Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Nationale Strippenkaart: verschil tussen versies

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
(http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Nationale_Strippenkaart&oldid=28113339)
 
(largethumb)
 
Regel 1: Regel 1:
[[Bestand:Strippenkaart held.jpg|thumb|Nationale Strippenkaart]]
[[Bestand:Strippenkaart held.jpg|{{largethumb}}|Nationale Strippenkaart]]
De '''Nationale Strippenkaart''' (kortweg: "strippenkaart") was een vervoerbewijs dat van 8 mei 1980 tot 3 november 2011 gebruikt werd in het [[Nederland]]se [[openbaar vervoer]].  
De '''Nationale Strippenkaart''' (kortweg: "strippenkaart") was een vervoerbewijs dat van 8 mei 1980 tot 3 november 2011 gebruikt werd in het [[Nederland]]se [[openbaar vervoer]].  



Huidige versie van 9 jan 2012 om 10:44

Nationale Strippenkaart

De Nationale Strippenkaart (kortweg: "strippenkaart") was een vervoerbewijs dat van 8 mei 1980 tot 3 november 2011 gebruikt werd in het Nederlandse openbaar vervoer.

Geschiedenis

De strippenkaart vormde een onderdeel van de Nationale Vervoerbewijzen (NVB), voorheen bekend als Nationaal Tarief Systeem (NTS). Vanaf 2009 werd de strippenkaart geleidelijk vervangen door reizen op saldo met behulp van de OV-chipkaart. Met ingang van 3 november 2011 verloor de strippenkaart na ruim 31 jaar zijn geldigheid in de laatste regio's waarin deze nog in gebruik was.

Voor 1980 had elk vervoersbedrijf zijn eigen kaartenassortiment en bepaalden de bedrijven zelf (of de gemeenten) de tarieven. Uitzondering was de Nationale vierrittenkaart die in elke stad van Nederland kon worden gebruikt, maar alleen voor stadsritten en niet voor het streekvervoer. Toen in de jaren 1970 de Rijksoverheid de tekorten van de vervoersbedrijven overnam, eiste zij ook zeggenschap over de tarieven.

In Rotterdam werd het zonetarief daarom in 1974 ingevoerd en in Amsterdam in 1977. Hierbij hadden de bedrijven nog wel eigen vervoersbewijzen, maar werden de tarieven door het Rijk bepaald. Eind jaren 70 schafte Rotterdam zijn eigen meerrittenkaarten af en werden die vervangen door de Nationale 4-rittenkaart. Ook bij het streekvervoer werd geleidelijk het sectietarief vervangen door het zonetarief.

Op 8 mei 1980 werd de 15-strippenkaart ingevoerd. Hij kostte toen vijf gulden. Op 1 oktober 1980 werd de strippenkaart landelijk ingevoerd - met uitzondering van Den Haag - en verdwenen de eigen kaartjes. De 15-strippenkaart kostte toen Fl. 5,35. Bij het streekvervoer kwam ook het retourtje te vervallen. Den Haag voerde de strippenkaart pas op 1 oktober 1981 in. Wel kon men reeds eerder met een strippenkaart in Den Haag reizen, maar dan diende men altijd 2 zones, dus 3 strippen, af te stempelen en was men duurder uit (behalve op de buitenlijnen). Dit gold ook bij de nachtbus in Amsterdam en Rotterdam, waar het zonetarief niet gold.

In 1985 werd in België ook een nationaal zonesysteem ingevoerd met een daarbij sterk op de Nederlandse lijkende strippenkaart, de Z-kaart (zie tarieven Belgische buurtspoorwegen).

De verkoop van de strippenkaart is gestopt op 24 oktober 2011. Toch is de strippenkaart per 3 november 2011 nog niet geheel verdwenen. In Zeeuws-Vlaanderen is de strippenkaart (alleen de 2-, 3- en 8-strippenkaart in de verkoop op de bus) nog wel geldig en verkrijgbaar tot nader order, in elk geval tot het einde van 2012. Dit vooral voor Belgische reizigers die geen OV-chipkaart bezitten. Ook zijn er geen chipkaartlezers aanwezig op de bussen van de Vlaamse Vervoermaatschappij "De Lijn" die op lijn 42 naar Brugge rijden. De provincie Zeeland, die als opdrachtgever zelf regels kan bepalen, verplicht de vervoersmaatschappijen het zonesysteem te blijven hanteren. De voorverkoop-strippenkaarten van 15 en 45 strippen zijn ook in Zeeland niet meer geldig.

Werking

De zones die nog in gebruik zijn voor het sterabonnement waren ook van toepassing op de strippenkaart. Het aantal afgestempelde strippen bepaalde het gebied waarin men mocht reizen en de maximale reistijd: het was het nominale aantal zones plus 1 basisstrip. Dat betekent dat men na het stempelen van 3 strippen mocht reizen in de vertrekzone (waar gestempeld is) en in alle aangrenzende zones. Het maximaal af te stempelen strippen was 20.

Indien de strippenkaart onvoldoende lege strippen voor de reis had kon men verder strippen op een nieuwe kaart maar moest dan de laatste strip van de oude kaart stempelen en dan doorstempelen op de nieuwe kaart. Bij een 45-strippenkaart diende men op de voorzijde de laatste strip te stempelen en dan door te gaan op de achterzijde. Ook konden meerdere personen op één strippenkaart reizen maar men diende dan per persoon het juiste aantal strippen af te stempelen.

De geldigheidsduur was afhankelijk van het aantal strippen 1 tot 3½ uur. In de loop der jaren werd in sommige gevallen de overstaptijd verlaagd. Zo kon men bijvoorbeeld in het begin met 4 strippen (3 zones) 2 uur overstappen maar dat werd verlaagd tot 1 uur en dat soms in combinatie met een zoneverkleining en een tariefsverhoging, wat dus een verkapte extra tariefsverhoging betekende.

Zolang de gestempelde strippen geldig waren mocht de reiziger, in de zones waarvoor was gestempeld, onbeperkt reizen en overstappen. Hij mocht de kaart, zolang die geldig was, ook voor de terugreis gebruiken, hij bleef dan immers binnen het gebied waarvoor gestempeld was. Het stempel was dus een soort sterabonnement van korte tijdsduur. Met 20 strippen mocht men gedurende 3½ uur onbeperkt in het hele land reizen. Het stempel gaf de instapzone, de tijd, weeknummer en dag weer. Vóór het zonenummer stond (dwars) het stempelnummer. Iedere stempel (ook die van de automaten) had een uniek nummer.

Het aantal benodigde zones was vooraf te bepalen met een kaart die bij de meeste haltes hing, maar door veel Nederlanders en buitenlanders werd het systeem als vrij ingewikkeld ervaren. Bovendien pakte het systeem niet altijd rechtvaardig uit: wie bij een korte trip een zonegrens passeerde moest al voor twee zones stempelen (3 strippen), evenveel als voor een langere rit in een grote stad.

Merkwaardig was verder dat een kleine omweg toegestaan was in de buurt van het vertrekpunt, maar niet zonder bijbetaling in de buurt van het aankomstpunt. Bijvoorbeeld, een reis van Utrecht naar Zeist via Den Dolder kostte 5 strippen, een reis van Zeist naar Utrecht via Den Dolder slechts 4 strippen.

Maatregelen tegen fraude

De eerste strippenkaarten waren egaal lichtblauw en bleken zeer fraudegevoelig te zijn. Later voegde men allerlei veiligheidsaspecten in. Over de hele lengte is een afbeelding zichtbaar, er is een hologramachtige strip aan de bovenzijde in het papier opgenomen, nog later zijn de contouren van de strippen rond gemaakt en de vulling van de strip heeft een gradueel kleurverloop gekregen, er stonden voor het blote oog niet leesbare teksten in, die op een kopie duidelijk opvielen. De nummers stonden in een apart kadertje en de kaart was geïmpregneerd met een vloeistof waar de stempelinkt mee reageerde: deze kleurde in enkele minuten van rood naar blauw.

Tarieven en soorten

In het begin waren er alleen 6 en 10-strippenkaarten (wagenverkoop) en 15-strippenkaarten (voorverkoop). In 1986 kwamen er 2- en 3-strippenkaarten ter vervanging van de 6-strippenkaart. Dit om incidentele reizigers tegemoet te komen die dan, indien men maar één enkele rit maakte, geen hele 6-strippenkaart hoefden te kopen. In de grote steden kon voortaan een 3-strippenkaart als uurnetkaart worden gebruikt en die geldig was in de hele stad.

In 1993 werd de 10-strippenkaart, ook als geheel te gebruiken als dagkaart, vervangen door de 8-strippenkaart. Dit om de dagkaart na de tariefsverhoging van dat jaar op een aanvaardbaar prijsniveau te houden. Ook kwam er een, per rit iets goedkopere, 45-strippenkaart in de voorverkoop.

Dagkaart

Twee 10-strippenkaarten (later twee 8-strippenkaarten) konden gelden als landelijke dagkaart. Die kostte daarmee op het laatst € 12,80. Tot de afschaffing van de strippenkaart was de dagkaart overal geldig, ook in Amsterdam en Rotterdam. Men kon voor de metrotourniquets een gratis sleutelkaart krijgen. In sommige gevallen (bijvoorbeeld een (interliner) kon men alleen met een toeslag reizen. Voor het reductietarief kon met één kaart worden volstaan. Eén kaart kon worden gebruikt als dagkaart in één van de grote steden. Voor het reductietarief kon men volstaan met een halve langsgestempelde kaart, waarbij de andere helft nogmaals als dagkaart of als losse strippen kon worden gebruikt. Jarenlang bestond ook de zomerzwerfkaart die dezelfde mogelijkheden bood, maar goedkoper was.

Reductie

Alleen van de 15-strippenkaart bestond er een reductiestrippenkaart. Deze rozekleurige kaart was 34% procent goedkoper dan de voltariefversie (2007), en mocht alleen gebruikt worden door:

  • Nederlanders van 65 jaar of ouder met een Pas 65 of een ander geldig legitimatiebewijs
  • Buitenlanders van 65 jaar of ouder met een geldig paspoort
  • Houders van een OV-chipkaart met studentenreisproduct (op de tijden dat deze kaart als kortingskaart geldig was)
  • Kinderen van 4 tot en met 11 jaar
  • Aangelijnde honden die anders dan op schoot meereizen. Kleine honden en andere kleine huisdieren die in een tas of aangelijnd op schoot zitten mochten gratis meereizen. In alle andere gevallen moest men het gereduceerde tarief betalen, ongeacht of de dieren onder een stoel of bank meereizen. Sinds april 2007 geldt dit niet meer in Groningen, Amsterdam en Rotterdam, in deze steden mogen sindsdien alle honden gratis meereizen.

Afwijkende metrokaarten

Bij de metro in Amsterdam en Rotterdam en in de sneltram Utrecht-Nieuwengein waren in de kaartverkoopautomaat uitsluitend afwijkende kaartjes verkrijgbaar. Het betrof enkele ritten van 1 tot 4 zones welke afgeleid waren van de prijs per strip op een 6-strippenkaart (later 2 en 3-strippenkaart). In sommige automaten waren de prijzen afgerond op kwartjes en was men goedkoper uit, omdat men naar beneden afrondde. Bij de oude automaten kwamen de kaartjes van een rol. Bij latere automaten leken ze op strippenkaarten, maar waren het niet.

Chipknip

Bij onder meer Hermes was het een tijdlang mogelijk op de bus een enkele rit te kopen tegen voorverkoop strippenkaarttarief en dit dan met een chipknip betalen.

Strippenkaart op HOV-lijnen

Op de meeste HOV-snelbussen waren strippenkaarten ook geldig, mits voorzien van een toeslagkaartje of -abonnement in de spits. Tot 2006 was de geldigheid inclusief overstap beperkt tot 18 zones (19 strippen). Toen vanaf 2007 de HOV-tarieven werden aangepast, verviel dit plafond en vanaf dat moment mogen er ook 20 strippen gestempeld worden, waardoor er binnen circa 3½ uur in een onbeperkt aantal zones gereisd kan worden.

Correctiestrippen

Was er foutief gestempeld, dan had de bestuurder of chauffeur correctiestrippen die op het foutieve stempel moesten worden geplakt waarna het opnieuw gestempeld kon worden. Ook diende er dan aan de onderzijde van de kaart een stempel ter controle geplaatst te worden.

Alternatieven voor de strippenkaart

Bij veel vervoersmaatschappijen bleven eigen kaartjes geldig, vaak in samenspraak met de opdrachtgever. Zo waren er een Met-Elkaartje, Dalurendagkaartje, Dalkaartje, Buzzer en een Eurokaartje.

Externe links