Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Concerto grosso: verschil tussen versies

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
 
(6 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
Een '''concerto grosso''' ([[Italiaans]] voor "groot orkest"; meervoud ''concerti grossi'') is een compositie voor een [[orkest]], stammend uit de [[17e eeuw|17e]] en [[18e eeuw]], waarin gewoonlijk een groep van solo instrumenten een prominent aandeel hebben. De solistengroep werd ''concertino'' genoemd en de rest van het orkest ''tutti'' of  ''tutto'' (of allen),  de ''ripieno''. Een ''concerto grosso'' is overigens zowel de aanduiding van een [[Ensemble (muziek)|ensemble]]grootte als musiceer- en [[Compositie (muziek)|componeervorm]] die zijn ontstaan vond in de [[barokmuziek]]. De naam 'concerto grosso' ging geleidelijk ook over op de compositievorm voor deze 'concerterende' (in het Italiaans: 'in stile concertato') ensembles.
{{Zie_Luisterrijk}}Een '''concerto grosso''' ([[Italiaans]] voor "groot orkest"; meervoud ''concerti grossi'') is een compositie voor een [[orkest]], stammend uit de [[17e eeuw|17e]] en [[18e eeuw]], waarin gewoonlijk een groep van solo instrumenten een prominent aandeel hebben. De solistengroep werd ''concertino'' genoemd en de rest van het orkest ''tutti'' of  ''tutto'' (of allen),  de ''ripieno''. Een ''concerto grosso'' is overigens zowel de aanduiding van een [[Ensemble (muziek)|ensemble]]grootte als musiceer- en [[Compositie (muziek)|componeervorm]] die zijn ontstaan vond in de [[barokmuziek]]. De naam 'concerto grosso' ging geleidelijk ook over op de compositievorm voor deze 'concerterende' (in het Italiaans: 'in stile concertato') ensembles.


Verder zijn met name de concerti grossi van [[Arcangelo Corelli]] en [[Georg Friedrich Händel]] klassieke voorbeelden van deze muziekvorm. Maar ook [[Alfred Schnittke]] schreef concerti grossi in de 20e eeuw.
Verder zijn met name de concerti grossi van [[Arcangelo Corelli]] en [[Georg Friedrich Händel]] klassieke voorbeelden van deze muziekvorm. Maar ook [[Alfred Schnittke]] schreef concerti grossi in de 20e eeuw.


==Achtergronden==
==Achtergronden==
Om het onstaan van het latere solo-[[Concerto|concert]] en het concerto grosso als compositievorm te begrijpen dient men te weten dat de term '[[concerto]]' (naast de gebruikte betekenis van 'concertare', wedijveren, ook een andere achtergrond kan hebben, namelijk de afstamming van het [[Latijn]]se 'consérere', ofwel 'samenvoegen'. In een concerto als compositievorm werd dan ook getracht een vorm te scheppen waarin een of meer instrumentalisten of zangstemmen tegengesteld zijn aan de overige instrumentale groepen (het orkest), maar daarbinnen toch konden worden samengevoegd.
Om het ontstaan van het latere solo-[[Concerto|concert]] en het concerto grosso als compositievorm te begrijpen dient men te weten dat de term '[[concerto]]' (naast de gebruikte betekenis van 'concertare', wedijveren) ook een andere achtergrond kan hebben, namelijk de afstamming van het [[Latijn]]se 'consérere', ofwel 'samenvoegen'. In een concerto als compositievorm werd dan ook getracht een vorm te scheppen waarin een of meer instrumentalisten of zangstemmen tegengesteld zijn aan de overige instrumentale groepen (het orkest), maar daarbinnen toch konden worden samengevoegd.


De geschiedenis van het concerto ligt in [[Italië]] waar het uit de [[Vocaliteit|vocale]] praktijk (bijvoorbeeld de dubbelkorige muziek), werd overgenomen. In de eerste vormen van concerto stonden dan ook vaak aanvankelijk gelijkwaardige groepen tegenover elkaar. Zo ziet men bij [[Giovanni Gabrieli|Gabriëli]] in diens Sonate ''"Pian e forte"'' voor blazers (uit [[1597]]) dit contrastmiddel effectief ingezet. Nadien ontwikkelde zich deze vorm tot het concerto grosso, enerzijds door verkleining van één van de twee groepen, anderzijds doordat de betere spelers zich vaak in een van de groepen verzamelden, zodat er twee ongelijkwaardige groepen ontstonden: het 'concertino' tegenover het 'ripieno' (het overige orkest). Tesamen vormde dit dan een 'tutto' (een geheel orkest).
De geschiedenis van het concerto ligt in [[Italië]] waar het uit de [[Vocaliteit|vocale]] praktijk (bijvoorbeeld de dubbelkorige muziek), werd overgenomen. In de eerste vormen van concerto stonden dan ook vaak aanvankelijk gelijkwaardige groepen tegenover elkaar. Zo ziet men bij [[Giovanni Gabrieli|Gabriëli]] in diens Sonate ''"Pian e forte"'' voor blazers (uit [[1597]]) dit contrastmiddel effectief ingezet. Nadien ontwikkelde zich deze vorm tot het concerto grosso, enerzijds door verkleining van één van de twee groepen, anderzijds doordat de betere spelers zich vaak in een van de groepen verzamelden, zodat er twee ongelijkwaardige groepen ontstonden: het 'concertino' tegenover het 'ripieno' (het overige orkest). Tezamen vormde dit dan een 'tutto' (een geheel orkest).


Het 'concerto grosso' (de grote groep) stond daarbij (vaak letterlijk) tegenover het 'concertino' (de kleine groep). Dit concertino omvatte doorgaans enkel de solisten aangevuld met een kleine instrumentale bezetting (een 'continuo'). In composities die voor 'concerto grosso' werden geschreven vindt men dan ook vaak afwisseling tussen de gehele spelende bezetting van een relatief grote groep instrumentalisten, en de meer solerende passages van het 'concertino'. Door deze vorm kon naast contrast in grootte ook [[Dynamiek|dynamisch]] contrast ontstaan.
Het 'concerto grosso' (de grote groep) stond daarbij (vaak letterlijk) tegenover het 'concertino' (de kleine groep). Dit concertino omvatte doorgaans enkel de solisten aangevuld met een kleine instrumentale bezetting (een 'continuo'). In composities die voor 'concerto grosso' werden geschreven vindt men dan ook vaak afwisseling tussen de gehele spelende bezetting van een relatief grote groep instrumentalisten, en de meer solerende passages van het 'concertino'. Door deze vorm kon naast contrast in grootte ook [[Dynamiek (muziek)|dynamisch]] contrast ontstaan.


De compositievorm 'concerto grosso' (die afgeleid is van deze ensemblevorm) bestaat uit meestal uit 4 delen, vaak voor strijkers (bij Corelli bijvoorbeeld). Uit dit concerto grosso ontwikkeldie zich het latere symfonische concert (zoals sinds [[Wolfgang Amadeus Mozart|Mozart]], waar de kleine groep niet meer zozeer tegenover het grote geheel staat maar er in opgenomen wordt) en het soloconcert (bij bijvoorbeeld [[Antonio Vivaldi|Vivaldi]], [[Alessandro Marcello|Marcello]], [[Giuseppe Torelli|Torelli]], [[Johann Sebastian Bach|Bach]] en [[Georg Friedrich Händel|Händel]]), dat doorgaans uit 3 delen bestaat: een snel, langzaam en snel deel. Deze vorm groeide op zijn beurt weer uit tot de virtuoze concerten voor een soloinstrument met orkestbegeleidng, waarbij de nadruk steeds meer kwam te liggen op de technische en artistieke vaardigheid van de solist en waarin het orkest een steeds dienender rol kreeg. De driedelige vorm zette ook door in de klassieke [[sonatevorm]]: een snel in hoofdvorm geschreven eerste deel, een langzaam cantabile deel, en een snelle [[Finale (muziek)|finale]].
De compositievorm 'concerto grosso' (die afgeleid is van deze ensemblevorm) bestaat uit meestal uit 4 delen, vaak voor strijkers (bij Corelli bijvoorbeeld). Uit dit concerto grosso ontwikkelde zich het latere symfonische concert (zoals sinds [[Wolfgang Amadeus Mozart|Mozart]], waar de kleine groep niet meer zozeer tegenover het grote geheel staat maar er in opgenomen wordt) en het soloconcert (bij bijvoorbeeld [[Antonio Vivaldi|Vivaldi]], [[Alessandro Marcello|Marcello]], [[Giuseppe Torelli|Torelli]], [[Johann Sebastian Bach|Bach]] en [[Georg Friedrich Händel|Händel]]), dat doorgaans uit 3 delen bestaat: een snel, langzaam en snel deel. Deze vorm groeide op zijn beurt weer uit tot de virtuoze concerten voor een solo-instrument met orkestbegeleiding, waarbij de nadruk steeds meer kwam te liggen op de technische en artistieke vaardigheid van de solist en waarin het orkest een steeds dienender rol kreeg. De driedelige vorm zette ook door in de klassieke [[sonatevorm]]: een snel in hoofdvorm geschreven eerste deel, een langzaam cantabile deel, en een snelle [[finale]].


== Componisten van Concerti grossi tussen [[1700]] en [[1760]] ==
== Componisten van Concerti grossi tussen [[1700]] en [[1760]] ==

Huidige versie van 1 okt 2008 om 21:08

Dit artikel valt onder beheer van Dorp:Luisterrijk.

Een concerto grosso (Italiaans voor "groot orkest"; meervoud concerti grossi) is een compositie voor een orkest, stammend uit de 17e en 18e eeuw, waarin gewoonlijk een groep van solo instrumenten een prominent aandeel hebben. De solistengroep werd concertino genoemd en de rest van het orkest tutti of tutto (of allen), de ripieno. Een concerto grosso is overigens zowel de aanduiding van een ensemblegrootte als musiceer- en componeervorm die zijn ontstaan vond in de barokmuziek. De naam 'concerto grosso' ging geleidelijk ook over op de compositievorm voor deze 'concerterende' (in het Italiaans: 'in stile concertato') ensembles.

Verder zijn met name de concerti grossi van Arcangelo Corelli en Georg Friedrich Händel klassieke voorbeelden van deze muziekvorm. Maar ook Alfred Schnittke schreef concerti grossi in de 20e eeuw.

Achtergronden

Om het ontstaan van het latere solo-concert en het concerto grosso als compositievorm te begrijpen dient men te weten dat de term 'concerto' (naast de gebruikte betekenis van 'concertare', wedijveren) ook een andere achtergrond kan hebben, namelijk de afstamming van het Latijnse 'consérere', ofwel 'samenvoegen'. In een concerto als compositievorm werd dan ook getracht een vorm te scheppen waarin een of meer instrumentalisten of zangstemmen tegengesteld zijn aan de overige instrumentale groepen (het orkest), maar daarbinnen toch konden worden samengevoegd.

De geschiedenis van het concerto ligt in Italië waar het uit de vocale praktijk (bijvoorbeeld de dubbelkorige muziek), werd overgenomen. In de eerste vormen van concerto stonden dan ook vaak aanvankelijk gelijkwaardige groepen tegenover elkaar. Zo ziet men bij Gabriëli in diens Sonate "Pian e forte" voor blazers (uit 1597) dit contrastmiddel effectief ingezet. Nadien ontwikkelde zich deze vorm tot het concerto grosso, enerzijds door verkleining van één van de twee groepen, anderzijds doordat de betere spelers zich vaak in een van de groepen verzamelden, zodat er twee ongelijkwaardige groepen ontstonden: het 'concertino' tegenover het 'ripieno' (het overige orkest). Tezamen vormde dit dan een 'tutto' (een geheel orkest).

Het 'concerto grosso' (de grote groep) stond daarbij (vaak letterlijk) tegenover het 'concertino' (de kleine groep). Dit concertino omvatte doorgaans enkel de solisten aangevuld met een kleine instrumentale bezetting (een 'continuo'). In composities die voor 'concerto grosso' werden geschreven vindt men dan ook vaak afwisseling tussen de gehele spelende bezetting van een relatief grote groep instrumentalisten, en de meer solerende passages van het 'concertino'. Door deze vorm kon naast contrast in grootte ook dynamisch contrast ontstaan.

De compositievorm 'concerto grosso' (die afgeleid is van deze ensemblevorm) bestaat uit meestal uit 4 delen, vaak voor strijkers (bij Corelli bijvoorbeeld). Uit dit concerto grosso ontwikkelde zich het latere symfonische concert (zoals sinds Mozart, waar de kleine groep niet meer zozeer tegenover het grote geheel staat maar er in opgenomen wordt) en het soloconcert (bij bijvoorbeeld Vivaldi, Marcello, Torelli, Bach en Händel), dat doorgaans uit 3 delen bestaat: een snel, langzaam en snel deel. Deze vorm groeide op zijn beurt weer uit tot de virtuoze concerten voor een solo-instrument met orkestbegeleiding, waarbij de nadruk steeds meer kwam te liggen op de technische en artistieke vaardigheid van de solist en waarin het orkest een steeds dienender rol kreeg. De driedelige vorm zette ook door in de klassieke sonatevorm: een snel in hoofdvorm geschreven eerste deel, een langzaam cantabile deel, en een snelle finale.

Componisten van Concerti grossi tussen 1700 en 1760


Componisten van Concerti grossi uit de 20e eeuw

Bronvermelding

Bronnen, noten en/of referenties:

rel=nofollow