Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Sanskriet

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Het Sanskriet (Sanskriet संस्कृतम् ) (alternatieve spelling: Sanskrit) is een Indo-Europese geleerde taal, van de Indo-Iraanse familie, die streng gereguleerd is door de spraakkunst van Pāṇini. Het is de taal van de grote klassieke literatuur van het Indiase subcontinent, waar zij nog steeds door een aantal Brahmanenfamilies en bepaalde Hindoeïstische sekten wordt toegepast. Het is dan ook niet zozeer een volkstaal als wel een cultuurtaal die altijd bij een zekere sociale elite hoorde. Het was de ’lingua franca’ zoals in de voorbije eeuwen het Latijn in het westen.

De naam komt van saṃskr̥tam, dat: samengesteld, volmaakt betekent en is relatief recent (zie hieronder). (Nota bene: de eerste m heeft een bovenpunt (anusvāra) en de r een onderpunt (visarga), de a’s hebben geen lengteteken.)

Geschiedenis

Het Sanskriet behoort tot de Indo-Europese taalfamilie in de tak Indo-Iraans en de ondertak Indo-Arische talen. Het heeft in sterke mate de talen in het noorden van India beïnvloed, zoals het Hindi, Urdu, Bengaals, Marathi, Kasjmiri, Punjabi, Nepalees, en zelfs de zigeunertaal.

De naam saṃskr̥tam, die ’volmaakt’ betekent, is vrij recent. Gedurende eeuwen werd de taal gewoon aangeduid met vāc of śabda, „woord, taal”, en werd beschouwd als de enig mogelijke taal. Bepaalde metaforen zoals gīrvāṇabhāṣā, „taal der goden”, duiden wel op het uitzonderlijk verheven en religieus karakter.

De eerste betekenis van Sanskriet is die van „antiek indo-arisch”, de moedertaal waaruit een groot aantal dialecten is voortgekomen; een zustertaal is het antieke Iraans of Avestisch, waar het zich nauwelijks van onderscheidt. Volgens de Arische invasietheorie werd het Sankriet (en de voorloper het Vedisch) vanaf ongeveer 5000 v.Chr. gesproken in Aryavarta (Groter India: Zuid- en Centraal-Azië). Door de migratie van Arische stammen naar Perzië, Mesopotamië en Anatolië werd de taal ook meegenomen.

Met zekerheid is vastgesteld dat een vorm van Indo-Arisch werd gesproken in de 14e eeuw v.Chr. dankzij Indo-Arische woorden in documenten die in het gebied van de Hittieten zijn teruggevonden, opgesteld in hun eigen Indo-Europese taal (het Hittitisch). Eén zo’n document is een handboek over het trainen van paarden van ene Kikkuli uit het land der Mitanniërs (waarvan het origineel klaarblijkelijk was opgesteld in de taal van de onder sterke Arische invloed verkerende niet Indo-Europese Hurrieten[1]).

De oudste vorm van Sanskriet waarvan op meer tastbare wijze wordt getuigd heet het Vedisch. Het is de taal waarin de Veda's zijn opgesteld, waaronder de R̥g Veda of „Veda der hymnen” (r̥g-), het meest antieke geheel van teksten. Het blijft echter moeilijk de Rig Veda zelf te dateren, en dus ook het historische begin van de Vedische taal. Deze antieke hymnen werden immers vooral gereciteerd en van buiten geleerd (zelfs tot op vandaag), en het optekenen gebeurde pas relatief laat. Hun samenstelling is bovendien over verscheidene eeuwen gespreid. Volgens sommigen gaan de oudste teksten terug tot vóór het 2e millennium v.Chr. Het Vedisch Sanskriet, waarin de vier Veda’s zijn opgesteld, verschilt van het Klassiek Sanskriet ongeveer in dezelfde mate als het Homerisch Grieks en het Klassieke Grieks.

Een late vorm van het reeds geëvolueerd (bijvoorbeeld het verdwijnen van de conjunctief) Vedisch Sanskriet leidt tot het Preklassiek Sanskriet. Dit wordt gebruikt rond de 5e eeuw v.Chr. of van de 4e eeuw v.Chr. Dit is het Sanskriet dat Pāṇini, ongetwijfeld de oudste bekende grammaticus uit de Oudheid, fonologisch en grammaticaal beschrijft (in het Sanskriet) met een nimmer geëvenaarde nauwkeurigheid en gestrengheid. In zijn lijvig werk de Aṣṭādhyāyī houdt hij zich aan de taalregels en onderlijnt de formules die hij eigen aan de Vedische hymnen beschouwt, zonder met zoveel woorden te zeggen dat ze archaïsch zijn. De taal is hier mee gestandaardiseerd.

Uit de 3e eeuw v.Chr. dateren de eerste teksten van prâkrits (of prākr̥ta, « ordinaire talen »), onder meer de inscripties van Ashoka. De talen, die hiermee aangeduid worden, komen overeen met ’minder nobele’ dialecten, dat wil zeggen gevulgariseerde talen voor dagelijks gebruik die zich snel van elkaar afscheiden, en leiden tot de veelheid aan Indo-Arische talen die men thans in het Indias subcontinent ontmoet. Ze komen alle uit het originele oude Indo-Arisch, maar kennen verschillende ontwikkeling en gebruiksdoelen. Uit dergelijke prâkrits stammen onder meer moderne talen als Hindi, Punjabi of Bengaals. Deze talen zijn ’vulgair’ in de zin van het vulgair Latijn, d.w.z. ze worden „door het volk gesproken”. Het duurt dan ook tot de 19e eeuw eer de literatuur in moderne taal die in het Sanskriet gaat overvleugelen.

In zijn Mahābhāṣya, waarin Patañjali in de 2e eeuw v.Chr. zijn commentaar op de grammatica van Pāṇini formuleert, duiken de eerste kritieken op. De commentator bewijst dat het Sanskriet nog een levende taal is, maar dat de dialectische vormen haar kunnen ontwrichten. Het bestaan der prâkrits wordt dus erkend en het gebruik van de dialectvormen afgekeurd. De notie van ’grammaticale norm’ dringt sterker door en vanaf dan bevestigt het Sanskriet zich in zijn vaste vorm van het Klassieke Sanskriet, dat uiteindelijk in de teksten wordt aangeduid met de term saṃskr̥ta (een term die echter niet door Patañjali zelf wordt gebruikt). De term ’volmaakt’, ’perfect bereid’, ’af’, wordt ook gebezigd in verband met voedsel.

De taal wordt vanaf de christelijke jaartelling niet meer natuurlijk gebruikt; de grammatica is volledig beschreven en evolueert niet meer. Het is dan een culturele en religieuze taal, zonder rechtstreeks verband met de levende talen, vaak gebruikt als lingua franca en als literaire taal (zelfs door de volkeren die geen oud-Indiase taal spreken, zoals de Dravidische taalgebruikers). Dit duurt zo tot wanneer rond de 14e eeuw de neo-Indische talen die uit de prâkrits stammen werkelijk gaan domineren, om ten slotte vanaf de 19e eeuw het Sanskriet te gaan vervangen als literaire taal. Opmerkenswaardig is dat het Tamil, eveneens een Dravidische taal zonder ontstaansverband met het Sanskriet, eveneens gesterkt door een oude cultuur, al veel eerder in concurrentie was met het Sanskriet, vanaf de eerste eeuwen van onze jaartelling. Men ontdekt er evenwel leenwoorden uit het Sanskriet.

De geschiedenis in een notendop

  1. Het theoretisch antieke Indiaas, voorvader van alle Indo-Arische talen, wordt het best vertegenwoordigd door het Vedisch en daarna het Klassiek Sanskriet, dat zich bevestigt, zijn status van levende taal opgeeft en een onveranderlijk literair idioom wordt.
  2. Het antieke Indiaas evolueert zelf verder en leidt tot een veelheid aan talen, het ’gemiddeld Indiaas’, prâkrits genoemd, waaronder het Pali dat zelf niet meer evolueert (als religieuze taal voor het boeddhisme).
  3. Ten slotte evolueert het gemiddeld Indiaas tot 'neo-Indiaas', dat wil zeggen tot de moderne levende talen zoals het Hindi en het Bengaals.

Op die manier stammen alle neo-Indiase talen van het Sanskriet.

Hedendaags gebruik

Sanskriet wordt door sommigen als een dode taal beschouwd (tegengesteld aan een levende taal). Ondanks dat het nog steeds een officiële taal is in India, waren er volgens een peiling in 1981 nog slechts 6100 sprekers van deze taal, terwijl in 1961 nog ongeveer 194.400 personen opgaven het Sanskriet als tweede taal te gebruiken. Als sterk verbuigende en archaïserende taal is de studie van het Sanskriet fundamenteel in het kader van de vergelijkende linguïstiek.

De leden van ISKCON, ook wel bekend als de Hare Krishna-beweging, leren de heilige teksten uit de Veda’s in het Sanskriet net als de vele liederen die ze leren zingen. Er wordt namelijk door deze groepering uit geen enkel ander standaardwerk geleerd dan wat in het Sanskriet is verschenen. Tijdens bruiloften worden er speciaal brahmana’s aangetrokken, die gespecialiseerd zijn in het chanten van Vedische mantra’s om zo het echtpaar bescherming en voorspoed mee te geven.

Vedisch en Klassiek Sanskriet

Voornaamste verschillen tussen Vedisch Sanskriet en Klassiek Sanskriet:

  • Het Vedisch Sanskriet had een fricatieve bilabiale stomme / ɸ / (Upamādhamīya) en een fricatieve velare stomme / x / (jihvāmūlīya) gebruikt tot de aangeblazen visarga verscheen voor de stomme labiale en velare consonanten respectievelijk. Beide zijn in het Klassiek Sanskriet verloren geraakt.
  • Het Vedische Sanskriet had een retroflexe approximante laterale die in het klassieke is verloren geraakt.
  • Veel parallelle vormen en onregelmatigheden worden door het Klassieke Sanskriet genivelleerd.
  • Nominale en pronominale verbuiging meer ontwikkeld in het Vedisch Sanskriet.
  • Meer vormen van deelwoorden en gerundia.
  • Frequent gebruik van een conjunctief, niet bestaand in het klassieke.
  • Twaalf infinitiefvormen, tegen slechts één in het Klassieke Sanskriet.
  • Een hoogte-accent, udātta (kan enkel gehoord worden in traditioneel Vedisch chanten).
  • Minder strenge sandhiregels.
  • Het Klassiek Sanskriet heeft ook leenwoorden uit de Dravidische talen.

Schrift

Het Sanskriet is vele eeuwen en mogelijk zelfs enkele millennia enkel mondeling overgeleverd. Tijdens de contacten met de Dravidische autochtone bevolking die aan de basis lag van de Indusbeschaving werd geleidelijk aan het schrift ontwikkeld. Een aantal schriftsystemen zijn uit elkaar afgeleid en worden nog op vandaag gebruikt, ook om andere talen weer te geven.

Devanāgarī

Het Sanskriet gebruikt het zogenaamde Devanāgarī-alfabet; Devanāgarī betekent „godenstad”. Dit alfabet, dat nog steeds door sommige moderne Indiase talen, onder andere het Hindi, wordt gebruikt, heeft in totaal 56 lettertekens, die overwegend gerangschikt staan in functie van het gebruik van de spraakorganen: keel – achterkant gehemelte – voorzijde gehemelte – tandenlippen.

Bij Pāṇini, gezaghebbend leermeester grammaticaschool uit circa 6e eeuw v.Chr., staan de vocalen (in transliteratie: a ā i ī u ū ṛ ṝ ḷ ḹ e ai o au) vooraan, (bovenaan de Devanāgarī lijst hier rechts, in het grijs), dan komen – volgens hun articuleringsplaats – van achteraan de mondholte naar voor de consonantenrijen (gekleurd):

  1. Gutturalen (Kanthya, कण्ठय, kaṇṭhya), (groen:ka, kha, ga, gha, ṅa)
  2. Palatalen (Talavya, तालव्य, tālavya), (indigo: ca, cha, ja, jha, ñ)
  3. Cerebralen (Murdhanya, मूर्धन्य, mūrdhanya), (blauw: ṭa, ṭha, ḍa, ḍha, ṇa)
  4. Dentalen (Dantya, ढन्त्य, dantya), (paars: ta, tha, da, dha, na)
  5. Labialen (Oshthya, ओष्ठ्य, oṣṭhya). (rood: pa, pha, ba, bha, ma)

Aan het einde van de lijst staan (onderaan):

  • Halfvocalen (ya, ra, la, va) (oranje)
  • Sisklanken (śa, ṣa, sa) (grijsgroen)
  • Huigklank (ha) (grijsgroen na de ’s’)

Deze systematiek met inachtneming van de precieze klanken uit het Sanskriet werd te zijner tijd ook voor de andere Indiase schriften ontwikkeld (bv. Brahmi).

Afgeleide alfabetten

Een aantal andere in India gebruikte alfabetten, zoals dat van het Bengālī en het Gujarātī, zijn van het Devanāgarī afgeleid.

Shiva zegene de liefhebbers der godentaal" (Kālidāsa)

Transliteratie

Omdat het Sanskriet zo'n goede 50 lettertekens kent, en wij er maar 24 hebben, moeten we in transliteratie naar onze lettertekens er een aantal omzetten in ofwel een combinatie van twee van onze letters, ofwel extra diacritische tekentjes gebruiken. Accenten, puntjes en platte streepjes zijn er daar enkele van. Het weglaten van dergelijke tekens of dubbele letters zou in feite informatieverlies betekenen en kan leiden tot foutieve vertaling.

In het Sanskriet gaat per definitie iedere medeklinker met een korte a-klank gepaard, tenzij er onderaan een schuin streepje staat ten teken dat de medeklinker onmiddellijk op een volgende aansluit. Die a-klank klinkt niet als onze a, maar als onze stomme e (zoals bv. in ’het’). Wanneer een volle a-klank zoals de onze wordt gebruikt, dan volgt in het devanāgarī een verticale dwarsstreep het medeklinkerteken.

Deze transliteratie is internationaal geldig en overstijgt dus de spelling in nationale woordenboeken zoals Van Dale, waarvan de auteurs niet zo sterk vertrouwd zijn met de finesses van het Sanskriet. De juiste spelling is namelijk van zeker belang niet alleen om de juiste uitspraak aan te geven, omdat woorden anders in feite onjuist gaan klinken, maar vooral omdat men ze eventueel verkeerd zou vertalen, zoals wel vaker gebeurd is. Eenzelfde woord met een korte of een lange a of met een bh in plaats van een b heeft meestal ook wel een heel andere betekenis in het uitermate systematisch opgebouwde Sanskriet.

Klanken

Het Devanāgarī-alfabet kent bijna tweemaal zoveel letters als het Nederlands. Dit komt door de veelheid van klanken in de taal: elke medeklinker bestaat niet enkel stemhebbend en stemloos, zoals bij ons (bijvoorbeeld /d/ naast /t/), maar elk van deze versies heeft ook nog aangeblazen en een niet-aangeblazen vorm (/dh/ en /th/). De aangeblazen klank heet mahaprana, of met grote adem. De niet aangeblazen wordt alpaprana genoemd, of met kleine adem.

Taalverwantschap

Het Sanskriet is de oudste nog bestaande Indo-Europese taal. Grammaticaal gezien heeft Sanskriet veel overeenkomsten met de Romaanse talen en het Grieks, maar qua woordenschat heeft het meer overeenkomsten met de Germaanse talen.

Vanuit grammaticaal en etymologisch standpunt gezien, is de taal van groot belang als studie-object. In de achttiende eeuw was het de bestudering van het Sanskriet die de Westerse taalgeleerden (met name de Britse rechter Sir William Jones) op het spoor bracht van wijdverbreide taalverwantschappen — binnen wat nu de Indo-Europese taalfamilie wordt genoemd. In de negentiende eeuw heeft de taalwetenschap juist daardoor een geheel nieuwe wending genomen; de invloed van Panini’s benadering was essentieel.

Werken en functie

Naast de Bhagavad gītā, de Upanishads en de Sjrīmad bhāgavatam zijn er twee grote epen in het Sanskriet geschreven: de Mahābhārata en de Rāmāyana.

Ook bestaat er toneelwerk, religieuze commentaren, moraliserende fabels en lyriek. De dierenfabels van La Fontaine zijn overigens door hem uitdrukkelijk ontleend aan de Perzische literatuur, waarin deze vanuit India terecht kwamen. Tot in de 20e eeuw was het Sanskriet de taal van de brahmanen (de geestelijkheid) en van de geleerden. Het vervulde daarmee een functie vergelijkbaar met die van het Latijn in de Europese Middeleeuwen.

Brede belangstelling

Vanwege de groeiende invloed van de godsdiensten en wetenschappen uit India in de westerse wereld, (yoga, vedanta en dergelijke) gaan steeds meer mensen in het westen tegenwoordig Sanskriet leren.

Zie ook

Weblinks

Literatuur:

  • (fr) Angot, Michel, Théorie du Svara et tradition grammaticale pāninéenne, La Svarasiddhāntacandrikā de Srīnivāsa, 1991 1992PA030002
  • (nl) Egenes, T., 1990: Inleiding tot het Sanskriet deel 1, ISBN 90-5297-010-6
  • (en) Teach yourself Sanskrit – a complete course for beginners, ISBN 0-340-56867-4

Bronvermelding

Bronnen, noten en/of referenties:

rel=nofollow
rel=nofollow
rel=nofollow