Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Tweede Atjehexpeditie: verschil tussen versies

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
(https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Tweede_Atjehexpeditie&oldid=45905551 1 feb 2016 ‎ De Wikischim)
(https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Tweede_Atjehexpeditie&oldid=46943871 Koos van den beukel Sijtze Reurich Valdymont)
Regel 1: Regel 1:
'''De tweede expeditie naar Atjeh''' was het vervolg op de mislukte [[eerste Atjehexpeditie|eerste expeditie naar Atjeh]] van het [[Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger|Nederlands Indisch leger]].
<!-- [[Bestand:Militairen van het KNIL op de Kraton.jpg|thumb|350px|KNIL-officieren op wacht bij de Kraton in 1874]]-->
'''De tweede expeditie naar Atjeh''' was het vervolg op de mislukte [[eerste Atjehexpeditie|eerste expeditie naar Atjeh]] van het [[Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger|Nederlands Indisch leger]]. De expeditie duurde formeel vanaf het moment van inscheping van [[generaal]] [[Jan van Swieten|Van Swieten]] en diens troepen naar [[Atjeh]] op 20 november 1873 tot de datum van vertrek van de generaal met de hoofdmacht naar [[Java (eiland)|Java]] op 26 april 1874.


==Voorbereiding==
==Voorbereiding==
De expeditie duurde formeel van 20 november 1873 (inscheping van [[generaal]] [[Jan van Swieten|Van Swieten]] en zijn troepen naar [[Atjeh]]) tot [[26 april]] [[1874]] (inscheping van de generaal naar [[Java (eiland)|Java]] met de hoofdmacht).
Oorspronkelijk was door [[gouverneur-generaal]] [[James Loudon|Loudon]] bepaald dat generaal [[Gustave Marie Verspyck (1822-1909)|Verspyck]] het [[opperbevelhebber|opperbevel]] zou voeren. Hij veranderde echter, onder invloed van zijn adjudant [[Johannes Isaak de Rochemont]], van mening en stelde de reeds lang gepensioneerde generaal Van Swieten aan als opperbevelhebber en regeringscommissaris. Verspyck legde zich loyaal neer bij het opperbevel van Van Swieten, maar nam direct na terugkeer in Batavia ontslag en was sindsdien een verbitterd tegenstander van zowel Loudon als Van Swieten.<ref>Van 't Veer, blz. 128-129.</ref> Een van Van Swietens eerste daden was de reeds bijeengebrachte troepenmacht met een derde te verminderen tot ongeveer 13.000 man,<ref name="Veer 95">Van 't Veer, blz. 95.</ref> en van het restant nog eens een derde, de zogenaamde Padangse brigade, te [[Padang]] achter te laten als reserve. Ook het aantal transportschepen werd beperkt. De dicht opeengepakte soldaten werden daardoor blootgesteld aan het besmettingsgevaar van de [[cholera]]. Vóór de landing waren al zestig man aan de ziekte bezweken.<ref name="Veer 95"/> Van Swieten kreeg daarover later veel kritiek, onder andere van [[Wilhelm Christiaan Nieuwenhuijzen]], die als eerste luitenant aan de expeditie had deelgenomen. In zijn eerste dagorder van 21 november 1873 bedreigde de humanitair ingestelde Van Swieten zijn manschappen met de dood als zij [[Kampong (nederzettingstype)|kampong]]s in brand zouden steken.
Oorspronkelijk was door [[gouverneur-generaal]] [[James Loudon|Loudon]] bepaald dat generaal [[Gustave Marie Verspyck (1822-1909)|Verspyck]], die ook de eerste expeditie had geleid, het [[opperbevelhebber|opperbevel]] zou voeren. Hij veranderde echter, onder invloed van zijn adjudant [[Johannes Isaak de Rochemont]], van mening en meende er goed aan te doen de reeds lang gepensioneerde generaal Van Swieten aan te stellen in de functie van opperbevelhebber en regeringscommissaris. Een van diens eerste daden was de reeds bijeen gebrachte troepenmacht met een derde te verminderen, en van het restant nog eens een derde, de zogenaamde Padangse brigade, te [[Padang]] achter te laten als reserve. Ook het aantal transportschepen werd beperkt, waardoor de besmettelijke [[cholera]] veel van de tijdens de overtocht opeengepakte soldaten aan kon tasten. In zijn eerste dagorder van 21 november 1873 bedreigde de humanitair ingestelde Van Swieten zijn manschappen met de dood als zij [[Kampong (nederzettingstype)|kampong]]s in brand zouden steken.


==De eigenlijke expeditie==
==De eigenlijke expeditie==
Uiteindelijk door cholera en gebrek aan drinkwater gedwongen vond op [[9 december]] de landing plaats. Het oorspronkelijke plan van generaal Verspyck was om een tweede colonne aan de westkust van Sumatra te laten landen en vervolgens van twee kanten het paleis van de sultan, de [[Kraton (paleis)|kraton]], te benaderen. Van Swieten had dit plan afgewezen en trok zeer langzaam naar Penajoeng, waar door de [[Wapen der Genie (KNIL)|genie]] een groot [[bivak]] werd gebouwd. De troepenmacht bleef hier dagenlang dralen, om uiteindelijk op [[6 januari]], zonder voorafgaande verkenningen, de ''mesigit'' ([[moskee]]) van voren aan te vallen de ze met veel verlies aan manschappen innam. Met name het derde bataljon infanterie onder leiding van majoor [[Frans Petrus Cavaljé|Cavaljé]] telde veel doden en gewonden. Er was door de Atjehnezen een [[Enveloppe (vesting)|enveloppe]] voor de mesigit aangelegd, waarvan generaal van Swieten, door het nalaten aan verkenningen, onwetend was. Hij had bovendien uit kostenoverwegingen acht informanten die het terrein kenden afgedankt.
Door cholera en gebrek aan drinkwater gedwongen vond op 9 december de landing plaats. Ook daarna bleef de cholera haar tol eisen. Het oorspronkelijke plan van generaal Verspyck was om een tweede colonne aan de westkust van Sumatra te laten landen en vervolgens van twee kanten de [[Kraton (paleis)|Kraton]], het paleis van sultan Mahmoed II Syah, te benaderen. Van Swieten had dit plan afgewezen en trok zeer langzaam naar [[Penajung|Penajoeng]], waar door de [[Wapen der Genie (KNIL)|genie]] een groot [[bivak]] werd gebouwd. De troepenmacht bleef hier dagenlang dralen, om uiteindelijk op 6 januari, zonder voorafgaande verkenningen, de ''mesigit'' ([[moskee]]) bij de Kraton van voren aan te vallen. De Atjehers hadden deze echter beschermd met een [[Enveloppe (vesting)|enveloppe]], een eenvoudig vestingwerk, wat de Nederlanders niet wisten. Pas na grote verliezen kon de moskee veroverd worden.


Weer volgde een periode van passiviteit, zonder dat er verkenningen werden uitgevoerd. Pas op 24 januari werd de Kraton aangevallen, zodat de vijand alle gelegenheid had gekregen om bijtijds weg te komen. Van Swieten achtte nu de oorlog beëindigd en schreef dit in proclamaties aan het "verslagen" Atjehnese volk. [[George Frederik Willem Borel|kapitein der artillerie Borel]], een deelnemer en verslaglegger van de expeditie, schreef hier later over dat Van Swieten daarmee het gegeven negeerde dat een oorlog pas ten einde is als ''beide'' partijen het daarover eens zijn. Zover waren de Atjehnezen echter beslist niet.
Weer volgde een periode van passiviteit. Pas op 24 januari 1874 werd de Kraton aangevallen, zodat de verdedigers alle gelegenheid hadden gekregen om bijtijds weg te komen. De sultan was al eerder vertrokken. De Nederlandse troepenmacht kon de Kraton zonder enige tegenstand in bezit nemen. Van Swieten liet de legerkapel het ''[[Wien Neêrlands bloed]]'' spelen en deelde champagne uit aan de officieren. Zijn dagorder aan de troepen luidde: "De kraton is ons en het trotsche volk van Atjeh heeft voor uw moed en uw krijgskunde moeten zwichten."<ref>Van 't Veer, blz. 99.</ref> Hij achtte nu de oorlog beëindigd en schreef dit in proclamaties aan het "verslagen" Atjehse volk. Kapitein der artillerie [[George Frederik Willem Borel|Borel]], een deelnemer en verslaglegger van de expeditie, schreef hier later over dat Van Swieten daarmee het gegeven negeerde dat een oorlog pas ten einde is als ''beide'' partijen het daarover eens zijn.  
<!--[[Bestand:Atjeh gevechten2.jpg|thumb|left|250px|Gevechten tijdens de tweede expeditie]] -->  
<!-- [[Bestand:Atjeh gevechten2.jpg|thumb|left|250px|Gevechten tijdens de tweede expeditie]]-->  


Er volgden nog enkele gevechten op 29 januari, een aanval op het bivak te Penajoeng op 12 februari en daarnaast nog het echec [[Joost Hendrik Romswinckel|Romswinckel]] op 16 april (een nederlaag tegen de Atjehnezen, die een versterking pal onder de wallen van de Kraton hadden kunnen opwerpen omdat er geen patrouilles plaats hadden). De manschappen waren verplicht de proclamaties van Van Swieten verder te verspreiden onder de "verslagen" Atjehnezen.
Er volgden nog enkele schermutselingen op 29 januari, een aanval van de Atjehers op het hoofdkwartier te Penajoeng op 11 april en een nederlaag van [[Joost Hendrik Romswinckel|majoor Romswinckel]] op 16 april. Omdat er op bevel van Van Swieten een tijdlang geen patrouilles meer mochten worden gehouden, konden de Atjehers bij de kampong Lampoe Oek pal onder de wallen van de Kraton een versterking opwerpen. De eerste patrouille die daarna met toestemming van Van Swieten onder leiding van Romswinckel vertrok, stuitte op de versterking. De gevechten kostten meer dan tien man het leven<ref>Volgens Van Swieten in ''De luitenant generaal J. van Swieten versus de luitenant generaal G.M. Verspyck'', blz. 158.</ref> en het lukte niet de versterking in te nemen.


De opperbevelhebber zelf hield zich intussen onledig met het ontvangen van (waarschijnlijk) [[spion]]nen en Atjehnese passanten, aan wier oordeel hij meer waarde leek te hechten dan aan dat van zijn eigen manschappen.<ref>1879. J. van Swieten. De waarheid enz.</ref> Aan Gigien betaalde hij 24.000 guldens, zodat daar de Nederlandse vlag gehesen werd. Dit zogenaamde ''kopen van de vlag'' bracht wekte bij menigeen een gevoel van wrevel omdat het niet strookte met de Nederlandse waardigheid. Maar Van Swieten meende dat onderworpenheid beter door kopen dan door vechten bereikt kon worden en zag er niets onwaardigs in.
Op 26 april, dus een week na het echec van Romswinckel, vertrok generaal Van Swieten met de hoofdmacht naar [[Batavia (Nederlands-Indië)|Batavia]] om "de palm der overwinning" te vieren. Op 1 mei werd hij daar feestelijk ingehaald door gouverneur-generaal Loudon.


==De wrange erfenis==
==De nasleep==
Op 26 april, dus een week na het echec-Romswinckel, vertrok generaal van Swieten met de hoofdmacht naar [[Batavia (Nederlands-Indië)|Batavia]] om "de palm der overwinning" te vieren. De manschappen van zijn leger, die in Atjeh moesten achterblijven, moesten de tijd zien te doden (er mochten geen offensieve acties plaatsvinden, volgens de door Van Swieten nagelaten order en daar waren nu dan ook geen manschappen genoeg meer voor) in een desolate, onveilige [[Vesting (verdedigingswerk)|stelling]], waar cholera en vijanden vrij spel hadden en waar na een overstroming de lichamen van hun begraven metgezellen weer boven de aarde kwamen, waardoor er wekenlang een [[Verrotting|lijkenlucht]] hing. Daarnaast moesten ze lijdelijk toezien hoe nabij het verlaten bivak Penajoeng andere gestorven kameraden door de Atjehnezen werden opgegraven en verminkt.
De manschappen van zijn leger, die onder leiding van [[Johannes Ludovicius Jakobus Hubertus Pel|kolonel Pel]] in Atjeh moesten achterblijven, moesten de tijd zien te doden (er mochten geen offensieve acties plaatsvinden, volgens de door Van Swieten nagelaten order en daar waren nu dan ook niet genoeg manschappen meer voor) in een desolate, onveilige [[Vesting (verdedigingswerk)|stelling]], waar cholera en Atjehse [[guerrilla]]strijders vrij spel hadden en waar na een overstroming de lichamen van hun begraven metgezellen weer boven de aarde kwamen, waardoor er wekenlang een [[Verrotting|lijkenlucht]] hing.  


Generaal [[Johannes Ludovicius Jakobus Hubertus Pel|Pel]] zou aan deze niet zo fraaie erfenis nog [[Atjeh-oorlog: onder leiding van kolonel Pel|een zware dobber]] hebben. Ook in latere jaren bleef generaal Van Swieten zich intensief met de politiek in Atjeh bezighouden, hetgeen later de machinaties tot gevolg zouden hebben die tot [[Atjeh-oorlog: 1877-1881, onder leiding van Karel van der Heijden|het aftreden van generaal van der Heijden]] en het [[Atjeh-oorlog: de periode van het civiele bestuur|desastreuze optreden]] van de civiel commissaris [[Abraham Pruijs van der Hoeven|Pruijs van der Hoeven]] zouden leiden. [[Willem III der Nederlanden|Koning Willem III]] stichtte op 12 mei 1874 een [[Atjeh-medaille 1873-1874]]. De medaille werd niet alleen voor de [[Eerste Atjehexpeditie|eerste expeditie naar Atjeh]] maar ook voor aanwezigheid in Atjeh gedurende de eerste zes maanden van de Tweede expeditie naar Atjeh verleend. Bijzonder is dat de dragers van deze Atjeh-medaille ook een gesp met de opschrift "ATJEH 1873-1874" op het lint van het [[Ereteken voor Belangrijke Krijgsbedrijven]] mochten dragen. Er werden ook kruisen van de [[Militaire Willems-Orde]] en [[Medaille voor Moed en Trouw|Medailles voor Moed en Trouw]] uitgereikt aan hen die buitengewone moed, beleid en trouw hadden getoond. Een opvallend persoon bij deze uitreikingen was de [[Landgraafschap Thüringen|Thüringse]] [[adel|edelman]] [[Günther von Bültzingslöwen|von Bültzingslöwen]], over wie de opperleiding van de expeditie zeer te spreken was, en die de eretitel ''eerste [[flankeur]] van het [[Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger|Nederlands Indische leger]]'' verwierf, evenals het ridderschap in de Militaire Willems-Orde.
Van de 8000 man die Atjeh waren binnengevallen, waren er 1700 gesneuveld of aan ziekten overleden. Nog eens duizend man was wegens ziekte of verwondingen vroegtijdig geëvacueerd.<ref>Van 't Veer, blz. 101.</ref>


{{Zie ook|Zie ook [[Atjeh-oorlog: onder leiding van kolonel Pel|de Atjeh-oorlog onder generaal Pel]] voor het vervolg over dit onderwerp}}
De Atjehers waren inmiddels allerminst verslagen. Het veroverde gebied was maar een klein deel van het [[sultanaat Atjeh]], niet meer dan de Kraton (die werd omgedoopt in [[Banda Atjeh|Kota Radja]]) en omgeving. Dat de Kraton de zetel van de sultan was geweest (die trouwens kort na het verlies van de Kraton aan cholera overleed), was, anders dan de Nederlanders dachten, van geen betekenis. De macht in Atjeh was niet in handen van de sultan, maar van plaatselijke hoofden, van wie maar een enkeling aan Nederlandse kant stond. De overige hoofden zetten hun guerrilla-oorlog tegen de Nederlanders voort.
 
In de jaren na de Tweede Atjehexpeditie gaven enkele officieren die erbij betrokken waren geweest, zoals Borel, Nieuwenhuijzen en Verspyck, in een boek hun visie op de gebeurtenissen. Zij hadden allemaal kritiek op Van Swieten, die in hun ogen veel te voorzichtig had geopereerd en veel kansen had laten liggen. Van Swieten reageerde met een aantal verweerschriften.
{{Link portaal|KNIL}}
{{Link portaal|KNIL}}
{{Appendix|2=
{{Appendix|2=
{{References}}
{{References}}
* 1878. [[George Frederik Willem Borel|G.F.W. Borel]]. ''Onze vestiging in Atjeh critisch beschreven.'' D.A. Thieme. Den Haag.
* 1878. [[George Frederik Willem Borel|G.F.W. Borel]]. ''Onze vestiging in Atjeh critisch beschreven.'' D.A. Thieme, Den Haag.
* 1880. G.F.W. Borel. ''Drogredenen zijn geen waarheid. '' Henri J. Stemberg. Den Haag.
* 1880. G.F.W. Borel. ''Drogredenen zijn geen waarheid. '' Henri J. Stemberg, Den Haag.
* 1883. [[Hendrik Frederik Meijer|H.F. Meijer]]. ''Atjeh van 26 december 1875 tot 4 september 1876. De offensieve handelingen van de guerrilla, uit officiële bescheiden samengesteld en met een kaart, schetsen en plannen toegelicht.'' P.B. Nieuwenhuijs. Breda.
* 1883. [[Hendrik Frederik Meijer|H.F. Meijer]]. ''Atjeh van 26 december 1875 tot 4 september 1876. De offensieve handelingen van de guerrilla, uit officiële bescheiden samengesteld en met een kaart, schetsen en plannen toegelicht.'' P.B. Nieuwenhuijs, Breda.
* 1877. [[Willem Christiaan Nieuwenhuijzen|W.C. Nieuwenhuijzen]] (Monitor). ''De transportschepen voor het Indische leger.'' G. Kolff & Co. Batavia.
* 1877. [[Wilhelm Christiaan Nieuwenhuijzen|W.C. Nieuwenhuijzen]] (Monitor). ''De transportschepen voor het Indische leger.'' G. Kolff & Co, Batavia.
* 1886. [[Abraham Pruijs van der Hoeven|A. Pruijs van der Hoeven]]. ''Mijn ervaring met Atjeh.'' Gebr. Belinfante. Den Haag
* 1886. [[Abraham Pruijs van der Hoeven|A. Pruijs van der Hoeven]]. ''Mijn ervaring met Atjeh.'' Gebr. Belinfante, Den Haag
* 1873. [[Jan van Swieten|J.van Swieten]]. ''Tactische aanbevelingen en wenken voor de tweede veldtocht tegen Atjeh.''
* 1873. [[Jan van Swieten|J.van Swieten]]. ''Tactische aanbevelingen en wenken voor de tweede veldtocht tegen Atjeh''
* 1879. J. van Swieten (luitenant generaal, adjudant des konings en Staatsraad in buitengewone dienst). ''De Waarheid over onze vestiging in Atjeh.'' Johan Noman en Zoon. Zaltbommel
* 1879. J. van Swieten (luitenant generaal, adjudant des konings en Staatsraad in buitengewone dienst). ''De Waarheid over onze vestiging in Atjeh.'' Johan Noman en Zoon, Zaltbommel
* 1879. J. van Swieten. ''Open brief van generaal J. van Swieten aan generaal [[Gerardus Petrus Booms|G.P. Booms]].'' Nijgh & van Ditmar. Rotterdam
* 1879. J. van Swieten. ''Open brief van generaal J. van Swieten aan generaal [[Gerardus Petrus Booms|G.P. Booms]].'' Nijgh & van Ditmar, Rotterdam
* 1880. J. van Swieten. ''Luitenant generaal J. van Swieten versus de luitenant generaal [[Gustave Marie Verspyck (1822-1909)|G.M. Verspyck]]. '' Johan Noman en Zoon. Zaltbommel
* 1880. J. van Swieten. ''De luitenant generaal J. van Swieten versus de luitenant generaal [[Gustave Marie Verspyck (1822-1909)|G.M. Verspyck]].'' Johan Noman en Zoon, Zaltbommel
* 1880. G.M. Verspyck. ''Generaal van Swieten en de Waarheid.'' Henri J. Stemberg. Den Haag
* 1980. Paul van ’t Veer. ''De Atjeh-oorlog''. De Arbeiderspers/Wetenschappelijke Uitgeverij, Amsterdam, 3e druk, blz. 93-103
* 1880. [[Gustave Marie Verspyck (1822-1909)|G.M. Verspyck]]. ''Generaal van Swieten en de Waarheid.'' Henri J. Stemberg, Den Haag
{{Wikidata|q2259923}}
{{Wikidata|q2259923}}
}}
}}
{{Navigatie Atjeh-oorlog}}
{{Navigatie Atjeh-oorlog}}
[[Categorie:Atjeh-oorlog|Expeditie 2]]
[[Categorie:Atjeh-oorlog|Expeditie 2]]

Versie van 20 jun 2016 21:10

De tweede expeditie naar Atjeh was het vervolg op de mislukte eerste expeditie naar Atjeh van het Nederlands Indisch leger. De expeditie duurde formeel vanaf het moment van inscheping van generaal Van Swieten en diens troepen naar Atjeh op 20 november 1873 tot de datum van vertrek van de generaal met de hoofdmacht naar Java op 26 april 1874.

Voorbereiding

Oorspronkelijk was door gouverneur-generaal Loudon bepaald dat generaal Verspyck het opperbevel zou voeren. Hij veranderde echter, onder invloed van zijn adjudant Johannes Isaak de Rochemont, van mening en stelde de reeds lang gepensioneerde generaal Van Swieten aan als opperbevelhebber en regeringscommissaris. Verspyck legde zich loyaal neer bij het opperbevel van Van Swieten, maar nam direct na terugkeer in Batavia ontslag en was sindsdien een verbitterd tegenstander van zowel Loudon als Van Swieten.[1] Een van Van Swietens eerste daden was de reeds bijeengebrachte troepenmacht met een derde te verminderen tot ongeveer 13.000 man,[2] en van het restant nog eens een derde, de zogenaamde Padangse brigade, te Padang achter te laten als reserve. Ook het aantal transportschepen werd beperkt. De dicht opeengepakte soldaten werden daardoor blootgesteld aan het besmettingsgevaar van de cholera. Vóór de landing waren al zestig man aan de ziekte bezweken.[2] Van Swieten kreeg daarover later veel kritiek, onder andere van Wilhelm Christiaan Nieuwenhuijzen, die als eerste luitenant aan de expeditie had deelgenomen. In zijn eerste dagorder van 21 november 1873 bedreigde de humanitair ingestelde Van Swieten zijn manschappen met de dood als zij kampongs in brand zouden steken.

De eigenlijke expeditie

Door cholera en gebrek aan drinkwater gedwongen vond op 9 december de landing plaats. Ook daarna bleef de cholera haar tol eisen. Het oorspronkelijke plan van generaal Verspyck was om een tweede colonne aan de westkust van Sumatra te laten landen en vervolgens van twee kanten de Kraton, het paleis van sultan Mahmoed II Syah, te benaderen. Van Swieten had dit plan afgewezen en trok zeer langzaam naar Penajoeng, waar door de genie een groot bivak werd gebouwd. De troepenmacht bleef hier dagenlang dralen, om uiteindelijk op 6 januari, zonder voorafgaande verkenningen, de mesigit (moskee) bij de Kraton van voren aan te vallen. De Atjehers hadden deze echter beschermd met een enveloppe, een eenvoudig vestingwerk, wat de Nederlanders niet wisten. Pas na grote verliezen kon de moskee veroverd worden.

Weer volgde een periode van passiviteit. Pas op 24 januari 1874 werd de Kraton aangevallen, zodat de verdedigers alle gelegenheid hadden gekregen om bijtijds weg te komen. De sultan was al eerder vertrokken. De Nederlandse troepenmacht kon de Kraton zonder enige tegenstand in bezit nemen. Van Swieten liet de legerkapel het Wien Neêrlands bloed spelen en deelde champagne uit aan de officieren. Zijn dagorder aan de troepen luidde: "De kraton is ons en het trotsche volk van Atjeh heeft voor uw moed en uw krijgskunde moeten zwichten."[3] Hij achtte nu de oorlog beëindigd en schreef dit in proclamaties aan het "verslagen" Atjehse volk. Kapitein der artillerie Borel, een deelnemer en verslaglegger van de expeditie, schreef hier later over dat Van Swieten daarmee het gegeven negeerde dat een oorlog pas ten einde is als beide partijen het daarover eens zijn.

Er volgden nog enkele schermutselingen op 29 januari, een aanval van de Atjehers op het hoofdkwartier te Penajoeng op 11 april en een nederlaag van majoor Romswinckel op 16 april. Omdat er op bevel van Van Swieten een tijdlang geen patrouilles meer mochten worden gehouden, konden de Atjehers bij de kampong Lampoe Oek pal onder de wallen van de Kraton een versterking opwerpen. De eerste patrouille die daarna met toestemming van Van Swieten onder leiding van Romswinckel vertrok, stuitte op de versterking. De gevechten kostten meer dan tien man het leven[4] en het lukte niet de versterking in te nemen.

Op 26 april, dus een week na het echec van Romswinckel, vertrok generaal Van Swieten met de hoofdmacht naar Batavia om "de palm der overwinning" te vieren. Op 1 mei werd hij daar feestelijk ingehaald door gouverneur-generaal Loudon.

De nasleep

De manschappen van zijn leger, die onder leiding van kolonel Pel in Atjeh moesten achterblijven, moesten de tijd zien te doden (er mochten geen offensieve acties plaatsvinden, volgens de door Van Swieten nagelaten order en daar waren nu dan ook niet genoeg manschappen meer voor) in een desolate, onveilige stelling, waar cholera en Atjehse guerrillastrijders vrij spel hadden en waar na een overstroming de lichamen van hun begraven metgezellen weer boven de aarde kwamen, waardoor er wekenlang een lijkenlucht hing.

Van de 8000 man die Atjeh waren binnengevallen, waren er 1700 gesneuveld of aan ziekten overleden. Nog eens duizend man was wegens ziekte of verwondingen vroegtijdig geëvacueerd.[5]

De Atjehers waren inmiddels allerminst verslagen. Het veroverde gebied was maar een klein deel van het sultanaat Atjeh, niet meer dan de Kraton (die werd omgedoopt in Kota Radja) en omgeving. Dat de Kraton de zetel van de sultan was geweest (die trouwens kort na het verlies van de Kraton aan cholera overleed), was, anders dan de Nederlanders dachten, van geen betekenis. De macht in Atjeh was niet in handen van de sultan, maar van plaatselijke hoofden, van wie maar een enkeling aan Nederlandse kant stond. De overige hoofden zetten hun guerrilla-oorlog tegen de Nederlanders voort.

In de jaren na de Tweede Atjehexpeditie gaven enkele officieren die erbij betrokken waren geweest, zoals Borel, Nieuwenhuijzen en Verspyck, in een boek hun visie op de gebeurtenissen. Zij hadden allemaal kritiek op Van Swieten, die in hun ogen veel te voorzichtig had geopereerd en veel kansen had laten liggen. Van Swieten reageerde met een aantal verweerschriften.

Portaal KNIL

Bronnen, noten en/of referenties

Bronnen, noten en/of referenties
  1. º Van 't Veer, blz. 128-129.
  2. 2,0 2,1 Van 't Veer, blz. 95.
  3. º Van 't Veer, blz. 99.
  4. º Volgens Van Swieten in De luitenant generaal J. van Swieten versus de luitenant generaal G.M. Verspyck, blz. 158.
  5. º Van 't Veer, blz. 101.
rel=nofollow
  • 1878. G.F.W. Borel. Onze vestiging in Atjeh critisch beschreven. D.A. Thieme, Den Haag.
  • 1880. G.F.W. Borel. Drogredenen zijn geen waarheid. Henri J. Stemberg, Den Haag.
  • 1883. H.F. Meijer. Atjeh van 26 december 1875 tot 4 september 1876. De offensieve handelingen van de guerrilla, uit officiële bescheiden samengesteld en met een kaart, schetsen en plannen toegelicht. P.B. Nieuwenhuijs, Breda.
  • 1877. W.C. Nieuwenhuijzen (Monitor). De transportschepen voor het Indische leger. G. Kolff & Co, Batavia.
  • 1886. A. Pruijs van der Hoeven. Mijn ervaring met Atjeh. Gebr. Belinfante, Den Haag
  • 1873. J.van Swieten. Tactische aanbevelingen en wenken voor de tweede veldtocht tegen Atjeh
  • 1879. J. van Swieten (luitenant generaal, adjudant des konings en Staatsraad in buitengewone dienst). De Waarheid over onze vestiging in Atjeh. Johan Noman en Zoon, Zaltbommel
  • 1879. J. van Swieten. Open brief van generaal J. van Swieten aan generaal G.P. Booms. Nijgh & van Ditmar, Rotterdam
  • 1880. J. van Swieten. De luitenant generaal J. van Swieten versus de luitenant generaal G.M. Verspyck. Johan Noman en Zoon, Zaltbommel
  • 1980. Paul van ’t Veer. De Atjeh-oorlog. De Arbeiderspers/Wetenschappelijke Uitgeverij, Amsterdam, 3e druk, blz. 93-103
  • 1880. G.M. Verspyck. Generaal van Swieten en de Waarheid. Henri J. Stemberg, Den Haag

q2259923 op Wikidata  Intertaalkoppelingen via Wikidata (via reasonator)

rel=nofollow
rel=nofollow
rel=nofollow