Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie en digitaal erfgoed, wenst u prettige feestdagen en een gelukkig 2025

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

William Carey

Uit Wikisage
Versie door Mendelo (overleg | bijdragen) op 28 feb 2014 om 08:34 (uitbreiding begindeel)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Bestand:William Carey.jpg
William Carey

William Carey (Paulersbury (Northamptonshire / Groot-Britannië), 17 augustus 1761 – Serampur, nu Serampore bij Calcutta (Indië), 9 juni 1834) was een Engels protestants zendeling en stichter van de Baptist Missionary Society. Hij wordt wordt wel „de vader van de moderne zending” genoemd.

Carey was ook botanicus.

Leven

William Carey werd als eerste van vijf kinderen van Edmund en Elisabeth Carey. Zij waren een arme familie van wevers uit Paulerspury in Northamptonshire. Hij werd opgevoed in de Church of England. Zijn vader was parochieklerk en onderwijzer. William toonde reeds als kind belangstelling voor natuurwetenschappen, en voornamelijk voor plantkunde. Hij had een gave voor talen en leerde op jonge leeftijd al Latijn.

Toen hij veertien was, ging hij in de leer bij schoenmaker Clarke Nichols in een naburig dorp, Piddington, Northamptonshire. Een andere leerjongen, John Warr, hoorde niet bij de Engelse staatskerk. Door zijn invloed verliet Carey de Kerk van Engeland en sloot zich aan bij een groep die in het nabijgelegen Hackleton een kleine congregationalistische kerk vormden. Tijdens zijn leerperiode bij schoenmaker Nichols, begon Carey Grieks te leren met de hulp van een plaatselijke bewoner die naar het college was geweest.

Toen Nichols in 1779 overleed, begon Carey te werken voor schoenmaker Thomas Old te werken. Hij trouwde in 1781 met Thomas Olds schoonzuster Dorothy Plackett. Anders dan William, was Dorothy analfabeet: zij ondertekende de huwelijksakte met een kruisje. Zij kregen zeven kinderen: vijf zonen en twee dochters. Beide dochters en de zoon Peter overleden als kind. Toen Old stierf nam Carey de zaak over. Hij zat vaak te lezen terwijl hij schoenen maakte en leerde zichzelf in die tijd Hebreeuws, Italiaans, Nederlands en Frans,

Stichter van de Baptist Missionary Society

Carey werd betrokken bij een plaatselijke gereformeerd baptistische gemeente, waar hij mannen als John Ryland, John Sutcliff, en Andrew Fuller leerde kennen. Zij nodigden hem uit om ’s zondags in hun kerk in het dorp Earls Barton de preek te houden. Op 5 oktober 1783 werd William Carey door Rylands gedoopt (door onderdompeling).

In 1785 werd Carey de onderwijzer in het dorp Moulton. Hij werd er ook uitgenodigd om als hun baptistische pastor te dienen. In 1785 tot pastor aangesteld van Harvey Lane Church in Leicester.

In die tijd las hij Jonathan EdwardsAccount of the Life of the Late Rev. David Brainerd en verslagen over de ontdekkingsreizen uit de achttiende eeuw. Vooral de Zuidzeereizen van kapitein James Cook wekten in hem de wens om mensen in afgelegen streken met het evangelie te bereiken. Hij stelde zijn ideeën voor op een kerkelijke bijeenkomst, maar stootte op afwijzing.

In 1786 schreef hij zijn beroemde werk An Enquiry into the Obligations of Christians to Use Means for the Conversion of Heathens.[1] Dit boek zou later tot de oprichting van de Baptist Missionary Society (BMS) leiden, het eerste niet door de staat opgerichte zendingsgenootschap in de nieuwe tijd. Op 30 mei 1792 hield Carey een preek over Jesaja 54:2-, waarin hij ook de aansporing gaf: „Verwacht iets groots van God en onderneem iets groots voor God.

Deze toespraak leidde tot de definitieve oprichting van het zendingsgenootschap op 2 oktober 1792,[2] dat deze uitspraak van Carey als motto koos. De eerste zaakvoerder ervan was Andrew Fuller.

Zendeling in Oost-Indië

In 1793 gingen William Carey met zijn vrouw Dorothy en hun twee zonen aan boord van een zeilschip, om als eersten de zendingsdienst voor de Baptist Missionary Society op zich te nemen. Na een scheepsreis van vijf maanden kwamen ze aan op hun doel: de Britse kolonie Brits Indië, het hedendaagse Bengalen. Aangezien er volgens de bestemmingen van de Britse Oost-Indische Compagnie op „Brits” terrein niet gemissioneerd mocht worden, ging Carey aan het werk als manager van een indigoplantage in Mudnabati. In eerste instantie werd hij ingehuurd als landarbeider. Hij leefde onder moeilijke omstandigheden. Zijn kind overleed, en zijn echtgenote werd daarop het slachtoffer van een zware psychose, waarvan ze nooit meer helemaal genas.

Professor, taalwetenschapper, Bijbelvertaler

Rond 1800 ging Carey wonen in Serampur, dat als Deense kolonie Frederiksnagore werd genoemd. De BMS stuurde twee andere zendelingen, William Ward en Josua Marshman, als ondersteuning, en deze waren daar hetzelfde jaar reeds komen wonen.

Hoewel Carey nooit aan Britse universiteiten had gestudeerd, behaalde hij een professoraat Bengaals en Sanskriet aan College Fort William in Calcutta. Hij gaf vooral les Bengaals aan Engelse jongemannen die ambtenaren wilden worden.

Carey verwierf bijzondere verdiensten als taalwetenschapper. Hij gaf meerdere Oudindische geschriften uit en stelde grammaticaboeken, leer- en woordenboeken op voor het Bengaals. In totaal leerde Carey als autodidact ongeveer 40 talen, waarin hij dan vooral de Bijbel of gedeelten ervan vertaalde.

In 1801 publiceerde hij de eerste vertaling van het Nieuwe Testament in het Bengaals. Andere vertalingen van het Nieuwe Testament volgden: in het Sanskriet (1808), Marathi (1811), Punjabi (1815), de volledige Bijbel in het Bengaals (1809).

Samen met Joshua Marshman werkte Carey ook aan de vertaling en publicatie het Indische werk Itamayana. Van 1806 tot 1810 gaven ze een aantal delen uit, maar Carey maakte dit werk niet af.

In 1807 overleed Dorothy Carey. Het jaar daarop hertrouwde Carey met Charlotte Rhumohr uit Denemarken.

Stichter van scholen

Tussen 1818 en 1821 bouwde Carey met zijn medewerkers het Sirampur Theological Seminary, waar vervolgens inheemse missiemedewerkers werden opgeleid. Koning Frederik VI van Denemarken kende in 1828 het universiteitscharter toe aan dit seminarie.

Carey stichtte ook een volksschool, die een model werd voor het schoolwezen in Indië. Ook de eerste krant in een Oostindische taal verscheen op zijn initiatief.

Ook als botanicus verwierf Carey zich een reputatie. Hij legde een groot proefterrein aan voor het onderzoeken van de Indische fauna en flora.

Strijder voor de mensenrechten

Carey zette zich, zoals Ram Mohan Roy in voor het afschaffen van achterhaalde en mensonwaardige tradities.

Een van de dingen waarmee hij werd geconfronteerd was het kastenstelsel. Hij beschouwde dit als een nutteloze en sociaal onrechtvaardige traditie. Een dochter van de eerste bekeerling, die zelf uit een lagere kaste kwam, trouwde in 1802 met een Brahmaan. Dit was een publieke demonstratie dat zij het kastenstelsel afwezen.

Dankzij zijn intussen sterke invloed op de koloniale politiek slaagde hij erin dat de in de Indische families gebruikelijke meisjesmoord wettelijk verboden werd. De wet werd ondertekend in december 1829 en Carey mocht het naar het Bengaals vertalen. Ook tegen de weduwenverbranding verzette hij zich heftig bij de Engelse gouverneur; pas toen William Bentinck in 1832 de nieuwe gouverneur-generaal werd, werd dit gebruik wettelijk verboden.

Toen de oude ervaren zendelingen overleden en werden vervangen door mensen met minder ervaring, ontstonden na verloop van tijd wrijvingen in de Baptist Missionary Society. Het leven in een gemeenschappelijk zendelingenhuis viel niet iedereen even gemakkelijk. In 1827 nam Carey afscheid van de Baptist Missionary Society en ging op het terrein van Serampore College wonen. Daar bleef hij prediken en onderwijzen tot hij op 9 juni 1834 overleed.

Kort voor zijn overlijden legde hij vast dat de Baptist Missionary Society al zijn werken zou erven.

Erkenningen

Een plantengeslacht uit de familie van de Lecythidaceae werd hem ter ere Careya Roxb. genoemd.

Werken (selectie)

  • An Enquiry into the Obligations of Christians to use Means for the Conversion of the Heathens, 1792. (Hiervan bestaat een facsimile-uitgave, Londen 1961.) versies op archive.org

Literatuur (selectie)

  • John Clark Marshman, The Life and Times of Carey, London 1859
  • James Culross, William Carey, London 1881
  • E. Daniels Potts, British Baptist Missionaries in India 1793-1837: The History of Serampore and its Missions, Cambridge, 1967.
  • F. Deauville Walker, William Carey: Missionary Pioneer and Statesman, Chicago, 1951

Verwijzingen

  1. º vert.: Een onderzoek over de verplichting van christenen om middelen te gebruiken voor de bekering van heidenen.
  2. º (en) Godfrey Ward, W. M. Carey P. 13

Weblinks