Uitklappen
Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie en digitaal erfgoed, wenst u prettige feestdagen en een gelukkig 2025
rel=nofollow

Geschiedenis van de Verenigde Staten

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Dit artikel beschrijft de geschiedenis van de Verenigde Staten van Amerika.


Precolumbiaans Amerika en de Spanjaarden

Uit de tijd voor 1607 is alleen uit archeologische en Spaanse bronnen iets te ontnemen. Lange tijd is gedacht dat de zogenoemde Cloviscultuur de komst van de eerste mensen van over de Beringstraat vertegenwoordigde, maar onlangs is er uit vondsten duidelijk geworden dat de aanwezigheid van mensen toch flink wat ouder is.

Zowel in het zuidwesten in de streek waar de huidige vier staten Colorado, New Mexico, Arizona en Utah tezamen komen (de Anasazi) en in het Mississippi-gebied (Cahokia) hebben inheemse culturen bestaan die een aanzienlijk peil van ontwikkeling gekend hebben. Cahokia was bijvoorbeeld een fikse stad tijdens de middeleeuwen in Europa.

Veel mensen tegenwoordig denken, en vergeten eigenlijk, dat het tegenwoordige Amerika toebehoorde, en (niet officieel dan) nog altijd toebehoort aan de oorspronkelijke bewoners, de indianen (een foute term door Christoffel Columbus). De eerste Europeanen die in beide gebieden trachtten door te dringen waren de Spanjaarden vanuit het zuiden. Hernando de Soto trok in 1539 Florida binnen en begon een expeditie door het zuidoosten. Hij werd echter in 1541 door de Mississipiërs verslagen en stierf als gevolg hiervan. Zijn expeditie leverde niet de rijke buit op die hij ervan voorspeld had en dit maakte voorlopig een eind aan Europese inmenging. Toch had het contact een belangrijk gevolg: de invoering van het paard. Dit dier zou het leven van de bevolking van de uitgestrekte prairie sterk veranderen.

De koloniale tijd (1607-1763)

Zie Geschiedenis van de Verenigde Staten (1607-1763) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Deze periode stond in het teken van de verdrijving van de Indianen, vaak met geweld, door Engelsen en later andere Europese kolonisten. Dezen bouwden een slaveneconomie op, gebaseerd op de export van tabak en andere producten naar Europa. Een politieke structuur komt tot stand, gebaseerd op een vroege vorm van kapitalisme, waarin de macht voorbehouden is aan de grondbezitters. Deze vormt de grondslag voor de latere Verenigde Staten.

De strijd om de onafhankelijkheid (1763-1789)

Zie Geschiedenis van de Verenigde Staten (1763-1789) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De periode van 1763-1789 is van cruciaal belang voor de geschiedenis van de Verenigde Staten. In deze tijd valt het geboorte-uur van deze natie. Rond 1763 zijn er aan de noordkust van het gebied 13 koloniën. Onder deze kolonisten groeit een sterk Amerikaans zelfbewustzijn. Vanuit Europa echter ziet men de koloniën als een soort wingewest, dat mede moet bijdragen aan de betaling van de oorlogsschulden. Juist rond belastingheffing vanuit het moederland Engeland ontstaat het conflict dat uiteindelijk leidt tot de onafhankelijkheid van de Verenigde Staten in 1776. De inzet voor de strijd met Engeland is de vraag: mag het moederland eigener beweging aan de koloniën belastingen opleggen? De kolonisten zeggen "nee", het moederland zegt "ja". Daarmee is het conflict geboren.

In de periode 1763-1775 tracht Engeland allerlei belastingmaatregelen aan de koloniën op te leggen. De Engelse regering stelde nu de volgende belastingwetten in:

  • 1. De sugar act (1764):

De Amerikaanse kolonisten moesten invoerrechten op suiker betalen, terwijl smokkel streng werd bestraft. Hierdoor kwamen er ook huiszoekingen en inkwartieringen.

  • 2. De Stamp act (1765)

Belasting op elk stukje papier (via een zegeltje).

  • 3.The Townshend Duties (1767):

Invoerrechten op papier, lood, verf en thee. Vanaf 1770 was dit alleen nog maar op thee. De kolonisten bestrijden de rechtmatigheid hiervan. Zij zijn niet vertegenwoordigd in het Engelse parlement en daarom kunnen niet zonder hen lasten worden opgelegd. No taxation without representation, is een gevleugelde term in die tijd. In 1767 komt de Engelse minister Townshend met nieuwe belastingen onder andere op thee. De reactie op deze maatregelen is heftig. John Dickinson bestrijdt in een pamflet, Letters from a Farmer in Pennsylvania, de rechtmatigheid van deze nieuwe belastingen. De kolonisten verwerpen massaal belastingmaatregelen vanuit het moederland. Het komt tot een openlijk en gewelddadig conflict als mensen in Boston de Engelse soldaten te lijf gaan. De soldaten schieten op de mensen en de Boston Massacre (de slachting te Boston) is een feit. De anti-Engelse propaganda heeft deze gebeurtenis danig uitgebuit. Ook op andere plaatsen (Rhode Island in 1772) komt het tot uitbarstingen tegen de Engelsen. Heel bekend is de affaire die bekend staat als The Boston Tea Party in 1773. In 1773 groeit het verzet tegen het moederland. Ook ligt de gedachte van onafhankelijkheid van het Engelse parlement reeds binnen handbereik. James Wilson komt in 1774 een beroemd pamflet, ‘’Considerations on the Nature and Extent of the Legislative Authority of the British Parliament’’, tot de conclusie dat het Parlement niets over de koloniën heeft te zeggen.

Onder druk van de Engelse maatregelen komt in 1774 in Philadelphia voor het eerst het Continental Congress bijeen. De 13 koloniën sluiten zich nauwer bij elkaar aan. Het verklaart ook de Engelse belastingwetten The Coercive Acts ongeldig. Tevens wordt opgeroepen om de handel met Engeland te boycotten. In april 1775 volgt de definitieve uitbarsting. De Engelse bevelhebber in Boston, Sir Thomas Gage, hoort dat kolonisten een wapenopslagplaats aanleggen in Concord, een plaats ten westen van Boston. De bevelhebber wil op deze voorraden beslag leggen en twee kolonisten arresteren: Samuel Adams en John Hancock. Op weg naar Concord worden de Engelse soldaten door geweervuur van de kolonisten opgewacht. In de nacht van 19 april 1775 vinden de slagen van Lexington en Concord plaats en klinken er schoten "die door de hele wereld klinken". De gewapende strijd om de onafhankelijkheid is begonnen.

In 1775 komt het Continental Congress voor de tweede maal bijeen. Het congress benoemt George Washington, een planter uit Virginia tot opperbevelhebber van de Amerikaanse troepen. Men besluit tot gewapend verzet tegen de Engelse heerschappij. In 1776 komt het Congres voor de derde maal samen. Thomas Paine heeft in een pamflet Common Sense duidelijk gemaakt dat het Engelse parlement en het Engelse koningschap een gevaarlijke instelling is. Amerika is het laatste toevluchtsoord voor de ware vrijheid, aldus Paine. Van zijn pamflet, voor 2 shilling te koop, worden in drie maanden 120.000 exemplaren verspreid. Een voor die tijd ongekend groot aantal. Het Continental Congress draagt aan vijf mensen op om een onafhankelijkheidsverklaring op te stellen. Tot de opstellers van deze verklaring behoren onder meer Benjamin Franklin, John Adams en Thomas Jefferson. Op 4 juli 1776 wordt deze verklaring door het Continental Congress aanvaard. De Verenigde Staten van Amerika zijn geboren. Er sluiten zich 13 staten (koloniën) aaneen in verzet tegen de Engelse heerschappij.

De Onafhankelijkheidsverklaring, (The Declaration of Independence ) is een cruciaal document in de geschiedenis van de Verenigde Staten. De verklaring stelt dat all men het recht hebben op ‘’life, liberty and the pursuit of happiness’’. Abraham Lincoln heeft later verklaard dat deze verklaring het richtsnoer moet zijn voor elke vrije gemeenschap.

Het Amerikaans schip, de USS Andrew Doria, dat op 16 november 1776, met de nieuwe Amerikaanse vlag in top, de Gallow Bay van St. Eustatius kwam binnen zeilen kreeg in opdracht van Gouverneur Johannes de Graaff 11 saluutschoten van Fort Oranje. Hiermee was Nederland het eerste land ter wereld dat (de facto) de Verenigde Staten erkende als onafhankelijke mogendheid. Friesland was de eerste provincie die de Verenigde Staten erkennen.

Na de Onafhankelijkheidsverklaring ontstaat een reeks gewapende conflicten met het Engelse moederland. Aanvankelijk loopt het daarin niet zo goed voor de kolonisten. In de herfst van 1777 echter behaalt generaal Gates een duidelijke overwinning op de Engelsen. Daarna keren ook de kansen voor de kolonisten. Frankrijk gaat, mede door beïnvloeding door Benjamin Franklin, de kolonisten tegen Engeland steunen. In 1780 gaat ook Spanje de kolonisten steunen. Als derde natie steunen de Hollanders, de bankiers van Europa, de kolonisten. John Adams wordt de eerste Amerikaanse gezant in Nederland. Nederland was in die dagen een van de weinige voorbeelden van een functionerende republiek en Adams berichtte uitvoerig over -vooral de gebreken van- de oude Republiek. In 1781 wordt de strijd over de onafhankelijkheid beëindigd. Op 18 oktober 1781 moeten de Engelsen zich overgeven aan de Amerikaans-Franse troepen. Engeland is de oorlog inmiddels moe geworden. Er komen vredesbesprekingen. In 1783 wordt de definitieve vrede in Parijs ondertekend. Een nieuwe natie is ontstaan. De 13 koloniën zijn vanaf dan de Verenigde Staten van Amerika.

Groei van de jonge natie (1789-1849)

Zie Geschiedenis van de Verenigde Staten (1789-1849) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Bij de onafhankelijkheid was de VS een verzameling van 13 staten, waarvan de samenhang niet al te groot was. Een belangrijke onopgeloste vraag was de machtsverdeling tussen de individuele staten en de Unie. Sommigen wilden een sterk centrale overheid, anderen juist een minimale macht voor de regering in de nieuwe hoofdstad, Washington geheten. Een belangrijke stap in de richting van grotere eenheid was de invoering van een gezamenlijke munt, de dollar. In Europa ontstond door de Franse Revolutie en het aan de macht komen van Napoleon een roerige tijd met langdurige oorlogen. De VS probeerden daarvan te profiteren en hun gebied in Noord Amerika uit te breiden in de oorlog van 1812, maar het onbedoelde resultaat was dat de Britten de stad Washington aanvielen en het Witte Huis in brand staken.

In 1803 kocht de VS van Frankrijk Louisiana (de Louisiana Purchase), een gebied dat grote delen van het midden van het continent besloeg. Frankrijk probeerde zo te voorkomen dat dat goeddeels nog onverkende gebied in Britse handen zou vallen. De VS werden daarmee meer dan twee keer zo groot. In 1821 kwam daar nog eens het eertijds Spaanse Florida bij. De expeditie van Lewis en Clark maakte een begin van het in kaart brengen van het uitgestrekte nieuwe territorium en legde daarmee de grondslag voor de enorme expansie naar het westen van de latere 19e eeuw.

In 1836 vocht Texas zich los van Mexico en werd een onafhankelijke republiek. In 1845 werd het opgenomen in de Unie. Na de annexatie van Texas ontstond er een grensconflict tussen de V.S. en Mexico. Nadat er een schermutseling plaatsvond op gebied dat zowel door de V.S. als Mexico werd opgeïst brak de Mexicaans-Amerikaanse Oorlog (1846). Beide partijen leden zware verliezen maar toch wisten de Amerikanen vrij eenvoudig te winnen. In de herfst van 1847 werd Mexico-stad ingenomen. Bij de vrede van Guadalupe Hidalgo raakte Mexico het noordelijke deel van haar grondgebied aan de Verenigde Staten kwijt. Hieruit werd onder andere de staat Californië gevormd alsmede territoria die later New Mexico, Arizona en Nevada zouden worden. Kort nadat de gevechten gestaakt werden werd in Californië goud gevonden en al gauw brak de goudkoorts uit. Er ontstond een ware volksverhuizing naar het westen en steden groeiden soms letterlijk overnacht op uit het niets. Vele goudzoekers kwamen in San Francisco terecht, de zogenaamde "49ers".

De afschaffing van de slavernij: de Burgeroorlog (1849-1865)

Zie Geschiedenis van de Verenigde Staten (1849-1865) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In de jaren na de oorlog met Mexico breidde de bevolking van de VS zich langzaam maar zeker uit naar het westen. De Gadsdenaankoop stelde de grens met Mexico vast en verdragen met Groot-Brittannië stelde de grens met de Britse koloniën in het latere Canada vast.

Er heerste voorts groeiende onenigheid tussen het in snel tempo industrialiserende noorden en het agrarische zuiden. De economie van het zuiden was gebaseerd op de mankracht van de zwarte slaaf, die van het noorden op de arbeider. Een groeiende beweging van abolitionisten wilde de slavernij ook in de staten bezuiden de Mason-Dixon lijn afgeschaft zien. Er bestonden clandestiene organisaties (de ondergrondse spoorweg) die zwarte slaven hielpen ontsnappen naar het noorden en naar Canada. In 1850 werd een compromis gesloten in het Congres waarbij nieuwe staten zelf mochten beslissen of ze slavernij zouden toestaan of juist verbieden. Later werd dit compromis ongrondwettelijk verklaard. Kort voor de verkiezingen van 1856 werd de Republikeinse Partij opgericht die zich tegen de slavernij keerde. In 1860 werd de Republikeinse kandidaat Abraham Lincoln gekozen als president. Veel zuidelijke staten konden dit niet verkroppen en scheidden zich af van de Unie en vormde de Confederate States of America, met Richmond in Virginia als hoofdstad. Zij beriepen zich daarbij sterk op het recht van de individuele staten om hun eigen zaken te mogen regelen. Na de inauguratie van president Abraham Lincoln liepen de spanningen hoog op en in 1861 na beschieting van het Federale depot Fort Sumter in South Carolina brak de Amerikaanse Burgeroorlog uit.

Deze oorlog zou de bloedigste oorlog uit de Amerikaanse geschiedenis blijken die zich 4 jaar voortsleepte. In de eerste helft van de oorlog leken de Geconfedereerde het voordeel te hebben ten dele door een superieure leiding van het leger. Na de Slag bij Gettysburg en aanstelling van Ulysses S. Grant als bevelhebber van het Leger begon het tij te keren. De economische overheersing van het geïndustrialiseerde noorden gaf uiteindelijk de doorslag voor de noordelijke overwinning.Gedurende de oorlog proclameerde Lincoln de afschaffing van de slavernij in de staten die zich gewapend tegen de Unie verzette en eind 1865 werd via een grondwetswijziging officieel de slavernij afgeschaft. Het zuiden had van de oorlog en zijn nasleep veel te lijden. Het zou tot het midden van de volgende eeuw duren voordat het zuiden weer in opkomst zou komen.

Opkomende wereldmacht (1865-1918)

Zie Geschiedenis van de Verenigde Staten (1865-1918) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Na de Burgeroorlog volgde een korte periode van Reconstruction, waarin de zuidelijke staten, na een periode van militair bestuur, weer tot de Unie werden toegelaten. De Verenigde Staten begon ook haar klim naar internationale macht in deze periode. Een niet te stuiten toestroom van Europese immigranten en de ontwikkeling van een industriële basis die ongekend was in de rest van de wereld legde het fundament. De aanleg van spoorwegen die de oost- en westkust verbonden maakten een snel doordringen in het nog wilde gebied ertussen mogelijk. Voor de Oorspronkelijke Amerikanen leidde dit tot hun neergang, vooral omdat de bizon -grotendeels hun bron van levensonderhoud- op de rand van uitsterven gebracht werd.

In de laatste jaren van de 19e eeuw werden de VS een imperiale macht met bezittingen in de Filipijnen, Cuba en Guam alsmede meerdere eilanden in de Grote Oceaan. De nederlaag van Spanje in de Spaans-Amerikaanse Oorlog lag hieraan ten grondslag. In 1917 werden de VS in de Eerste Wereldoorlog betrokken.

Isolationisme (1918-1941)

Zie Geschiedenis van de Verenigde Staten (1918-1941) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Gedesillusioneerd door het falen in de periode na de oorlog om de hoge idealen te bereiken die door President Woodrow Wilson waren beloofd koos het Amerikaanse volk wederom voor isolationisme: ze richtten haar aandacht naar binnen, weg van internationale relaties en uitsluitend nog op binnenlandse aangelegenheden en die van het westelijk halfrond. Tijdens de roerige jaren twintig (de Roaring Twenties) beleefde de VS een ongekende opgang die bruut werd onderbroken door de Beurscrash van 1929. De depressie die hierop volgde bereikte in 1933 een treurig dieptepunt zonder dat het hierna echt beter ging. Dit ondanks pogingen van de Hoover- en Roosevelt regeringen die met grootschalige projecten de werkloosheid te lijf ging.

Het isolationisme zorgde aanvankelijk ervoor dat de VS zich militair buiten de Tweede Wereldoorlog hielden. Wel werd er via de Lend-Lease Act geld en materiaal naar de geallieerde gestuurd. De Japanse aanval op Pearl Harbor in 1941 zorgde ervoor dat Amerika ook actief ging deelnemen aan de Tweede Wereldoorlog.

Tweede Wereldoorlog en het gevolg: de Koude Oorlog (1941-1964)

Zie Geschiedenis van de Verenigde Staten (1941-1964) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De oorlog zou vier jaar duren voordat de vijand definitief verslagen was. De atoomaanvallen op Japan in 1945 waren daarbij van doorslaggevende betekenis. Nazi-Duitsland was een aantal maanden eerder al verslagen.

Het naoorlogse tijdperk in de Verenigde Staten werd bepaald door de steeds grimmigere Koude Oorlog, de wapenwedloop met de Sovjet-Unie en de door de Spoetnikcrisis versnelde Ruimtewedloop. De oorlog in Korea was de eerste grote test van de Koude Oorlog. Ondertussen rondde het Amerikaanse volk de migratie van de boerderijen naar de steden af, begon de economie om te vormen van een industriële basis naar een diensteneconomie en ondervond de welvaart van een triomfantelijk Amerika een sterke groei. Tegelijkertijd werden de zaadjes van het ongenoegen gezaaid die later zouden uitgroeien tot de sociale revolutie van het eind van de jaren zestig.

Tijdens het presidentschap van John F. Kennedy beleefde de Koude Oorlog zijn heetste momenten tijdens de Cubacrisis waarin ternauwernood een atoomoorlog vermeden werd toen de Sovjet-Unie onder zware druk offensieve atoomraketten uit Cuba terugtrokken.

Vietnam (1964-1980)

Zie Geschiedenis van de Verenigde Staten (1964-1980) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Terwijl de Koude Oorlog voortsleepte stapte de Verenigde Staten in de Vietnamoorlog. Als gevolg hiervan kwam een sociale scheuring in de samenleving tot stand waarin vrouwen, minderheden en jongeren in opstand kwamen. Dit vormde de grootste crisis voor het land sinds de Amerikaanse Burgeroorlog. Tijdens de zeventiger jaren hadden de VS te maken met een periode van Malaise veroorzaakt door 'stagflatie', Watergate en de eerste verschijnselen van internationaal terrorisme.

President Richard Nixon raakte verwikkeld in de affaire rond Watergate die in 1974 uitmonde in een dreigende Impeachment waarna Nixon zijn conclusies trok en aftrad, de tot nu toe enige president die dat deed. Zijn opvolger Gerald Ford kon geen naam voor zichzelf maken en in 1976 werd Jimmy Carter gekozen tot president. De VS kende een verder afnemend gevoel van zelfvertrouwen tijdens de Ford en Carter jaren en de Misery index, een indicator die de economische toestand aangaf, steeg de pan uit. Critici van de VS zagen in deze periode een teken dat de VS tanende was en haar belang en idealen had verloren. In 1980 werd er een oud Hollywood acteur en Gouverneur van Californië, Ronald Reagan tot president gekozen.

Supermacht (1980-1988)

Zie Geschiedenis van de Verenigde Staten (1980-1988) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

President Reagan gaf het Amerikaanse volk weer haar zelfvertrouwen terug. De door tegenstanders als Cowboy omschreven president had een ongetemperd optimisme en vertrouwen in de VS die hij een helderschijnende stad op een heuvel noemde. Na een langzame start werd de economie sterk aangewakkerd als gevolg van Reagan's belastingmaatregelen. De keerzijde van zijn beleid was wel een tot recordhoogtes stijgend begrotingstekort.

In de buitenlandse politiek was Reagan daadkrachtig en, volgens critici, roekeloos. Hij was een fervent anti-communist en hij schroomde er niet voor terug harde taal te gebruiken jegens de Sovjet-Unie. Ook voerde hij de wapenwedloop op om zo de Sovjet-Unie financieel op de knieën te krijgen. Samen met zijn geestverwant en goede vriend Margaret Thatcher, de premier van Groot-Brittannië, zag hij in de in 1985 aan het roer gekomen Sovjetleider Gorbatsjov een gesprekspartner.

Toen de Sovjet-Unie uiteindelijk viel en het Oostblok liberaliseerde groeide de welvaart van de Verenigde Staten tot ongekende hoogten, net zoals haar schuldenlast en internationale verstrengelingen. Sociale veranderingen hielden aan, echter langzamer dan in de zestiger jaren, terwijl de baby boomers de puntjes op de i van hun revolutie zetten.

Hedendaags Amerika (1988-heden)

Zie Geschiedenis van de Verenigde Staten (1988-heden) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Na het uiteenvallen van de regering in de Sovjet-Unie waren de Verenigde Staten hun grootste tegenstander kwijt. De nieuwe periode die was aangebroken kan men als een nieuw hoogtepunt in Pax Americana beschouwen. Reagan's opvolger, George H. W. Bush zag zich geconfronteerd met de inval in Koeweit van Saddam Hoessein's Irak; het begin van de Golfoorlog van 1990-1991. In 1991 vond de door Amerika geleide Operatie Desert Storm plaats die Irak weer uit Koeweit verdreef.

In 1992 wist de Democratische presidentskandidaat Bill Clinton de verkiezingen te winnen. Onder het mom van It's the Economy stupid wist hij, met een historisch dieptepunt in percentage stemmen van een winnend kandidaat namelijk 43%, president van de Verenigde Staten te worden. Onder zijn bewind maakte de economie van de VS een hoge groei door. Ook de Europese economie wist hiervan mee te profiteren.

Irak hield Clinton vaak bezig en de conflicten in de Balkan en Somalië vereisten de inzet van Amerikaanse troepen. De inzet in de Balkan werd vooral buiten de Verenigde Naties om geregeld, met name door de NAVO. De Vredesakkoorden van Dayton maakten een einde aan het conflict in Bosnië en Herzegovina maar al gauw waren de VS verwikkeld in een oorlog met Servië om Kosovo.

In 1996 won Clinton wederom de verkiezingen. Zijn leiderspositie kreeg moreel een tegenslag te verwerken door diverse schandalen die zijn regeerperiode teisterden. In 1999 werd Clinton de tweede president ooit die met een afzettingsprocedure (impeachment) te maken kreeg, nadat hij meineed zou hebben gepleegd in een zaak betreffende seksuele contacten met Monica Lewinsky, een stagiaire op het Witte Huis. Clinton ontkwam echter aan een veroordeling in de Senaat.

In 2000 wist George W. Bush met een kleine meerderheid van de kiesmannen het presidentschap te winnen. In het begin van zijn eerste termijn werden de Verenigde Staten opgeschrikt door de eerste aanval op eigen grondgebied sinds de aanval van Japan op Pearl Harbor in 1941. De twee torens van het World Trade Center in New York City werden verwoest met door islamitische terroristen bestuurde lijnvliegtuigen, evenals een deel van het Pentagon nabij Washington. Een vierde lijnvliegtuig verongelukte in Pennsylvania nadat passagiers de kapers hadden weten te overmeesteren. Het gevolg van deze aanval was de door Bush als zodanig aangeduide oorlog tegen het terrorisme. Eind 2001 verdreef het Amerikaanse leger met brede internationale steun de Taliban uit Afghanistan.

In 2003 viel de VS Irak tijdens de Irakoorlog binnen. Hierbij werd het land door meer dan 30 andere landen gesteund. Reden voor deze kleinere steun was mede het feit dat de Verenigde Naties het niet eens konden worden over de inval in Irak en veel landen het dan ook niet konden steunen. Na een snelle overwinning van de Amerikaanse troepen, werd Bagdad door de Amerikanen bezet. In december 2003 wisten de Amerikaanse troepen ook Saddam Hoessein op te pakken. Er brak in Irak vervolgens een groeiende tegenstand uit die vele levens blijft kosten. Intussen was er internationaal kritiek op het Amerikaanse optreden ontstaan.

Nadat in 2005 Irak formeel weer werd overgedragen aan de Irakezen leek de rust aanvankelijk weer enigszins terug te keren. Beloofd werd dat de Amerikaanse troepen in 2006 zouden beginnen met een algehele terugtrekking. Dit werd later weer uitgesteld, met name met het oog op het blijvende sektarisch geweld in Irak.

Literatuur

Nederlandstalig:

Externe links