Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
PNEA: verschil tussen versies
(Vertaald van https://en.wikipedia.org/w/index.php?title=Psychogenic_non-epileptic_seizures&oldid=734203655) |
|
(geen verschil)
|
Versie van 31 aug 2016 21:26
Psychogene niet-epileptische aanvallen | ||
ICD-10 | F44.5 | |
ICD-9-CM | 300.11, 780.39 | |
MeSH | 1184694 |
Psychogene niet-epileptische aanvallen (PNEA), zijn aanvallen die lijken op epileptische aanvallen, maar zonder de karakteristieke elektrische ontladingen die met epilepsie geassocieerd worden. Ze worden ook wel Emotionele Spanningsaanvallen genoemd.[1]
Er is geen wetenschappelijke consensus over wat PNEA veroorzaakt. Veel artsen geloven echter dat de toestand kan worden veroorzaakt door psychologische problemen (ongeacht de psychologische staat of pathologie van de patiënt). Er wordt geschat dat ca. 20% van de patiënten, die op gespecialiseerde epilepsieklinieken onderzocht zijn, PNEA hebben.[2]
Diagnose
De differentiële diagnose van PNEA omvat enerzijds het uitsluiten van epilepsie als oorzaak van de aanvallen, samen met andere organische oorzaken van niet-epileptische aanvallen, zoals syncope, migraine, duizeligheid, en beroerte. Echter, tussen 5-20% van de patiënten met PNEA hebben ook epilepsie.[3] Epileptische aanvallen in de frontale kwab kunnen verward worden met PNEA, hoewel deze meestal van kortere duur zijn, stereotiepe bewegingspatronen vertonen en voorkomen tijdens de slaap.[2] Vervolgens wordt er uitgesloten of er sprake is van een nagebootste stoornis (een onbewuste somatoforme stoornis, waarbij aanvallen plaats vinden door psychologische oorzaken) en simulatie (het opzettelijk simuleren van epileptische aanvallen voor bewust persoonlijk gewin - zoals financiële compensatie of het vermijden van strafrechtelijke vervolging). Tenslotte worden andere psychiatrische aandoeningen die erg kunnen lijken op epileptische aanvallen geëlimineerd, waaronder paniekstoornis, schizofrenie, en depersonalisatiestoornis.[2]
De meest overtuigende test om epilepsie te onderscheiden van PNEA is langdurige video-EEG monitoring, met het doel om een of twee episodes op zowel video als EEG tegelijk te vangen (sommige specialisten gebruiken verschillende soorten provocaties om een episode voort te brengen). Conventionele EEG is misschien niet bijzonder nuttig vanwege een hoog aantal fout-positieven voor abnormale bevindingen in de algemene bevolking, maar ook abnormale bevindingen in patiënten met sommige psychiatrische stoornissen die gelijken op PNEA.[2] Extra diagnosecriteria worden doorgaans beschouwd bij het stellen van een diagnose bij langdurige video-EEG monitoring omdat frontale kwab epilepsie met EEG's mogelijk niet te detecteren zijn.[4]
Naar aanleiding van de meeste Tonisch-clonische-[5] of Complex partiële aanvallen[6] stijgen de bloedspiegels van het serum prolactine, dat kan worden gedetecteerd door een laboratoriumanalyse indien een monster wordt genomen in het juiste tijdsbestek. Echter, als gevolg van het hoge aantal valse positieven, en de variabiliteit van de resultaten van deze test, wordt er minder frequent op vertrouwd.[2]
Terminologie
Het gebruik van oudere termen waaronder pseudoaanvallen en hysterische aanvallen worden sterk afgeraden.[7] Hoewel het juist is dat een niet-epileptische aanval op een epileptische aanval kan lijken, kan pseudo ook impliceren dat iets "verkeerd, frauduleus, of het anders doen voorkomen terwijl dat niet zo is." Niet-epileptische aanvallen zijn niet verkeerd, frauduleus, of pretenderen niet iets anders te zijn dan het is.
De aandoening wordt ook wel aangeduid met niet-epileptische aanval stoornis (NEAA), functionele niet-epileptische aanvallen (FNEA), psychogene niet-epileptische aanvallen (PNEA) of Psychogene Pseudo-Epileptische Aanvallen (PPAE). Binnen DSM IV worden de aanvallen geclassificeerd als een somatoforme stoornis, terwijl in ICD-10 de term dissociatieve convulsies als een conversiestoornis wordt aangeduid.[2]
Onderscheidende kenmerken
Sommige kenmerken maken meer of minder PNEA waarschijnlijk, maar deze zijn niet overtuigend en moeten in een breder klinisch beeld worden overwogen. Kenmerken die gebruikelijk zijn in PNEA maar zeldzamer voorkomen bij epilepsie, omvatten:
- het bijten op het puntje van de tong
- aanvallen die langer dan 2 minuten duren (gemakkelijkste te onderscheiden factor)
- epileptische aanvallen die geleidelijk sterker worden
- een wisselend verloop in de ernst van de stoornis
- de ogen zijn gesloten tijdens een aanval
- het heen en weer bewegingen met het hoofd
Kenmerken die ongewoon zijn bij PNEA, zijn onder meer:
- automatismen (automatisch complexe bewegingen tijdens de aanvallen)
- ernstig tongbijten
- bijten in de binnenkant van de mond
- incontinentie
Als een patiënt met vermoedelijk PNEA een episode heeft tijdens een klinisch onderzoek, kunnen er een aantal signalen aan het licht komen, die de diagnose PNEA bevestigen of weerleggen. In vergelijking met patiënten met epilepsie, zullen patiënten met PNEA de neiging hebben om weerstand te bieden tegen het geforceerd openen van hun ogen (indien deze tijdens de aanvallen gesloten zijn). Zij zullen in staat zijn om te voorkomen dat hun hand in het gezicht valt, wanneer men die hand boven het hoofd laat vallen. Hun ogen zullen zij fixeren op een manier die er op wijst dat er geen neurologische storing aanwezig is.[2] Dergelijke onderzoeken zijn niet doorslaggevend, noch is het onmogelijk voor een vastberaden patiënt met een nagebootste stoornis een aanval overtuigend te simuleren.
Risicofactoren
De meeste PNEA patiënten (75%) zijn vrouwen, bij wie typisch de eerste symptomen tussen de late tienerjaren en begin twintig geconstateerd worden.[2]
Volgens een studie bij 23 patiënten, is er een hogere frequentie van Kindermishandeling, in het bijzonder bij personen motorische betrokkenheid.[8] Zulke bevindingen hebben geleid tot het voorstel dat PNEA een uiting van onderdrukte psychische schade kan zijn als reactie op een trauma, zoals kindermishandeling.[2] Echter, de kindermishandeling theorie is geenszins algemeen aanvaard, en verscheidene studies van andere demografische factoren hebben niet tot een hogere incidentie van gerapporteerd kindermisbruik in PNEA-patiënten geleid dan in een vergelijkbare patiëntengroepen met organische ziekte (gewoonlijk epilepsie).[9][10]
Een aantal studies hebben ook een hoge incidentie van abnormale persoonlijkheidskenmerken of persoonlijkheidsstoornissen aangetoond bij patiënten met PNEA zoals Borderline-persoonlijkheidsstoornis.[11] Wanneer echter een geschikte controlegroep wordt gebruikt, blijken de incidentie van dergelijke kenmerken bij PNEA niet altijd hoger te zijn dan in soortgelijke aandoeningen die ontstaan door een organische ziekte (zoals epilepsie).[9][12][13][14][15]
Behandeling
Er zijn een aantal aanbevolen stappen om de diagnose, op een eenvoudige en tactvolle manier, aan patiënten uit te leggen. Als een diagnose op negatieve wijze wordt medegedeeld kan dit de patiënt frustreren en er toe leiden dat de patiënt eventuele verdere behandelingen zal afwijzen.[2] Tien punten die in acht genomen kunnen worden bij het uitleggen wat PNEA is, en welke gevolgen dat heeft voor zowel de patiënt en diens verzorger(s)
- Verklaar...
- ...de redenen voor de conclusie dat de patiënt geen epilepsie heeft
- ...wat de patiënt dan wel heeft (beschrijf dissociatie)
- ...dat de patiënt niet wordt verdacht van het "nabootsen" van de aanvallen
- ...dat de patiënt niet 'gek' is, en benadruk dit
- ...dat de "spanningen" die aanvallen oproepen misschien niet meteen duidelijk zijn
- ...de relevantie van etiologische factoren in het geval van de patiënt
- ...welke aanhoudende factoren er zijn
- ...dat na een juiste diagnose de patiënt kan beteren
- ...dat het verminderen van een anti-epileptische geneesmiddel geleidelijk zou moeten geschieden
- ...welke psychologische behandeling het beste is voor de patiënt
Psychotherapie is de meest gebruikte behandeling, die cognitieve gedragstherapie, inzichtgevende therapie, en/of groepswerk kunnen omvatten.[2] Er is enig voorzichtig bewijs dat selectieve serotonine-heropnameremmers[16] antidepressiva ondersteunen.[17]
Prognose
Hoewel er beperkt bewijs is, lijken uitkomsten relatief slecht te zijn. Een overzicht met resultaten uit enkele studies toont aan dat twee derde van de patiënten met PNEA episodes blijven ervaren. Na een vervolgonderzoek, drie jaar later, bleek meer dan de helft nog steeds afhankelijk te zijn van sociale hulp.[18] Deze resultaten werden verkregen uit gegevens die gebaseerd zijn op een academisch epilepsiecentrum waar patiënten naar doorverwezen waren. Bij het vervolgonderzoek was een aanzienlijk aantal afgevallen. De auteurs wijzen er op dat dit invloed kan hebben gehad op de uitkomst. Bij patiënten met een hoger IQ,[19] sociale status,[20], hoger opleidingsniveau,[21] constatering op jongere leeftijd en de diagnose,[21] aanvallen met minder dramatische kenmerken,[21] en minder bijkomende somatoforme klachten,[21] bleek het resultaat beter te zijn.
Geschiedenis
Hystero-epilepsie is een historische term die verwijst naar een aandoening beschreven door de 19de-eeuwse Franse neuroloog Jean-Martin Charcot[22] waar patiënten met een neurose, symptomen "verwierven" die sterk leken op epileptische aanvallen. Dit werd geweten aan het behandelen van deze patiënten op dezelfde afdeling als zij die echt epilepsie hadden.
Bronnen, noten en/of referenties
|