Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Poeloe Bras
Eiland in Indonesië | |||
Provincie | Atjeh | ||
Regentschap of stadsgemeente | Aceh Besar | ||
Tijdzone | +7 | ||
Coördinaten | 5°042′N 95°04′E | ||
|
Willemstoren / Menara Api Willem | ||
De Willemstoren omstreeks 1875 (foto van Woodbury & Page) | ||
De Willemstoren omstreeks 1875 (foto van Woodbury & Page) | ||
Start bouw | 1874 | |
Opening | 1875 | |
Bouwwerk | ||
Hoogte | 44 m | |
Vorm | rond | |
Kleur | wit, rood | |
Uitrusting | ||
Lichthoogte | 160 m boven zeeniveau |
Poeloe Bras, ook wel Poelau Bras of Pulo Breueh genoemd en nu officieel Pulau Breueh, is een strategisch gelegen klein eiland in het noordwesten van Atjeh. Het eilandje wordt samen met enkele kleinere eilandjes te noordwesten van Sumatra de Pulau Aceh genoemd. Het gebied is tegenwoordig populair voor ecotoerisme. Tijdens de tsunami (vloedgolf) van 2004 werd Pulau Breueh zwaar getroffen.
De Willemstoren (Menara Api Willem) (1874)
Na afloop van de tweede expeditie naar Atjeh in 1874 werd een detachement van het Korps Mariniers (organiek te Atjeh als de 4e compagnie van het tweede bataljon infanterie) naar het eiland Poeloe Bras gezonden ter beveiliging van de bouw van een vuurtoren op de noordelijke punt van dit eiland en een kolenestablissement aan de baai van Lambaleh op circa 1.5 km afstand van de vuurtoren. De vuurtoren kreeg de naam Willemstoren, of Menara Api Willem. Op 20 juni 1875 werd de vuurtoren voltooid. Op 23 juli 1875 vond de feestelijke ingebruikneming van de Willemstoren plaats door het schroefstoomschip der tweede klasse Zr.Ms. Watergeus, het schroefstoomschip der vierde klasse Zr.Ms Pontianak en Zr.Ms. Aart van Nes. Boven de toegangsdeur van de vuurtoren werd een gedenkplaat geplaatst met de volgende tekst in zowel het Nederlands als het Maleis:
- Willem's Toren 1875
Gesticht in oorlogstijd
Den vrede gewyd
Tevens een blijvende eerezuil voor al de dapperen en braven, die ter bereiking van dit doel des vredes hun bloed en leven ten offer gaven
- Willem's Toren 1875
Mede in verband met de opening van het Suezkanaal in 1869 en de intensivering van het internationale scheepvaartverkeer, dat inmiddels werd verlegd naar de Straat Malakka, was de vuurtoren van groot belang voor de veiligheid van de scheepvaart. De Willemstoren is anno 2010 nog steeds gebruik, al zijn de gebouwen rondom de toren voor een groot deel door het regenwoud overmeesterd, getuigen de afbeeldingen. De Willemstoren is te voet te bereiken via een circa 4 km lang weggetje vanuit het plaatsje Meulingge. Alternatief is een boottocht naar het strandje bij de nabij gelegen Ujang (kaap) Peuneung aan de baai van Lambaleh (ook Lembaleh, Lembalei, Lambalei) varen. Daarvandaan loopt een pad van circa 1,5 km langs de berg omhoog naar de Willemstoren. De huidige naam van de baai is Lhok Leuenbale.
Het Marine-etablissement en het Militaire Detachement
Aanvankelijk werd in 1875 het militair detachement op het eiland geleverd door het Korps Mariniers, later is deze taak door het Nederlandsch Indisch Leger overgenomen. Nabij de Willemstoren werd een kazerne gebouwd voor de huisvesting van het garnizoen (zie afbeeldingen), en een stenen muur op de rotsrug waarmee de toren makkelijker kon worden afgesloten tegen aanvallen van Atjehers. Omstreeks 1882 bestond het militaire detachement uit circa 90 man, 2 luitenants en een officier van gezondheid. Verder werd er tussen de Willemstoren en het strandje aan de baai van Lambaleh een circa 1,5 km lang pad door het oerwoud aangelegd. Delen van dit pad werden uitgehakt in de rotsformaties. Aan het strandje bouwde de Marine een kolen etablissement ter ondersteuning van de Marineschepen die rondom Atjeh actief waren ten behoeve van controle op de scheepvaart. Het Marine-etablissement was niet meer dan een klein kampement met een pier van steen. Al snel bleek dat de pier slecht bruikbaar was en dat goederen alsnog per sloep naar de wal gebracht moesten worden. Het Marine etablissement werd op 1 maart 1888 formeel opgeheven nadat de locatie minder geschikt was gebleken voor de scheepvaart en bovendien erg kwetsbaar was gesitueerd. Een detachement van de Marine bleef echter wel aanwezig aangezien de bemanning van de Willemstoren onder het Departement van Marine viel. Nabij de locatie van het Marine-etablissement werd later op een nabij gelegen heuvel aan de baai van Lambaleh een indrukwekkende benteng gebouwd (zie afbeelding). Ondanks dat deze benteng op een heuvel lag bleek hij erg kwetsbaar voor beschietingen vanuit de omliggende, hoger gelegen en zwaar gegroeide bergen. In de jaren die volgden werd de militaire bezetting op Poeloe Bras steeds kleiner en ten slotte opgeheven.
Zie ook Poeloe Raja voor een eiland te Atjeh met een militair detachement. |
De Tocht naar Poeloe Bras, 12 t/m 19 November 1887
In de nacht van 9 op 10 november 1887 trok een vijandelijke groep onder leiding van Teukoe di Tiro, welke volgens ingekomen berichten circa 150 à 200 man sterk zou zijn, over zee van Lampagger in de VI Moekims (Groot-Atjeh) naar het eiland Poeloe Bras. Vermoedelijk met als doel om het kolenetablissement van de Marine aan de baai van Lambaleh te bestoken en patrouilles tussen de vuurtoren en het etablissement aan te vallen. Dit hield mogelijk verband met het feit dat kort daarvoor landmetingen op het eiland waren verricht die mogelijk verband hielden met de bouw van een Hollandsche benteng te Lambaleh.
12 november 1887
In reactie daarop vertrok in de morgen van 12 november 1887 het 14e Bataljon Infanterie uit Koeta Radja, ongeveer 300 man sterk, onder commando van majoor J.W. Stemfoort per Indische mailboot Gouverneur-Generaal s'Jacob naar de Zandbaai op Poeloe Bras. Zr.Ms. Merapi en Zr.Ms. Bali van de Indische Militaire Marine vertrokken naar de zuidkust van het eiland, ten einde de communicatielijn van de vijand te bedreigen, en indien nodig vuursteun te verlenen bij het debarkeren van de troepen. De troepen hadden voor 10 dagen vivres mee.
13 november 1887
Nadat de troepen waren geland aan de Zandbaai (Lhok Kruet) te Poeloe Bras (aan de westzijde van het eiland), rukte het 14e Bataljon Infanterie in de morgen van de 13e november 1887 langs twee verschillende wegen naar het establissement aan de baai van Lambaleh. Die dag werden vanaf het vasteland van Atjeh wederom versterkingen naar Poeloe Bras gedirigeerd; 50 man met vivres en munitie van de kust-benteng te Kroeng Raba, resp. 1 compagnie van het 3e Bataljon Infanterie circa 150 man sterk per GM Albatros van de Gouvernements Marine naar de baai van Lambaleh met aan boord de bevelhebber van de tocht, de luitenant-kolonel J.A. Vetter. ’s Avonds om 7 uur ging de GM Albatros in de baai van Lambaleh voor anker. De overste Vetter begaf zich naar de wal, gevolgd door zijn adjudant-luitenant Köhler, zoon van de wijlen generaal Köhler.
14 november 1887
Op 14 november 1887 kwam de colonne onder majoor Stemfoort die vanaf de Zandbaai een patrouille had gemaakt aan op het etablissement te Lambaleh zonder onderweg enige vijandelijkheden te hebben ondervonden. Na overleg tussen de overste Vetter met zijn hoofdofficieren, werd besloten, dat de troepen aan boord van de GM Albatros zouden debarkeeren dat ordelijk en vlug geschiedde. Vervolgens kreeg de GM Albatros opdracht om de overste Vetter alleen naar Oleh-leh te brengen en aan Zr.Ms. Bali, dat bij Lampoejang lag, een brief en bevelschrift te bezorgen. Tegen de middag ging de GM Albatros onder stoom. Daar de GM Zeemeeuw echter juist aankwam, werd de brief aan hen gegeven, en de GM Albatros stoomde door. De GM Zeemeeuw werd in de midden passage, oftewel de Haroes Lampoejang, reeds met Atjehsche lillakogels begroet en zelfs door een projectiel geraakt. Die avond debarkeerde de overste Vetter nog te Oleh-leh en kreeg de GM Albatros telefonisch opdracht van de gouverneur H.K.F. van Teijn: „Klaar blijven liggen; morgen 120 à 180 man vervoeren". Volgens later ingekomen berichten hield de vijand, met een geschatte sterkte van 300 man, zich schuil aan de zuidkust van het eiland bij Lampoejang en te Oleh Paja, waar ze versterkingen zou hebben aangelegd. Nadat bekend was geworden dat de vijand zich had verschanst, werd de colonne met twee compagnieën van het 8e Bataljon Infanterie en 4 coehoorn mortieren versterkt om de vijand uit zijn stellingen te verdrijven.
15 november 1887
Op 15 november 1887 gingen de artilleristen en de twee compagnieën van het 8e Bataljon Infanterie samen met de overste Vetter aan boord van de GM Albatros om vervolgens koers te zetten naar Poeloe Bras, onderweg werd ze nog door verscheidene schepen geseind. Daar aangekomen, ging de overste Vetter naar de Zr.Ms. Merapi en werd de GM Albatros aangewezen om een stoombarkas te volgen, die de kustkampongs zou aflopen, doch daar die 'kampongs niets vijandigs van plan waren, keerden zij spoedig naar het etablissement terug. Vóór het vertrek der troepen van de baai van Lambaleh werd de versterking aldaar in den morgen van de 15de november 1887 door een kleine vijandelijke bende met een tiental schoten verrast, waardoor een militair lichtgewond werd. Het etablissement was vrij kwetsbaar tussen de hoge heuvels met zware begroeiing. Mogelijk ging het hier om een groep Atjehse verkenners. Besloten werd om de bezetting aan de baai van Lambaleh met 70 man te versterken. Die middag kwam om twee uur het bericht dat de hele flotille om twaalf uur ’s nachts onder stoom zou gaan naar kampong Lampoejang om deze te tuchtigen. Die avond begaf de colonne, sterk 540 officieren en minderen, naast enige genietroepen en vier coehoorn mortieren met bediening, zich aan boord van de stoomschepen Zr.Ms. Merapi, Zr.Ms. Banda en Zr.Ms. Bali, en de gouvernementsstomers en GM Albatros. De GM Zeemeeuw kruiste nog ter hoogte van Haroes Lampoejang.
16 november 1887 ')( In de morgen van 16 november 1887 kwam de flotille aan in de baai van Lampoejang waar de Atjehers hun benteng hadden ingericht. Dadelijk begon de Zr.Ms. Merapi er granaten heen te gooien, de sloepen van de diverse schepen werden gestreken voor het debarkeeren der troepen en matrozen. Al bij de derde granaat, die de Zr.Ms. Merapi schoot, werd de Atjehse benting, die hoog op een berg lag, getroffen en stortte de Atjehsche vlag in elkaar! Hierop ging onder de troepen een „Hoezee!" op. Het was een prachtig schot, gelet op het feit dat de schepen zwaar slingerden waardoor het doel circa 4 à 5 meter in hoogte kon veranderen. De sloepen van de GM Albatros gingen onder bevel van de tweede officier der Gouvernements Marine J.H. Stouthandel naar het strand. Weldra was er een aanzienlijke flotille van vaartuigen nabij het strand onder aanvoering van de eerste officier van het wachtschip B.A. Volck. Er stond echter een hevige branding waardoor het landen zeer moeizaam verliep. Voorts werden de landingstroepen voortdurend door de Atjehers onder vuur genomen. Naast de schepen schoten ook de gewapende sloepen menig granaat op de Atjehers. Door de ruwe branding sloegen een barkas van Zr.Ms. Merapi en een stoomsloep van Zr.Ms. Bali op het strand stuk. Bij de landing raakten een aantal militairen zwaargewond, die vervolgens per sloepen weer terug aan boord werden gebracht. Met moeite was ’s avonds om zes uur ongeveer de helft van den troep aan wal en sloeg daar een verdekt kampement op voor de nacht. Omstreeks half elf ’s avonds werd het kamp door de Atjehers beschoten. Hierop werd direct met snelvuur geregeerd. Een sergeant werd gedood.
17 november 1887
Op 17 november 1887 ’s ochtends was ongeveer de helft van de colonne gedebarkeerd. De talrijke vijand werd uit het naburige heuvelterrein verdreven. Na uit de verte enige schoten gelost te hebben, die geen effect hadden, verdwenen de Atjehers in het moeilijk begaanbare en zwaar begroeide omliggende bergterrein.
18 november 1887
Op 18 november 1887 rukte de troep op naar Oleh Paja, een andere kampong langs de kust ten westen van Lampoejang. Ook de schepen gingen mee om met hun geschutsvuur het pad vrij te maken voor de grondtroepen. Bij Oleh Paja aangekomen werd de andere helft der colonne ontscheept; echter daar de Atjehers te weinig in getal waren om de hele troep gaande te houden, en omdat door de hevige regens de troepen tijdens de tocht weinig rust hadden gekregen, werd besloten de volgende dag te vertrekken en op het etablissement de bezetting te verdubbelen.
19 november 1887
Met oog op de invallende regen en de houding van de Atjehers, keerden de troepen op 19 november 1887 naar Groot Atjeh terug. De Atjehers waren echter nog lang niet verdreven, want toen de troep vanaf het strand vertrok werden de sloepen beschoten. Vuursteun vanaf de schepen was niet mogelijk uit vrees dat de eigen troepen hierbij geraakt zouden worden. Er werd besloten om een landingsdivisie bestaande uit 1 of meerdere gewapende sloepen gereed te maken, per sloep bestaande uit een 7 cM. kanon voorop, twaalf matrozen met geweren en een roerganger met sabel. De langsdingsdivisie maakte die morgen nog een verkenning in oostelijke richting, waarna alle troepen werden ingescheept en nog dezelfde avond terug in Oleh Leh waren. Zr.Ms. Banda kreeg opdracht het zuidelijke gedeelte van het eiland te bekruisen. Het leek net een kat en muis spelletje, want bij het uitvoeren van deze opdracht werd Zr.Ms. Banda in de midden passage door de Atjehers beschoten waarbij een tamboer aan boord van Zr.Ms.Banda dodelijk getroffen werd.
20 november 1887
Op 20 november 1887 kreeg de gezaghebber van de GM Albatros een dankbetuiging van gouverneur van Teijn en tevens van de stations-commandant, de overste De Kanter, commandant van de Zr.Ms. Merapi. Speciaal werd gerapporteerd, dat de eerste officier der Gouvernements Marine van de GM Albatros zeer tevreden was over de tweede officier der Gouvernements Marine Stouthandel enz.
Beschouwing & nasleep
Bij hun landing op Poeloe Bras en bij latere kleine beschietingen raakten 9 militairen gewond waarvan vijf zeer licht, terwijl twee overleden. Volgens ingekomen berichten zouden de verliezen aan vijandelijke zijde vier doden en ongeveer zeven gewonden bedragen hebben. Omstreeks 26 november 1887 was waarschijnlijk ten gevolge van de hevige regen het grootste deel der Atjehse manschappen in de nacht over zee teruggekeerd naar de IV en VI Moekims. Kort daarna kwam het bericht dat Tengkoe di Tiroe te Lamgoet in de XXII moekims was gesignaleerd en daar veel volk verzameld zou hebben. De Atjehse aanval had ook pijnlijk duidelijk hebben gemaakt hoe kwetsbaar het voor de scheepvaart zo strategisch belangrijke kolenestablisement was. Om die reden werd besloten het kolenetablissement te verplaatsen naar Oleh Leh. Op 1 maart 1888 werd het kolenetablissement van de Marine definief gesloten. De militaire aanwezigheid op Poeloe Bras bleef echter nodig voor het beveiligen van de patouilles tussen de aanlegplaats in de baai van Lambaleh en de vuurtoren.
Portaal KNIL |
Externe link
Intertaalkoppelingen via Wikidata (via reasonator)
Bronnen, noten en/of referenties
|