreven en hiervoor was beloond met waardevolle [[relikwie]]ën, waaronder de [[Doornenkroon (kroon van takken)|Doornenkroon]] van Christus. Nadat het motief van de Karel de Grote zijn reis naar het Oosten reeds in de ''[[Chronicon (Benedictus monachus)|Chronicon]]'' van Benedictus monachus (Benedictus van Sant'Andrea del Soratte) aan het eind van de 10e eeuw opduikt, komen we de volledig uitgewerkte legende voor het eerst tegen in de in 1053/54 in het klooster van [[Kathedraal van Saint-Denis|Saint-Denis]] opgestelde ''Descriptio clavi et corone domini'' ("Beschrijving van de nagel [van het Kruis] en de [Doornen-]kroon van de Heer").<ref>Volledige titel: ''Descriptio qualiter Karolus Magnus clavum et coronam Domini a Constantinopoli Aquisgrani detulerit qualiterque Karolus Calvus hec ad Sanctum Dyonisium retulerit'', "Beschrijving hoe Karel de Grote een spijker en de kroon van de Heer van Constantinopel naar Aken haalde en hoe Karel de Kale deze naar St. Denis bracht". Uitgegeven door G. Rauschen, ''Die Legende Karls des Grossen im 11. und 12. Jahrhundert'' (Leipzig: Duncker & Humblot, 1890), pp. 103-125. [ | |||
De graven van de [[Zürich (stad)|Züricher]] stadspatronen [[Felix en Regula]] zouden door Karel de Grote zijn herontdekt. Deze had ooit eens een hert van Aken tot aan Zürich achtervolgd, toen zijn paard plotseling door de knieën ging, om de graven van de heiligen [[reverentie]] te bewijzen. Karel had daarop het gebeente laten opgraven en ter ere van de heiligen de kerk en de [[Proosdij (gebouw)|proosdij]] Grossmünster gesticht. De graven van de Heiligen waren tot de Reformatie in de zogenaamde ''Zwölfbotenkapelle'' toegankelijk voor de pelgrims. In diezelfde kapel werden ook relikwieën van Karel de Grote bewaard, die in [[1233]] naar Zürich waren overgebracht. | De graven van de [[Zürich (stad)|Züricher]] stadspatronen [[Felix en Regula]] zouden door Karel de Grote zijn herontdekt. Deze had ooit eens een hert van Aken tot aan Zürich achtervolgd, toen zijn paard plotseling door de knieën ging, om de graven van de heiligen [[reverentie]] te bewijzen. Karel had daarop het gebeente laten opgraven en ter ere van de heiligen de kerk en de [[Proosdij (gebouw)|proosdij]] Grossmünster gesticht. De graven van de Heiligen waren tot de Reformatie in de zogenaamde ''Zwölfbotenkapelle'' toegankelijk voor de pelgrims. In diezelfde kapel werden ook relikwieën van Karel de Grote bewaard, die in [[1233]] naar Zürich waren overgebracht. | ||
Regel 243: | Regel 233: | ||
===Frankische romans=== | ===Frankische romans=== | ||
{{Zie hoofdartikel|Frankische roman}} | {{Zie hoofdartikel|Frankische roman}} | ||
De Frankische of Karelromans (ook wel Karelepiek genoemd) met Karel de Grote als centrale figuur zijn de oudste soort [[ridderroman]]s. Originele versies uit de tijd waarin deze teksten werden geschreven bestaan nauwelijks. Wat we nu kennen zijn ofwel fragmenten ofwel complete, maar omgewerkte versies die pas werden gedrukt in de [[15e eeuw|15e]] en [[16e eeuw]]. Wat deze Karelromans gemeenschappelijk hebben is dat ze zich elk baseren op een Franse ''[[chanson de geste]]'' ("heldenlied").<ref>{{Aut|E. van den Berg | De Frankische of Karelromans (ook wel Karelepiek genoemd) met Karel de Grote als centrale figuur zijn de oudste soort [[ridderroman]]s. Originele versies uit de tijd waarin deze teksten werden geschreven bestaan nauwelijks. Wat we nu kennen zijn ofwel fragmenten ofwel complete, maar omgewerkte versies die pas werden gedrukt in de [[15e eeuw|15e]] en [[16e eeuw]]. Wat deze Karelromans gemeenschappelijk hebben is dat ze zich elk baseren op een Franse ''[[chanson de geste]]'' ("heldenlied").<ref>{{Aut|E. van den Berg – B. Besamusca}}, De Karelepiek in vogelvlucht, in {{Aut|E. van den Berg – B. Besamusca}} (red.), ''De epische wereld. Middelnederlandse Karelromans in wisselend perspectief'', Muiderberg, 1992, p. [https://www.dbnl.org/tekst/berg006kare01_01/berg006kare01_01_0001.php#3 14].</ref> | ||
Zo gaat het [[Middelnederlands]]e ''[[Roelantslied]]'' uit het begin van de [[13e eeuw]] terug op het Franse ''[[Chanson de Roland]]'' dat dateert van ca. 1100.<ref>{{Aut|E. van den Berg | Zo gaat het [[Middelnederlands]]e ''[[Roelantslied]]'' uit het begin van de [[13e eeuw]] terug op het Franse ''[[Chanson de Roland]]'' dat dateert van ca. 1100.<ref>{{Aut|E. van den Berg – B. Besamusca}}, De Karelepiek in vogelvlucht, in {{Aut|E. van den Berg – B. Besamusca}} (red.), ''De epische wereld. Middelnederlandse Karelromans in wisselend perspectief'', Muiderberg, 1992, p. [https://www.dbnl.org/tekst/berg006kare01_01/berg006kare01_01_0001.php#2 13].</ref> Hierin wordt verteld hoe de achterhoede van Karels leger door moslims wordt aangevallen. Als christelijke helden worden hier Roelant en Olivier opgevoerd, en natuurlijk worden ook de Spaans-Arabische moslims (de Saracenen) als krijgshaftig voorgesteld. In werkelijkheid vond deze historische gebeurtenis plaats in de Pyreneeën bij Ronceveaux, en de aanvallers en overwinnaars waren geen moslims maar Basken. | ||
''[[Reinout van Montalbaen]]'' baseert zich op het Franse ''[[Renaud de Monteban]]'' en verhaalt over de ruzie en de strijd tussen Karel de Grote en de familie van de Graaf van Aymont, wiens kinderen bekend zijn als de [[vier Heemskinderen]] (van 'Haymijns kinderen').<ref>{{Aut|E. van den Berg | ''[[Reinout van Montalbaen]]'' baseert zich op het Franse ''[[Renaud de Monteban]]'' en verhaalt over de ruzie en de strijd tussen Karel de Grote en de familie van de Graaf van Aymont, wiens kinderen bekend zijn als de [[vier Heemskinderen]] (van 'Haymijns kinderen').<ref>{{Aut|E. van den Berg – B. Besamusca}}, De Karelepiek in vogelvlucht, in {{Aut|E. van den Berg – B. Besamusca}} (red.), ''De epische wereld. Middelnederlandse Karelromans in wisselend perspectief'', Muiderberg, 1992, p. [https://www.dbnl.org/tekst/berg006kare01_01/berg006kare01_01_0001.php#3 15].</ref> Dankzij hun wonderpaard [[Ros Beiaard|Beyaert]] en met de bescherming van ridder [[Malegijs]], maken zij het Karel flink lastig, maar uiteindelijk moeten ze zich onderwerpen aan het feodale gezag. Voor het ros Beyaert, het lievelingsdier van Reinout, de jongste van de vier heemskinderen, loopt het niet zo goed af, want Karel eist als teken van onderwerping dat het paard verdronken wordt in de Maas. Van deze epische tekst bezitten we echter nog slechts fragmenten. Het verhaal is ons wel overgeleverd uit een in de [[late middeleeuwen]] gedrukte prozatekst met de titel ''De historie van de vier Heemskinderen.'' | ||
''[[Karel ende Elegast]]'' uit de [[13e eeuw]] is mogelijk de bekendste roman van deze groep. Over de auteur weten we niets. Het thema is hier het belang van feodale trouw en vertrouwen in God.<ref>{{Aut|E. van den Berg | ''[[Karel ende Elegast]]'' uit de [[13e eeuw]] is mogelijk de bekendste roman van deze groep. Over de auteur weten we niets. Het thema is hier het belang van feodale trouw en vertrouwen in God.<ref>{{Aut|E. van den Berg – B. Besamusca}}, De Karelepiek in vogelvlucht, in {{Aut|E. van den Berg – B. Besamusca}} (red.), ''De epische wereld. Middelnederlandse Karelromans in wisselend perspectief'', Muiderberg, 1992, p. [https://www.dbnl.org/tekst/berg006kare01_01/berg006kare01_01_0001.php#4 21].</ref> We zouden daaruit kunnen afleiden dat het verhaal waarschijnlijk bedoeld was om in aristocratische kringen te worden voorgedragen. Het onderscheidt zich van andere Karelepiek doordat er veel minder in gevochten wordt en ook omdat het zo kort is: slechts 1414 versregels.<ref>Afhankelijk van de gebruikte telling, zie: {{Aut|B. Besamusca – J. Tigelaar}} (red.), ''Karolus Rex: Studies over de middeleeuwse verhaaltraditie rond Karel de Grote'', Hilversum, 2005, p. [https://books.google.com/books?id=UYn9ynHSHmUC&pg=PA82 82].</ref> Vandaar dat sommige letterkundigen het eerder als een soort novelle (een korte vertelling) beschouwen dan als een epos.<ref>Bv. {{Aut|E. Rombauts}} (introd. comm.), ''Karel en de Elegast'', Groningen, 1979, p. 12 ("Ten hoogste kan men de ''Karel ende Elegast'' een ridderlijke novelle noemen of een kort epos."), {{Aut|M.A. Schenkeveld-van der Dussen – e.a.}} (red.), ''Nederlandse literatuur, een geschiedenis'', Amsterdam, 1998<sup>2</sup>, p. 12 ("Bekende vertegenwoordigers van dit genre zijn ''Karel ende Elegast'', meer een 'novelle' dan een echt epische tekst, en het ''Roelantslied''.").</ref> | ||
''[[Girart de Vienne]]'' uit de [[12e eeuw]] werd geschreven door [[Bertrand de Bar-sur-Aube]] en gaat over de vete tussen Karel de Grote en de vier zonen van [[Garin de Monglane]]: Girart de Vienne, [[Hernaut de Biaulande]] (de oudste), [[Milon de Puglia]] ([[Apulië]]) en [[Renier de Geneva]] ([[Genève (stad)|Genève]]). Aan de jonge Girart was door Karel de weduwe van de Bourgondische hertog beloofd, maar toen Karel haar zag wilde hij haar zélf trouwen. De hertogin verkoos Girart, maar Girart wilde wachten. Toen koos de hertogin verontwaardigd er voor om met Karel te trouwen. Uit wraak zette zij, in haar bruiloftsnacht, toen Girart Karel de voet wilde kussen, omdat hij [[Vienne (stad)|Vienne]] had gekregen, haar voet voor die van Karel. Girart kuste dus, zonder dat hij dat wist, haar voet en dat hield ze niet geheim. Die schande moest gewroken worden. De jonge Aymeri, later [[Aymeri de Narbonne]], Girart's neef en zoon van Hernaut de Biaulande, nam wraak en doodde de koningin bijna met een mes. Ze dook op tijd weg. Aymeri keerde daarop terug naar Vienne, de stad van zijn oom Girart. Toen werd Vienne zeven jaar door Karel de Grote belegerd. Op een eiland in de [[Rhône (rivier)|Rhône]] streden Roland ([[Roeland]]), Karel's neef en [[Olivier]], Girart's neef | ''[[Girart de Vienne]]'' uit de [[12e eeuw]] werd geschreven door [[Bertrand de Bar-sur-Aube]] en gaat over de vete tussen Karel de Grote en de vier zonen van [[Garin de Monglane]]: Girart de Vienne, [[Hernaut de Biaulande]] (de oudste), [[Milon de Puglia]] ([[Apulië]]) en [[Renier de Geneva]] ([[Genève (stad)|Genève]]). Aan de jonge Girart was door Karel de weduwe van de Bourgondische hertog beloofd, maar toen Karel haar zag wilde hij haar zélf trouwen. De hertogin verkoos Girart, maar Girart wilde wachten. Toen koos de hertogin verontwaardigd er voor om met Karel te trouwen. Uit wraak zette zij, in haar bruiloftsnacht, toen Girart Karel de voet wilde kussen, omdat hij [[Vienne (stad)|Vienne]] had gekregen, haar voet voor die van Karel. Girart kuste dus, zonder dat hij dat wist, haar voet en dat hield ze niet geheim. Die schande moest gewroken worden. De jonge Aymeri, later [[Aymeri de Narbonne]], Girart's neef en zoon van Hernaut de Biaulande, nam wraak en doodde de koningin bijna met een mes. Ze dook op tijd weg. Aymeri keerde daarop terug naar Vienne, de stad van zijn oom Girart. Toen werd Vienne zeven jaar door Karel de Grote belegerd. Op een eiland in de [[Rhône (rivier)|Rhône]] streden Roland ([[Roeland]]), Karel's neef en [[Olivier]], Girart's neef – hij was de zoon van Renier van Geneva – in een tweekamp om het conflict te beslechten. [[Aude (van Roeland)|Aude]], Olivier's zuster en Roeland's geliefde, keek toe. Een engel beëindigde het gevecht en zei dat er vrede moest worden gesloten. Pas later, toen Karel op zwijnejacht was en hij door mannen van Vienne werd omsingeld, ging hij op het vredesverzoek in. Tijdens het feest in Vienne werd besloten dat Aude met Roeland zou trouwen. Daar is het nooit van gekomen, omdat de Saracenen Francia binnenvielen en de [[Slag bij Roncevaux]] in 778 een einde aan Roeland's leven maakte.<ref>The Song of Girart of Vienne by Betrand de Bar-Sur-Aube, Michael A. Newth, Arizona Center for Medieval and Renaissance Studies, Tempe, Arizona, 1999</ref> | ||
''[[Huon de Bordeaux]]'' uit de [[13e eeuw]] gaat over Huon, de zoon van de overleden graaf Seguin, die in 796 naar het hof van Karel de Grote in Parijs wordt gestuurd. Onderweg wordt hij overvallen door Charlot ([[Karel de Jongere]]), op advies van Amaury (familie van de verrader [[Ganelon]]). Huon doodt Charlot uit zelfverdediging. Als straf wordt Huon verbannen en moet hij de Admiraal Gaudys van Babylon vier van zijn tanden uittrekken en bovendien diens baard meenemen. Ook moet hij Claramond, zijn dochter, drie maal kussen. Huon krijgt hulp van [[Oberon (elfenkoning)|Oberon]] de Feeënkoning, Garin van St. Omers en Gerames. Huon slaagt in zijn missie. Teruggekomen wordt hij in de val gelokt door zijn jongere broer Gerard en diens schoonvader Guibert (Gybouars), graaf van Sicilië. Zij willen hem, beroofd van zijn schatten, door Karel laten veroordelen. Die besluit tot zijn dood, boos als hij nog altijd is om het verlies van Charlot. Maar dan verschijnt Oberon, die Gerard zijn valse daden laat opbiechten. Gerard en Gybouars worden opgehangen en Huon krijgt Bordeaux terug en wordt paladijn van de keizer. Na vier jaar mag Huon bij Oberon verschijnen om diens kroon over te nemen en zelf koning van Feeënland te worden.<ref>Huon of Bordeaux, John Bourchier, Robert Steele, Forgotten Books, FB&c Ltd, Dalton House, London, 2015 </ref> | ''[[Huon de Bordeaux]]'' uit de [[13e eeuw]] gaat over Huon, de zoon van de overleden graaf Seguin, die in 796 naar het hof van Karel de Grote in Parijs wordt gestuurd. Onderweg wordt hij overvallen door Charlot ([[Karel de Jongere]]), op advies van Amaury (familie van de verrader [[Ganelon]]). Huon doodt Charlot uit zelfverdediging. Als straf wordt Huon verbannen en moet hij de Admiraal Gaudys van Babylon vier van zijn tanden uittrekken en bovendien diens baard meenemen. Ook moet hij Claramond, zijn dochter, drie maal kussen. Huon krijgt hulp van [[Oberon (elfenkoning)|Oberon]] de Feeënkoning, Garin van St. Omers en Gerames. Huon slaagt in zijn missie. Teruggekomen wordt hij in de val gelokt door zijn jongere broer Gerard en diens schoonvader Guibert (Gybouars), graaf van Sicilië. Zij willen hem, beroofd van zijn schatten, door Karel laten veroordelen. Die besluit tot zijn dood, boos als hij nog altijd is om het verlies van Charlot. Maar dan verschijnt Oberon, die Gerard zijn valse daden laat opbiechten. Gerard en Gybouars worden opgehangen en Huon krijgt Bordeaux terug en wordt paladijn van de keizer. Na vier jaar mag Huon bij Oberon verschijnen om diens kroon over te nemen en zelf koning van Feeënland te worden.<ref>Huon of Bordeaux, John Bourchier, Robert Steele, Forgotten Books, FB&c Ltd, Dalton House, London, 2015 </ref> | ||
==Voortleven in de herinnering== | ==Voortleven in de herinnering== | ||
Onder de middeleeuwse heersers neemt Karel de Grote ook met betrekking tot de omvang en het belang van zijn voortleven in de herinnering een unieke positie in, in vergelijking met [[Keizer Otto I de Grote|Otto de Grote]], [[Keizer Frederik I Barbarossa|Frederik Barbarossa]] of [[Keizer Frederik II|Frederik II]].<ref>Zie onder: [[#Voortleven in de herinnering en beeldvorming|Voortleven in de herinnering en beeldvorming]].</ref> Deze begint strikt genomen reeds met de ter bewaring van de ''[[memoriaalwezen|memoria]]'' (herinnering) en de verzekering van de [[gebedsherdenking]] opgerichte graftombe in de Paltskapel te Aken. | Onder de middeleeuwse heersers neemt Karel de Grote ook met betrekking tot de omvang en het belang van zijn voortleven in de herinnering een unieke positie in, in vergelijking met [[Keizer Otto I de Grote|Otto de Grote]], [[Keizer Frederik I Barbarossa|Frederik Barbarossa]] of [[Keizer Frederik II|Frederik II]].<ref>Zie onder: [[#Voortleven in de herinnering en beeldvorming|Voortleven in de herinnering en beeldvorming]].</ref> Deze begint strikt genomen reeds met de ter bewaring van de ''[[memoriaalwezen|memoria]]'' (herinnering) en de verzekering van de [[gebedsherdenking]] opgerichte graftombe in de Paltskapel te Aken. | ||
Regel 262: | Regel 251: | ||
Nadat Karel de Grote op 28 januari 814 was overleden, werd hij begraven in zijn eigen [[kapel (gebouw)|kapel]] te [[Aken (stad)|Aken]], die de kern van de huidige [[kathedraal]] vormt.<ref name="VKM 31"/> | Nadat Karel de Grote op 28 januari 814 was overleden, werd hij begraven in zijn eigen [[kapel (gebouw)|kapel]] te [[Aken (stad)|Aken]], die de kern van de huidige [[kathedraal]] vormt.<ref name="VKM 31"/> | ||
Het lichaam van Karel de Grote is al enige malen gezien, doordat de sarcofaag en zijn latere grafkist enkele malen werden geopend. Voor de eerste maal gebeurde dat in 1166. Toen werd de [[talisman van Karel de Grote]] gevonden.<ref>[ | Het lichaam van Karel de Grote is al enige malen gezien, doordat de sarcofaag en zijn latere grafkist enkele malen werden geopend. Voor de eerste maal gebeurde dat in 1166. Toen werd de [[talisman van Karel de Grote]] gevonden.<ref>[https://www.rowohlt.de/fm/131/Haegermann_Karl.pdf {{Aut|D. Hägermann}}, ''Karl der Große: Herrscher des Abendlandes. Biographie'', Berlijn, 2000, p. 18.]</ref> In werkelijkheid lag het [[skelet]] in een hergebruikte Romeinse sarcofaag. | ||
Karel de Grote werd nog op zijn sterfdag zelf in de Paltskapel van Aken bijgezet.<ref name="VKM 31"/> De precieze plaats is onbekend. Lange tijd gold het eenmalige [[Hof (architectuur)|atrium]] (d.i. het huidige westelijk deel van de Dom van Aken) als de meest waarschijnlijke plaats. Evenwel werd tijdens een drie jaar durende zoektocht (tot mei 2010) geen graf in de buurt van de huidige dom gevonden. De oudste vondsten in het huidige westelijk deel werden tot de 13e eeuw gedateerd en zijn dus duidelijk jonger dan een mogelijk graf van Karel de Grote. Volgens sommige archeologen bestaat echter de mogelijkheid dat het graf nog verder westwaarts, onder het huidige domhof, kan liggen.<ref>[ | Karel de Grote werd nog op zijn sterfdag zelf in de Paltskapel van Aken bijgezet.<ref name="VKM 31"/> De precieze plaats is onbekend. Lange tijd gold het eenmalige [[Hof (architectuur)|atrium]] (d.i. het huidige westelijk deel van de Dom van Aken) als de meest waarschijnlijke plaats. Evenwel werd tijdens een drie jaar durende zoektocht (tot mei 2010) geen graf in de buurt van de huidige dom gevonden. De oudste vondsten in het huidige westelijk deel werden tot de 13e eeuw gedateerd en zijn dus duidelijk jonger dan een mogelijk graf van Karel de Grote. Volgens sommige archeologen bestaat echter de mogelijkheid dat het graf nog verder westwaarts, onder het huidige domhof, kan liggen.<ref>[https://www.spiegel.de/wissenschaft/mensch/0,1518,695574,00.html {{Aut|E. Silberer}}, Aachener Dom: Grab von Karl dem Großen bleibt verschollen, in ''Spiegel-Online'' (19/05/2010).]</ref> | ||
Volgens [[Einhard]] richtte men over het graf een vergulde [[Arcade (architectuur)|arcade]]boog met een standbeeld (van Karel de Grote) en een inscriptie op.<ref name="VKM 31"/> Dit monument werd vermoedelijk kort voor de Noormanneninval van 882 verwijderd, waardoor Karels graf niet gevonden en geplunderd kon worden. Bij zijn oponthoud in Aken in mei 1000 liet [[Otto III van het Heilige Roomse Rijk|Keizer Otto III]] het graf van Karel de Grote zoeken en openen. Volgens enkele bronnen werd bij deze grafopening Karels lijk in zittende houding en in ongeschonden staat in een grafkamer aangetroffen.<ref>[[Thietmar van Merseburg (bisschop)|Thietmar van Merseburg]], ''Chronicon'' IV 47 ({{Aut|R. Holtzmann}} (red.), ''Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, Nova series'', IX, Berlijn, 1935, pp. [https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000689.html?pageNo=184 184]-[https://www.dmgh.de/de/fs1/object/goToPage/bsb00000689.html?pageNo=185 185]); Kroniek van Novalesa, [[Ademar van Chabannes]], ''Chronicon'', alle drie uit de eerste helft van de 11e eeuw. De ongeschonden staat van het lichaam en de zittende houding worden alleen door de laatste twee bronnen vermeld. De vroegste, Thietmar, spreekt van ''[https://www.perseus.tufts.edu/hopper/text?doc=Perseus%3Atext%3A1999.04.0059%3Aentry%3Dos2 ossa]'', beenderen, en gebruikt het woord ''[https://www.perseus.tufts.edu/hopper/text?doc=Perseus%3Atext%3A1999.04.0059%3Aentry%3Dsolium solium]'', dat behalve "zetel" ook "sarcofaag" kan betekenen. Zie S. Bertelli, R. Burr Litchfield (vert.), ''The king's body: Sacred rituals of power in medieval and early modern Europe'' (Philadelphia: University of Pennsylvania Press, 2001), pp. 49-50. De bronteksten worden geciteerd in {{Aut|H. Klinkhammer}}, [https://www.academia.edu/11695690/Der_Topos_vom_Weisheitsschatz_Der_thronende_Alte_im_Grabe_mit_der_Offenbarungsschrift Der Topos vom Weisheitsschatz. Der thronende Alte im Grabe mit der Offenbarungsschrift], in {{Aut|E. Vavra – K. Holzner-Tobisch – T. Kühtreiber}} (red.), ''Vom Umgang mit Schätzen'', Wenen, 2007, pp. 213-230.</ref> De geloofwaardigheid van dit relaas heeft voor grote controverse gezorgd, aangezien een bijzetting van Karel gezeten op een troon in 814 zeer ongebruikelijk zou zijn geweest en ook niet door de archeologische bevindingen wordt ondersteund. | |||
Volgens [[Einhard]] richtte men over het graf een vergulde [[Arcade (architectuur)|arcade]]boog met een standbeeld (van Karel de Grote) en een inscriptie op.<ref name="VKM 31"/> Dit monument werd vermoedelijk kort voor de Noormanneninval van 882 verwijderd, waardoor Karels graf niet gevonden en geplunderd kon worden. Bij zijn oponthoud in Aken in mei 1000 liet [[Otto III van het Heilige Roomse Rijk|Keizer Otto III]] het graf van Karel de Grote zoeken en openen. Volgens enkele bronnen werd bij deze grafopening Karels lijk in zittende houding en in ongeschonden staat in een grafkamer aangetroffen.<ref>[[Thietmar van Merseburg (bisschop)|Thietmar van Merseburg]], ''Chronicon'' IV 47 ({{Aut|R. Holtzmann}} ( | |||
Bij Karels [[heiligverklaring]] in 1165 en de daarmee verbonden ''[[elevatio]]'' moest zijn graf een tweede maal worden gezocht. [[Keizer Frederik I Barbarossa]] had daarbij een „goddelijke ingeving“ om het ter bescherming tegen vijanden onherkenbaar gemaakte graf terug te vinden.<ref>Vgl. Barbarossa's oorkonde voor de sticht en stad Aken van 8 januari 1166: „''corpus [...] pro timore hostis [...] caute reconditum, sed divina revelatione manifestatum''“. Oorkonde nr. 502 in ''MGH DD'' 23 433.</ref> Barbarossa's kleinzoon [[Keizer Frederik II|Frederik II]] bracht in 1215 het gebeente van Karel de Grote over in de vergulde [[Karelschrijn]], die vandaag de dag in het [[Koor (architectuur)|koor]] van de dom van Aken staat. | Bij Karels [[heiligverklaring]] in 1165 en de daarmee verbonden ''[[elevatio]]'' moest zijn graf een tweede maal worden gezocht. [[Keizer Frederik I Barbarossa]] had daarbij een „goddelijke ingeving“ om het ter bescherming tegen vijanden onherkenbaar gemaakte graf terug te vinden.<ref>Vgl. Barbarossa's oorkonde voor de sticht en stad Aken van 8 januari 1166: „''corpus [...] pro timore hostis [...] caute reconditum, sed divina revelatione manifestatum''“. Oorkonde nr. 502 in ''MGH DD'' 23 433.</ref> Barbarossa's kleinzoon [[Keizer Frederik II|Frederik II]] bracht in 1215 het gebeente van Karel de Grote over in de vergulde [[Karelschrijn]], die vandaag de dag in het [[Koor (architectuur)|koor]] van de dom van Aken staat. | ||
Omstreden is wanneer Karels gebeente in de eveneens beroemde, vandaag de dag in de [[Schatkamer van de Dom van Aken|domschatkamer van Aken]] opgestelde [[Romeinse Rijk|Romeinse]] [[Persephone (mythologie)|Proserpina]]sarcofaag uit de 2e eeuw, is bijgezet. Hägermann houdt een in 814 plaatsgevonden bijzetting van Karel in deze sarcofaag voor twijfelachtig, daar voor 814 de teraardebestelling van Karel wel is gedocumenteerd, maar dat geldt niet voor de marmeren sarcofaag. Bovendien is het onwaarschijnlijk dat men een zo prachtig met reliëf versierde sarcofaag in de kerkbodem verzonk. Hägermann vermoedt daarom, dat de Proserpinasarcofaag pas in 1165 na de blootlegging van het graf van Karel de Grote door Frederik I Barbarossa ter bewaring van het gebeente van Karel werd gebruikt, tot deze dan later deels in de vergulde Karelschrijn, deels in een armreliquiarium wordt bewaard.<ref name="Haegermann">{{Aut|D. Hägermann}}, ''Karl der Große: Herrscher des Abendlandes. Biographie'', Berlijn, 2000, pp. 628 ff.</ref> | Omstreden is wanneer Karels gebeente in de eveneens beroemde, vandaag de dag in de [[Schatkamer van de Dom van Aken|domschatkamer van Aken]] opgestelde [[Romeinse Rijk|Romeinse]] [[Persephone (mythologie)|Proserpina]]sarcofaag uit de 2e eeuw, is bijgezet. Hägermann houdt een in 814 plaatsgevonden bijzetting van Karel in deze sarcofaag voor twijfelachtig, daar voor 814 de teraardebestelling van Karel wel is gedocumenteerd, maar dat geldt niet voor de marmeren sarcofaag. Bovendien is het onwaarschijnlijk dat men een zo prachtig met reliëf versierde sarcofaag in de kerkbodem verzonk. Hägermann vermoedt daarom, dat de Proserpinasarcofaag pas in 1165 na de blootlegging van het graf van Karel de Grote door Frederik I Barbarossa ter bewaring van het gebeente van Karel werd gebruikt, tot deze dan later deels in de vergulde Karelschrijn, deels in een armreliquiarium wordt bewaard.<ref name="Haegermann">{{Aut|D. Hägermann}}, ''Karl der Große: Herrscher des Abendlandes. Biographie'', Berlijn, 2000, pp. 628 ff.</ref> | ||
===Heiligverklaring=== | ===Heiligverklaring=== | ||
Op initiatief van keizer [[Frederik I van Hohenstaufen|Frederik Barbarossa]] werd Karel de Grote op [[29 december]] [[1165]] door [[Reinald van Dassel]], [[Lijst van aartsbisschoppen van Keulen|aartsbisschop van Keulen]], met de goedkeuring van de [[tegenpaus Paschalis III]], heilig verklaard.<ref name="heiligverklaring"/> Deze heiligverklaring werd niet geaccepteerd door [[ | Op initiatief van keizer [[Frederik I van Hohenstaufen|Frederik Barbarossa]] werd Karel de Grote op [[29 december]] [[1165]] door [[Reinald van Dassel]], [[Lijst van aartsbisschoppen van Keulen|aartsbisschop van Keulen]], met de goedkeuring van de [[tegenpaus Paschalis III]], heilig verklaard.<ref name="heiligverklaring"/> Deze heiligverklaring werd niet geaccepteerd door paus [[Alexander III]], waardoor zijn feestdag (28 januari) niet officieel werd erkend. Maar de [[Romeinse Curie|curie]] heeft daarna nooit bezwaar gemaakt tegen deze heiligverklaring, en sinds 1176 wordt de verering van Karel de Grote als Zalige in de steden Aken en Osnabrück door de Katholieke Kerk eerder getolereerd.<ref>{{Aut|V. Schauber – H.M. Schindler}}, ''Heilige und Namenspatrone im Jahreslauf'', München, 2001<sup>2</sup>, p. 41 (''non vidi'').</ref> De Karelverering kende haar hoogtepunt in de late middeleeuwen. Tot op de dag van vandaag dragen kerken Karels naam, zoals de parochiekerk in het Westfaalse [[Wiedenbrück]] ''St. Caroli Magni et beati Aegidii''. | ||
In de [[Dom van Aken]] en in de [[Dom van Frankfurt]] wordt jaarlijks op 28 januari een ''[[Karlsamt]]'' naar een uit de 15e eeuw overgeleverd liturgie gehouden.<ref>{{Aut|L.E. Saurma-Jeltsch}}, ''Karl der Grosse als vielberufener Vorfahr: sein Bild in der Kunst der Fürsten, Kirchen und Städte'', Sigmaringen, 1994, p. 141 <sup>([ | In de [[Dom van Aken]] en in de [[Dom van Frankfurt]] wordt jaarlijks op 28 januari een ''[[Karlsamt]]'' naar een uit de 15e eeuw overgeleverd liturgie gehouden.<ref>{{Aut|L.E. Saurma-Jeltsch}}, ''Karl der Grosse als vielberufener Vorfahr: sein Bild in der Kunst der Fürsten, Kirchen und Städte'', Sigmaringen, 1994, p. 141 <sup>([https://books.google.com/books?ei=1oNlUOuVIomwhAeZ34F4&hl=nl&id=wDQjAQAAIAAJ&dq=Karlsamt+%2215.+Jahrhundert+%22&q=%22Zeugnisse+der+liturgischen+Karlsverehrung+in+Frankfurt%22#search_anchor a], [https://books.google.com/books?id=wDQjAQAAIAAJ&q=Karlsamt+%2215.+Jahrhundert+%22&dq=Karlsamt+%2215.+Jahrhundert+%22&source=bl&ots=sFDnuWf0uu&sig=ZL74S4nVoY3zwOi2KQ5JPYLPoTk&hl=nl&sa=X&ei=1oNlUOuVIomwhAeZ34F4&ved=0CCwQ6AEwAA b], [https://books.google.com/books?id=wDQjAQAAIAAJ&q=%22an+der+s%C3%BCdlichen+Chorwand+von+St.+Bartholom%C3%A4us%22&dq=%22an+der+s%C3%BCdlichen+Chorwand+von+St.+Bartholom%C3%A4us%22&source=bl&ots=sFDnuWf4pq&sig=h6Hu2ckMLY4haBK3flHpyAPuCMo&hl=nl&sa=X&ei=L4VlUKiZLsqGhQfY0oHwBw&ved=0CCwQ6AEwAA c], [https://books.google.com/books?id=wDQjAQAAIAAJ&q=%22Entsprechend+zur+Enwicklung+der%22&dq=%22Entsprechend+zur+Enwicklung+der%22&source=bl&ots=sFDnuWf5tt&sig=-opq3hADUAK_Zs3WT3QSSox-7tk&hl=nl&sa=X&ei=v4VlUMziFImBhQf5zIG4Bg&ved=0CC4Q6AEwAA d], [https://books.google.com/books?id=wDQjAQAAIAAJ&q=%22Zun%C3%A4chst+ist+es+der+Herrscher+allgemein,+der+f%C3%BCr+Frankfurt+steht%22&dq=%22Zun%C3%A4chst+ist+es+der+Herrscher+allgemein,+der+f%C3%BCr+Frankfurt+steht%22&source=bl&ots=sFDnuWf6qw&sig=_tkK-_15FE6jQucnbBqMlGTjfCI&hl=nl&sa=X&ei=CIZlUKGvBsWGhQff5YCoBQ&ved=0CCwQ6AEwAA e])</sup>.</ref> Onderdeel van de ''Karlsamt'' zijn de ''[[Urbs Aquensis]]'' (of ''Karlssequenz''), een Latijnse lofzang op de stad en de keizer alsook de eveneens Latijnse ''Kaiserlaudes'' met lofbetuigingen aan Christus en voorbidden voor Kerk, paus, bisschop, het Duitse volk en alle regeerders. De preek wordt door een lid van een Europese [[bisschoppenconferentie]] gehouden. | ||
Anders dan in de [[Rooms-Katholieke Kerk]] werd de gedenkdag van Karel de Grote op [[28 januari]] door de [[Evangelische Kerk in Duitsland]] officieel erkend: het is sinds de opstelling van de [[Evangelische naamkalender]] in 1969 in deze opgenomen.<ref>[https://www.heiligenlexikon.de/BiographienK/Karl_der_Grosse.htm {{Aut|J. Schäfer}}, art. Karl I. der Große, in ''Ökumenischen Heiligenlexikon''.]</ref> | |||
Anders dan in de [[Rooms-Katholieke Kerk]] werd de gedenkdag van Karel de Grote op [[28 januari]] door de [[Evangelische Kerk in Duitsland]] officieel erkend: het is sinds de opstelling van de [[Evangelische naamkalender]] in 1969 in deze opgenomen.<ref>[ | |||
===Visuele voorstellingen=== | ===Visuele voorstellingen=== | ||
Er zijn geen contemporaine beeltenissen van Karel de Grote overgeleverd. Een van de oudste voorstellingen van Karel is afgebeeld in het [[Sacramentarium]] van [[Karel de Kale]] van rond 870, dat hem in Karolingische kleding toont en biedt aldus een representatieve voorstelling van een hoogadellijke persoon uit de tijd van de Karolingen (zie hiernaast). Een kopie uit de 10e eeuw naar ene verloren origineel uit de tijd van Lodewijk de Vrome toont Karel de Grote in dispuut met koning [[Pepijn van Italië]]. Uit de tijd van Karel de Kale (jongere School van Metz, ca. 870) stamt de beroemde bronzen ruiterstatuette van het Louvre in Parijs, die waarschijnlijk als een herdenkingsbeeld van Karel de Grote, mogelijkerwijs echter ook als een voorstelling van Karel de Kale zelf is te bestempelen. | Er zijn geen contemporaine beeltenissen van Karel de Grote overgeleverd. Een van de oudste voorstellingen van Karel is afgebeeld in het [[Sacramentarium]] van [[Karel de Kale]] van rond 870, dat hem in Karolingische kleding toont en biedt aldus een representatieve voorstelling van een hoogadellijke persoon uit de tijd van de Karolingen (zie hiernaast). Een kopie uit de 10e eeuw naar ene verloren origineel uit de tijd van Lodewijk de Vrome toont Karel de Grote in dispuut met koning [[Pepijn van Italië]]. Uit de tijd van Karel de Kale (jongere School van Metz, ca. 870) stamt de beroemde bronzen ruiterstatuette van het Louvre in Parijs, die waarschijnlijk als een herdenkingsbeeld van Karel de Grote, mogelijkerwijs echter ook als een voorstelling van Karel de Kale zelf is te bestempelen. | ||
Sindsdien werden telkens in een aan de stijl van die tijd beantwoordende [[beeldtaal]] over Karel de Grote en zijn uiterlijk voortgebracht, die echter niets met de werkelijkheid hadden te doen, maar zijn daardoor belangrijke getuigenissen van de [[receptiegeschiedenis]] en als projecties van hunkeringen, legitimatiebehoeftes en machtsfantasieën van de toenmalige tijd op de eigen geschiedenisbeelden te zien. Typisch voor deze voorstellingen van de [[historieschilderkunst]], die sinds de 19e eeuw, het tijdperk van het [[Historisme (architectuur)|historisme]], met een wetenschappelijke waarheidsaanspraak optrad – theoretici van deze beweging als [[Max Schasler]]<ref>{{Aut|M. Schasler}}, ''Ästhetik. Grundzüge der Wissenschaft des Schönen und der Kunst'', II, Leipzig | Sindsdien werden telkens in een aan de stijl van die tijd beantwoordende [[beeldtaal]] over Karel de Grote en zijn uiterlijk voortgebracht, die echter niets met de werkelijkheid hadden te doen, maar zijn daardoor belangrijke getuigenissen van de [[receptiegeschiedenis]] en als projecties van hunkeringen, legitimatiebehoeftes en machtsfantasieën van de toenmalige tijd op de eigen geschiedenisbeelden te zien. Typisch voor deze voorstellingen van de [[historieschilderkunst]], die sinds de 19e eeuw, het tijdperk van het [[Historisme (architectuur)|historisme]], met een wetenschappelijke waarheidsaanspraak optrad – theoretici van deze beweging als [[Max Schasler]]<ref>{{Aut|M. Schasler}}, ''Ästhetik. Grundzüge der Wissenschaft des Schönen und der Kunst'', II, Leipzig – Praag, 1886, pp. 119ff.</ref> beriepen zich op de categorie van het waarschijnlijke – en aldus ingang in de geschiedenisboeken van die tijd vond, zijn bijvoorbeeld [[Albrecht Dürer]]'s afbeeldingenplaat, dat zich tegenwoordig in het [[Germanisches Nationalmuseum]] bevindt, of de fresco's van [[Alfred Rethel]] in de raadhuiszaal te Aken (ontworpen 1840-45;<ref>Voor de figuur van Karel de Grote diende hem de meer dan levensgrote houtfiguur van de Heilige Antonius van 1485 uit de [[Sint-Justinuskerk (Frankfurt)|Sint-Justinuskerk]] in [[Frankfurt-Höchst]] als voorbeeld. Rethel, die in 1836 naar Frankfurt verhuisde en tot 1847 aan het Städelchen Kunstinstitut in Frankfurt am Main werkte, gebruikte dit voorbeeld duidelijk voor zijn aquarel "Der Kopf Karls des Großen" van 1846. In zijn schetsboek, waarin zich een brief van 28 november 1932 van Otto Sohn-Rethel aan de ''Verein für Geschichte und Altertumskunde Frankfurt am Main-Höchst'' bevond die zegt dat hij een "flüchtige Pause" ("vluchtige pause") zou nemen – deze brief is nog steeds in deze vereniging haar bezit –, vindt men ook een in 1851 gedateerde potloodtekening van de Heilige Antonius. Rethel was klaarblijkelijk echter reeds duidelijk voordien in de [[Sint-Justinuskerk (Frankfurt)|Sint-Justinuskerk]].</ref> realisatie 1847-51; nadat Rethel was ziek geworden voltooiing van de cyclus door Rethel's leerling [[Joseph Kehren]] in afwijkende stilisering). Ook in de [[Römer (stadhuis)|Römer]] in Frankfurt ([[Philipp Veit]]) en in de [[Münchner Residenz]] ([[Julius Schnorr von Carolsfeld]]) ontstonden destijds Keizerzalen met beeltenissen van Karel de Grote.<ref>Vgl. {{Aut|S. Lüken}}, Karl der Große und sein Bild, in ''Karl der Große und Europa. Symposium'', Frankfurt am Main – e. a., 2004, pp. 66–86; {{Aut|F. Büttner}}, Geschichte für die Gegenwart? – Der Streit um die Karlsfresken Alfred Rethels, in {{Aut|G. Althoff}} (red.), ''Die Deutschen und ihr Mittelalter. Themen und Funktionen moderner Geschichtsbilder vom Mittelalter. Wissenschaftliche Buchgesellschaft'', Darmstadt, 1992, pp. 101-126.</ref> | ||
[[Johann Nepomuk Zwerger]] had in 1843 voor de [[Oude Brug (Frankfurt am Main)|Oude Brug]] in [[Frankfurt am Main]] een historiserende [[standbeeld]] van Karel de Groten gemaakt, duidelijk in navolging van het portret van Dürer. | [[Johann Nepomuk Zwerger]] had in 1843 voor de [[Oude Brug (Frankfurt am Main)|Oude Brug]] in [[Frankfurt am Main]] een historiserende [[standbeeld]] van Karel de Groten gemaakt, duidelijk in navolging van het portret van Dürer. | ||
Regel 295: | Regel 277: | ||
Opvallend is de reeds in de tijd van de [[Ottonen]] letterlijk te verstane verheffing van zijn persoon. | Opvallend is de reeds in de tijd van de [[Ottonen]] letterlijk te verstane verheffing van zijn persoon. | ||
Van Europees belang is de in 1996 gevonden gouden [[Solidus (munt)|solidus]], de tot nu toe enige gevonden [[goudmunt van Karel de Grote|goudmunt met de beeltenis van Karel de Grote]], die in het museum van de [[Keizerpalts Ingelheim]] wordt bewaard.<ref>[ | Van Europees belang is de in 1996 gevonden gouden [[Solidus (munt)|solidus]], de tot nu toe enige gevonden [[goudmunt van Karel de Grote|goudmunt met de beeltenis van Karel de Grote]], die in het museum van de [[Keizerpalts Ingelheim]] wordt bewaard.<ref>[https://www.kaiserpfalz-ingelheim.de/denkmaltourismus_fundstuecke_01.php ''Goldmünze Karls des Großen'', Kaiserpfalz-Ingelheim.de]</ref> | ||
Voorbeelden van standbeelden en monumenten van Karel de Grote: | Voorbeelden van standbeelden en monumenten van Karel de Grote: | ||
Regel 306: | Regel 288: | ||
===Uiterlijk=== | ===Uiterlijk=== | ||
{| class="toccolours" style="float: right; margin-left: 1em; margin-right: 1em; font-size: 85%; background:#c6dbf7; color:black; width:45em; max-width: 45%;" cellspacing="5" | {| class="toccolours" style="float: right; margin-left: 1em; margin-right: 1em; font-size: 85%; background:#c6dbf7; color:black; width:45em; max-width: 45%;" cellspacing="5" | ||
| style="text-align: left;" |[[Bestand:Cquote1.svg|20px]] Hij was van lichaam groot en krachtig, van gestalte buitengewoon (groot), die toch de normale (verhoudingen) niet overschreed | | style="text-align: left;" |[[Bestand:Cquote1.svg|20px]] Hij was van lichaam groot en krachtig, van gestalte buitengewoon (groot), die toch de normale (verhoudingen) niet overschreed – want zijn lengte is geweten zeven (keer) de afmeting van zijn (eigen) voeten te zijn geweest -, de top van zijn hoofd (was) rond, (zijn) ogen buitengewoon groot en levendig, (zijn) neus een weinig het middelgrote overstijgend, mooi grijs haar, vrolijk en opgewekt van gelaat. Aldus verwierf hij door zijn uiterlijk meer autoriteit en waardigheid (uit) zowel staand als zittend; hoewel zijn nek dik en kort (was) en (men) zijn vooruitstekende buik kon zien, werd dit echter door de gelijkmatigheid van zijn overige lichaamsdelen verhuld. Zijn manier van lopen (was) zeker en heel zijn uiterlijk was mannelijk; zijn stem (was) inderdaad helder, maar dit was minder dan men (op basis van) zijn lichaamsbouw zou verwachten. [[Bestand:Cquote2.svg|20px]] | ||
|- | |- | ||
| style="text-align: left;" | | | style="text-align: left;" | | ||
:– Einhard, ''Vita Karoli Magni'' [ | :– Einhard, ''Vita Karoli Magni'' [https://www.thelatinlibrary.com/ein.html#22 22]. | ||
|} | |} | ||
Er zijn geen gelijkende portretten van Karel bekend, maar van wat zijn biograaf [[Einhard]] heeft nagelaten is bekend dat hij – zeker voor zijn tijd – bovengemiddeld groot was met zijn lengte van zeven voeten, waar zes voeten normaal was (en nog altijd is). Doordat zijn skelet in Aken is bewaard gebleven, hebben archeologen in [[1861]] zijn skelet kunnen nameten. Ze laten zien dat Karel 1,92 m lang was en uitzonderlijk forsgebouwd.<ref>{{Aut|A. Barbero}}, ''Charlemagne: Father of a Continent'', Los Angeles | Er zijn geen gelijkende portretten van Karel bekend, maar van wat zijn biograaf [[Einhard]] heeft nagelaten is bekend dat hij – zeker voor zijn tijd – bovengemiddeld groot was met zijn lengte van zeven voeten, waar zes voeten normaal was (en nog altijd is). Doordat zijn skelet in Aken is bewaard gebleven, hebben archeologen in [[1861]] zijn skelet kunnen nameten. Ze laten zien dat Karel 1,92 m lang was en uitzonderlijk forsgebouwd.<ref>{{Aut|A. Barbero}}, ''Charlemagne: Father of a Continent'', Los Angeles – Berkeley, 2004, p. [https://books.google.com/books?id=F8xCDQHUEIkC&lpg=PP1&dq=Charlemagne%20By%20Alessandro%20Barbero&pg=PA118#v=onepage&q=&f=false 118].</ref> Een recente studie ([[2010]]) van het [[scheenbeen]] van Karel de Grote stelt dat hij tussen 1,79 en 1,92 m lang moet zijn geweest.<ref name="KdGlang">{{Aut|F.J. Ruhli – B. Blumich – M. Henneberg}}, Charlemagne was very tall, but not robust, in ''Economics and Human Biology'' 8 (2010), pp. 289–290 (zie ook de [https://www.medievalists.net/2010/08/06/study-charlemagne-was-very-tall-but-not-robust/ bespreking op Medievalists.net]).</ref> Vooral in een tijd waarin de gemiddelde man 1,69 m mat, was dit bijzonder groot. | ||
===De naam als titel=== | ===De naam als titel=== | ||
Net zoals de eigennamen van [[Gaius Iulius Caesar|Caesar]] en [[Imperator Caesar Augustus|Augustus]] later heerserstitels werden, vond vermoedelijk ook de naam van Karel de Grote ingang in vele Slavische talen: zo is van de Latijnse vorm ''Carolus'' het [[Russisch]]e ''korol'', het [[Poolse]] ''król'', het [[Tsjechisch]]e ''král'' en het [[Servisch]]e, [[Kroatisch]]e en [[Sloveens]]e ''kralj'' afgeleid dat "koning" betekent.<ref>{{Aut|P. Anderson}}, ''Passages from Antiquity to Feudalism'', Londen | Net zoals de eigennamen van [[Gaius Iulius Caesar|Caesar]] en [[Imperator Caesar Augustus|Augustus]] later heerserstitels werden, vond vermoedelijk ook de naam van Karel de Grote ingang in vele Slavische talen: zo is van de Latijnse vorm ''Carolus'' het [[Russisch]]e ''korol'', het [[Poolse]] ''król'', het [[Tsjechisch]]e ''král'' en het [[Servisch]]e, [[Kroatisch]]e en [[Sloveens]]e ''kralj'' afgeleid dat "koning" betekent.<ref>{{Aut|P. Anderson}}, ''Passages from Antiquity to Feudalism'', Londen – New York, 1974, p. [https://books.google.com/books?hl=nl&id=sP_2-y9zKfgC&pg=PA231 231], {{Aut|I. Biliarsky}}, ''Word and Power in Mediaeval Bulgaria'', Leiden, 2011, p. [https://books.google.com/books?id=O-j66lYzINEC&pg=PA85 85].</ref> De [[Turks]]e term ''kral'' voor koning is eveneens afgeleid van Karel de Grote zijn naam.<ref>{{Aut|I. Biliarsky}}, ''Word and Power in Mediaeval Bulgaria'', Leiden, 2011, p. [https://books.google.com/books?id=O-j66lYzINEC&pg=PA85 85].</ref> | ||
===Herontdekte, mogelijke Karelstroon=== | ===Herontdekte, mogelijke Karelstroon=== | ||
In februari 2005 ontdekte de [[Archeologie|archeologe]] [[Mechthild Schulze-Dörrlamm]] van het [[Römisch-Germanisches Zentralmuseum]] in [[Mainz]] in een magazijn van het [[Landesmuseum Mainz]] het fragment van een met randdecoratie versierde armleuning van een kalkstenen zetel, die overkomend als koningstroon, in deze context mogelijk Karel de Grote, wordt gezien.<ref>{{Aut|M. Schulze-Dörrlamm}}, Der Mainzer Königsthron aus der zweiten Hälfte des 8. Jahrhunderts, in ''Arch. Korrbl'' 34 (2004), pp. 571-587.</ref> Tegen deze interpretatie kan worden ingebracht, dat Mainz niet geattesteerd is als Karolingische [[Palts (verblijfplaats)|keizerpalts]]. | In februari 2005 ontdekte de [[Archeologie|archeologe]] [[Mechthild Schulze-Dörrlamm]] van het [[Römisch-Germanisches Zentralmuseum]] in [[Mainz]] in een magazijn van het [[Landesmuseum Mainz]] het fragment van een met randdecoratie versierde armleuning van een kalkstenen zetel, die overkomend als koningstroon, in deze context mogelijk Karel de Grote, wordt gezien.<ref>{{Aut|M. Schulze-Dörrlamm}}, Der Mainzer Königsthron aus der zweiten Hälfte des 8. Jahrhunderts, in ''Arch. Korrbl'' 34 (2004), pp. 571-587.</ref> Tegen deze interpretatie kan worden ingebracht, dat Mainz niet geattesteerd is als Karolingische [[Palts (verblijfplaats)|keizerpalts]]. | ||
Op grond van de decoratie werd het fragment in de tweede helft van de 8e eeuw gedateerd. Daarmee was het mogelijkerwijs deel van een troon, die ouder dan Karel de Grote's | Op grond van de decoratie werd het fragment in de tweede helft van de 8e eeuw gedateerd. Daarmee was het mogelijkerwijs deel van een troon, die ouder dan Karel de Grote's [[koningstroon van Aken]] zou zijn (deze gold lange tijd als oudste troon op het grondgebied van het huidige Duitsland). | ||
Het fragment lag na zijn opgraving in 1911 zonder herkend te worden in het magazijn van het museum. De vondst werd gedaan in de binnenstad van Mainz. De vindplaats lag in de buurt van de in 1880 bij straatwerken ontdekte keizerinnensieraden uit het midden van de 11e eeuw alsook in de buurt van een andere schatvondst uit 1904. | Het fragment lag na zijn opgraving in 1911 zonder herkend te worden in het magazijn van het museum. De vondst werd gedaan in de binnenstad van Mainz. De vindplaats lag in de buurt van de in 1880 bij straatwerken ontdekte keizerinnensieraden uit het midden van de 11e eeuw alsook in de buurt van een andere schatvondst uit 1904. | ||
Regel 365: | Regel 347: | ||
===Leven en levenswerk=== | ===Leven en levenswerk=== | ||
* {{Aut|S. Abel | * {{Aut|S. Abel – B. von Simson}} (red.), ''Jahrbücher des fränkischen Reiches unter Karl dem Grossen'', 2 dln., Leipzig, 1883-1888<sup>2</sup>. | ||
* {{Aut|A. Barbero}}, ''Charlemagne: Father of a Continent'', Los Angeles | * {{Aut|A. Barbero}}, ''Charlemagne: Father of a Continent'', Los Angeles – Berkeley, 2004. ISBN 0520239431 | ||
* {{Aut|M. Becher}}, Neue Überlegungen zum Geburtsdatum Karls des Großen, in ''Francia'' 19 (1992), pp. [https://web.archive.org/web/20131117074146/ | * {{Aut|M. Becher}}, Neue Überlegungen zum Geburtsdatum Karls des Großen, in ''Francia'' 19 (1992), pp. [https://web.archive.org/web/20131117074146/https://mdzx.bib-bvb.de/francia/Blatt_bsb00016296%2C00047.html 37-60]. | ||
* {{Aut|M. Becher}}, ''Karl der Große'', München, 2007<sup>5</sup>. | * {{Aut|M. Becher}}, ''Karl der Große'', München, 2007<sup>5</sup>. | ||
* {{Aut|M. Becher}}, Das Kaisertum Karls des Großen zwischen Rückbesinnung und Neuerung, in {{Aut|H. Leppin | * {{Aut|M. Becher}}, Das Kaisertum Karls des Großen zwischen Rückbesinnung und Neuerung, in {{Aut|H. Leppin – [[Bernd Schneidmüller|B. Schneidmüller]] – [[Stefan Weinfurter|S. Weinfurter]]}} (red.), ''Kaisertum im ersten Jahrtausend'', Regensburg, 2012, pp. 251–270. | ||
* {{Aut|G. Becht-Jördens}}, Einharts „Vita Karoli“ und die antike Tradition von Biographie und Historiographie. Von der Gattungsgeschichte zur Interpretation, in ''Mittellateinisches Jahrbuch'' 46 (2011), pp. 335–370. | * {{Aut|G. Becht-Jördens}}, Einharts „Vita Karoli“ und die antike Tradition von Biographie und Historiographie. Von der Gattungsgeschichte zur Interpretation, in ''Mittellateinisches Jahrbuch'' 46 (2011), pp. 335–370. | ||
* {{Aut|J.C. Besteman}}, Scandinavisch gewichtsgeld in Nederland in de Vikingperiode, in {{Aut|E.H.P. Cordfunke | * {{Aut|J.C. Besteman}}, Scandinavisch gewichtsgeld in Nederland in de Vikingperiode, in {{Aut|E.H.P. Cordfunke – H. Sarfatij}} (red.), ''Van Solidus tot Euro: geld in Nederland in economisch-historisch en politiek perspectief'', Hilversum, 2005, pp. 21–42. | ||
* {{Aut|W. Braunfels | * {{Aut|W. Braunfels – e.a.}} (red.), ''Karl der Große. Lebenswerk und Nachleben'', 4 dln., Düsseldorf, 1967. | ||
* {{Aut|P.L. Butzer | * {{Aut|P.L. Butzer – e.a.}} (red.), ''Karl der Große und sein Nachwirken. 1200 Jahre Kultur und Wissenschaft in Europa'', 2 dln., Turnhout, 1997. ISBN 2503506739 | ||
* [ | * [https://fmg.ac/Projects/MedLands/CAROLINGIANS.htm#CharlemagneB {{Aut|C. Cawley}}, ''Franks, Carolingian kings'', fmg.ac (2006-2009).] | ||
* {{Aut|M. De Jong}}, De school van de dienst des Heren: kloosterscholen in het Karolingische Rijk, in {{Aut|R.E.V. Stuip | * {{Aut|M. De Jong}}, De school van de dienst des Heren: kloosterscholen in het Karolingische Rijk, in {{Aut|R.E.V. Stuip – C. Vellekoop}} (red.), ''Scholing in de middeleeuwen'', Hilversum, 1995, pp. 57–85. | ||
* {{Aut|P. Freedman}}, ''Images of the Medieval Peasant'', Stanford, 1999. | * {{Aut|P. Freedman}}, ''Images of the Medieval Peasant'', Stanford, 1999. | ||
* {{Aut|B. Friedmann}}, ''Untersuchungen zur Geschichte des abodritischen Fürstentums bis zum Ende des 10. Jahrhunderts'', Berlijn, 1986. | * {{Aut|B. Friedmann}}, ''Untersuchungen zur Geschichte des abodritischen Fürstentums bis zum Ende des 10. Jahrhunderts'', Berlijn, 1986. | ||
* {{Aut|W.H. Fritze}}, Die Datierung des Geographus Bavarus und die Stammesverfassung der Abodriten, in {{Aut|L. Kuchenbuch | * {{Aut|W.H. Fritze}}, Die Datierung des Geographus Bavarus und die Stammesverfassung der Abodriten, in {{Aut|L. Kuchenbuch – W. Schich}} (red.), ''Frühzeit zwischen Ostsee und Donau: Ausgewählte Beiträge zum geschichtlichen Werden im östlichen Mitteleuropa vom 6.bis zum 13.Jahrhundert'', Berlijn, 1982, pp. 111–126. | ||
* {{Aut|D. Hägermann}}, ''Karl der Große: Herrscher des Abendlandes. Biographie'', Berlijn, 2000. ISBN 9783499506536 | * {{Aut|D. Hägermann}}, ''Karl der Große: Herrscher des Abendlandes. Biographie'', Berlijn, 2000. ISBN 9783499506536 | ||
* {{Aut|G. Labuda}}, Civitas Dragaviti. Zu den fränkisch-slavischen Beziehungen am Ende des 8. Jahrhunderts, in {{Aut|K.-D. Grothusen | * {{Aut|G. Labuda}}, Civitas Dragaviti. Zu den fränkisch-slavischen Beziehungen am Ende des 8. Jahrhunderts, in {{Aut|K.-D. Grothusen – K. Zernack}} (red.), ''Europa Slavica-Europa Orientalis. Festschrift für Herbert Ludat zum 70. Geburtstag'', Berlijn, 1980, pp. 87–98. | ||
* {{Aut|R. McKitterick}}, ''Charlemagne: The Formation of a European Identity'', Cambridge, 2008. ISBN 9780521886727 | * {{Aut|R. McKitterick}}, ''Charlemagne: The Formation of a European Identity'', Cambridge, 2008. ISBN 9780521886727 | ||
* [ | * [https://www.manfred-hiebl.de/genealogie-mittelalter/karl_fuersten/karl_1_der_grosse_kaiser_814/karl_1_der_grosse_frankenkoenig_814.html {{Aut|K-H. Schreiber}} (red.), art. Karl I. der Grosse, Genealogie-Mittelalter.de (2002).] | ||
** {{Aut|J. Fleckenstein | ** {{Aut|J. Fleckenstein – D. Schaller – H.-E. Keller – D. Mehl – K.-E. Geith – H. Ehrhardt}}, art. Karl (I.) d. Große, in ''Lexikon des Mittelalters'' 5 (1991), coll. 956-966. | ||
* {{Aut|F.J. Ruhli | * {{Aut|F.J. Ruhli – B. Blumich – M. Henneberg}}, Charlemagne was very tall, but not robust, in ''Economics and Human Biology'' 8 (2010), pp. 289–290. | ||
* [ | * [https://miami.uni-muenster.de/servlets/DerivateServlet/Derivate-2268/Diss_Hanewinkel.pdf {{Aut|C. Hanewinkel}}, ''Die politische Bedeutung der Elbslawen im Hinblick auf die Herrschaftsveränderungen im ostfränkischen Reich und in Sachsen von 887 bis 936. Politische Skizzen zu den östlichen Nachbarn im 9. und 10. Jahrhundert'', diss. Westfälische Wilhelms-Universität, 2004.] | ||
** {{Aut|W. Hartmann}}, Kaiser Karl der Große (768/800-814), in {{Aut|K.R. Schnith}}, ''Mittelalterliche Herrscher in Lebensbildern. Von den Karolingern zu den Staufern'', Graz | ** {{Aut|W. Hartmann}}, Kaiser Karl der Große (768/800-814), in {{Aut|K.R. Schnith}}, ''Mittelalterliche Herrscher in Lebensbildern. Von den Karolingern zu den Staufern'', Graz – Wenen – Keulen, 1990, pp. 21–41. | ||
* {{Aut|V. Helten}}, ''Zwischen Kooperation und Konfrontation: Dänemark und das Frankenreich im 9. Jahrhundert'', Keulen, 2011. | * {{Aut|V. Helten}}, ''Zwischen Kooperation und Konfrontation: Dänemark und das Frankenreich im 9. Jahrhundert'', Keulen, 2011. | ||
* {{Aut|A. Jenkis}}, Die Eingliederung „Nordalbingiens“ in das Frankenreich, in ''[[Zeitschrift der Gesellschaft für Schleswig-Holsteinische Geschichte|ZSHG]]'' 79 (1955), pp. 81–104. | * {{Aut|A. Jenkis}}, Die Eingliederung „Nordalbingiens“ in das Frankenreich, in ''[[Zeitschrift der Gesellschaft für Schleswig-Holsteinische Geschichte|ZSHG]]'' 79 (1955), pp. 81–104. | ||
* {{Aut|D.P. Kirby}}, ''The Earliest English Kings'', Londen | * {{Aut|D.P. Kirby}}, ''The Earliest English Kings'', Londen – New York, 2000<sup>2</sup>. | ||
* {{Aut|S. Konecny}}, ''Die Frauen des karolingischen Königshauses. Die politische Bedeutung der Ehe und die Stellung der Frau in der fränkischen Herrscherfamilie vom 7. bis zum 10. Jahrhundert'', Wenen, 1976. | * {{Aut|S. Konecny}}, ''Die Frauen des karolingischen Königshauses. Die politische Bedeutung der Ehe und die Stellung der Frau in der fränkischen Herrscherfamilie vom 7. bis zum 10. Jahrhundert'', Wenen, 1976. | ||
* {{Aut|C. Lohmer}}, art. Karl I. der Grosse, in ''BBKL'' III (1992), pp. [ | * {{Aut|C. Lohmer}}, art. Karl I. der Grosse, in ''BBKL'' III (1992), pp. [https://www.bautz.de/bbkl/k/Karl_I_k.shtml 1125-1130]. | ||
* {{Aut|P. Riché}} | * {{Aut|P. Riché}} – trad. {{Aut|M.I. Allen}}, ''The Carolingians. A Family Who Forged Europe'', Philadelphia, 1993. ISBN 0812213424 | ||
* {{Aut|M. Schmauder}}, Überlegungen zur östlichen Grenze des karolingischen Reiches, in {{Aut|W. Pohl | * {{Aut|M. Schmauder}}, Überlegungen zur östlichen Grenze des karolingischen Reiches, in {{Aut|W. Pohl – H. Reimitz}} (red.), ''Grenze und Differenz im Frühen Mittelalter'', Wenen, 2000, pp. 57–97. | ||
* {{Aut|C. Settipani}}, ''La préhistoire des capétiens 481-987'', I, Villeneuve d'Ascq, 1993. ISBN 2950150934 | * {{Aut|C. Settipani}}, ''La préhistoire des capétiens 481-987'', I, Villeneuve d'Ascq, 1993. ISBN 2950150934 | ||
* {{Aut|P.J.H. Ubachs}}, ''Handboek voor de geschiedenis van Limburg'', Hilversum, 2002. | * {{Aut|P. J. H. Ubachs}}, ''Handboek voor de geschiedenis van Limburg'', Hilversum, 2002. | ||
* {{Aut|R. Wagner}}, Das Bündnis Karls des Großen mit den Abodriten, in ''Jahrbücher des Vereins für Mecklenburgische Geschichte und Altertumskunde'' 63 (1898), pp. [ | * {{Aut|R. Wagner}}, Das Bündnis Karls des Großen mit den Abodriten, in ''Jahrbücher des Vereins für Mecklenburgische Geschichte und Altertumskunde'' 63 (1898), pp. [https://mvdok.lbmv.de/mjbrenderer?id=mvdok_document_00003253 89-129]. | ||
* {{Aut|K.F. Werner}}, Das Geburtsdatum Karls des Großen, in ''Francia'' 1 (1973), pp. [https://web.archive.org/web/20131117074120/ | * {{Aut|K.F. Werner}}, Das Geburtsdatum Karls des Großen, in ''Francia'' 1 (1973), pp. [https://web.archive.org/web/20131117074120/https://mdzx.bib-bvb.de/francia/Blatt_bsb00016275%2C00115.html 115-157]. | ||
===Voortleven in de herinnering en beeldvorming=== | ===Voortleven in de herinnering en beeldvorming=== | ||
* {{Aut|B. Bastert}} ( | * {{Aut|B. Bastert}} (red.), ''Karl der Große in den europäischen Literaturen des Mittelalters. Konstruktion eines Mythos'', Tübingen, 2004. | ||
* {{Aut|B. Besamusca | * {{Aut|B. Besamusca – J. Tigelaar}} (red.), ''Karolus Rex: studies over de middeleeuwse verhaaltraditie rond Karel de Grote'', Hilversum, 2005. ISBN 9065508201 | ||
* {{Aut|W. Braunfels | * {{Aut|W. Braunfels – e.a.}} (red.), ''Karl der Große. Lebenswerk und Nachleben'', IV, Düsseldorf, 1967. | ||
* {{Aut|F. Büttner}}, Geschichte für die Gegenwart? – Der Streit um die Karlsfresken Alfred Rethels, in {{Aut|G. Althoff}} ( | * {{Aut|F. Büttner}}, Geschichte für die Gegenwart? – Der Streit um die Karlsfresken Alfred Rethels, in {{Aut|G. Althoff}} (red.), ''Die Deutschen und ihr Mittelalter. Themen und Funktionen moderner Geschichtsbilder vom Mittelalter. Wissenschaftliche Buchgesellschaft'', Darmstadt, 1992, pp. 101–126. | ||
* {{Aut|R. Große}}, ''Saint-Denis zwischen Adel und König. Die Zeit vor Suger (1053–1122)'', Stuttgart, 2002. ISBN 9783799574518 | * {{Aut|R. Große}}, ''Saint-Denis zwischen Adel und König. Die Zeit vor Suger (1053–1122)'', Stuttgart, 2002. ISBN 9783799574518 | ||
* {{Aut|S. Lüken}}, Karl der Große und sein Bild, in ''Karl der Große und Europa. Symposium'', Frankfurt am Main | * {{Aut|S. Lüken}}, Karl der Große und sein Bild, in ''Karl der Große und Europa. Symposium'', Frankfurt am Main – e. a., 2004, pp. 66–86. | ||
* {{Aut|H. May}}, ''Die Behandlungen der Sage von Eginhard und Emma'', Berlijn, 1900. | * {{Aut|H. May}}, ''Die Behandlungen der Sage von Eginhard und Emma'', Berlijn, 1900. | ||
* {{Aut|L.E. Saurma-Jeltsch}}, ''Karl der Grosse als vielberufener Vorfahr: sein Bild in der Kunst der Fürsten, Kirchen und Städte'', Sigmaringen, 1994. ISBN 3799512055 | * {{Aut|L.E. Saurma-Jeltsch}}, ''Karl der Grosse als vielberufener Vorfahr: sein Bild in der Kunst der Fürsten, Kirchen und Städte'', Sigmaringen, 1994. ISBN 3799512055 | ||
* {{Aut|M. Schasler}}, ''Ästhetik. Grundzüge der Wissenschaft des Schönen und der Kunst'', II, Leipzig | * {{Aut|M. Schasler}}, ''Ästhetik. Grundzüge der Wissenschaft des Schönen und der Kunst'', II, Leipzig – Praag, 1886. | ||
* {{Aut|V. Schauber | * {{Aut|V. Schauber – H.M. Schindler}}, ''Heilige und Namenspatrone im Jahreslauf'', München, 2001<sup>2</sup>. ISBN 3629016421 (''non vidi'') | ||
* {{Aut|E. van den Berg | * {{Aut|E. van den Berg – B. Besamusca}} (red.), ''De epische wereld. Middelnederlandse Karelromans in wisselend perspectief'', Muiderberg, 1992. | ||
== Externe links == | == Externe links == | ||
{{Commonscatklein|Carolus Magnus}} | {{Commonscatklein|Carolus Magnus}} | ||
* [https://web.archive.org/web/20051228181042/ | * [https://web.archive.org/web/20051228181042/https://www.layline.de/geschichte/Karl_0.html {{Aut|C. Ilaender}}, Karl der Grosse (742-814), layline.de (1997).] (gearchiveerd) | ||
* [ | * [https://www.heiligenlexikon.de/BiographienK/Karl_der_Grosse.htm {{Aut|J. Schäfer}}, art. Karl I. der Große, in ''Ökumenischen Heiligenlexikon''.] | ||
* [ | * [https://www.britannica.com/eb/article-9106128/Charlemagne {{Aut|R.E. Sullivan}}, art. Charlemagne, in ''Encyclopedia Britannica. Online edition'' (2007).] | ||
* [ | * [https://www.kareldegrote.nl/ Afstammelingen van Karel de Grote] | ||
[[Categorie:Keizer van het Heilige Roomse Rijk|Karel I]] | [[Categorie:Keizer van het Heilige Roomse Rijk|Karel I]] | ||
Regel 424: | Regel 406: | ||
[[Categorie:Heilige in het christendom]] | [[Categorie:Heilige in het christendom]] | ||
[[Categorie:Heilige of zalige van koninklijke afkomst]] | [[Categorie:Heilige of zalige van koninklijke afkomst]] | ||
[[Categorie:Overleden in 814]] |
Huidige versie van 18 okt 2024 om 00:09
Karel de Grote | ||
ca. 747-814 | ||
Koning der Franken | ||
Periode | 768-814 | |
Voorganger | Pepijn de Korte | |
Opvolger | Lodewijk I | |
Keizer van het Heilige Roomse Rijk | ||
Periode | 800-814 | |
Opvolger | Lodewijk I | |
Hertog van Beieren | ||
Periode | 788-814 | |
Voorganger | Tassilo III van Beieren | |
Opvolger | Lodewijk I | |
Vader | Pepijn de Korte | |
Moeder | Bertrada van Laon | |
Dynastie | Karolingen |
Karel de Grote (Duits: Karl der Große; Frans en Engels: Charlemagne; Latijn: Carolus Magnus of Karolus Magnus) (waarschijnlijk 2 april 747 of 748[1] – Aken, 28 januari 814[2]), afkomstig uit het geslacht der Karolingen, was vanaf 9 oktober 768 koning der Franken[3] en vanaf 25 december 800 keizer van het ‘middeleeuwse’ West-Romeinse Rijk.
Deze kleinzoon van Karel Martel kreeg reeds tijdens zijn leven de bijnaam ’de Grote’ en geldt sinds de middeleeuwen als een van de belangrijkste heersers van het Westen. Het Frankische Rijk kende onder hem zijn grootste omvang. Met zijn kroning door paus Leo III op eerste kerstdag 800 in Rome, werd het keizerschap in West-Europa in ere hersteld. Op initiatief van keizer Frederik Barbarossa werd Karel de Grote op 29 december 1165 door de tegenpaus Paschalis III heilig verklaard.[4] Reeds in het epos Karolus Magnus et Leo Papa (eind 8e eeuw) werd hij tot "Pater Europae" ("Vader van Europa") uitgeroepen.[5] Karel de Grote wordt beschouwd als een persoonlijkheid die het collectief Europees historisch bewustzijn heeft vormgegeven.[6]
Zowel de Duitsers als de Fransen voeren het begin van hun nationale geschiedenis terug tot Karel de Grote. De stad Aken stelde in 1949 als erkenning voor zijn verdiensten de Internationale Karelsprijs Aken in, die jaarlijks wordt uitgereikt.[7]
Leven
De feiten over Karel de Grotes leven zijn voor sommige delen van zijn leven zeer schaars, terwijl we over andere delen juist zeer goed geïnformeerd zijn. Terwijl er voor het midden en het einde van zijn leven in vergelijking met andere middeleeuwse heersers een ongewoon rijk bronnenmateriaal voorhanden is,[8] is er nauwelijks iets over zijn kindertijd en jeugd bekend.[9] Zelfs zijn geboortedatum is onderwerp van speculatie. Zijn klaarblijkelijk aanzienlijke vorming kon hij pas op volwassen leeftijd hebben verworven. Mogelijkerwijs werd hij net als zijn broer Karloman in Saint-Denis opgevoed. Wie zijn leermeesters waren, is onbekend. Of daar op dat ogenblik reeds het volledige programma van de septem artes liberales, de zeven vrije kunsten, werd onderwezen, is onduidelijk. Karel zette zich later in het kader van zijn onderwijshervorming in voor het herstel van deze zeven vrije kunsten, wat erop lijkt te wijzen dat deze tijdens zijn jeugd niet tot het vaste curriculum behoorden. Maar in elk geval was elementaire wereldoriëntatie ook reeds een onderdeel van de eerste van de zeven kunsten, de grammatica, die niet alleen Latijns taalonderricht omvatte, maar ook alle kennis die noodzakelijk was voor een competente omgang met teksten. Ook als volwassene nam Karel nog levendig deel aan onderwijsvragen van velerlei aard. Vooral aan theologische en filosofische discussies zoals de beeldenstrijd, waarin hij in de kanttekeningen van de libri Carolini persoonlijk stelling nam. Hij mengde zich ook in de discussie over het adoptianisme en belastte hofgeleerden zoals Alcuinus met de opheldering van zulke vragen. De rijkelijk overgeleverde veeleisende, vaak ook uitgesproken onderhoudende dichtkunst uit de hofkringen zal Karel in ieder geval hebben kunnen waarderen, daar zijn kennis van het Latijn en literatuur meer dan behoorlijk was. Latijn was ongetwijfeld een van de hoftalen, en gezien de internationale samenstelling van de hofhouding zelfs de enige taal die allen of in elk geval de meesten beheersten. Daarnaast was er de constante aanwezigheid van het Latijn als liturgische taal. Ook aan het onderwijs van zijn eigen kinderen hechtte hij grote waarde. Behalve het literaire onderwijs, dat op dat ogenblik geen vanzelfsprekendheid was voor jonge edelen (het aantal geschoolde leken nam pas vanaf de tweede helft van de 8e eeuw weer toe), moeten ook de omgang met wapens en de jacht, die Karel nog tot op hoge leeftijd bedreef, een hoog aanzien hebben genoten.
Afkomst, geboorte en jeugd
Karel was de oudste zoon van de latere koning Pepijn de Korte en Bertrada van Laon, bijgenaamd "Bertrada met de grote voet".[10] Zijn geboortejaar is omstreden,[1] zijn geboorteplaats is niet gekend, temeer omdat meerdere plaatsen in aanmerking komen.[11]
Karels biograaf Einhard schreef in zijn Vita Karoli Magni, dat er over de kindertijd en de jeugd van de keizer niets schriftelijk was overgeleverd en dat er bij de aanvatting van zijn werk – ongeveer vijftien jaar na Karels dood – niemand meer in leven was die erover kon vertellen.[12]
Karel werd in 754 samen met zijn broer Karloman door paus Stefanus II (III) gezalfd in de kathedraal van Saint-Denis bij Parijs.[13]
De stamboom van Karel de Grote
Pepijn van Herstal (* ca. 635 – † 714) Frankische hofmeier |
Alpaida († voor 714) zogenaamd Friedelehe |
Liutwin († ca. 717 in Reims) bisschop in Trier, Reims en Laon |
NN | Martin (* ca. 660 – † 680) graaf van Laon |
Bertrada de oudere (* 660 – † na 721) stichtster van de abdij van Prüm |
NN | NN |
Karel Martel (* ca. 689 – † 741) Frankische hofmeier |
Rotrude van Trier (* 690 – † 724) |
Charibert, (* 680 – † 747) graaf van Laon |
Gisele van Aquitanië | ||||
Pepijn de Korte (* 714 – † 768) koning van de Franken |
Bertrada van Laon (* ca. 725 – † 783) | ||||||
Karel de Grote (* ca. 747 – † 814) Koning der Franken, Keizer van het Heilige Roomse Rijk |
Gedeeld koningschap (768-771)
Na de dood van zijn vader in 768 werd diens koninkrijk verdeeld onder Karel en Karloman. Op 9 oktober 768, het feest van Dionysius van Parijs, werd Karel in Noyon gekroond en Karloman in het nabijgelegen Soissons.[3] Karel kreeg de gebieden langs de westelijke en noordelijke kusten: het westen van Aquitanië, de grootste delen van Neustrië en Austrasië, en Thüringen.[14] Karloman kreeg Bourgondië, Alemannië, de resterende delen van Aquitanië, Neustrië en Austrasië, de Provence, en het indirecte gezag over Beieren.[15]
Onderwerping van Aquitanië en Gascogne
In 769, kort na de dood van Pepijn de Korte, probeerde hertog Hunold van Aquitanië zich onafhankelijk te maken van de Karolingers.[16] Karel begon daarop een veldtocht tegen hem, zonder de beloofde steun van zijn broer Karloman.
Hij dwong Hunold te vluchten naar hertog Lupus II van Gascogne. Deze was echter zo geïntimideerd door Karels dreigementen, dat hij naast de uitlevering van Hunold en diens vrouw, ook zijn eigen hertogdom onderwierp aan Karel (769).[17]
In 770 sloot hij door bemiddeling van abt Sturmius van Fulda een verdrag met Tassilo III van Beieren.[18] In datzelfde jaar trad hij in het huwelijk met de Longobardische prinses Desiderata.[19] Dit zeer tegen de zin van paus Stefanus III (IV), die de samenwerking met de Franken in gevaar zag komen.[20] Karlomans rijk werd hierdoor namelijk omsingeld door dat van Karel (in het westen) en zijn nieuwe bondgenoten (in het oosten).
Alleenheerschappij en uitbreiding van het rijk (771-800)
Op 4 december 771 overleed Karloman echter te Samoussy, nabij Laon.[21] Karel trok daarop naar Corbeny, waar de groten van Karlomans rijk hem hulde kwamen brengen en hem accepteerden als hun vorst ten nadele van Karlomans zoontjes.[22]
De Saksenoorlogen
Zie Saksenoorlogen voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
In de zomer van 772 begonnen de (met onderbrekingen) tot 804 durende Saksenoorlogen. De strijd werd aanvankelijk alleen ter pacificatie van de grensregio gevoerd, totdat het doel veranderde in de met aanzienlijke wreedheid doorgedreven onderwerping, kerstening en integratie van het Saksische volk in het Frankische Rijk. In 777 werd Saksen in bisdommen ingedeeld.[23] In 782 werd de Frankische indeling in graafschappen ingevoerd. In dat jaar werden op een dag 4.500 Saksische edellieden gedwongen zich tot het christendom te bekeren, het alternatief was onthoofding; de gebeurtenis staat bekend als het Bloedbad van Verden.[24] Het Saksische verzet onder leiding van Widukind duurde, ondanks de hardere Frankische tegenmaatregelen en militaire overwinningen van Karel op de Saksen, nog lange tijd voort. De Saksische adel werkte uiteindelijk in meerderheid mee (zelfs Widukind onderwierp zich in 785), maar toch brak er in 792 opnieuw een opstand uit. Karel reageerde zowel met deportatie als met een verbetering van de juridische status van de Saksen in het koninkrijk. In 802 werd het Saksische volksrecht opgetekend en door Karel erkend. Saksen werd kort daarop als definitief gepacificeerd en als deel van het christelijke Frankische Rijk gezien.
Onderwerping van de Langobarden
In maart 773 kwam een pauselijke ambassadeur bij het hof van Karel om hulp vragen tegen de Langobarden.[25] Karel ging in op dit verzoek, en in 774 veroverden de Franken Pavia.[26] Karel zette de laatste Langobardenkoning Desiderius af.[27] Karel was in 769 getrouwd met Desiderius' dochter (die Desiderata, Ermengarda of Gerperga heette),[19] die hij in 771 verstootte. Hij liet zich in 774 zelf tot koning van de Langobarden kronen.[28] In het zuiden bleef het Hertogdom Benevento tot de verovering door de Noormannen in de 11e eeuw zelfstandig, hoewel het ook tot de satellietstaten van het Frankische Rijk moet worden gerekend.
Krijgstochten tegen de Moren
Een expeditie naar Spanje in 778 was niet zo succesvol als die tegen de Langobarden.[29] Aanleiding voor deze expeditie was een verzoek om bijstand van Suleiman ibn Yaqzan al-Arabí al-Kelbi, de door zichzelf uitgeroepen gouverneur van Zaragoza, die om ondersteuning tegen emir Abd al-Rahman I van Córdoba verzocht. Tijdens de terugtocht werd een deel van het Frankische leger door heidenen (aldus contemporaine bronnen) in de slag bij Roncevaux weggevaagd.[30] Hierbij viel ook de graaf van de Bretonse mark, Hruotland, de bevelhebber van de vernietigde Frankische achterhoede.[31] Deze gebeurtenis werd later in het Roelantslied heropgepikt. Aquitanië werd als een onderkoninkrijk voor Karels minderjarige zoon Lodewijk ingericht.[32] Samen met zijn tot onderkoning van Italië uitgeroepen broer Pepijn werd hij in 781 door de paus gezalfd en gekroond.[33] De verhoudingen in de Pyreneeënregio konden zo voor het eerst worden gestabiliseerd. Het machtsgebied van de Franken werd – al was het maar tijdelijk – uitgebreid tot Girona, Cerdagne, Urgell en Barcelona. Slechts als gevolg van de latere conflicten met de Saracenen – zoals de Moren in de late middeleeuwen werden genoemd – werd in 806 de Spaanse Mark aan de overkant van de Pyreneeën opgericht.
Een gevolg van de militaire aanwezigheid van de Franken in dit gebied zou het ontstaan van het vorstendom Andorra zijn geweest, dat claimt sinds de tijd van Karel de Grote de jure onafhankelijk te zijn geweest.[34] In El Gran Carlemany, het Andorraanse volkslied, wordt Karel de Grote uitbundig bezongen.
In 797, volgens andere bronnen 801,[35] knoopte Karel diplomatieke betrekkingen aan met Haroen ar-Rashid, de kalief van Bagdad. Ze kwamen overeen, steeds andere geloven bij hun onderdanen te dulden, en overwogen eventuele bondgenootschappen tegen de kaliefen van Córdoba enerzijds, respectievelijk het Oost-Romeinse Rijk anderzijds, die echter niet gerealiseerd werden. De kalief schonk Karel onder meer een Aziatische olifant, genaamd Abul-Abbas.[36]
Bretonse Mark
Zie Bretonse Mark voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
Bretagne wist gedurende de hele regering van Karel zijn onafhankelijkheid te bewaren. In 786 trokken de Frankische troepen nog plunderend door Bretagne, maar ze konden het land niet onderwerpen.[37] In 790 benoemde Karel zijn negenjarige zoon Karel de Jongere tot markgraaf van de Bretonse Mark en koning van Neustrië.[38] Ook hier waren het bestuur en de militaire leiding in handen van ervaren hovelingen. Een veldtocht in 811 bleef ook zonder resultaten.[39]
Het einde van de onafhankelijkheid van Beieren
In 788 werd ook Baiern (oude schrijfwijze van Beieren) definitief in het Rijk ingelijfd, in het oosten werd de Avaarse Mark (vanaf 856 Marchia Orientalis genoemd) als grensmark tegen de Awaren opgericht en onder Frankisch gezag gesteld. De laatste Beierse stamhertog Tassilo III, die zijn leen in 757 van Pepijn had bekomen,[40] zocht tevergeefs, de onafhankelijkheid door een bondgenootschap met de eigenlijk al reeds onderworpen Langobarden te redden. Aan de opstand tegen de Franken, waarvan men dacht dat ze door de twisten met de Saksen hun handen vol hadden, nam ook hertog Arechis II van Benevento deel. De insubordinaties van de Italische bondgenoten van Tassilo waren onder andere door de belegering van Capua en Salerno in 786/787 beëindigd geworden. Het Beierse gebied, dat vanaf 798 vanuit Salzburg tot een eigen kerkprovincie werd uitgebouwd, bleef na de inlijving in het Rijk evenwel als politieke entiteit behouden. Onder de “prefecten” genoemde ambtsdragers van de koning (in de 9e eeuw als onderkoninkrijk) behield het beslist een bijzondere positie binnen het Frankische Rijksverband. De integratie van Beieren in het Frankenrijk was samen met de onderwerping van de Saksen een belangrijke voorwaarde voor de latere vorming van het Heilige Roomse Rijk.
Keizerschap (800-814)
In 795 werd paus Leo III tot paus gekozen. Hij verzekerde zich onmiddellijk van de ondersteuning van de Frankenkoning en stuurde Karel de Grote, de schutsheer van de kerk (patricius romanorum), de sleutel tot het graf van Petrus, evenals de banier van Rome toe.[41] Het pausdom was sedert enige tijd onder de invloed geraakt van de in diverse fracties versplinterde Romeinse stadsadel, die bij de pauskeuze doorslaggevend was. In 799 werd de confrontatie met de adel ten top gedreven: het hoofd van de kerk was doelwit van een aanslag en poging tot afzetting.[42] Leo III, wie onder andere een onwaardige levenswandel (waaronder echtbreuk en meineed) werd verweten, vluchtte naar Karel in Paderborn (vgl. Karolus Magnus et Leo Papa). Het is onduidelijk of er daar en onder welke omstandigheden zaken werden afgesproken: mogelijkerwijs werd hier voor het eerst, maar mogelijk ook reeds jaren tevoren de keizerskroning overeengekomen. Het is echter ook mogelijk dat er hierover helemaal geen afspraken zijn gemaakt. Het historisch onderzoek stort zich vooral op de bij Einhard vermelde opmerking van Karel toen hij de kerk verliet: "Indien ik met het plan van de paus vooraf bekend was geweest, zou ik, in weerwil van de heiligheid van het feest, niet in de kerk verschenen zijn."[43] Een andere bron, de Annales Laureshamenses, spreekt daarentegen van een synode van de Frankische en Romeinse bisschoppen, waarbij men de Frankenheerser de keizerlijke waardigheid heeft aangeboden.[44] Mogelijkerwijs verwijst de opmerking bij Einhard niet op de keizerskroning zelf, maar op de omstandigheden en hun protocollaire afloop.[45]
Karel trok in elk geval in de zomer van 800 naar Rome. Leo III ontving hem eind november ver voor de poorten van de Eeuwige Stad en legde op 23 december een reinigingseed af, die hem van de beschuldigingen van de samenzweerders uit de adellijke facties zou ontlasten. In hoeverre hij dit vrijwillig heeft gedaan, is niet bekend.
Op de eerste kerstdag van 800 werd Karel door Paus Leo III in de Oude Sint-Pietersbasiliek tot keizer gekroond.[46] Deze titel was sinds de afzetting van Romulus Augustulus in 476 in West-Europa niet meer gevoerd, hoewel de opeenvolgende Oost-Romeinse/Byzantijnse keizers aanvankelijk ook in het westen erkend werden. Karels volledige titel luidde vanaf 800: Karolus serenissimus Augustus a Deo coronatus magnus pacificus imperator Romanum gubernans imperium, qui et per misericordiam dei rex Francorum atque Langobardorum (vrij vertaald: „Karel, doorluchtige Augustus, door God gekroond, grote vrede stichtende keizer, het Romeinse Rijk regerend, bij Gods genade ook koning van de Franken en Langobarden“).[47] Een (belangrijke) reden voor de kroning was de afzetting van de (vorige) Byzantijnse keizer door Irene van Byzantium (het Byzantijnse Rijk was de staatsrechtelijke opvolger van het Romeinse Rijk). Daar volgens het Romeinse recht een vrouw geen keizer(in) kon zijn, beschouwden enkele bronnen volgens paus Leo III de Romeinse keizerstroon als vacant (hoewel eerder machtspolitieke redenen een rol speelden).[44]
Als patronus et advocatus van de kerk had Karel nu de Byzantijnse keizer vervangen – zoals tevoren reeds de Langobard Desiderius. De patriarch van Jeruzalem stuurde de sleutel van het Heilig Graf naar Karel als symbolische erkenning van Karels beschermheerschap over de christenheid. De kroning tot keizer betekende bijgevolg een provocatie voor het Byzantijnse keizerschap (Basileus), waartegenover Karel zich nu als gelijkwaardig opstelde – zo niet zelfs meer dan gelijkwaardig.
Karel zag zichzelf als Augustus Imperator Renovati Imperii Romani (Augustus Keizer van het Hernieuwde Romeinse Rijk) en aldus als directe opvolger van de Romeinse keizer. Zijn Frankische Rijk was daarmee volgens de opvatting van menig geleerde de opvolger van het Romeinse keizerrijk (weliswaar slechts ideëel, niet staatsrechtelijk, daar het Oost-Romeinse/Byzantijnse Rijk in het oosten verder was blijven bestaan, zie: Tweekeizersprobleem). De eenheid van kerk en rijk was nu officiële staatsdoctrine. Als beschermheer van de paus en het christelijk geloof lette Karel de Grote er erg op, dat in zijn rijk iedereen het Pater Noster (Onzevader) kende. Tijdelijk stond op het belasteren van priesters of van het christendom en zijn symbolen zelfs de doodstraf.
De uitbreiding van het Frankische Rijk in het oosten
Met de Frankische landname in Saksen doken ook in het noordoosten de Slaven als nieuwe buur op in het politieke bewustzijn van de Franken. In plaats van naar een territoriale uitbreiding van het rijk streefde Karel aanvankelijk naar de oprichting van een rijksgrens aan de Elbe[48] en de pacificatie van de aangrenzende gebieden. Als schadeloosstelling voor de gedeporteerde Saksen liet Karel de Grote in het noordoosten van het rijk (Noordalbingië) Wendische Abodriten en ook Franken zich vestigen. Vanaf 804 kwam het tot conflicten met de Denen, wier koning Göttrik (ook: Gudfred) naar Friesland, respectievelijk Saksen uithaalde en met de steun van de Wilzen de Abodriten bevocht. Volgens de aantekening in de Annales Regni Francorum voor het jaar 808 zou Göttrik toentertijd het Danevirke tussen Treene en Schlei als verdediging tegen de Franken hebben opgetrokken.[49] In werkelijkheid was het echter reeds in 737 om onbekende redenen opgetrokken. In 810 plunderden de Denen Friesland en de Friese eilanden. De Abodriten in het oosten van Holstein slaagden erin zich (met Frankische bijstand) van Deense onderhorigheid te vrijwaren. Ze sloten in 811 evenwel een vredesverdrag met de Denen. De betrekkingen tussen Franken en Abodriten bleven evenwel ambivalent, zoals de omstandigheden van de oprichting van de Saksenwallen (Limes Saxoniae) rond 810 aantonen.
Om die reden sloten de Franken in 780[50] een verbond[51] met de Abodriten tegen de Saksen en Wilzen, dat op een leenrechtelijke afhankelijkheid van de Abodriten schijnt te wijzen. De door Karel aangestelde[52] koningen Witzan en Drasco stelden herhaaldelijk een leger samen (Heeresfolge) voor militaire bijstand, rond 789 tegen de Wilzen[53] of in 798 in de slag bij Bornhöved tegen de Saksen. Ondanks de succesvolle veldtocht tegen de Wilzen en de overwinning in Noordalbingië hield Karel aan de Elbe als rijksgrens vast. De onderworpen Wilzen leverden gijzelaars,[54] en Karel liet in 804, na de deportatie van de Saksen, zijn Abodritische bondgenoten zich in Noordalbingië vestigen.[55] Deze zouden de noordgrens tegen de Denen beschermen en tegelijk de Saksen hun terugtocht[56] naar de Denen afsnijden.
De overwinning van de Deense koning Göttrik (ook: Gudfred) over de Abodriten in 808 dwong Karel tot een verandering van politiek.[57] Noordalbingië werd tot aan de Eider[58] in het rijk geïntegreerd en weer aan de Saksen toevertrouwd.[59] Hun gebied van vestiging grensde Karel in het oosten met de Limes Saxoniae tegen dat van de Abodriten af. Tegen die Denen richtte hij de vesting Esesfelth op. Vervolgens plunderde Göttrik in 810 Friesland en de Friese eilanden.[60] Nadat hij in 810 was vermoord, sloot zijn opvolger Hemming vrede met de keizer.
De betrekkingen met de Slavische stammen ten oosten van Saksen en Thüringen waren eveneens tweeslachtig: in 789 voerden de Franken een veldtocht tegen de Wilzen.
Na de langdurige onderwerping van de Saksen, werden ook de Sorben, in 789 nog bondgenoten van Karel tijdens de veldtocht tegen de Wilzen, in 806 door de Franken verslagen, nadat hun hertog Miliduch was gedood.[61] Volgens contemporaine bronnen probeerden zij in de daarop volgende decennia echter meermaals hun onafhankelijkheid terug te winnen. Het lijkt erop dat ook hier een of zelfs meer grensmarken zijn geweest. De stand van het onderzoek hierover is echter onduidelijk (zie ook: Limes Sorabicus).
Bohemen viel na een campagne in 805 en 806 onder Frankische afhankelijkheid en werd tribuutplichtig. In een oorkonde uit 817, waarin de provincies en volken van het Frankenrijk worden opgesomd, worden de Beheimi als een van de afhankelijke volken genoemd. Ook zij werden langzamerhand met succes gekerstend: in 845 lieten veertien hertogen uit Bohemen zich in Regensburg dopen. De Beierse clerus was hierbij de voornaamste drijvende kracht achter de missionering. Vanaf het midden van de 9e eeuw – Karels kleinzoon Lodewijk de Duitser was sinds 843 koning (zie: Verdrag van Verdun) – werd Bohemen steeds meer tot een twistappel tussen het Oost-Frankische Rijk en het Groot-Moravische Rijk van Svatopluk I. Vanaf 862 werd ook Hongarije een probleem. De expansie van de Franken in dit gebied vestigde – naast de vestigingsgolf onder de Přemysliden – de blijvende Duitse politieke en culturele invloed in oostelijk Midden-Europa in de volgende eeuwen (zie: Oostkolonisatie; Samo (persoon)).
Tegen de uit het Donaugebied (buiten de rijksgrenzen) komende Avaren voerde Karel in 791 aanvankelijk persoonlijk een mislukte veldtocht. Daarna volgde na zorgvuldige voorbereiding (bouw van de Fossa Carolina tussen Altmühl en Rezat) in 795/796 onder leiding van Erik van Friuli en koning Pepijn van Italië een tweede veldtocht met overtuigend succes. De zeer grote Avarenschat viel in de handen van de Franken en de staat van de Avaren werd met steun van de Bulgaarse heerser Kroem verslagen. De rest van de bevolking werd gedwongen gekerstend. Aanvankelijk werd hun nog een eigen politieke organisatie binnen het Frankenrijk toegestaan. Ten laatste in de 10e eeuw verdwenen ze definitief uit de geschiedenis.
Het conflict met Byzantium
Nikephoros I, Byzantijnse keizer („Basileus“) sinds 802, ervoer de Keizerlijke waardigheid van Karel als aanmatiging en weigerde diens erkenning. Een in 803 in Constantinopel aangekomen Frankisch gezantschap moest onverrichter zake terugkeren. Het conflict verscherpte zich nog toen Karel de door Byzantium geclaimde regio's Dalmatië en Venetië als tot zijn machtsbereik toebehorend behandelde. Nikephoros zond daarop in 806 de Oost-Romeinse vloot en stelde een zeeblokkade in tegen Venetië. Karels zoon Pepijn, koning van Italië, kon echter Venetië veroveren, wat blijkbaar Nikephoros meer bereid maakte tot onderhandelingen. Een eind 810 in Italië aangekomen Byzantijns gezantschap, dat eigenlijk de intussen gestorven koning Pepijn (8 juli 810) had willen bereiken, werd door Karel naar Aken ontboden en in 811 met een vriendelijk, in antwoord op de keizersvraag evenwel compromisloos schrijven teruggestuurd. Bij hun terugkeer was echter de Byzantijnse keizer Nikephoros I tijdens een veldtocht tegen de Bulgaren in de slag aan de Warbizapas gevallen (26 juli 811). Zijn schoonzoon Michaël I Rhangabe trok kort daarop de macht naar zich toe. Anders dan zijn voorganger was hij in een duurzame overeenkomst met het westen geïnteresseerd. Daarom zond keizer Michaël I nu van zijn kant een Byzantijns gezantschap naar Aken, dat daar in 812 aankwam. In een publieke ceremonie huldigde deze Karel de Grote en noemde hem „keizer“. Daarmee was het keizerschap van Karel de Grote door het Byzantijnse Rijk diplomatiek erkend. Karel moest daarvoor in de vrede van Aken evenwel weer aan Venetië en Dalmatië verzaken.
Daarenboven zagen de Byzantijnse keizers zich als hogerstaand, en om dit duidelijk te maken voegden de opvolgers van Michael I aan hun titel keizer het genitief van de Romeinen toe (basileus tōn Rhōmaiōn).[62] Daarmee zou hun unieke rang als unieke opvolger van de Romeinse keizer gedocumenteerd worden. De Karel de Grote volgende Westelijke keizers noemden zich daarentegen aanvankelijk slechts imperator augustus (verheven keizer). De titulatuur verheven keizer van de Romeinen (Romanorum imperator augustus) komt in het westen, dat is in het Heilige Roomse Rijk, pas voor het eerst voor ten tijde van Otto III in 996.
Hervormingen en interne reorganisatie van het rijk
Met gedeeltelijk ingrijpende hervormingen, die zijn zoon en opvolger Lodewijk de Vrome grotendeels verder bespoedigde, reorganiseerde Karel de Grote het Frankenrijk ook intern. Het eerste doel was, de voorwaarden voor een bestuurspraktijk op schriftelijke grondslag te creëren. Om deze reden nam de onderwijshervorming een aanvang. Abten en bisschoppen werden door verschillende documenten (bijv. Epistola de litteris colendis of Admonitio generalis) de opdracht gegeven, om onderwijs te verzorgen.[63] Aan het hof werden geleerden uit heel Europa samengebracht, aan wie belangrijke hofambten, bisdommen en rijksabdijen werden toegewezen. Begaafde leerlingen konden hier hun opleiding vervolmaken. Het hof werd de draaischijf, waarlangs informatie, persoonlijke betrekkingen, en boeken werden overgedragen. De stamhertogdommen schafte Karel af, waarbij de juridische autonomie van de stammen evenwel werd bewaard. Hij beval bovendien de optekening van stamrechten. In de Lex Frisionum bijvoorbeeld werden de Friezen in het noordwesten en noorden van het koninkrijk op basis van hun traditionele wetten en gewoonten belangrijke privileges toegestaan. Zij werden als "Vrijen" bestempeld en mochten onder andere hun potestaat zelf kiezen. Ook de indeling van Friesland in drie duidelijke afgebakende districten werd in de – hier als voorbeeld genomen – Lex Frisionum schriftelijk vastgelegd.
Het rijksbestuur, dat Karel de Grote trachtte te unificeren, droeg hij vooral over aan zijn hofclerus en een nieuw opgerichte dienstadel. De hofkapel was het centrale bestuursorgaan van de wereldlijke en geestelijke structuur in het rijk. De uitvoering van het bestuur van het rijk lag in de handen van de graven. Deze fungeerden in het kader van de zogenaamde graafschapstichting als koninklijke ambtsdragers bij de uitoefening van de regalia (gravenban) en waren in bepaalde gebieden plaatsvervanger van de koning (Mark-, Burg- en Paltsgraven). Bijzonder belangrijk waren de markgraven: zij waren de regenten in de nieuw ingerichte grensmarken en hadden in dit gebied verreikende voorrechten, als militair bevelhebber en als ambachtsheer. De markgraven moesten zorgen voor de dienstplichtigen.
Met de overdracht van ambten en lenen aan leidende adellijke families (de „Groten“), verzekerde Karel zich van hun loyaliteit en stichtte daarmee een nieuwe rijksaristocratie. De graafschapsinrichting werd tot belangrijkste instrument ter bewaring van de eenheid van het rijk, hoewel het in de verschillende tradities in het westen respectievelijk het oosten van het rijk (Romeinse Civitas versus Germaanse gouw) zijn grenzen vond.
Met de capitularia werd bovendien een verregaand uniforme wetgeving geschapen, alsook het rechtswezen en de rechtspraak hervormd (onder andere invoering van volksgetuigen (Rügezeugen) en lekenrechters). De regeerbaarheid van Karels rijk zou vooral door de zogenaamde zendgraven, de missi dominici, worden verzekerd. Deze werden meestal paarsgewijs uitgestuurd (een wereldlijke en een geestelijke afgevaardigde), om instructies en verordeningen van de keizer door te voeren. Ze konden in een toegewezen gebied indien nodig ook het onmiddellijk rijksgezag uitoefenen.
De kerk speelde een vooraanstaande rol bij de reorganisatie en consolidatie van het binnenland. Zij werd door Karels uitbouw van de klerikale infrastructuur – er werden onder andere talrijke nieuwe bisdommen gesticht, waarbij Karel zich het recht voorbehield, de bisschoppen zelf te benoemen -, door omvangrijke schenkingen, de bekrachtiging van het tiendegebod[64] en door hervormingen waarschijnlijk tot belangrijkste eenheidsband van zijn rijk gemaakt. De invoering van de metropolitaanstatuten, het regelmatig houden van synodes en de uitvoering van visitaties, maar vooral de bevordering van het vormingsniveau van de clerus waren de beslissende maatregelen voor het uitroeien van kerkelijke misstanden. Door een onder leiding van Benedictus van Aniane doorgevoerde en onder Karels opvolger Lodewijk de Vrome voorgezette monistische hervorming, werden de Regula Benedicti (ora et labora) alsook de algemeen geldende, deze regel aanvullende consuetudines bindend voor kloosters. Nu eerst kwam het tot een duidelijke afbakening tussen monniken en seculiere clerus. Voor de kanunnikstiften en het domkapittel werd het vita communis ("gemeenschapsleven") dwingend voorgeschreven (vgl. Capitula e canonibus excerpta, 813; Institutio canonicorum Aquisgranensis, 816), waardoor ook hier een strengere toezicht op de levenswandel mogelijk werd, wanneer ook de regels minder ascetisch waren dan in het klooster. De door Pepijn begonnen liturgiehervorming naar Romeins voorbeeld werd verder doorgevoerd. Het doel was het oorspronkelijk aan paus Gregorius de Grote]] toegeschreven Sacramentarium in plaats van het in de 8e eeuw in omloop gekomen zogenaamde iunggelasianische Sacramentarium in te voeren. Paus Adrianus I zond op vraag van Karel een modelexemplaar naar Aken, het Sacramentarium Gregorianum-Hadrianum. Benedictus van Aniane of Alcuinus schreef ter aanvulling op het geheel op de Romeinse kerkdienst afgestemde Gregorianum-Hadrianum het Supplementum Anianense.
Het eertijds volkomen uiteenlopend geldwezen werd eveneens hervormd. De gouden standaard werd opgegeven, de zilveren denarius als over het hele rijk geldende en voorkomende valuta ingevoerd. Eén solidus respectievelijk schilling was 12 denarii; één pond (libra), waarvan het gewicht tegenover de antieke maatstaf werd verhoogd, kwam overeen met 20 solidi.[65] In Karels muntverordening werd vastgelegd, dat uit een pond zilver 240 penningen (denarius) moesten worden geslagen. De Angelsaksische koning Offa van Mercië nam in die tijd deze regeling over, die in Engeland tot 1971 van kracht was.[66]
Dood en opvolging
Naar oud Frankisch gebruik regelde Karel in 806 zijn opvolging door een rijksdelingsplan, de zogenaamde Divisio Regnorum. Nadat zijn beide oudere zonen echter jong gestorven waren, verhief Karel in 813 zijn – naar toenmalige begrippen – enige legitieme erfgenaam Lodewijk de Vrome tot medekeizer.[67] In 814 volgde hij zijn vader op.
Na een 47-jarige heerschappij stierf Karel de Grote op 28 januari 814 in Aken en werd in de paltskapel, de zogenaamde Mariakerk, bijgezet (zie: graftombe). De doodsoorzaak (geïnfecteerd met borstvliesontsteking?) is niet met absolute zekerheid vastgesteld. Einhard vermeldt dat Karel, nadat hij hevige koorts kreeg, waartegen de dokters hem aanraadden te vasten, een ontsteking in de zij zou hebben opgelopen, waarna de verzwakte Karel na een zevendaags ziekbed stierf.[67]
Reeds vroeg zag Karel zich als dé rechtgelovige verdediger en bewaarder van de christenheid. Daarom werd hij in zijn grafschrift geroemd als imperator orthodoxus, die het regnum Francorum (het Frankenrijk) grootmoedig (nobiliter) heeft uitgebreid.[68]
Huwelijken en nakomelingen
Echtgenotes
- Himiltrude (omstreeks 768)[69]
- In 769 huwde hij een dochter van de Langobardenkoning Desiderius, die hij in 770, ten laatste begin 771 verstootte. Zij wordt meestal onder de naam Desiderata vermeld (vermoedelijk heette ze in werkelijkheid Gerperga).[19]
- In 771 huwde hij voor 30 april Hildegard (de gente Suaborum, 758 – 30 april 783), dochter van graaf Gerold van Vintzgouw en Imma, een dochter van de Alemaanse dux Hnabi[70]
- Rond oktober 783 huwde hij met Fastrade (- 10 augustus 794, Frankfurt am Main), dochter van (de vermoedelijk Thürings-Mainfrankische) graaf Radulf[71]
- In 794 of de herfst van 796 huwde hij met Luitgarde (- 4 juni 800), een Alemaanse prinses[72]
Gekende bijvrouwen van Karel de Grote waren:
Afstammelingen
- uit zijn verbintenis met Himiltrude:
- Pepijn de Gebochelde (770 – 811)[75]
- uit zijn huwelijk met Hildegarde:
- Karel de Jongere (772/773 – 811), vanaf 788 koning in Neustrië[76]
- Karloman (773 – 8 juli 810), als Pepijn koning van Italië[77]
- Adalhaid/Adalais (juni 774 – juli/augustus 774, Zuid-Gallië)[78]
- Rotrudis (ca. 775 – 6 juni 810)[79]
- Hludowic/Lodewijk de Vrome (778 – 840)[80]
- Lotharius I (795-855)
- Pepijn I (koning van Aquitanië; 838)
- Rotrude (± 800-?)
- Bertha (?)
- Hildegarde (± 802/804 – 857)
- Lodewijk II († 876)
- Karel II (koning van het West-Frankische Rijk, keizer in 875; – 877)
- Gisela (ca. 820 – 874)
- Lotharius (juni/augustus 778, Chasseneuil bij Poitiers – 779), tweelingbroer van Louis [81]
- Bertha (779/780 – na 14 januari 828),[82] in 814 van het Hof verwezen
Bertha had een verhouding met Karels hofgeestelijke Angilbert, waaruit de kinderen Nithard (790 – 844/45) en Hartnid (813) voortkwamen.[83] Bertha's liaison was de inspiratie voor de sage van Eginhard und Emma (Wilhelm Busch).[84] - Gisela (voor mei 781 – na 800)[85]
- Hildegard (na 8 juni 782 – tussen 1 en 8 juni 783)[86]
- uit zijn huwelijk met Fastrada:
- Theodrada (ca. 785 – 9 januari 844/853, klooster Schwarzach am Main), voor 814 abdis van Argenteuil[79]
- Hiltrude (ca. 787 – na 800)[87]
- van een onbekende vrouw:
- Hruodhaid (ca. 787 – na 800)[74]
- uit zijn verbintenis met Madelgarde:
- Ruothild (- 24 maart 852), abdis van Faremoutiers[88]
- uit zijn verbintenis met Regina:[74]
- Drogo (17 juni 801 – 8 december 855), vanaf 818 geestelijke, in 820 Abt van Luxeuil, vanaf 823 bisschop van Metz, vanaf 834 aartsbisschop en aartskapelaan van Lodewijk de Vrome
- Hugo (802/806 – 14 juni 844), vanaf 818 geestelijk, monnik in de abdij van Charroux, vanaf 822/823 abt van Saint- Quentin, vanaf 836 Abt van Saint-Bertin, vanaf 834 tot 840 aartskanselier van Lodewijk de Vrome
- uit zijn verbintenis met Addelinde:
- Theoderich (807 – na 818), in 818 geestelijke geworden[74]
Culturele betekenis
Karolingische renaissance
Zie Karolingische renaissance voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
Karels heerschappij staat op cultureel vlak bekend als de periode van de zogenaamde Karolingische renaissance. Kunst, literatuur en architectuur kenden een ongewone opleving.
Karel bracht de belangrijke geleerden van zijn tijd aan zijn hof bijeen, onder wie de Angelsaksische geleerde Alcuinus als hoofd van de Domschool van Aken, de Langobarden Paulus Diaconus en Petrus van Pisa, de Visigoten Theodulf van Orléans en Angilbert en Einhard (ook wel Eginhard genoemd). Hildebold, de eerste aartsbisschop van Keulen, was Karels kanselier en aartskapelaan van zijn hof. De door Karels hof ingevoerde Karolingische minuskel (Carolina), een uit kleine letters bestaand boekschrift, was onder andere het voorbeeld voor het vandaag de dag nog veelgebruikte lettertype Antiqua. Er ontstond onder het waakzame oog van de keizer voor enkele decennia een intellectueel centrum met een zeer stimulerende sfeer en een uitstraling die reikte tot in alle uithoeken van het rijk. Haar vitaliteit en creativiteit had het te danken aan de persoonlijke interesse van de heerser evenals het engagement van de daardoor aangespoorde geleerden, literatoren en kunstenaars, maar vooral aan het feit dat een onderwijsconcept de gemeenschappelijke grondslag vormde, namelijk het geloof in de intrinsieke waarde van onderwijs buiten het nut ervan voor machtspolitieke, kerkelijke, theologische of economische doelen.
De septem artes liberales, waarvan het volledige herstel van het in de late oudheid ontwikkelde concept het doel was, vormden zeker geen doelgerichte, op onmiddellijke aanwendbaarheid van technische vaardigheden gerichte afgesloten leerprogramma's, maar verschaften een formele vorming met een taalkundig-literair zwaartepunt als uitgangspunt voor een levenslang leren, ook na het afsluiten van de eigenlijke vormingsfase, opdat het voor leidinggevende en verantwoordelijke functies geschikte persoonlijkheden met de nodige algemene vorming en dienovereenkomstig verruimde intellectuele horizon zou voortbrengen. „Mij is het duidelijk voldoende om de wijsheid om haarzelf na te streven.“, zo vatte de mogelijk meest uitgesproken „humanist“ onder de Karolingische geleerden, Lupus van Ferrières, in zijn beroemde voorstellingsbrief aan Einhard[89] rond 830 weemoedig op de gouden tijd onder Karel de Grote terugblikken deze onder Lodewijk de Vrome reeds weer bedreigde vormingsidee van de Karolingische renaissance vol zorgen om de toekomst als het ware bezwerend samen. Dat dit niet louter lippendienst was, laat zich aan de werken aflezen, met dewelke zich Lupus en andere zijnsgelijken bezighouden en die zij zelf schreven.
Volgens Einhard[90] was Karel de Grote ook in de instandhouding van zijn moedertaal (lingua propria) zeer geïnteresseerd, met andere woorden de West-Germaanse idiomen van de Franken (vgl. Ripuarisch, Moezelfrankisch, Frankisch, Oudhoogduits). Zo gaf Karel aan zijn geleerden de opdracht om een grammatica voor zijn moedertaal op te stellen.[90] Daarbij kan het ook slechts om een letterkundig werk zijn gegaan. Daarenboven liet Karel „barbaarse“ (d.i. in het Germaanse respectievelijk de volkstaal) „en zeer oude (helden)lieden, in dewelke de daden en oorlogen van oude koningen werden bezongen, opschrijven“.[90] In welke taal en onder welke vorm dit werd neergeschreven (in het Latijn of het Oudhoogduits, als regesten of in liedvorm), is onduidelijk. Deze verzameling is om onbekende redenen niet bewaard gebleven. Karels zoon Lodewijk de Vrome werd in de nieuwe tijd menigmaal ten onrechte voor het verlies ervan verantwoordelijk geacht.[91] Bij Einhard wordt verder ook vermeld, dat Karel de Latijnse benamingen van de winden en de maanden zelfs in het Frankische vertaalde, zo noemde hij januari wintermaand (Wintarmanoth), mei weidemaand (Wunnimanoth), december heiligemaand (Heilagmanoth).[90] Ook werd voor een verzameling van de belangrijkste wetteksten, zowel van het volks- en stamrecht alsook van de Capitularia, gezorgd. Belangrijke kerkelijke tekst zoals de Latijnse Bijbel, de zogenaamde Vulgata, de regel van Benedictus en het Sacramentarium van Paus Gregorius de Grote werden van taalkundige verloedering gereinigd en in modelexemplaren voor verveelvoudiging beschikbaar gesteld. Door de hofbibliotheek werden zeldzame teksten aan de kathedraal- en kloosterbibliotheken ter afschrift ter beschikking gesteld. Boekenbestanden werden in boekenlijsten opgenomen en desideratalijsten opgesteld. Al deze activiteiten beoogden allereerst ooit de systematische sortering, registratie en inventarislijst van de gehele overgeleverde cultuurtraditie, om op dit fundament te kunnen verder bouwen.
Kerken en kloosters, paltsen en paleizen
Einhard (Karels biograaf en leider van de Domschool als opvolger van Alcuinus, die in 796 het hof verliet en abt van Saint-Martin de Tours werd – mogelijkerwijs hield zijn overstap verband met zijn openlijke kritiek op de koning zijn houding tegenover de Saksen[92]), spreekt ook over zijn omvangrijke bouwactiviteit. In de eerste plaats wordt daarmee de „wonderbare“ Paltskapel in de Akener koningspalts bedoeld, die in de laatste 20 jaar van zijn leven zijn lievelingspalts werd, bij wijze van spreken een soort van „hoofdstad“ ten Noorden van de Alpen. Voor deze zou hij zelfs zuilen en grootse Marmerstukken uit Rome en Ravenna hebben laten overbrengen.[93] Ook een ruiterstandbeeld van Theoderik de Grote liet hij uit Ravenna naar Aken overbrengen, waar Walahfrid Strabo in zijn gedicht De imagine Tetrici postuum kritiek op uitte. Daarnaast vermeldt Einhard ook een houten brug over de Rijn bij Mainz, die echter al snel weer was afgebrand, zoals ook de bouwaanvang van een tweede paleis bij Ingelheim en Nijmegen.[94]
Kloosters werden onder andere in Sankt Gallen (het huidige Zwitserland) en op het eiland Reichenau (Bodenmeer) (zie ook: Abdij van Reichenau), in het ingelijfde Beieren in St. Emmeram bij Regensburg, in Freising en aan de Tegernsee (belangrijkste Benedictijnenabdij van Opper-Beieren, in 817 tot de meest welgestelde kloosters in het rijk van keizer Lodewijk de Vrome gerekend), in het huidige Oostenrijkse Mondsee (daar was ook Salzburg sinds de Avarenoorlogen van 791 tot 799 een centrum van de Missie) alsook in Fulda en in Trier opnieuw gesticht, tot abdijen verheven of ondergingen een aanzienlijke stijging in hun aanzien. Zij werden de drijvende kracht van de onderwijshervorming, die door Karel was begonnen, en werden derhalve veelvuldig uitgebouwd en uitgebreid. Voor de Abdij van Sankt Gallen bijvoorbeeld was de periode van de 9e tot de 10e eeuw een Gouden Tijdperk. Het daar omstreeks 790 ontstane Latijns-Duitse woordenboek Abrogans wordt beschouwd als het alleroudste Duitse boek. Ten slotte waren het ook monniken, die begin 9e eeuw de edelroos naar Midden-Europa invoerden en de tuinbouw in het algemeen aanzienlijk professionaliseerden.[95]
Capitulare de villis
Een gekende bron voor de economische geschiedenis (in het bijzonder die van de land- en tuinbouw), is de landgoederenverordening Capitulare de villis vel curtis imperii, die door Karel de Grote als een gedetailleerd voorschrift over het beheer van de kroondomeinen werd afgekondigd. In hoofdstuk 70 van de Capitulare worden 73 voedingsgewassen (inclusief geneeskruiden) en 16 verschillende fruitbomen beschreven, die in alle keizerlijke landgoederen door de beheerders waren aan te planten.[96] In dit document werd ook aangedrongen op het bijhouden van een geschreven administratie en een regelmatige verantwoording van het beheer.
Karel de Grote in de middeleeuwse literatuur
Over het leven en werken van Karel de Grote ontstonden na zijn dood vele sagen, onder andere de Karelromans en chansons de geste (Roelandslied). Als Latijnse tegenhanger van het Oud-Franse Roelandslied werd tussen 1130 en 1140 de Historia Karoli Magni et Rotholandi geschreven.[97] Naast het Roelandverhaal beval de pseudo-Turpijn de legende, dat Karel de Grote naar het graf van Sint-Jakobus in Santiago de Compostela was gegaan en het van de Saracenen had bevrijd. De historische Karel de Grote daarentegen is niet naar Compostela gekomen, en zijn strijd in Noord-Spanje in 778 verliep niet zeer roemrijk (Zie: Krijgstochten tegen de Moren). Omstreeks 1200 werd de Historia Karoli Magni et Rotholandi door een onbekende auteur onder de titel Karolellus in hexameters overgezet.[98]
Daarnaast ontstond in de Hoge Middeleeuwen de legende, dat Karel de Grote naar het Heilig Land was getrokken, de Heidenen uit Jeruzalem had verdreven en hiervoor was beloond met waardevolle relikwieën, waaronder de Doornenkroon van Christus. Nadat het motief van de Karel de Grote zijn reis naar het Oosten reeds in de Chronicon van Benedictus monachus (Benedictus van Sant'Andrea del Soratte) aan het eind van de 10e eeuw opduikt, komen we de volledig uitgewerkte legende voor het eerst tegen in de in 1053/54 in het klooster van Saint-Denis opgestelde Descriptio clavi et corone domini ("Beschrijving van de nagel [van het Kruis] en de [Doornen-]kroon van de Heer").[99] De historische Karel de Grote is echter nimmer naar Jeruzalem afgereisd, maar had in werkelijkheid voor zijn diplomatieke inspanningen voor het welzijn van de christenen in het Heilige Land enige relikwieën uit het Heilig Graf gekregen.[100]
De graven van de Züricher stadspatronen Felix en Regula zouden door Karel de Grote zijn herontdekt. Deze had ooit eens een hert van Aken tot aan Zürich achtervolgd, toen zijn paard plotseling door de knieën ging, om de graven van de heiligen reverentie te bewijzen. Karel had daarop het gebeente laten opgraven en ter ere van de heiligen de kerk en de proosdij Grossmünster gesticht. De graven van de Heiligen waren tot de Reformatie in de zogenaamde Zwölfbotenkapelle toegankelijk voor de pelgrims. In diezelfde kapel werden ook relikwieën van Karel de Grote bewaard, die in 1233 naar Zürich waren overgebracht.
Frankische romans
Zie Frankische roman voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
De Frankische of Karelromans (ook wel Karelepiek genoemd) met Karel de Grote als centrale figuur zijn de oudste soort ridderromans. Originele versies uit de tijd waarin deze teksten werden geschreven bestaan nauwelijks. Wat we nu kennen zijn ofwel fragmenten ofwel complete, maar omgewerkte versies die pas werden gedrukt in de 15e en 16e eeuw. Wat deze Karelromans gemeenschappelijk hebben is dat ze zich elk baseren op een Franse chanson de geste ("heldenlied").[101]
Zo gaat het Middelnederlandse Roelantslied uit het begin van de 13e eeuw terug op het Franse Chanson de Roland dat dateert van ca. 1100.[102] Hierin wordt verteld hoe de achterhoede van Karels leger door moslims wordt aangevallen. Als christelijke helden worden hier Roelant en Olivier opgevoerd, en natuurlijk worden ook de Spaans-Arabische moslims (de Saracenen) als krijgshaftig voorgesteld. In werkelijkheid vond deze historische gebeurtenis plaats in de Pyreneeën bij Ronceveaux, en de aanvallers en overwinnaars waren geen moslims maar Basken.
Reinout van Montalbaen baseert zich op het Franse Renaud de Monteban en verhaalt over de ruzie en de strijd tussen Karel de Grote en de familie van de Graaf van Aymont, wiens kinderen bekend zijn als de vier Heemskinderen (van 'Haymijns kinderen').[103] Dankzij hun wonderpaard Beyaert en met de bescherming van ridder Malegijs, maken zij het Karel flink lastig, maar uiteindelijk moeten ze zich onderwerpen aan het feodale gezag. Voor het ros Beyaert, het lievelingsdier van Reinout, de jongste van de vier heemskinderen, loopt het niet zo goed af, want Karel eist als teken van onderwerping dat het paard verdronken wordt in de Maas. Van deze epische tekst bezitten we echter nog slechts fragmenten. Het verhaal is ons wel overgeleverd uit een in de late middeleeuwen gedrukte prozatekst met de titel De historie van de vier Heemskinderen.
Karel ende Elegast uit de 13e eeuw is mogelijk de bekendste roman van deze groep. Over de auteur weten we niets. Het thema is hier het belang van feodale trouw en vertrouwen in God.[104] We zouden daaruit kunnen afleiden dat het verhaal waarschijnlijk bedoeld was om in aristocratische kringen te worden voorgedragen. Het onderscheidt zich van andere Karelepiek doordat er veel minder in gevochten wordt en ook omdat het zo kort is: slechts 1414 versregels.[105] Vandaar dat sommige letterkundigen het eerder als een soort novelle (een korte vertelling) beschouwen dan als een epos.[106]
Girart de Vienne uit de 12e eeuw werd geschreven door Bertrand de Bar-sur-Aube en gaat over de vete tussen Karel de Grote en de vier zonen van Garin de Monglane: Girart de Vienne, Hernaut de Biaulande (de oudste), Milon de Puglia (Apulië) en Renier de Geneva (Genève). Aan de jonge Girart was door Karel de weduwe van de Bourgondische hertog beloofd, maar toen Karel haar zag wilde hij haar zélf trouwen. De hertogin verkoos Girart, maar Girart wilde wachten. Toen koos de hertogin verontwaardigd er voor om met Karel te trouwen. Uit wraak zette zij, in haar bruiloftsnacht, toen Girart Karel de voet wilde kussen, omdat hij Vienne had gekregen, haar voet voor die van Karel. Girart kuste dus, zonder dat hij dat wist, haar voet en dat hield ze niet geheim. Die schande moest gewroken worden. De jonge Aymeri, later Aymeri de Narbonne, Girart's neef en zoon van Hernaut de Biaulande, nam wraak en doodde de koningin bijna met een mes. Ze dook op tijd weg. Aymeri keerde daarop terug naar Vienne, de stad van zijn oom Girart. Toen werd Vienne zeven jaar door Karel de Grote belegerd. Op een eiland in de Rhône streden Roland (Roeland), Karel's neef en Olivier, Girart's neef – hij was de zoon van Renier van Geneva – in een tweekamp om het conflict te beslechten. Aude, Olivier's zuster en Roeland's geliefde, keek toe. Een engel beëindigde het gevecht en zei dat er vrede moest worden gesloten. Pas later, toen Karel op zwijnejacht was en hij door mannen van Vienne werd omsingeld, ging hij op het vredesverzoek in. Tijdens het feest in Vienne werd besloten dat Aude met Roeland zou trouwen. Daar is het nooit van gekomen, omdat de Saracenen Francia binnenvielen en de Slag bij Roncevaux in 778 een einde aan Roeland's leven maakte.[107]
Huon de Bordeaux uit de 13e eeuw gaat over Huon, de zoon van de overleden graaf Seguin, die in 796 naar het hof van Karel de Grote in Parijs wordt gestuurd. Onderweg wordt hij overvallen door Charlot (Karel de Jongere), op advies van Amaury (familie van de verrader Ganelon). Huon doodt Charlot uit zelfverdediging. Als straf wordt Huon verbannen en moet hij de Admiraal Gaudys van Babylon vier van zijn tanden uittrekken en bovendien diens baard meenemen. Ook moet hij Claramond, zijn dochter, drie maal kussen. Huon krijgt hulp van Oberon de Feeënkoning, Garin van St. Omers en Gerames. Huon slaagt in zijn missie. Teruggekomen wordt hij in de val gelokt door zijn jongere broer Gerard en diens schoonvader Guibert (Gybouars), graaf van Sicilië. Zij willen hem, beroofd van zijn schatten, door Karel laten veroordelen. Die besluit tot zijn dood, boos als hij nog altijd is om het verlies van Charlot. Maar dan verschijnt Oberon, die Gerard zijn valse daden laat opbiechten. Gerard en Gybouars worden opgehangen en Huon krijgt Bordeaux terug en wordt paladijn van de keizer. Na vier jaar mag Huon bij Oberon verschijnen om diens kroon over te nemen en zelf koning van Feeënland te worden.[108]
Voortleven in de herinnering
Onder de middeleeuwse heersers neemt Karel de Grote ook met betrekking tot de omvang en het belang van zijn voortleven in de herinnering een unieke positie in, in vergelijking met Otto de Grote, Frederik Barbarossa of Frederik II.[109] Deze begint strikt genomen reeds met de ter bewaring van de memoria (herinnering) en de verzekering van de gebedsherdenking opgerichte graftombe in de Paltskapel te Aken.
Graftombe
Nadat Karel de Grote op 28 januari 814 was overleden, werd hij begraven in zijn eigen kapel te Aken, die de kern van de huidige kathedraal vormt.[68]
Het lichaam van Karel de Grote is al enige malen gezien, doordat de sarcofaag en zijn latere grafkist enkele malen werden geopend. Voor de eerste maal gebeurde dat in 1166. Toen werd de talisman van Karel de Grote gevonden.[110] In werkelijkheid lag het skelet in een hergebruikte Romeinse sarcofaag.
Karel de Grote werd nog op zijn sterfdag zelf in de Paltskapel van Aken bijgezet.[68] De precieze plaats is onbekend. Lange tijd gold het eenmalige atrium (d.i. het huidige westelijk deel van de Dom van Aken) als de meest waarschijnlijke plaats. Evenwel werd tijdens een drie jaar durende zoektocht (tot mei 2010) geen graf in de buurt van de huidige dom gevonden. De oudste vondsten in het huidige westelijk deel werden tot de 13e eeuw gedateerd en zijn dus duidelijk jonger dan een mogelijk graf van Karel de Grote. Volgens sommige archeologen bestaat echter de mogelijkheid dat het graf nog verder westwaarts, onder het huidige domhof, kan liggen.[111]
Volgens Einhard richtte men over het graf een vergulde arcadeboog met een standbeeld (van Karel de Grote) en een inscriptie op.[68] Dit monument werd vermoedelijk kort voor de Noormanneninval van 882 verwijderd, waardoor Karels graf niet gevonden en geplunderd kon worden. Bij zijn oponthoud in Aken in mei 1000 liet Keizer Otto III het graf van Karel de Grote zoeken en openen. Volgens enkele bronnen werd bij deze grafopening Karels lijk in zittende houding en in ongeschonden staat in een grafkamer aangetroffen.[112] De geloofwaardigheid van dit relaas heeft voor grote controverse gezorgd, aangezien een bijzetting van Karel gezeten op een troon in 814 zeer ongebruikelijk zou zijn geweest en ook niet door de archeologische bevindingen wordt ondersteund.
Bij Karels heiligverklaring in 1165 en de daarmee verbonden elevatio moest zijn graf een tweede maal worden gezocht. Keizer Frederik I Barbarossa had daarbij een „goddelijke ingeving“ om het ter bescherming tegen vijanden onherkenbaar gemaakte graf terug te vinden.[113] Barbarossa's kleinzoon Frederik II bracht in 1215 het gebeente van Karel de Grote over in de vergulde Karelschrijn, die vandaag de dag in het koor van de dom van Aken staat.
Omstreden is wanneer Karels gebeente in de eveneens beroemde, vandaag de dag in de domschatkamer van Aken opgestelde Romeinse Proserpinasarcofaag uit de 2e eeuw, is bijgezet. Hägermann houdt een in 814 plaatsgevonden bijzetting van Karel in deze sarcofaag voor twijfelachtig, daar voor 814 de teraardebestelling van Karel wel is gedocumenteerd, maar dat geldt niet voor de marmeren sarcofaag. Bovendien is het onwaarschijnlijk dat men een zo prachtig met reliëf versierde sarcofaag in de kerkbodem verzonk. Hägermann vermoedt daarom, dat de Proserpinasarcofaag pas in 1165 na de blootlegging van het graf van Karel de Grote door Frederik I Barbarossa ter bewaring van het gebeente van Karel werd gebruikt, tot deze dan later deels in de vergulde Karelschrijn, deels in een armreliquiarium wordt bewaard.[114]
Heiligverklaring
Op initiatief van keizer Frederik Barbarossa werd Karel de Grote op 29 december 1165 door Reinald van Dassel, aartsbisschop van Keulen, met de goedkeuring van de tegenpaus Paschalis III, heilig verklaard.[4] Deze heiligverklaring werd niet geaccepteerd door paus Alexander III, waardoor zijn feestdag (28 januari) niet officieel werd erkend. Maar de curie heeft daarna nooit bezwaar gemaakt tegen deze heiligverklaring, en sinds 1176 wordt de verering van Karel de Grote als Zalige in de steden Aken en Osnabrück door de Katholieke Kerk eerder getolereerd.[115] De Karelverering kende haar hoogtepunt in de late middeleeuwen. Tot op de dag van vandaag dragen kerken Karels naam, zoals de parochiekerk in het Westfaalse Wiedenbrück St. Caroli Magni et beati Aegidii.
In de Dom van Aken en in de Dom van Frankfurt wordt jaarlijks op 28 januari een Karlsamt naar een uit de 15e eeuw overgeleverd liturgie gehouden.[116] Onderdeel van de Karlsamt zijn de Urbs Aquensis (of Karlssequenz), een Latijnse lofzang op de stad en de keizer alsook de eveneens Latijnse Kaiserlaudes met lofbetuigingen aan Christus en voorbidden voor Kerk, paus, bisschop, het Duitse volk en alle regeerders. De preek wordt door een lid van een Europese bisschoppenconferentie gehouden.
Anders dan in de Rooms-Katholieke Kerk werd de gedenkdag van Karel de Grote op 28 januari door de Evangelische Kerk in Duitsland officieel erkend: het is sinds de opstelling van de Evangelische naamkalender in 1969 in deze opgenomen.[117]
Visuele voorstellingen
Er zijn geen contemporaine beeltenissen van Karel de Grote overgeleverd. Een van de oudste voorstellingen van Karel is afgebeeld in het Sacramentarium van Karel de Kale van rond 870, dat hem in Karolingische kleding toont en biedt aldus een representatieve voorstelling van een hoogadellijke persoon uit de tijd van de Karolingen (zie hiernaast). Een kopie uit de 10e eeuw naar ene verloren origineel uit de tijd van Lodewijk de Vrome toont Karel de Grote in dispuut met koning Pepijn van Italië. Uit de tijd van Karel de Kale (jongere School van Metz, ca. 870) stamt de beroemde bronzen ruiterstatuette van het Louvre in Parijs, die waarschijnlijk als een herdenkingsbeeld van Karel de Grote, mogelijkerwijs echter ook als een voorstelling van Karel de Kale zelf is te bestempelen.
Sindsdien werden telkens in een aan de stijl van die tijd beantwoordende beeldtaal over Karel de Grote en zijn uiterlijk voortgebracht, die echter niets met de werkelijkheid hadden te doen, maar zijn daardoor belangrijke getuigenissen van de receptiegeschiedenis en als projecties van hunkeringen, legitimatiebehoeftes en machtsfantasieën van de toenmalige tijd op de eigen geschiedenisbeelden te zien. Typisch voor deze voorstellingen van de historieschilderkunst, die sinds de 19e eeuw, het tijdperk van het historisme, met een wetenschappelijke waarheidsaanspraak optrad – theoretici van deze beweging als Max Schasler[118] beriepen zich op de categorie van het waarschijnlijke – en aldus ingang in de geschiedenisboeken van die tijd vond, zijn bijvoorbeeld Albrecht Dürer's afbeeldingenplaat, dat zich tegenwoordig in het Germanisches Nationalmuseum bevindt, of de fresco's van Alfred Rethel in de raadhuiszaal te Aken (ontworpen 1840-45;[119] realisatie 1847-51; nadat Rethel was ziek geworden voltooiing van de cyclus door Rethel's leerling Joseph Kehren in afwijkende stilisering). Ook in de Römer in Frankfurt (Philipp Veit) en in de Münchner Residenz (Julius Schnorr von Carolsfeld) ontstonden destijds Keizerzalen met beeltenissen van Karel de Grote.[120]
Johann Nepomuk Zwerger had in 1843 voor de Oude Brug in Frankfurt am Main een historiserende standbeeld van Karel de Groten gemaakt, duidelijk in navolging van het portret van Dürer.
Opvallend is de reeds in de tijd van de Ottonen letterlijk te verstane verheffing van zijn persoon.
Van Europees belang is de in 1996 gevonden gouden solidus, de tot nu toe enige gevonden goudmunt met de beeltenis van Karel de Grote, die in het museum van de Keizerpalts Ingelheim wordt bewaard.[121]
Voorbeelden van standbeelden en monumenten van Karel de Grote:
- Zandstenen standbeeld van Gustav Blaeser voor de in 1850/51 door Ludwig Ferdinand Hesse gemaakte „Dreikönigstor“ in het park van de Friedenskirche in het slotpark Sanssouci in Potsdam
- Zandstenen standbeeld van Ernst Rietschel aan de zuidkant van de Gemäldegalerie in Dresden
- Zandstenen standbeeld van Johann Nepomuk Zwerger voor het Historisches Museum in Frankfurt am Main; dit werd in 1843 voor de duizendste gedenkdag van de rijksdeling in het Verdrag van Verdun gemaakt en stond oorspronkelijk op de Oude Brug, om aan de mythische stichter van de stad te herinneren.
Een gedenkplaat voor hem werd opgenomen in het Walhalla bij Regensburg.
Uiterlijk
Bestand:Cquote1.svg Hij was van lichaam groot en krachtig, van gestalte buitengewoon (groot), die toch de normale (verhoudingen) niet overschreed – want zijn lengte is geweten zeven (keer) de afmeting van zijn (eigen) voeten te zijn geweest -, de top van zijn hoofd (was) rond, (zijn) ogen buitengewoon groot en levendig, (zijn) neus een weinig het middelgrote overstijgend, mooi grijs haar, vrolijk en opgewekt van gelaat. Aldus verwierf hij door zijn uiterlijk meer autoriteit en waardigheid (uit) zowel staand als zittend; hoewel zijn nek dik en kort (was) en (men) zijn vooruitstekende buik kon zien, werd dit echter door de gelijkmatigheid van zijn overige lichaamsdelen verhuld. Zijn manier van lopen (was) zeker en heel zijn uiterlijk was mannelijk; zijn stem (was) inderdaad helder, maar dit was minder dan men (op basis van) zijn lichaamsbouw zou verwachten. Bestand:Cquote2.svg |
|
Er zijn geen gelijkende portretten van Karel bekend, maar van wat zijn biograaf Einhard heeft nagelaten is bekend dat hij – zeker voor zijn tijd – bovengemiddeld groot was met zijn lengte van zeven voeten, waar zes voeten normaal was (en nog altijd is). Doordat zijn skelet in Aken is bewaard gebleven, hebben archeologen in 1861 zijn skelet kunnen nameten. Ze laten zien dat Karel 1,92 m lang was en uitzonderlijk forsgebouwd.[122] Een recente studie (2010) van het scheenbeen van Karel de Grote stelt dat hij tussen 1,79 en 1,92 m lang moet zijn geweest.[123] Vooral in een tijd waarin de gemiddelde man 1,69 m mat, was dit bijzonder groot.
De naam als titel
Net zoals de eigennamen van Caesar en Augustus later heerserstitels werden, vond vermoedelijk ook de naam van Karel de Grote ingang in vele Slavische talen: zo is van de Latijnse vorm Carolus het Russische korol, het Poolse król, het Tsjechische král en het Servische, Kroatische en Sloveense kralj afgeleid dat "koning" betekent.[124] De Turkse term kral voor koning is eveneens afgeleid van Karel de Grote zijn naam.[125]
Herontdekte, mogelijke Karelstroon
In februari 2005 ontdekte de archeologe Mechthild Schulze-Dörrlamm van het Römisch-Germanisches Zentralmuseum in Mainz in een magazijn van het Landesmuseum Mainz het fragment van een met randdecoratie versierde armleuning van een kalkstenen zetel, die overkomend als koningstroon, in deze context mogelijk Karel de Grote, wordt gezien.[126] Tegen deze interpretatie kan worden ingebracht, dat Mainz niet geattesteerd is als Karolingische keizerpalts.
Op grond van de decoratie werd het fragment in de tweede helft van de 8e eeuw gedateerd. Daarmee was het mogelijkerwijs deel van een troon, die ouder dan Karel de Grote's koningstroon van Aken zou zijn (deze gold lange tijd als oudste troon op het grondgebied van het huidige Duitsland).
Het fragment lag na zijn opgraving in 1911 zonder herkend te worden in het magazijn van het museum. De vondst werd gedaan in de binnenstad van Mainz. De vindplaats lag in de buurt van de in 1880 bij straatwerken ontdekte keizerinnensieraden uit het midden van de 11e eeuw alsook in de buurt van een andere schatvondst uit 1904.
Noten
- ↑ 1,0 1,1 Vgl. K.F. Werner, Das Geburtsdatum Karls des Großen, in Francia 1 (1973), pp. 115-157, M. Becher, Neue Überlegungen zum Geburtsdatum Karls des Großen, in Francia 19 (1992), pp. 37-60. Werner pleit voor 747 als zijn geboortejaar, Becher voor 748. In het oudere onderzoek werd 742 vaak als geboortejaar genomen, maar in het recentere onderzoek neigt men meer naar 747/48, vgl. R. McKitterick, Charlemagne: The Formation of a European Identity, Cambridge, 2008, p. 72.
- º Necrologium Augiae Divitis, 28 ianuarius, p. 273; Das Martyrolog-Necrolog von St. Emmeran zu Regensburg, 28/1, p. 215; Necrologium monasterii Sanctorum Petri et Andreae Novalicii, V Kal. Febr., p. 292, Necrologium S. Andreae Taurinensis, V Kal. Febr., p. 319; Necrologium monasterii Superioris Ratisbonensis, 28 ianuarius, p. 336, Liber memorialis Romaricensis, p. 4; Annales Necrologici Fuldenses, a. 814, p. 170; Notae necrologicae Bernoldi, 28 ianuarius, p. 657; Annales Regni Francorum 814 [p. 140] (= B. W. Scholz; B. Rogers (vert.), Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories, Ann Arbor, 1972, p. 97); Einhard, Vita Karoli Magni 30; Thegan, Gesta Hludowici imperatoris 7, p. 186; Astronomus (anoniem), Vita Hludowici imperatoris 20, p. 344; Annales Fuldenses 814 (= G. H. Pertz (red.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, I, Hannover, 1826, p. 356); Annales Marbacenses, p. 18; Andreas van Bergamo, Chronicon of Historia, p. 224; Annales Xantenses, a. 814, pp. 4-5; Annales Hildesheimenses 46, p. 15; Bernoldi Chronicon, a. 814, p. 419; Herimanni Augiensis chronicon, a. 814, p. 103; Ademari Cabannensis Chronicon II 25, p. 111; Il Chronicon di Benedetto monaco di S. Andrea del Soratte, p. 123; Catalogus regum Langobardorum et Italicorum Lombardus C, p. 510, D, p. 511, F, p. 509; Cronaca di Novalesa III 27, pp. 176-178.
- ↑ 3,0 3,1 Annales Regni Francorum 768 (= B. W. Scholz; B. Rogers (vert.), Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories, Ann Arbor, 1972, p. 46).
- ↑ 4,0 4,1 C. Baronius, Annales ecclesiastici denuo excusi et ad nostra usque tempora perducti ab Augustino Theiner, XIX, Baarle-Hertog, 1869, p. 265.
- º Karolus Magnus et Leo Papa, vv. 504f: Rex, pater Europe, et summus Leo pastor in orbe – Congressi, inque vicem vario sermone fruuntur.
- º D. Hägermann, Karl der Große: Herrscher des Abendlandes. Biographie, Berlijn, 2000, p. 9.
- º Entstehungsgeschichte, Karlspreis.de
- º Vooral Einhards biografie en de werken en brieven van Alcuinus.
- º Vooral omdat Einhard de kennis die hij hier mogelijk over had, niet meedeelt in zijn werk.
- º Einhard, Vita Karoli Magni 2, Genealogiæ Comitum Flandriæ, Witgeri Genealogica Arnulfi Comitis r. 29 (= L.C. Bethmann (red.), Monumenta Germaniae Historica Scriptores, IX, Hannover, 1861, p. 302), Chartularium Sithiense I 34 (= M. Guérard (red.), Cartulaire de l'abbaye de Saint-Bertin, III, Parijs, 1840, p. 56), Ex Hilduini abbatis libro de Sancto Dionysio r. 6 (= W. Wattenbach (red.), Monumenta Germaniae Historica Scriptores, XV.1, Hanover, 1887, p. 3), Hermannus de institutione monasterii Altahensis rr. 34, 37 (= P. Jaffé (red.), Monumenta Germaniae Historica Scriptores, XVII, Hanover, 1861, p. 369).
- º S. Abel – B. von Simson (red.), Jahrbücher des fränkischen Reiches unter Karl dem Grossen, I, Leipzig, 18882, pp. 14-16.
- º Vita Karoli Magni 4.
- º Annales Regni Francorum 754 (= B. W. Scholz – B. Rogers (vert.), Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories, Ann Arbor, 1972, p. 40).
- º Annales Regni Francorum (revisor) 769 (= B. W. Scholz – B. Rogers (vert.), Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories, Ann Arbor, 1972, p. 47), Kronieken van Fredegar (voortzettingen) LIII [ed. Wallace-Hadrill, p. 121]; Annales Mettenses Priores 768 (= B. von Simson (red.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores rerum Germanicarum in usum scholarum separatim editi, X, Hannover, 1905, p. 55).
- º Annales Regni Francorum (revisor) 769 [ed. Kurze, p. 29], Kronieken van Fredegar (voortzettingen) LIII [ed. Wallace-Hadrill, p. 121]; Annales Mettenses Priores 768 (= B. von Simson (red.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores rerum Germanicarum in usum scholarum separatim editi, X, Hannover, 1905, p. 55).
- º Annales Regni Francorum 769 (= B. W. Scholz – B. Rogers (vert.), Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories, Ann Arbor, 1972, p. 47), Annales Fuldenses 769 (= G. H. Pertz (red.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, I, Hannover, 1826, p. 348).
- º Einhard, Vita Karoli Magni 5, Annales Regni Francorum (revisor) 769 (= B. W. Scholz – B. Rogers (vert.), Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories, Ann Arbor, 1972, p. 47-48).
- º Eigil van Fulda, Vita Sturmi 22 (= G. H. Pertz (red.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, II, Hannover, 1829, p. 376).
- ↑ 19,0 19,1 19,2 Einhard, Vita Karoli Magni 18; Annales Fuldenses 770 (= G. H. Pertz (red.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, I, Hannover, 1826, p. 348).
- º Codex Carolinus nr. 45 (W. Gundlach (red.), Monumenta Germaniae Historica, Epistolae, III, Berlijn, 1892, p. 561).
- º Annales Fuldenses 771 (= G. H. Pertz (red.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, I, Hannover, 1826, p. 348), Annales Sangallenses maiores 771 (= G. H. Pertz (red.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, I, Hannover, 1826, p. 74, Einhard, Annales 771 (= G. H. Pertz (red.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, I, Hannover, 1826, p. 149), Annales Mettenses Priores 771 (= B. von Simson (red.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores rerum Germanicarum in usum scholarum separatim editi, X, Hannover, 1905, p. 57).
- º Annales Mettenses Priores 771 (= B. von Simson (red.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores rerum Germanicarum in usum scholarum separatim editi, X, Hannover, 1905, pp. 57-58). Vgl. Einhard, Annales 771 (= G. H. Pertz (red.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, I, Hannover, 1826, p. 149).
- º Eigil van Fulda, Vita Sturmi 22 (= G. H. Pertz (red.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, II, Hannover, 1829, p. 376).
- º W. von Bippen, Die Hinrichtung der Sachsen durch Karl den Grossen, in Deutsche Zeitschrift für Geschichtswissenschaft 1 (1889), pp. 75–95.
- º Annales Regni Francorum 773 (= B. W. Scholz – B. Rogers (vert.), Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories, Ann Arbor, 1972, p. 49).
- º Annales Sangallenses Maiores 774 (= G. H. Pertz (red.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, I, Hannover, 1826, p. 75).
- º Annales Laurissenses Maiores 774 (= G. H. Pertz (red.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores rerum Germanicarum in usum scholarum separatim editi, VI, Hannover, 1895, p. 38), Annales Sangallenses Maiores 774 (= G. H. Pertz (red.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, I, Hannover, 1826, p. 75).
- º DD Kar. I 80-81 (E. Mühlbacher (red.), Die Urkunden Pippins, Karlmanns und Karls des Großen, Hannover, 1906, pp. 114-116).
- º Annales Regni Francorum 777-778 (= B. W. Scholz – B. Rogers (vert.), Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories, Ann Arbor, 1972, pp. 55-56).
- º De aanvallers worden in het beroemde Roelantslied Saracenen genoemd, in feite ging het om Basken: Annales Regni Francorum 778 (herziene versie) (= B. W. Scholz – B. Rogers (vert.), Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories, Ann Arbor, 1972, p. 56), Einhard, Vita Karoli Magni 9.
- º Einhard, Vita Karoli Magni 9.
- º Divisio regnorum c. 3 (= G. H. Pertz (red.), Monumenta Germaniae Historica, Capitularia regum Francorum, I, Hannover, 1883, nr. 45, p. 127.
- º Annales Regni Francorum 781 (= B. W. Scholz – B. Rogers (vert.), Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories, Ann Arbor, 1972, p. 59).
- º P. Freedman, Images of the Medieval Peasant, Stanford, 1999, pp. 188-189.
- º Annales Regni Francorum 801 [p. 116] (= B. W. Scholz – B. Rogers (vert.), Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories, Ann Arbor, 1972, p. 82), Einhard, Annales 801 (= G. H. Pertz (red.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, I, Hannover, 1826, p. 190), Vita Karoli Magni 16..
- º Annales Regni Francorum 801-802 [p. 116] (= B. W. Scholz – B. Rogers (vert.), Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories, Ann Arbor, 1972, p. 82).
- º Annales Regni Francorum 786 (= B. W. Scholz – B. Rogers (vert.), Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories, Ann Arbor, 1972, pp. 63-64).
- º Annales Laurissenses Minores 790 (= G. H. Pertz (red.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, I, Hannover, 1826, p. 176).
- º Annales Regni Francorum 811 (= B. W. Scholz – B. Rogers (vert.), Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories, Ann Arbor, 1972, pp. 93-94).
- º Annales Regni Francorum 757 (= B. W. Scholz – B. Rogers (vert.), Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories, Ann Arbor, 1972, p. 42).
- º Annales Regni Francorum 796 (= B. W. Scholz – B. Rogers (vert.), Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories, Ann Arbor, 1972, p. 74).
- º Liber Pontificalis XCVI 13-14, Einhard, Annales 779 (= G. H. Pertz (red.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, I, Hannover, 1826, pp. 185-186).
- º Vita Karoli Magni 28.
- ↑ 44,0 44,1 Annales Laureshamenses 800-801 (= G. H. Pertz (red.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, I, Hannover, 1826, p. 38.
- º Vgl. G. Becht-Jördens, Einharts „Vita Karoli“ und die antike Tradition von Biographie und Historiographie. Von der Gattungsgeschichte zur Interpretation, in Mittellateinisches Jahrbuch 46 (2011), pp. 335-369, hier pp. 360-369.
- º M. Becher, Das Kaisertum Karls des Großen zwischen Rückbesinnung und Neuerung, in H. Leppin – B. Schneidmüller – S. Weinfurter (red.), Kaisertum im ersten Jahrtausend, Regensburg, 2012, pp. 251–270.
- º Oorspronkelijke titel: DD Kar. I 189 (E. Mühlbacher (red.), Die Urkunden Pippins, Karlmanns und Karls des Großen, Hannover, 1906, pp. 253-254); nieuwe keizerlijke titel: DD Kar. I 197 (E. Mühlbacher (red.), Die Urkunden Pippins, Karlmanns und Karls des Großen, Hannover, 1906, pp. 265-266).
- º M. Schmauder, Überlegungen zur östlichen Grenze des karolingischen Reiches, in W. Pohl – H. Reimitz (red.), Grenze und Differenz im Frühen Mittelalter, Wenen, 2000, pp. 60-71.
- º Annales Regni Francorum 808 [p. 126 (= B. W. Scholz – B. Rogers (vert.), Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories, Ann Arbor, 1972, p. 88-89).
- º Annales Regni Francorum 780 (= MGH(Dode link)): ibique omnia disponens tam Saxoniam quam et Sclavos (en daar regelde hij [Karel] alles zowel in Saksen als onder de Slaven).
- º B. Friedmann, Untersuchungen zur Geschichte des abodritischen Fürstentums bis zum Ende des 10. Jahrhunderts, Berlijn, 1986, p. 25 (a, b, c, d, e); G. Labuda, Civitas Dragaviti. Zu den fränkisch-slavischen Beziehungen am Ende des 8. Jahrhunderts, in K.-D. Grothusen – K. Zernack (red.), Europa Slavica-Europa Orientalis. Festschrift für Herbert Ludat zum 70. Geburtstag, Berlijn, 1980, pp. 87-98, hier pp. 87-88; veelomvattend hierover is ook: R. Wagner, Das Bündnis Karls des Großen mit den Abodriten, in Jahrbücher des Vereins für Mecklenburgische Geschichte und Altertumskunde 63 (1898), pp. 89-129.
- º De intronisatie van Drasco wordt in de Annales Mettenses (priores) (804) vermeldt: regem costituit; voor de aanstelling van Witzan, zie: W.H. Fritze, Die Datierung des Geographus Bavarus und die Stammesverfassung der Abodriten, in L. Kuchenbuch – W. Schich (red.), Frühzeit zwischen Ostsee und Donau: Ausgewählte Beiträge zum geschichtlichen Werden im östlichen Mitteleuropa vom 6.bis zum 13.Jahrhundert, Berlijn, 1982, p. 118.
- º Over het belang van de Wilzenveldtocht voor de politiek van de Franken in de Franken, zie: C. Hanewinkel, Die politische Bedeutung der Elbslawen im Hinblick auf die Herrschaftsveränderungen im ostfränkischen Reich und in Sachsen von 887 bis 936. Politische Skizzen zu den östlichen Nachbarn im 9. und 10. Jahrhundert, diss. Westfälische Wilhelms-Universität, 2004, pp. 34-59.
- º Annales Regni Francorum 789: Ibique obsides receptos, sacramenta conplurima.
- º Annales Regni Francorum 804: pagos Transalbianos Abodritis dedit. Deze gouw over de Elbe omvatte Dithmarschen, Stormarn en Holstein.
- º De Annales Regni Francorum (804) vermeldt dat Karel van Göttrik de uitlevering van de gevluchte Noordalbingiërs verlangde perfugis reddendis. Widukind was reeds in 777 naar de Denen kunnen ontkomen.
- º V. Helten, Zwischen Kooperation und Konfrontation: Dänemark und das Frankenreich im 9. Jahrhundert, Keulen, 2011, pp. 41-44.
- º De Annales Regni Francorum (811) spreekt slechts van een vredessluiting met de Denen aan de Eider. Van een grens wordt voor het eerst gesproken door Adam van Bremen in zijn Hamburger Kirchengeschichte uit de jaren 1070.
- º A. Jenkis, Die Eingliederung „Nordalbingiens“ in das Frankenreich, in ZSHG 79 (1955), pp. 81-104.
- º Annales regni Francorum 810.
- º Annales Regni Francorum 806 [p. 121 (= B. W. Scholz – B. Rogers (vert.), Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories, Ann Arbor, 1972, p. 85), Chronicon Moissacense 806 (= G. H. Pertz (red.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, I, Hannover, 1826, p. 308).
- º J. Canning, A history of medieval political thought: 300–1450 (Londen-New York: Routledge, 1996), p. 70
- º M. De Jong, De school van de dienst des Heren: kloosterscholen in het Karolingische Rijk, in R.E.V. Stuip – C. Vellekoop (red.), Scholing in de middeleeuwen, Hilversum, 1995, pp. 62-68.
- º P. J. H. Ubachs, Handboek voor de geschiedenis van Limburg, Hilversum, 2002, p. 60.
- º J.C. Besteman, Scandinavisch gewichtsgeld in Nederland in de Vikingperiode, in E.H.P. Cordfunke – H. Sarfatij (red.), Van Solidus tot Euro: geld in Nederland in economisch-historisch en politiek perspectief, Hilversum, 2005, pp. 34-35.
- º D.P. Kirby, The Earliest English Kings, Londen – New York, 20002, p. 135.
- ↑ 67,0 67,1 Vita Karoli Magni 30.
- ↑ 68,0 68,1 68,2 68,3 Einhard, Vita Karoli Magni 31.
- º Paulus Diaconus, Gesta Episcoporum Mettensium (= G. H. Pertz (red.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, II, Hannover, 1829, p. 265), Annales Laureshamenses 792 (= G. H. Pertz (red.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, I, Hannover, 1826, p. 35). De precieze aard van hun verbintenis is omstreden: sommigen beschouwen haar als een volwaardige echtgenote van Karel de Grote (D. Hägermann, Karl der Große: Herrscher des Abendlandes. Biographie, Berlijn, 2000, pp. 82-83.), anderen menen dat het om een concubinaat ging (P. Riché – trad. M.I. Allen, The Carolingians. A Family Who Forged Europe, Philadelphia, 1993, p. 86. Vgl. Einhard, Vita Karoli Magni 20.), terwijl nog anderen hebben gesuggereerd dat het om een Fruhelehe ("Liefjeshuwelijk") zou zijn geweest (S. Konecny, Die Frauen des karolingischen Königshauses. Die politische Bedeutung der Ehe und die Stellung der Frau in der fränkischen Herrscherfamilie vom 7. bis zum 10. Jahrhundert, Wenen, 1976, p. 65.).
- º Einhard, Vita Karoli Magni 18, Thegan, Gesta Hludowici imperatoris 2 (= G. H. Pertz (red.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, II, Hannover, 1829, p. 590-591.
- º Annales Regni Francorum 783 [p. ?] (= B. W. Scholz – B. Rogers (vert.), Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories, Ann Arbor, 1972, p. 61), Annales Laurissenses Minores 783 (= G. H. Pertz (red.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, I, Hannover, 1826, p. 164), Einhard, Annales 783 (= G. H. Pertz (red.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, I, Hannover, 1826, p. 165), Einhard, Vita Karoli Magni 18.
- º Einhard, Vita Karoli Magni 18, Angilbert, Ad Pippinum Italiæ regum (Carmina I) (= E. Dümmler (red.), Poetæ Latini ævi Carolini, I, Berlijn, 1881, p. 360.).
- º Einhard, Vita Karoli Magni 18. Zij wordt mogelijk ook vermeld in een lijst van nonnen uit het klooster van Faremoutiers (C. Settipani, La préhistoire des capétiens 481-987, I, Villeneuve d'Ascq, 1993, p. 200 (n. 58) (a,b).)
- ↑ 74,0 74,1 74,2 74,3 74,4 74,5 74,6 Einhard, Vita Karoli Magni 18.
- º Paulus Diaconus, Gesta Episcoporum Mettensium (= G. H. Pertz (red.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, II, Hannover, 1829, p. 265), Einhard, Vita Karoli Magni 20.
- º Annales Regni Francorum 811 [p. ?] (= B. W. Scholz – B. Rogers (vert.), Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories, Ann Arbor, 1972, p. 94), Paulus Diaconus, Gesta Episcoporum Mettensium (= G. H. Pertz (red.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, II, Hannover, 1829, p. 265).
- º Paulus Diaconus, Gesta Episcoporum Mettensium (= G. H. Pertz (red.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, II, Hannover, 1829, p. 265), Annales Regni Francorum 781 (= B. W. Scholz – B. Rogers (vert.), Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories, Ann Arbor, 1972, p. 59), Poeta Saxo, Annales de gestis Caroli magni imperatoris II (= P. von Winterfeld (red.), Poetæ Latini ævi Carolini, IV, Berlijn, 1899, p. 19).
- º Paulus Diaconus, Gesta Episcoporum Mettensium (= G. H. Pertz (red.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, II, Hannover, 1829, p. 265), Paulus Diaconus, Epitaphium Adeleidis filia Karoli regis quæ in Italia nata est (Carmina XXIII) (= E. Dümmler (red.), Poetæ Latini ævi Carolini, I, Berlijn, 1881, p. 59.).
- ↑ 79,0 79,1 Einhard, Vita Karoli Magni 18, Angilbert, Ad Pippinum Italiæ regum (Carmina I) (= E. Dümmler (red.), Poetæ Latini ævi Carolini, I, Berlijn, 1881, pp. 359-360), Theodulf, Ad Carolum Rege (Carmina XXV) (= E. Dümmler (red.), Poetæ Latini ævi Carolini, I, Berlijn, 1881, p. 486).
- º Paulus Diaconus, Gesta Episcoporum Mettensium (= G. H. Pertz (red.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, II, Hannover, 1829, p. 265).
- º Paulus Diaconus, Gesta Episcoporum Mettensium (= G. H. Pertz (red.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, II, Hannover, 1829, p. 265), Paulus Diaconus, Epitaphium Chlodarii pueri regis (Carmina XXXIX) (= E. Dümmler (red.), Poetæ Latini ævi Carolini, I, Berlijn, 1881, p. 71.).
- º Einhard, Vita Karoli Magni 18, Angilbert, Ad Pippinum Italiæ regum (Carmina I) (= E. Dümmler (red.), Poetæ Latini ævi Carolini, I, Berlijn, 1881, pp. 359-360), Theodulf, Ad Carolum Rege (Carmina XXV) (= E. Dümmler (red.), Poetæ Latini ævi Carolini, I, Berlijn, 1881, p. 486), Chronicon Fontanellense 16 (= G. H. Pertz (red.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, II, Hannover, 1829, p. 291).
- º Vita Angilberti 2 (= W. Wattenbach (red.), Monumenta Germaniae Historica Scriptores, XV.1, Hanover, 1887, p. 180), Ex Chronico Centulensi sive Sancti Richarii (M. Bouquet (red.), Recueil des historiens des Gaules et de la France, V, Parijs, 1869, p. 371), Nithard, Historiae IV 5 (p. 172).
- º H. May, Die Behandlungen der Sage von Eginhard und Emma, Berlijn, 1900, p. 5.
- º Einhard, Vita Karoli Magni 18, Angilbert, Ad Pippinum Italiæ regum (Carmina I) (= E. Dümmler (red.), Poetæ Latini ævi Carolini, I, Berlijn, 1881, pp. 359-360), Theodulf, Ad Carolum Rege (Carmina XXV) (= E. Dümmler (red.), Poetæ Latini ævi Carolini, I, Berlijn, 1881, p. 486), Annales Laurissenses Minores 781 (= G. H. Pertz (red.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, I, Hannover, 1826, p. 160).
- º Paulus Diaconus, Gesta Episcoporum Mettensium (= G. H. Pertz (red.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, II, Hannover, 1829, p. 265), Paulus Diaconus, Epitaphium Hildegardis filiæ cuius supra (Carmina XXIV) (= E. Dümmler (red.), Poetæ Latini ævi Carolini, I, Berlijn, 1881, p. 59.).
- º Einhard, Vita Karoli Magni 18, Theodulf, Ad Carolum Rege (Carmina XXV) (= E. Dümmler (red.), Poetæ Latini ævi Carolini, I, Berlijn, 1881, p. 486).
- º Obituaires de Sens Tome I.1, Abbaye de Saint-Germain-des-Prés, p. 254.
- º Lupus, Epistolae 1, 5.
- ↑ 90,0 90,1 90,2 90,3 Vita Karoli Magni 29.
- º Men baseerde zich daarvoor op Thegan (Gesta Hludowici imperatoris 19): Poetica carmina gentilia quae in iuventute didicerat, respuit, nec legere, nec audire, nec docere voluit.
- º Alcuinus, Epistulae 110, 174 (= E. Dümmler (red.), Monumenta Germaniae Historica, Epistolae, IV, Berlijn, 1895, pp. 157-159, 287-289.).
- º Einhard, Vita Karoli Magni 26.
- º Einhard, Vita Karoli Magni 17.
- º Een belangrijk werk uit die tijd over tuinbouw was Walahfrid Strabo's Hortulus.
- º Capitulare de villis vel curtis imperii LXX.
- º Beter bekend onder de naam pseudo-Turpijn, daar de tekst de aartsbisschop Turpijn (Turpinus, ook wel: Tilpin) van Reims (ambtstermijn van 748 tot 794) als haar auteur noemt.
- º H.-W. Klein (red.), Die Chronik von Karl dem Großen und Roland. Der lateinische Pseudo-Turpijn in den Handschriften aus Aachen und Andernach, München, 1986; P.G. Schmidt, Karolellus atque Pseudoturpini Historia Karoli Magni et Rotholandi (Lit. zu den Texten, ihrer Überlieferung und zu Kult und Nachleben Karls des Großen S. Xf.), Stuttgart – Leipzig, 1996.
- º Volledige titel: Descriptio qualiter Karolus Magnus clavum et coronam Domini a Constantinopoli Aquisgrani detulerit qualiterque Karolus Calvus hec ad Sanctum Dyonisium retulerit, "Beschrijving hoe Karel de Grote een spijker en de kroon van de Heer van Constantinopel naar Aken haalde en hoe Karel de Kale deze naar St. Denis bracht". Uitgegeven door G. Rauschen, Die Legende Karls des Grossen im 11. und 12. Jahrhundert (Leipzig: Duncker & Humblot, 1890), pp. 103-125. Raadpleegbaar via Digitale Bibliothek Mecklenburg-Vorpommern.
- º R. Große, Saint-Denis zwischen Adel und König. Die Zeit vor Suger (1053–1122), Stuttgart, 2002, pp. 42–54.
- º E. van den Berg – B. Besamusca, De Karelepiek in vogelvlucht, in E. van den Berg – B. Besamusca (red.), De epische wereld. Middelnederlandse Karelromans in wisselend perspectief, Muiderberg, 1992, p. 14.
- º E. van den Berg – B. Besamusca, De Karelepiek in vogelvlucht, in E. van den Berg – B. Besamusca (red.), De epische wereld. Middelnederlandse Karelromans in wisselend perspectief, Muiderberg, 1992, p. 13.
- º E. van den Berg – B. Besamusca, De Karelepiek in vogelvlucht, in E. van den Berg – B. Besamusca (red.), De epische wereld. Middelnederlandse Karelromans in wisselend perspectief, Muiderberg, 1992, p. 15.
- º E. van den Berg – B. Besamusca, De Karelepiek in vogelvlucht, in E. van den Berg – B. Besamusca (red.), De epische wereld. Middelnederlandse Karelromans in wisselend perspectief, Muiderberg, 1992, p. 21.
- º Afhankelijk van de gebruikte telling, zie: B. Besamusca – J. Tigelaar (red.), Karolus Rex: Studies over de middeleeuwse verhaaltraditie rond Karel de Grote, Hilversum, 2005, p. 82.
- º Bv. E. Rombauts (introd. comm.), Karel en de Elegast, Groningen, 1979, p. 12 ("Ten hoogste kan men de Karel ende Elegast een ridderlijke novelle noemen of een kort epos."), M.A. Schenkeveld-van der Dussen – e.a. (red.), Nederlandse literatuur, een geschiedenis, Amsterdam, 19982, p. 12 ("Bekende vertegenwoordigers van dit genre zijn Karel ende Elegast, meer een 'novelle' dan een echt epische tekst, en het Roelantslied.").
- º The Song of Girart of Vienne by Betrand de Bar-Sur-Aube, Michael A. Newth, Arizona Center for Medieval and Renaissance Studies, Tempe, Arizona, 1999
- º Huon of Bordeaux, John Bourchier, Robert Steele, Forgotten Books, FB&c Ltd, Dalton House, London, 2015
- º Zie onder: Voortleven in de herinnering en beeldvorming.
- º D. Hägermann, Karl der Große: Herrscher des Abendlandes. Biographie, Berlijn, 2000, p. 18.
- º E. Silberer, Aachener Dom: Grab von Karl dem Großen bleibt verschollen, in Spiegel-Online (19/05/2010).
- º Thietmar van Merseburg, Chronicon IV 47 (R. Holtzmann (red.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, Nova series, IX, Berlijn, 1935, pp. 184-185); Kroniek van Novalesa, Ademar van Chabannes, Chronicon, alle drie uit de eerste helft van de 11e eeuw. De ongeschonden staat van het lichaam en de zittende houding worden alleen door de laatste twee bronnen vermeld. De vroegste, Thietmar, spreekt van ossa, beenderen, en gebruikt het woord solium, dat behalve "zetel" ook "sarcofaag" kan betekenen. Zie S. Bertelli, R. Burr Litchfield (vert.), The king's body: Sacred rituals of power in medieval and early modern Europe (Philadelphia: University of Pennsylvania Press, 2001), pp. 49-50. De bronteksten worden geciteerd in H. Klinkhammer, Der Topos vom Weisheitsschatz. Der thronende Alte im Grabe mit der Offenbarungsschrift, in E. Vavra – K. Holzner-Tobisch – T. Kühtreiber (red.), Vom Umgang mit Schätzen, Wenen, 2007, pp. 213-230.
- º Vgl. Barbarossa's oorkonde voor de sticht en stad Aken van 8 januari 1166: „corpus [...] pro timore hostis [...] caute reconditum, sed divina revelatione manifestatum“. Oorkonde nr. 502 in MGH DD 23 433.
- º D. Hägermann, Karl der Große: Herrscher des Abendlandes. Biographie, Berlijn, 2000, pp. 628 ff.
- º V. Schauber – H.M. Schindler, Heilige und Namenspatrone im Jahreslauf, München, 20012, p. 41 (non vidi).
- º L.E. Saurma-Jeltsch, Karl der Grosse als vielberufener Vorfahr: sein Bild in der Kunst der Fürsten, Kirchen und Städte, Sigmaringen, 1994, p. 141 (a, b, c, d, e).
- º J. Schäfer, art. Karl I. der Große, in Ökumenischen Heiligenlexikon.
- º M. Schasler, Ästhetik. Grundzüge der Wissenschaft des Schönen und der Kunst, II, Leipzig – Praag, 1886, pp. 119ff.
- º Voor de figuur van Karel de Grote diende hem de meer dan levensgrote houtfiguur van de Heilige Antonius van 1485 uit de Sint-Justinuskerk in Frankfurt-Höchst als voorbeeld. Rethel, die in 1836 naar Frankfurt verhuisde en tot 1847 aan het Städelchen Kunstinstitut in Frankfurt am Main werkte, gebruikte dit voorbeeld duidelijk voor zijn aquarel "Der Kopf Karls des Großen" van 1846. In zijn schetsboek, waarin zich een brief van 28 november 1932 van Otto Sohn-Rethel aan de Verein für Geschichte und Altertumskunde Frankfurt am Main-Höchst bevond die zegt dat hij een "flüchtige Pause" ("vluchtige pause") zou nemen – deze brief is nog steeds in deze vereniging haar bezit –, vindt men ook een in 1851 gedateerde potloodtekening van de Heilige Antonius. Rethel was klaarblijkelijk echter reeds duidelijk voordien in de Sint-Justinuskerk.
- º Vgl. S. Lüken, Karl der Große und sein Bild, in Karl der Große und Europa. Symposium, Frankfurt am Main – e. a., 2004, pp. 66–86; F. Büttner, Geschichte für die Gegenwart? – Der Streit um die Karlsfresken Alfred Rethels, in G. Althoff (red.), Die Deutschen und ihr Mittelalter. Themen und Funktionen moderner Geschichtsbilder vom Mittelalter. Wissenschaftliche Buchgesellschaft, Darmstadt, 1992, pp. 101-126.
- º Goldmünze Karls des Großen, Kaiserpfalz-Ingelheim.de
- º A. Barbero, Charlemagne: Father of a Continent, Los Angeles – Berkeley, 2004, p. 118.
- º F.J. Ruhli – B. Blumich – M. Henneberg, Charlemagne was very tall, but not robust, in Economics and Human Biology 8 (2010), pp. 289–290 (zie ook de bespreking op Medievalists.net).
- º P. Anderson, Passages from Antiquity to Feudalism, Londen – New York, 1974, p. 231, I. Biliarsky, Word and Power in Mediaeval Bulgaria, Leiden, 2011, p. 85.
- º I. Biliarsky, Word and Power in Mediaeval Bulgaria, Leiden, 2011, p. 85.
- º M. Schulze-Dörrlamm, Der Mainzer Königsthron aus der zweiten Hälfte des 8. Jahrhunderts, in Arch. Korrbl 34 (2004), pp. 571-587.
Bronnen
- Ademari Cabannensis Chronicon.
- Annales Fuldenses.
- Annales Hildesheimenses.
- Annales Laureshamenses.
- Annales Laurissenses maiores.
- Annales Laurissenses minores.
- Annales Marbacenses.
- Annales Mettenses Priores.
- Annales Regni Francorum.
- Annales Sangallenses maiores.
- Annales Xantenses.
- Bernoldi Chronicon.
- Canonizatio S. Caroli Magni.
- Catalogus regum Langobardorum et Italicorum Lombardus.
- Chartularium Sithiense.
- Chronicon Fontanellense.
- Cronaca di Novalesa.
- Ex Hilduini abbatis libro de Sancto Dionysio.
- Genealogiæ Comitum Flandriæ, Witgeri Genealogica Arnulfi Comitis.
- Herimanni Augiensis chronicon.
- Hermannus de institutione monasterii Altahensis.
- Il Chronicon di Benedetto monaco di S. Andrea del Soratte.
- Kronieken van Fredegar.
- Vita Angilberti.
- Andreas van Bergamo, Chronicon of Historia.
- Angilbert, Carmina.
- Astronomus (anoniem), Vita Hludowici imperatoris.
- Eigil van Fulda, Vita Sturmi.
- Einhard, Annales, Vita Karoli Magni.
- Paulus Diaconus, Carmina, Gesta Episcoporum Mettensium.
- Poeta Saxo, Annales de gestis Caroli magni imperatoris.
- Thegan, Gesta Hludowici imperatoris.
Referenties
Leven en levenswerk
- S. Abel – B. von Simson (red.), Jahrbücher des fränkischen Reiches unter Karl dem Grossen, 2 dln., Leipzig, 1883-18882.
- A. Barbero, Charlemagne: Father of a Continent, Los Angeles – Berkeley, 2004. ISBN 0520239431
- M. Becher, Neue Überlegungen zum Geburtsdatum Karls des Großen, in Francia 19 (1992), pp. 37-60.
- M. Becher, Karl der Große, München, 20075.
- M. Becher, Das Kaisertum Karls des Großen zwischen Rückbesinnung und Neuerung, in H. Leppin – B. Schneidmüller – S. Weinfurter (red.), Kaisertum im ersten Jahrtausend, Regensburg, 2012, pp. 251–270.
- G. Becht-Jördens, Einharts „Vita Karoli“ und die antike Tradition von Biographie und Historiographie. Von der Gattungsgeschichte zur Interpretation, in Mittellateinisches Jahrbuch 46 (2011), pp. 335–370.
- J.C. Besteman, Scandinavisch gewichtsgeld in Nederland in de Vikingperiode, in E.H.P. Cordfunke – H. Sarfatij (red.), Van Solidus tot Euro: geld in Nederland in economisch-historisch en politiek perspectief, Hilversum, 2005, pp. 21–42.
- W. Braunfels – e.a. (red.), Karl der Große. Lebenswerk und Nachleben, 4 dln., Düsseldorf, 1967.
- P.L. Butzer – e.a. (red.), Karl der Große und sein Nachwirken. 1200 Jahre Kultur und Wissenschaft in Europa, 2 dln., Turnhout, 1997. ISBN 2503506739
- C. Cawley, Franks, Carolingian kings, fmg.ac (2006-2009).
- M. De Jong, De school van de dienst des Heren: kloosterscholen in het Karolingische Rijk, in R.E.V. Stuip – C. Vellekoop (red.), Scholing in de middeleeuwen, Hilversum, 1995, pp. 57–85.
- P. Freedman, Images of the Medieval Peasant, Stanford, 1999.
- B. Friedmann, Untersuchungen zur Geschichte des abodritischen Fürstentums bis zum Ende des 10. Jahrhunderts, Berlijn, 1986.
- W.H. Fritze, Die Datierung des Geographus Bavarus und die Stammesverfassung der Abodriten, in L. Kuchenbuch – W. Schich (red.), Frühzeit zwischen Ostsee und Donau: Ausgewählte Beiträge zum geschichtlichen Werden im östlichen Mitteleuropa vom 6.bis zum 13.Jahrhundert, Berlijn, 1982, pp. 111–126.
- D. Hägermann, Karl der Große: Herrscher des Abendlandes. Biographie, Berlijn, 2000. ISBN 9783499506536
- G. Labuda, Civitas Dragaviti. Zu den fränkisch-slavischen Beziehungen am Ende des 8. Jahrhunderts, in K.-D. Grothusen – K. Zernack (red.), Europa Slavica-Europa Orientalis. Festschrift für Herbert Ludat zum 70. Geburtstag, Berlijn, 1980, pp. 87–98.
- R. McKitterick, Charlemagne: The Formation of a European Identity, Cambridge, 2008. ISBN 9780521886727
- K-H. Schreiber (red.), art. Karl I. der Grosse, Genealogie-Mittelalter.de (2002).
- J. Fleckenstein – D. Schaller – H.-E. Keller – D. Mehl – K.-E. Geith – H. Ehrhardt, art. Karl (I.) d. Große, in Lexikon des Mittelalters 5 (1991), coll. 956-966.
- F.J. Ruhli – B. Blumich – M. Henneberg, Charlemagne was very tall, but not robust, in Economics and Human Biology 8 (2010), pp. 289–290.
- C. Hanewinkel, Die politische Bedeutung der Elbslawen im Hinblick auf die Herrschaftsveränderungen im ostfränkischen Reich und in Sachsen von 887 bis 936. Politische Skizzen zu den östlichen Nachbarn im 9. und 10. Jahrhundert, diss. Westfälische Wilhelms-Universität, 2004.
- W. Hartmann, Kaiser Karl der Große (768/800-814), in K.R. Schnith, Mittelalterliche Herrscher in Lebensbildern. Von den Karolingern zu den Staufern, Graz – Wenen – Keulen, 1990, pp. 21–41.
- V. Helten, Zwischen Kooperation und Konfrontation: Dänemark und das Frankenreich im 9. Jahrhundert, Keulen, 2011.
- A. Jenkis, Die Eingliederung „Nordalbingiens“ in das Frankenreich, in ZSHG 79 (1955), pp. 81–104.
- D.P. Kirby, The Earliest English Kings, Londen – New York, 20002.
- S. Konecny, Die Frauen des karolingischen Königshauses. Die politische Bedeutung der Ehe und die Stellung der Frau in der fränkischen Herrscherfamilie vom 7. bis zum 10. Jahrhundert, Wenen, 1976.
- C. Lohmer, art. Karl I. der Grosse, in BBKL III (1992), pp. 1125-1130.
- P. Riché – trad. M.I. Allen, The Carolingians. A Family Who Forged Europe, Philadelphia, 1993. ISBN 0812213424
- M. Schmauder, Überlegungen zur östlichen Grenze des karolingischen Reiches, in W. Pohl – H. Reimitz (red.), Grenze und Differenz im Frühen Mittelalter, Wenen, 2000, pp. 57–97.
- C. Settipani, La préhistoire des capétiens 481-987, I, Villeneuve d'Ascq, 1993. ISBN 2950150934
- P. J. H. Ubachs, Handboek voor de geschiedenis van Limburg, Hilversum, 2002.
- R. Wagner, Das Bündnis Karls des Großen mit den Abodriten, in Jahrbücher des Vereins für Mecklenburgische Geschichte und Altertumskunde 63 (1898), pp. 89-129.
- K.F. Werner, Das Geburtsdatum Karls des Großen, in Francia 1 (1973), pp. 115-157.
Voortleven in de herinnering en beeldvorming
- B. Bastert (red.), Karl der Große in den europäischen Literaturen des Mittelalters. Konstruktion eines Mythos, Tübingen, 2004.
- B. Besamusca – J. Tigelaar (red.), Karolus Rex: studies over de middeleeuwse verhaaltraditie rond Karel de Grote, Hilversum, 2005. ISBN 9065508201
- W. Braunfels – e.a. (red.), Karl der Große. Lebenswerk und Nachleben, IV, Düsseldorf, 1967.
- F. Büttner, Geschichte für die Gegenwart? – Der Streit um die Karlsfresken Alfred Rethels, in G. Althoff (red.), Die Deutschen und ihr Mittelalter. Themen und Funktionen moderner Geschichtsbilder vom Mittelalter. Wissenschaftliche Buchgesellschaft, Darmstadt, 1992, pp. 101–126.
- R. Große, Saint-Denis zwischen Adel und König. Die Zeit vor Suger (1053–1122), Stuttgart, 2002. ISBN 9783799574518
- S. Lüken, Karl der Große und sein Bild, in Karl der Große und Europa. Symposium, Frankfurt am Main – e. a., 2004, pp. 66–86.
- H. May, Die Behandlungen der Sage von Eginhard und Emma, Berlijn, 1900.
- L.E. Saurma-Jeltsch, Karl der Grosse als vielberufener Vorfahr: sein Bild in der Kunst der Fürsten, Kirchen und Städte, Sigmaringen, 1994. ISBN 3799512055
- M. Schasler, Ästhetik. Grundzüge der Wissenschaft des Schönen und der Kunst, II, Leipzig – Praag, 1886.
- V. Schauber – H.M. Schindler, Heilige und Namenspatrone im Jahreslauf, München, 20012. ISBN 3629016421 (non vidi)
- E. van den Berg – B. Besamusca (red.), De epische wereld. Middelnederlandse Karelromans in wisselend perspectief, Muiderberg, 1992.