Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Dertigjarige Oorlog

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
rel=nofollow

De Dertigjarige Oorlog was een grootschalig conflict waar de meeste Europese mogendheden bij betrokken waren. De oorlog duurde van 1618 tot 1648 en eindigde met de Vrede van Westfalen. Een coalitie rond de Keizer van het Heilig Roomse Rijk, waar ook Spanje deel van uitmaakte, vocht tegen wisselende coalities van voornamelijk protestantse staten. Aanleiding was een opstand in Bohemen, dat deel uitmaakte van de Habsburgse monarchie. Deze opstand leidde tot een burgeroorlog binnen het Heilige Roomse Rijk. In latere fasen van de oorlog speelden Zweden en Frankrijk, beide tegenstanders van de keizer, een belangrijke rol. Voor de keizer en zijn bondgenoten liep de oorlog uit op een nederlaag.

Redenen en gevolgen

De keizer van het Duitse Rijk wilde de protestanten in het rijk herkatholiseren en het absolutisme dat hij in Oostenrijk-Bohemen bedreef in heel het Heilige Roomse Rijk invoeren. Het katholieke kamp met onder andere Beieren werd door de keizer geleid, en geholpen door Spanje. Het lutherse kamp met daarin o.a. Brandenburg werd geleid door Zweden en geholpen door Frankrijk en de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. En niet alleen de tegenstellingen tussen Duitstalige katholieken en lutheranen waren doorslaggevend. Ook vele katholieke Duitse vorsten vreesden het absolutisme van de keizer. En Spanje wilde nog steeds de rol spelen van grote voorvechter van het katholicisme. En de Republiek, die nog altijd zijn onafhankelijkheidsstrijd tegen Spanje niet gewonnen had wilde Spanje de voet ook in Duitsland dwarszetten. Frankrijk, ingeklemd tussen de Spaanse Habsburgers en de Oostenrijkse Habsburgers, wilde die omsingeling doorbreken en stookte daarom Zweden en de Duitse lutheranen op tegen Spanje en Oostenrijk. Zweden was destijds militair toonaangevend en wilde het lutheranisme in Noord-Europa verdedigen.

Volgens de laagste schattingen kostte deze oorlog 6 van de ongeveer 20 miljoen Duitsers het leven. Andere schattingen gaan tot 12 miljoen slachtoffers. De Dertigjarige Oorlog schudde het machtsevenwicht in west- en centraal Europa grondig dooreen. Het Heilige Roomse Rijk deelde op in zo'n 360 onafhankelijke staten en staatjes. De macht van de keizer werd aldus sterk ingeperkt. Spanje verloor zijn status als dominante Europese mogendheid definitief. Frankrijk werd de grootste landmacht van West-Europa, wat de Spaanse Zuidelijke Nederlanden in gevaar bracht. De Republiek daarentegen zag haar onafhankelijkheid door Spanje erkend. En ook Zweden werd een belangrijke landmacht. Bovendien legde de Vrede van Westfalen het diplomatieke protocol vast en maakte de begrippen soevereiniteit en het niet-inmengingsbeginsel in de binnenlandse aangelegenheden tot diplomatiek gemeengoed.


De aanloop (1604-1618)

In de 16de eeuw was Noord-Duitsland luthers geworden. En begin van de 17de eeuw kwam het lutheranisme ook in Oostenrijk en in Zuid-Duitsland opzetten. De zeer katholieke aartshertog Ferdinand bestreed deze ontwikkeling in Oostenrijk. Zijn oudste broer, de humanistische Roomse keizer Rudolf II te Praag, bleef evenwel vanuit het Habsburgse Noord-Hongarije het islamitische Ottomaanse Rijk bestrijden en vocht niet tegen andere christenen. Toen het Habsburgse Hongarije onder Bocskai echter in opstand kwam (1604) maakte Matthias, een andere zeer katholieke broer van Rudolf, daarvan gebruik om eerst met de Habsburgse Hongaren vrede te sluiten (november 1605) en na Tilly’s zege over de Osmanen (december 1605) met het Ottomaanse Rijk de oorlog te beëindigen (november 1606). Kort daarop werd Matthias koning van Hongarije en aartshertog van Oostenrijk in Rudolfs plaats (november 1608). Rudolf reageerde door de hussieten in Bohemen en in Silezië voor zich te winnen met meer godsdienstvrijheid (juli-augustus 1609). Uiteindelijk zette Matthias Rudolf ook in Bohemen en in Silezië af (maart 1611) en werd hij na diens dood verkozen tot nieuwe keizer van het Heilige Roomse Rijk (juni 1612). Maar ook in het Heilige Roomse Rijk namen de godsdienstige spanningen toe. De calvinistische Palts sloot er met de lutheranen in Noord-Duitsland een protestantse Unie (mei 1608). Uit reactie verenigde Beieren de katholieke vorsten van vooral Zuid-Duitsland in een katholieke Liga (juli 1609). Ondertussen bestreed aartshertog Ferdinand de lutheranen in Oostenrijk te vuur en te zwaard. Toen hij acht jaar later ook de hussieten in Bohemen wilde herkatholiseren (1617) terwijl die juist meer godsdienstvrijheid hadden verkregen, barstte de Dertigjarige Oorlog uit (mei 1618). De verkiezing van Ferdinand na Matthias' dood (maart 1619) tot keizer Ferdinand II van het Heilige Roomse Rijk maakte van hem de onbetwiste leider van het katholieke kamp in deze oorlog.


De Boheemse fase (1618-1622)

Ferdinand II herovert Bohemen

Toen de zeer katholieke Ferdinand koning in mei 1618 werd van het hussitische Bohemen gooiden de hussieten in het kasteel te Praag twee van zijn vertegenwoordigers in de Tweede Praagse Defenestratie (ze kwamen op een mestkar terecht). Dit was de casus belli, het startschot van de Dertigjarige Oorlog. De hussieten vielen aan, overwonnen de keizerlijken bij Pilsen en bij Lomnice nad Lužnicí (september en november 1618), mislukten wel in het belegeren van Wenen (juni 1619) maar wonnen dan opnieuw (augustus 1619) en maakten de calvinistische Paltsgraaf Frederik V koning van Bohemen (november 1619). Tegelijkertijd viel Bethlen Gabor, de calvinistische vorst van Transsylvanië, Habsburgs Slowakije binnen en veroverde Bratislava (oktober 1619). Ferdinand II verbond zich echter met Beieren en met het lutherse Saksen (oktober 1619). Bethlen moest het beleg van Wenen opgeven (november 1619) toen hij in Slowakije werd aangevallen door Polen-Litouwen, dat de katholieke keizer ter hulp schoot. Daarop kon de Beierse generaal Tilly de Boheemse hussieten verpletterend verslaan in de Slag op de Witte Berg (november 1620). En dat was beslissend. De Tsjechen en het hussitisme verdwenen voor 300 jaar uit de geschiedenis. Keizer Ferdinand II herkatholiseerde Bohemen, verjoeg er de hussitische predikers, herverdeelde 50 % van het grootgrondbezit aan buitenlanders, en verplaatste de Boheemse kanselarij naar Wenen. Van de 3 miljoen Bohemen weken er 2,2 miljoen uit. Het was niet alleen een godsdienstige maar ook een etnische zuivering. De Duitstaligheid zou de Tsjechische identiteit bedreigen tot WO I. Frederik V nam de wijk naar zijn thuisbasis, de Palts. En Ferdinand II kon in mei 1621 Bratislava heroveren op Bethlen, waarop deze vrede moest sluiten (december 1621). Ferdinand II kreeg zo in zijn Oostenrijks-Boheemse thuislanden terug en had de handen vrij voor andere zaken.

De Republiek steunt de Palts, Bohemen en de protestantse Unie

De Engelse koning Jacobus I had zijn schoonzoon Frederik van de Palts afgeraden het koningschap van Bohemen te aanvaarden. Maar zijn neef Maurits van Oranje, de stadhouder van de Republiek, had hem hiertoe aangemoedigd,[1] omdat die wist dat deze calvinist op de Boheemse troon onaanvaardbaar zou zijn voor de Habsburgers. Hij wilde de Spaanse Habsburgers, die de Oostenrijkse Habsburgers steunden, een extra probleem geven voor het geval dat het Twaalfjarig Bestand niet zou worden verlengd. Maurits bood zowel Frederik als de Noord-Duitse, protestantse Unie militaire en financiële steun. Tijdens de Slag op de Witte Berg was zeker een achtste van de troepen Nederlands of betaald door de Nederlandse Republiek.


Spanje valt de Republiek aan en verovert de Palts

En in de Nederlanden liep het Twaalfjarig Bestand inderdaad af in 1621; aartshertog Albrecht van de Zuidelijke Nederlanden in juli van datzelfde jaar. Spanje opende de vijandelijkheden met de Republiek door per verrassing een Staatse vloot die vóór Kaap Sint-Vincent in Zuid-Portugal voer te overvallen (augustus 1621). Spanje stelde voordien al de Valtellina-bergpas zeker naast het Zwitserse Graubunden als verbinding tussen het Spaanse Milaan/Lombardije en het Oostenrijkse Innsbruck (juli 1620). Spanje beheerste immers de westelijke Middellandse Zee, Sardinië, Sicilië en Zuid-Italië, alsook Milaan en Lombardije, en onrechtstreeks de rest van Noord-Italië. Bovendien hield het de pauselijke staat in Midden-Italië tussen Zuid- en Noord-Italië in de klem. Spanje bevocht de Republiek uiteraard ook vanuit de Zuidelijke Nederlanden, maar de Zuidelijke Nederlanden over de zee bereiken kon Spanje niet omdat de Republiek de Vlaamse kust blokkeerde. Spanjes zeemacht was te zwak om dat te verhelpen. Maar Spaanse troepen uit Italië konden via de Valtellina-bergpas, Oostenrijk en het Duitse Rijk de Zuidelijke Nederlanden te voet bereiken. Katholiek Spanje en Oostenrijk stelden zo hun verbindingen zeker. Maar dat dit nodig bleek gaf aan hoe zwak Spanje reeds was bij het begin van de oorlog. Dat belette niet dat toen de vredelievende Filips III van Spanje stierf (maart 1621) zijn opvolger Filips IV onmiddellijk inzette op oorlog. Ferdinand II kon zo in Duitsland alles op alles zetten en de hulp van Spanje inroepen.

Spanje liep in september 1620 vanuit de Zuidelijke Nederlanden de Palts van Frederik V onder de voet, nog voor Ferdinand II met hem afrekende in Bohemen (november 1620). De Palts strekte zich toen uit van Mainz over Worms naar Spiers aan beide zijde van de Midden-Rijn, met als voornaamste steden Mannheim en Heidelberg. De enige calvinistische staat van Duitsland werd opgedoekt. De lutheranen hielpen die calvinistische staat niet en vervulden hun verplichtingen binnen de protestantse Unie niet. De calvinistische Republiek werd zo erg terughoudend om de Noord-Duitse lutheranen nog te helpen. Na hun overwinningen op de Witte Berg en op Bethlen snelde nu ook Tilly en de keizerlijken toe. Ditmaal reageerden de lutheranen wél en hielden Tilly tegen in Wiesloch (april 1622) onder Heidelberg. Maar Tilly vond aansluiting bij een Spaans leger uit de Zuidelijke Nederlanden, en versloeg de lutheranen bij Bad Wimpfen, ten oosten van Heidelberg (mei 1622). En noordelijker, in Frankfort, belette Tilly de lutheranen om de Main over te steken (juni 1622). Frederik V moest de Palts opgeven (juli 1622). Hij vluchtte naar de Republiek, waar hij bekend werd als de Winterkoning, omdat hij slechts een winter lang over Bohemen regeerde. De Palts werd door Ferdinand II aan Beieren overgemaakt. De lutheranen vielen nu ook de Zuidelijke Nederlanden binnen, de Republiek ter hulp. Maar de teruggesnelde Spaanse troepen weerden hen af bij Charleroi (augustus 1622). Desalniettemin moest Spinola in de Republiek omwille van deze lutheranen zijn beleg van Bergen-op-Zoom opgeven (okt 1622). Spanje en de keizer zouden de lutheranen in hun Noord-Duitse thuislanden moeten bestrijden.

De Noord-Duitse/Deense fase (1622-1630)

Ferdinand II verovert in Noord-Duitsland

In de Palts verloren de lutheranen nog Heidelberg en Mannheim (september resp. november 1622). Spanje en de keizerlijken konden hen zelfs achtervolgen tot in Noord-Duitsland. Want hertog Christiaan van Brunswijk kreeg geen steun van de andere lutheranen, hun staatjes waren immers klein. En van de twee grotere lutherse staten was Brandenburg neutraal en Saksen zelfs keizergezind. Tilly versloeg Brunswijk te Stadtlohn, aan de grens met de Republiek, ter hoogte van Münster (augustus 1623). Vervolgens viel de campagne even stil omdat Bethlen Gábor van Transsylvanië na een eerste poging in 1620 opnieuw Habsburgs Slowakije veroverde en Ferdinand II hem opnieuw moest terugdrijven (1623-mei 1624). Spanje maakte deze adempauze gebruik om in de Zuidelijke Nederlanden de Republiek aan te vallen en na een lang beleg Breda in te nemen (augustus 1624-juni 1625). En op zee sloeg Spanje nog een tegenaanval van Engeland en de Republiek af bij Cádiz (november 1625). Na afwikkeling van de tweede Transsylvaanse tussenkomst werd de keizerlijke zegetocht in Noord-Duitsland opnieuw voortgezet. Omdat Beieren niet meer meedeed had de keizer Wallenstein in dienst genomen. Die versloeg de lutheranen bij Dessau ten noorden van Leipzig (april 1626). Toen luthers Denemarken de Noord-Duitse lutheranen te hulp snelde, versloeg Tilly het bij Lutter (augustus 1626), ten zuidwesten van Hannover en Brunswijk. Doch weer viel alles stil omdat Bethlen Gábor voor de derde keer opmarcheerde in Habsburgs Slowakije, tot Wallenstein hem definitief kon terugslaan (1626-december 1626). In de zomer van 1627 keerden Wallenstein naar Noord-Duitsland terug terwijl de Denen er afdropen. Wallenstein bezette nu niet alleen Noord-Duitsland en de Deense hertogdommen Holstein en Sleeswijk aldaar, maar zelfs het Deense schiereiland Jutland.

Ferdinand II verovert in Denemarken

De Denen vielen terug op de Deense eilanden met hun hoofdstad Kopenhagen. Bij gebrek aan een vloot kon Wallenstein hen daar niet bereiken. Wallenstein palmde vervolgens o.a. Pommeren in maar liep vast voor de Pommerse Oostzeehaven Stralsund (mei-augustus 1628). Want daar legerden de Denen en de Zweden garnizoenen die ze vanuit zee bevoorraadden. Vlakbij, in Wolgast, kon Wallenstein evenwel de gelande Denen terugslaan (september 1628). Toch kregen de Denen zowel Holstein, Sleeswijk als Jutland terug toen ze met Wallenstein de Vrede van Lübeck (mei 1629) sloten. Alleen moesten ze zich voortaan van tussenkomsten in het Duitse Rijk onthouden. Keizer Ferdinand II verplichtte de lutheranen in Noord-Duitsland inmiddels met zijn Restitutie-edict om de in de 16de eeuw genaaste bezittingen aan de katholieke Kerk terug te geven (maart 1629). De verwoestingen in Noord-Duitsland waren groot. Vooral Wallenstein deed zijn troepen leven van het land. Heel Noord-Duitsland zou herkatholiseren. De Republiek was in het Caribische gebied wel succesvol tegen de Spanjaarden, maar geraakte in de knel tussen de Spaanse Zuidelijke Nederlanden en keizerlijk Noord-Duitsland. Vandaar dat de Republiek in haar bondgenootschap met Frankrijk zover ging om met Richelieu in La Rochelle Franse calvinisten te onderdrukken. De Republiek kon op Spanje Groenlo (augustus 1627) aan de Duitse grens en vervolgens het Noord-Brabantse ‘s Hertogenbosch veroveren (september 1629). Het toonde hoe weinig Spanje zich nog bekommerde om de Zuidelijke Nederlanden. De keizer had met Spanjes ondersteuning Bohemen, de Palts en vervolgens de kleine staten van Noord-Duitsland onder de voet gelopen. Dat versterkte de omsingeling van Frankrijk door de Spaanse en Oostenrijkse Habsburgers, die al sinds 1500 Frankrijk in bedwang gehouden en de Nederlanden beschermd. Dat de keizer die Habsburgse omsingeling nu verder versterkte met Noord-Duitsland, bedreigde evenwel de Republiek.


De Zweedse fase (1630-1635)

Zweden slaat Ferdinand II terug in Noord-Duitsland

De opmars van keizer Ferdinand II in het lutherse noorden van het Duitse Rijk bedreigde de eveneens lutherse staten Denemarken en Zweden. Bovendien vond zelfs de door Beieren geleide Zuid-Duitse, katholieke Liga dat de keizer, die absolutistisch heerste in zijn Oostenrijks-Boheemse thuisland, te sterk werd. De katholieke Liga liet de keizer daarom Wallenstein ontslaan en de getalsterkte van zijn leger verminderen (juli-november 1630). Dat diens legers ook Duits katholiek gebied hadden geteisterd speelde ook een rol. En juist op dat cruciale moment mengde Zweden zich in oorlog, met stevige financiële steun van Frankrijk, dat toen onder politieke leiding van Kardinaal de Richelieu stond. Frankrijk had al in januari 1630 een geheim verbond gesloten met de Nederlandse Republiek en Zweden. Zweden landde bij Wolgast op de Duitse Oostzeekust (juli 1630), versloeg de keizerlijke troepen en kreeg vervolgens Pommeren in september 1630 volledig onder controle.

Zweden nam vervolgens Brandenburgs Frankfort aan de Oder en Landsberg aan de Warthe in (april 1631) en dwong zo Brandenburg in het lutherse kamp. De stad Maagdenburg verbond zich ook met Zweden, waarop Tilly de stad belegerde (juli 1630-september 1631) en veroverde. Zijn leger slachtte na de verovering 25.000 van de 30.000 inwoners af en verwoestte de stad. In de volksmond ontstond naar aanleiding hiervan de term 'maagdenburgiseren'. Heel Saksen liet hierop de keizer in de steek en voegde zich eveneens bij het lutherse kamp. Zweden had daarmee de twee grootste Noord-Duitse lutherse staten aan zijn kant gekregen. Tilly bleek te Werben aan de Elbe in juli 1631 nog steeds een geduchte tegenstander, maar Gustaaf II Adolf en de verenigde lutheranen brachten hem een verpletterende nederlaag toe te Breitenfeld bij Leipzig (september 1631). De krijgskansen waren toen volledig gekeerd. Zweden en de lutheranen konden Tilly dwars door Duitsland achtervolgen tot in Zuid-Beieren, waar Gustaaf II hem overwon bij Rain aan de Lech. Tilly raakte daarbij zwaar gewond; hij stierf aan zijn verwondingen in april 1632.

Zweden verzwakt de Habsburgse prang die Frankrijk inklemt

Zweden werd belangrijke militaire mogendheid, mede dankzij zijn lichtere en gemakkelijk vervoerbare geschut, dat geproduceerd werd door een Nederlander van Waalse afkomst De Geer. Hij bracht de Waalse hoogoven naar Zweden (1627) en trok van 1620 tot 1640 zo’n 5.000 Waalse en Lotharingse ambachtslui aan. Ook het feit dat Zweden niet met huurlingen maar met dienstplichtigen vocht, gemotiveerd door hun Zweedse nationalisme en hun lutherse geloof maakte het kleine Zweden buitenproportioneel sterk. Voor de Republiek was vooral belangrijk dat Zweden hier de katholieke bezetting van Noord-Duitsland terugdrong. Want de keizer had het grondgebied van de Republiek bedreigd, terwijl die in de jaren 1620 juist krachtig over de wereldzeeën uitzwermde. In de Zuidelijke Nederlanden maakte de samenzwering van de hoge adel (1632) het mogelijk dat de Republiek van Zwedens opmars kon gebruikmaken om langs de Maas stroomopwaarts op de Zuidelijke Nederlanden Roermond, Sittard, Venlo en Maastricht (december 1632) te veroveren. De Republiek kon na 1632 opnieuw gerust in zijn. De keizer was weg, en Spanje had nog maar weinig belangstelling voor de Nederlanden. In het Duitse Rijk kon de in allerijl teruggeroepen Wallenstein (april 1632) de Zweden evenwel terugslaan bij het Noord-Beierse Neurenberg (september 1632).

De Zweden wonnen te Lützen bij Leipzig (november 1632), maar de Zweedse koning sneuvelde er. Het wegvallen van deze strateeg remde Zweden af. Regeringsleider Axel Oxenstierna nam het regentschap waar voor de minderjarige Christina I van Zweden. Zweden won nog te Oldendorf en te Pfaffenhofen (juli-augustus 1633) maar verloor bij Steinau (oktober 1633). Wallenstein, een verduitste Tsjech, hussitisch opgevoed, rijk geworden met in beslag genomen hussitisch bezit, begon zonder medeweten van de keizer te onderhandelen, maar werd als verrader op bevel van Ferdinand II vermoord (februari 1634). Daarop kon Zweden opnieuw winnen bij Liegnitz en bij Regensburg (mei resp. juli 1634). Doch de keizerlijken en vooral Spanje met de Spanjaard Ferdinand van Oostenrijk die vanuit Lombardije naar de Zuidelijke Nederlanden oprukte, overwonnen Zweden verpletterend te Nördlingen in Noord-Beieren (september 1634). Door bebost terrein geraakten veel Zweedse eenheden afgezonderd en werden afgeslacht. Spanje was in 1634 nog steeds een macht om rekening mee te houden. Beide partijen waren daarop moegestreden en sloten de Vrede van Praag (juni 1635). Alles in het Duitse Rijk bleef bij het oude, maar Brandenburg verwierf Pommeren, en Saksen en Beieren breidde wat uit. Zweden hield zo het lutheranisme in Noord-Duitsland en in Noord-Europa overeind. Zweden belette zo dat de Habsburgse prang tegen Frankrijk versterkt werd met Noord-Duitsland, vanwaaruit ook de Republiek bedreigd kon worden. Zweden bewees dus ook de Republiek een dienst. De verzwakte keizer en het aftakelende Spanje konden het sterker wordende Frankrijk nog maar amper aan. Ook dat was echter een potentiële bedreiging voor de Nederlanden, zoals na de Dertigjarige Oorlog zou blijken.

De Franse fase (1635-1639)

Frankrijk en de Republiek vallen Spanje in de Zuidelijke Nederlanden aan

Het jaar 1635 luidde de vierde, Franse fase van de Dertigjarige Oorlog (1635-1639). Frankrijk was natuurlijk katholiek, maar haar regeringsleider Richelieu had al geruime tijd de Zweedse lutheranen financieel gesteund, want hij had er veel voor over om het oude probleem van de Habsburgse omsingeling uit de wereld te helpen. Daarom verklaarde Richelieu Spanje openlijk de oorlog in februari 1635, al vóór de Vrede van Praag getekend was. Voor Richelieu prevaleerde het staatsbelang hier op godsdienstige overwegingen. Richelieu begon met een aanval op de Zuidelijke Nederlanden en tekende met de Republiek een Verdelingsverdrag voor de Zuidelijke Nederlanden in februari 1635. Beide zouden een deel ervan in bezit nemen. Franse troepen vielen binnen, versloegen Spanje bij Hoei op de Maas (mei 1635), maakten contact met de Nederlanders in Maastricht, brandden Tienen plat en verkrachtten er alle vrouwen (juni 1635), belegerden Leuven en moest toen voor de Spaanse/Zuid-Nederlandse/keizerlijke troepen onder bevel van Ottavio Piccolomini terugtrekken (september 1635). De Franse troepen waren nog altijd een stelletje ongeregeld. De Republiek was teleurgesteld omdat Frankrijk door haar oorlogsmisdaden de Vlamingen tegen haar in het harnas joeg. Bovendien hadden keizerlijke troepen Spanje in de Zuidelijke Nederlanden versterkt. De troepen onder bevel van Piccolomini vielen op hun beurt Frankrijk binnen, verwoestten de Champagne, Bourgondië en Picardië en wonnen te Corbie (augustus 1636) in Noord-Frankrijk. De Fransen hernamen evenwel Corbie (november 1636) en dwongen Spanje zo om Noord-Frankrijk te ontruimen. Frankrijk overwon Savoye en de Spanjaarden in het Noord-Italiaanse Tornavento (juni 1636). De oorlog breidde zo uit naar Noord-Italië. Toch maakte het mislukken van de Fransen in de Zuidelijke Nederlanden duidelijk dat het Franse leger niet in topconditie was.

De keizer en Spanje vertonen de eerste tekenen van zwakheid

De keizer dacht onder die omstandigheden ook in Duitsland het initiatief te kunnen hernemen. Een keizerlijke achtervolging in het noorden van het Duitse Rijk werd door Zweden echter afgeslagen bij Wittstock in Noord-Brandenburg (oktober 1636). De Republiek kon in oktober 1637 Breda op Spanje heroveren en daarmee heel Noord-Brabant. Doch bij een aanval op Antwerpen werd de Republiek te Kallo door Ferdinand van Oostenrijk verpletterend verslagen (juni 1638). Toch begonnen de Habsburgers, vooral in Duitsland, tekenen te geven dat ze zouden bezwijken. Saksen, nu bondgenoot van Frankrijk, overwon Beieren en de keizerlijken te Rheinfelden bij Bazel, beneden aan de Midden-Rijn (maart 1638). Daarop kon Frankrijk na een beleg (augustus-december 1638) Breisach hoger op de Rijn als invalsbrug naar Duitsland op de keizerlijken veroveren. Het tij keerde, maar nog niet definitief. Frankrijk viel Spanje aan in de Golf van Biskaje en won er te Guetaria vóór de Baskische kust (augustus 1638). Franse galeien versloegen ook Spaanse galeien bij Genua (september 1638) in de Middellandse Zee. Maar toen Frankrijk ook Spanje zelf binnenviel, werd het teruggeslagen bij Fuenterrabia (september 1638). Piccolomini overwon de Fransen toen ze in de Zuidelijke Nederlanden het Luxemburgse Thionville/Diedenhofen belegerden (juni 1639). Spanjes beruchte tercio’s behaalden hier één van hun laatste overwinningen. Het Franse leger moest zich herstellen en Spanje beet nog steeds van zich af. Maar in Duitsland waren Oostenrijk en de keizer het wél aan het begeven. Zweden overwon de keizerlijken en het opnieuw van kamp veranderde Saksen in het Zuid-Saksische Chemnitz (april 1639) en bezette daarop Silezië, Moravië en Bohemen. De keizer beklaagde zich bitter dat hij in 1634 Wallenstein had laten vermoorden. Spanje hield zich wel kloek maar takelde toch af. Het wilde met een Tweede Spaanse Armada 24.000 soldaten naar de Zuidelijke Nederlanden zenden. De Nederlandse bevelhebber Maarten Tromp versloeg die vloot eerst bij Duinkerke en vernietigde die voor een groot deel in oktober 1639 in de Zeeslag bij Duins onder de Engelse zuidkust. Het neutrale Engeland hielp na afloop de op haar kust gestrande helft van de Spaanse soldaten naar hun bestemming. De Republiek had slechts 1 schip verloren, Spanje 60 van de 77. De West-Vlaamse kapers die er Spanje ondersteunden bleven in de zeeslag overeind. Spanjes zeemacht was voortaan te zwak om zelfs maar Spanjes koloniën te verdedigen.
Hoe onvoorbereid Frankrijk ook was geweest op deelname aan de oorlog, de keizer geraakte dermate buiten adem en Spanje takelde dermate af dat de Fransen toch aan de winnende hand geraakten. De keizer had de Habsburgse prang rond Frankrijk met zijn verovering van Noord-Duitsland aanvankelijk nog versterkt. Doch Richelieu deed dat Zweden in 1630-1635 ongedaan maken, en probeerde in 1635-1639 om de prang voorgoed te doen springen. En die prang damde al sinds 1516 Frankrijk in en beschermde de Nederlanden, zeker de de Zuidelijke Nederlanden met hun grote grens met Frankrijk. Geopolitiek konden de Nederlanden niet zonder.

De Spaanse fase (1640-1643)

Spanje verliest Portugal en moet Catalonië verdedigen

Spanje takelde al af sinds 1600 maar in 1640 werd het breekpunt bereikt. Filips IV van Spanje had een schitterende hofhouding en voerde een supermacht-beleid. Maar zijn Spanje verarmde zienderogen en zijn regeringsleider Olivares schoor Castilië met belastingen kaal. Catalonië en Portugal verzetten zich tegen hun bijdrage aan de hoge lasten, maar Olivares negeerde dit. De Franse doorbraak volgde in 1640 toen Spanje plots rampzalig ineenzakte. Catalonië kwam in opstand (mei 1640) en stelde zich onder de Franse kroon (september 1640) waarop Fransen en Catalanen Spanje versloegen bij de Catalaanse Montjuic (januari 1641). Portugal met zijn hele koloniaalrijk verklaarde zich na zestig jaar opnieuw onafhankelijk van Spanje (december 1640) en verbond zich met Frankrijk (juni 1641). Spanje was financieel zo uitgeput dat het onvoldoende troepen had om aan dat laatste te verhelpen. In de Nederlanden verloor Ferdinand van Oostenrijk nu Atrecht aan de Fransen (augustus 1640). Zo luidde 1640 de vijfde, Spaanse fase van de Dertigjarige oorlog (1640-1643) in. Spanje legerde soldaten in de Zuidelijke Nederlanden en in het Duitse Rijk, maar kon de opstanden in eigen land niet te baas. De Habsburgers waren echter nog niet geheel uitgeteld. Spanjes bondgenoot de keizer overwon de Fransen nog bij Sedan, nu Noordoost-Frankrijk (juli 1641). Maar toch wist Frankrijk Sedan aan te hechten. En vanuit de Zuidelijke Nederlanden overwon Spanje de Fransen te Honnecourt-sur-Escaut op de Noord-Franse Schelde (mei 1642). En Spanje overwon Frankrijk in een zeeslag vóór Barcelona (juni-juli 1642) en ontlastte zo Catalonië. En Frankrijk won van Spanje bij Lerida (oktober 1642) maar moest vervolgens toch terugtrekken.


De keizer bezwijkt, Spanje verliest zijn militaire overwicht

Zweden overwon de keizerlijke troepen opnieuw te Breitenfeld bij Leipzig (november 1642) en bezette na Silezië en Bohemen nu ook Saksen. Het was een rampzalige nederlaag voor de Habsburgers. Veel keizerlijken liepen over. Naderhand werden van de keizerlijke troepen veel hogere officeren en soldaten voor verraad terechtgesteld. Richelieu breidde het Franse leger ondertussen uit van 60.000 naar 150.000 man (1642). De bom barstte te Rocroi, bij Dinant. Frankrijk overwon in mei 1643 onder Condé verrassend Spanjes elite-troepen uit de Zuidelijke Nederlanden, de 'tercios de Flandes'. De Spaanse ruiterij op de oostelijke flank begaf het tegen de Franse ruiterij, waarna de Duitse, Italiaanse en Waalse tercios daar achteraan vluchtten; alleen de Spaanse tercios hielden stand, maar onderhandelden vervolgens toch een terugtocht. Spanjes tercios waren vierkantopstellingen van zo’n 3.000 piekeniers, gecombineerd met haakbusschutters, later musketiers. De opkomst van ruiters met pistolen die de vierkantopstelling van op afstand beschoten en de opkomst van musketten die sneller vuurden dan haakbussen maakte lange, ondiepe linies met musketiers die tegelijk vuurden veel doelmatiger. Gustaaf II Adolf nam die lichtere, beter manoeuvreerbaarder eenheden van Maurits van Nassau over. Gustaaf Adolf voegde er licht veldgeschut per eenheid aan toe, en deed talrijker musketiers in drie rijen geknield, gehurkt en staand tegelijkertijd vuren. Frankrijk verloor te Rocroi 4.000 man, Spanje 15.000. Frankrijk was sinds deze slag voor geruime tijd de grootste landmacht van Europa, wat rampzalig was voor Spanjes Zuidelijke Nederlanden. De Fransen wonnen verder de zeeslag voor Carthagena in Zuid-Spanje (september 1643), waar 20 van de 25 Spaanse schepen West-Vlaamse kapers waren. Dat West-Vlaamse kapers een Spaanse Middellandse-Zeehaven moesten verdedigen sprak boekdelen over de aftakeling van Spanje.


De slotfase (1643-1648)

Zweden en Frankrijk winnen in het Duitse Rijk

Beieren en de keizer verzwakten verder. En dat leidde de zesde fase of slotfase van de Dertigjarige Oorlog (1643-1648) in. Keizer Ferdinand III werd zo zwak dat zelfs een Deens-Zweedse Oorlog (1643-1645) hem tegen Zweden niet kon beschermen. Want Zweden viel Denemarken vanuit Noord-Duitsland aan en veroverde Jutland (december 1643-januari 1644). Zweden was duidelijk veel sterker dan Denemarken. Wel kon Denemarken op zijn westkust nog een Staatse hulpvloot terugslaan (mei 1644). Maar Denemarken verloor op zijn zuidoostelijke kust (oktober 1644) met 17 schepen tegen de 37 schepen van de Republiek en Zweden en moest vrede sluiten. De Republiek hielp hier zijn Zweedse bondgenoot in de Dertigjarige Oorlog. Denemarken verloor in de Vrede van Brömsebro (augustus 1645) aan Zweden in Noord-Duitsland Bremen en Verden, in Midden-Noorwegen het grensgebied, en in de Oostzee de eilanden Gotland en Ösel/Saaremaa. Zweden hoefde geen Sonttol meer betalen en kreeg bovendien Halland, in Zuidwest-Zweden, in pand. En de keizerlijken wilden die afleiding gebruiken. Maar de Zweden keerden in aller ijl terug naar N-Duitsland en versloegen de keizerlijken in het Brandenburgse Jüterbog onder Berlijn (november 1644) en dan in het Boheemse Jankov (maart 1645) waarna ze zelfs tot vóór Wenen geraakten (april 1645). De keizer behield wel Wenen, maar stond nu strategisch nergens meer. Na Rocroi in 1643 en Jankov in 1645 hadden noch Spanje noch hij ook maar een kans om ooit nog te winnen. En ook aan de Frans-Duitse grens begonnen de keizerlijken het te begeven. Wel konden ze nog een Franse inval vanuit de Elzas te Tuttlingen boven het Bodenmeer terugslaan (november 1643). Één grote zegetocht voor Frankrijk werd 1643 dan ook weer niet. Maar toen Frankrijk terugkeerde naar Freiburg moesten Beieren en de keizerlijken er toch wijken (augustus 1644). En nóg een jaar later kon Beieren de Fransen nog eens tegenhouden te Bad Mergentheim in Noord-Zwaben (mei 1645). Doch Frankrijk overwon Beieren en de keizerlijken te Nördlingen in Noordwest-Beieren (augustus 1645). De Beier Mercy sneuvelde er. Frankrijk was Duitsland dieper aan het binnendringen. Toch was het nog niet de beslissende slag omdat de ziekte van bevelhebber Condé er Frankrijk dwong om terug te trekken. Maar dit gaf 3 jaar uitstel, geen 3 jaar afstel. Weldra zou niemand Frankrijk nog kunnen beletten om naar Oostenrijk op te rukken en aansluiting met de Zweden te maken.


Spanje bestrijdt Frankrijk, vooral in Italië en Catalonië

Spanjes aftakeling, eenmaal ingezet, bleek onstuitbaar. Spanje mislukte in zijn heroveringspoging van Portugal te Montijo (mei 1644) alsook in zijn belegering van het Portugese Elvas (november 1644). In de Spaanse Zuidelijke Nederlanden verloor het aan de Republiek met 3.000 man tegen 15.000 Hulst (november 1645) en zo het oosten van Zeeuws-Vlaanderen. Met nu de gehele zuidoever van de Scheldemonding in Staatse handen was de blokkering ervan volledig. En Spanje boerde wel in de Zuidelijke Nederlanden achteruit, maar veel minder in eigen land, in Italië of in zijn koloniën. Het was duidelijk dat Spanje de Zuidelijke Nederlanden nu verwaarloosde, en voor zover er nog naar omgekeken werd alle aandacht toegespitst op Frankrijk, niet op de Republiek. Frankrijk en de Republiek namen nu ook Mardijk in (augustus 1646) en de Fransen vervolgens nog Duinkerke (oktober 1646). Daarentegen mislukte Frankrijks belegering van Lerida in Catalonië (mei-november 1646). Voor de Toscaanse kust bleef een Frans-Spaanse zeeslag onbeslist, waarop Frankrijks bondgenoot Savoye zijn beleg van het Zuid-Toscaanse Orbetello opgaf (juni 1646). Frankrijk mislukte alweer in de belegering van het Catalaanse Lerida (mei-juni 1647). Spanje geraakte in Azië aan de Republiek wel Noord-Formosa kwijt (1646) maar sloeg in de Filipijnen, in de Baai van Manilla, toch een Staats smaldeel terug (juni 1647). Spanje, Beieren en de keizer waren uitgeput, maar Frankrijk en Zweden eveneens. In het Duitse Rijk werd er in 1646 nog maar weinig gevochten en in 1647 lag de oorlog buiten Lerida en Manila op bijna alle fronten stil. Oorlogen sleepten destijds zo lang aan omdat soldaten bijeenhouden zo duur was. Geschut en tros konden immers slechts in de droge seizoenen oprukken. Daarbuiten maakte de neerslag de aarde wegen onbruikbaar. Veel steden waren versterkt, en vormden forten die je stuk per stuk moest veroveren. Geldgebrek, de slechte belastingheffing en legers die leefden van het land herleidden de oorlogen uiteindelijk tot afmattingsoperaties. Vooral wanneer de tegenpartij sneller uitgeput geraakte dan jij was je succes verzekerd. En dat was wat nu in het Duitse Rijk gebeurde.

Frankrijk en Zweden winnen de oorlog

De lang verwachte genadeslag volgde toen de Franse legers van Condé en Turenne zich met de Zweden konden verenigen, en in het West-Beierse Zusmarshausen (mei 1648) tussen Ulm en Augsburg, verpletterden wat er nog over was van de keizerlijke- en Beierse legers; hun opperbevelhebber waren het oneens en vochten bovendien met 18.000 tegen 30.000 man. Zweden nam in Praag ook nog de kasteelburcht in (juni 1648), maar niet de stad (oktober-november 1648). Diezelfde zomer overwonnen de Fransen onder Condé het Spaans/Zuid-Nederlandse leger dat in Frans-Vlaanderen Lens (augustus 1648) heroverde. Het waren de drie laatste krachtmetingen die de Dertigjarige Oorlog ten langen leste beëindigden (1618-48). De Oostenrijkse Habsburgers, de Spaanse Habsburgers en Beieren gaven op. Frankrijk, Zweden en de Republiek waren de overwinnaars. Voor de Zuidelijke Nederlanden was dit rampzalig, maar voor de zegevierende Republiek had het een bittere bijsmaak. Ze overwon Spanje, maar droeg zo bij om de Habsburgse prang rond Frankrijk te doen springen. En dat compromitteerde de Nederlanden. Maar het waren de Fransen die Spanje hier deden buigen, en Fransen en Zweden die de keizer hier kleinkregen. De Republiek kon het niet verhelpen, zelfs indien ze dat had gewild.


De Vrede van Westfalen (1648)

De Vrede van Westfalen bestond uit elf verdragen, waaronder vooral het Verdrag van Münster tussen de Republiek en Spanje (januari 1648), het Verdrag van Osnabrück tussen Zweden en het Duitse Rijk (oktober 1648) en een ander Verdrag van Münster tussen Frankrijk en het Duitse Rijk (oktober 1648). Voor het eerst onderhandelden alle Europese staten samen. De voorbereidingen begonnen in 1637, de procedures werden in 1641 vastgelegd te Hamburg, en vanaf 1645 begon het onderhandelen in Münster en in Osnabrück. Het bepaalde de diplomatieke relaties tussen Europese staten voor de komende 150 jaar, o.a. met de erkenning van de soevereiniteit en het niet-inmengingsbeginsel. De Italiaanse staten Savoye, Genua, Mantua, Lucca, het Hertogdom Modena en Reggio, het Hertogdom Parma en Piacenza en Toscane werden onafhankelijk van het Duitse Rijk, alsmede Zwitserland en de Republiek. Onafhankelijk worden van de Duitsers was mooi, Duitslands totale verbrokkeling daarentegen was van het goede teveel. Het Heilige Roomse Rijk viel uiteen in meer dan 360 onafhankelijke staten. Het gezag van de keizer werd er grotendeels symbolisch. Inzake godsdienst keerde men terug naar de status quo ante, Bohemen uitgezonderd. 35 % van de Duitsers was direct of indirect door oorlogsgeweld omgekomen. Van de 20 miljoen in 1618 bleven er nog 14 miljoen over. De Duitse cultuur zakte ineen. De Duitse adel zou weldra het Frans als cultuurtaal gebruiken. Zweden en Frankrijk werden van deze Duitse mozaïek ook nog eens de waarborgmachten. Ze kregen Duitse gebieden en konden zo beide in de Rijksdag zetelen. Zweden bekwam in Noord-Duitsland West-Pommeren én de Odermonding, alsook Verden en Bremen met de Wezer- en Elbemondingen. Brandenburg-Pruisen kreeg Oost-Pommeren/Voor-Pommeren en vier aanliggende bisdommen. De zoon van Frederik V kreeg de Palts terug, doch Beieren behield de Opper-Palts.

Frankrijk behield wat Elzasgebieden, alsook Philippsburg en Breisach, steden ten oosten van de Rijn als uitvalsbases om het Heilige Roomse Rijk mee te bedreigen. En Frankrijk verwierf de Sundgau rond Muhlhausen, wat de Spaanse Franche-Comté inklemde tussen Frankrijk en diens Sundgau. Bovendien verwierf Frankrijk tien steden in de Elzas, wat het hertogdom Lotharingen inklemde tussen Frankrijk en die steden. Frankrijk vernietigde zo de Habsburgse prang, drong Spanje terug en nam Spaans gebied in de klem, drong de keizer terug, deed zijn Heilige Roomse Rijk/HRR totaal verbrokkelen, verwierf er een inmengingsrecht in en nam diens gebieden in de klem. De Spaans-Oostenrijkse prang rond Frankrijk spatte uiteen en Frankrijk zou nu bijna veertig jaar lang (1648-85) Europa overheersen. En Frans verving tijdens die onderhandelingen het Latijn als diplomatieke taal. En in Europa zou het Frans als diplomatieke taal aanhouden tot aan de Tweede Wereldoorlog. Voor de Zuidelijke Nederlanden én voor de Republiek was dit alles cultureel, identitair en geopolitiek geen prettig nieuws. Bovendien stond Frankrijk nu wel sterk tegenover het HRR en aan de grens met het HRR, maar Spanje bleef met Zuid-Italië,Lombardije, de Franche-Comté en de Zuidelijke Nederlanden Frankrijk gedeeltelijk omsingelen. Frankrijk sloot daarom met Spanje geen vrede en zou het in de Spaans-Franse Oorlog (1635-1659) nog elf jaar bestrijden. Ook Spanjes Zuidelijke Nederlanden bleven zo in oorlog met Frankrijk. En toen Frankrijk Spanje in 1659 klein kreeg kon het zijn Rijn-Alpen-Pyreneeëndoctrine die deze 3 natuurlijke grenzen voorschreef, verder nastreven. Lodewijk XIV wilde om die reden ook de Neder-Rijn bereiken en zou daarom o.a. de Zuidelijke Nederlanden en dan de Republiek belagen in de Devolutieoorlog (1667-1668), de Hollandse Oorlog (1672-1679), de Frans-Spaanse oorlog (1683-1684), de Negenjarige Oorlog (1688-1697) en de Spaanse Successieoorlog (1701-1714). De Dertigjarige Oorlog die Spanje en het HRR als tegengewichten deed wegvallen en Frankrijk tot supermacht verhief maakte dit mogelijk.

Bronvermelding

Bronnen, noten en/of referenties:

  • (en) Asch, Ronald G. (1997): The Thirty Years War: The Holy Roman Empire and Europe, 1618-1648. Basingstoke.
  • (en) Parker, Geoffrey (1984): The Thirty Years War. Londen.
  • (en) Wilson, Peter H. (2007): Europe's Tragedy: A History of the Thirty Years War. Londen.
  • Projekt „Westfälischer Friede“ (o.a. met de Textbänden der 26. Europaratsausstellung „1648: Krieg und Frieden in Europa“, 1998/99)
    1. º De Republiek 1477-1806, J.I. Israel, Franeker, 1996, p. 516
    rel=nofollow
    rel=nofollow

    Wikimedia Commons  Zie ook de categorie met mediabestanden in verband met Thirty Years War op Wikimedia Commons.

    rel=nofollow