Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Frans van Haaften

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Leeswaarschuwing   Onderstaande tekst is gebaseerd op bronnen uit de 19de eeuw. (Publieke domein)
De tekst geeft hierdoor de zienswijzen van die tijd weer.


rel=nofollow

Frans van Haaften (Utrecht, 1 mei 1837 - Den Haag, 27 november 1901) was een Nederlands kolonel der infanterie van het Nederlands-Indische leger, ridder in de Militaire Willems-Orde vierde klasse, begiftigd met de Eresabel.

Loopbaan

Van Haaften meldde zich op 31 januari 1853 aan bij het Instructiebataljon te Kampen, werd op 1 juni van dat jaar overgeplaatst naar het Koloniaal Werfdepot en benoemd tot korporaal (titulair op 25 juni) op 26 juni 1854. Hij werd tot sergeant benoemd op 6 februari 1855, embarkeerde op 25 jui 1855 te Nieuwediep aan boord van het schip Triton en debarkeerde op 1 november 1855 te Batavia, waar hij werd ingedeeld bij het zesde bataljon infanterie; dit bataljon werd op 1 november 1856 bij de reorganisatie omgevormd tot het vijftiende. Van Haaften werd op 11 november 1856 benoemd tot fourier en op 29 juni 1858 benoemd tot tweede luitenant bij de bij de garnizoenscompagnie van Timor en Flores. Hij werd op 17 maart 1860 overgeplaatst bij het dertiende bataljon, op 19 februari 1861 benoemd tot eerste luitenant bij het eerste bataljon en nam deel aan de expeditie naar de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo.

Expeditie naar de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo

Bestand:Rivier-bij-Bandjermasin.jpg
Rivier bij Bandjermasin

Reeds was een poging gedaan om Karta Negara door overreding tot onderwerping te brengen, maar op de plaats waar het trouwe kamponghoofd van Benoea Kapayong hem ontboden had, was Karta Negara niet verschenen. Verre van geneigdheid te betonen om het zwaard op te steken, achtte de kiay zich veilig in zijn toevluchtsoord, en, overmoedig door zijn tot nu toe ongestrafte roverijen, daagde hij weldra het bestuur uit hem op te zoeken. Een van de districtshoofden ontving een brief met de volgende inhoud: Tjap van kiay Negara. Hadji Mohamad Arsid! Breng de Hollanders maandag morgen naar goenong Karta Niti Biroe; ik wacht hen daar af. Wanneer gij ze niet meebrengt, kom ik u in uw district opzoeken. Het zij zo. 1278. Van der Heijden nam graag de uitdaging aan en besloot zo spoedig en krachtig mogelijk, het roofnest aan te tasten. Het groot aantal zieken (70 man) dat in het veldhospitaal verpleegd werd, had hem belet reeds vroeger een tocht te ondernemen. Toen de gezondheidstoestand evenwel iets gunstiger werd, zond hij een bevel aan kapitein Hamakers om met Van Puffelen en 35 bajonetten de 27ste uit Pantey Hambawang langs de soengej Gatal en verder oostwaarts over soengej Selingam en Pandjang Serringan naar Penitie Biroe te marcheren terwijl hij zelf met Van Haaften, officier van gezondheid derde klasse de Jongh, 70 bajonetten, 1 houwitser en 1 mortier en daarnaast met het nodige aantal koelies, op die datum uit Barabei-ie rukte. Gedeeltelijk over land, gedeeltelijk per prauw bereikte hij de wildernis Hapoelan, waar het terrein hoger werd en gestadig opliep tot aan de bergketen van Lok Laga, Ambilik en Batoe Tanga.

Op het meest verheven punt, met bijna loodrechte wanden, ongeveer 800 voet boven de omringende heuvels en rotsen uitstekende, had Karta Negara zijn sterkte gebouwd, en reeds op verre afstand hoorde de colonne het uitdagende krijgsgehuil van de vijand. Het golvend terrein dat tot Penitie Biroe doortrokken moest worden, was met hoge alang-alang begroeid. Op 500 pas van de versterking gekomen opende de vijand het vuur; nadat men op de top van een heuvel positie genomen had werden er drie granaatworpen gedaan, Dit was het sein voor Hamakers, die van een andere zijde ongemerkt genaderd was, om de Penitie Biroe te beklimmen. Op de helling stootte hij op twee voorwerken, bestaande uit rechte borstweringen, die het pad bestreken maar spoedig verlaten werden. Daar achter was een grote benting getraceerd. Hamakers liet de borstweringen zo veel mogelijk vernielen, totdat het sein van stormen hem naar de hoofdversterking riep. Van der Heijden had namelijk drie afdelingen onder eerste luitenant van Haaften, sergeant van den Bussche, en sergeant van Blucher uitgezonden om de benting te omsingelen en op een gegeven teken gelijktijdig met Hamakers te bestormen. Daar de Penitie Biroe met diepe ravijnen omringd en slechts van een kant langs een steil bergpad te naderen was, kostte het veel moeite en inspanning om boven te komen. Toen evenwel de top bestegen was, klonk het stormsignaal. Van verschillende kanten probeerde men een opening te vinden om binnen de benting te dringen, die met een borstwering van 4 el hoog omgeven was. Het was evenwel tevergeefs. Behalve een aantal verwondingen door randjoe´s of bamboe werplansen, werden Hamakers, sergeant van den Bosch, korporaal Bourré, flankeur Roekaarts, de fuselier Dipodiwongso en Sowyono door kogels gewond en sneuvelde korporaal Uitenbogaard. Had het voorbereidend vuur met de mortier op een geblindeerde versterking geen uitwerking gehad, ook de bestorming mislukte.[1]

Tweede expeditie naar Atjeh

Bestand:Officiersbarak in de versterking Tjot oe.jpg
Officiersbarak te Atjeh

Van Haaften werd bij Koninklijk Besluit van 7 maart 1863 nummer 68 benoemd tot ridder in de Militaire Willemsorde vierde klasse voor zijn verrichtingen te Borneo in 1861. Hij werd op 15 maart 1862 benoemd tot adjudant bij het negende bataljon infanterie en op 17 september 1868 tot adjudant van de commandant van de eerste militaire afdeling op Java met de bepaling dat hij als zodanig bij zijn wapen zou worden gevoerd à la suite. Hij werd op 16 maart 1869 bevorderd tot kapitein bij het negende bataljon en op 2 april 1870 overgeplaatst bij de garnizoenscompagnie van Cheribon. Van Haaften verkreeg op 12 mei 1871 een tweejarig verlof naar Nederland. Hij vertrok op 8 februari 1873 naar Batavia per Conrad als commandant van een detachement suppletietroepen bestaande uit 6 onderofficieren en 119 manschappen en werd op 23 maart van dat jaar geplaatst bij het veertiende bataljon. Hij nam vervolgens als chef van de staf der tweede brigade deel aan de tweede expeditie naar Atjeh (waarbij hij voor zijn verrichtingen eervol vermeld werd, besluit van 16 oktober 1874 nummer 10) en het vervolg daarop (eerst als souschef van de staf der krijgsmacht, vanaf februari 1875 bij het twaalfde bataljon) en werd tijdens de gevechten bij Longbatta, in december 1874, waarbij 23 minderen sneuvelden, gewond, evenals majoor Romswinckel en de luitenants Van Bennekom en Roëll en 58 minderen.

Bestand:Haaften,-F.-van,-1837-1901.jpg
Luitenant Frans van Haaften

Bij de terugmars werd door de troepen ongelukkigerwijze een galangan gevolgd, die wat noorderlijker gelegen was dan die waarover zij de kampong was binnengerukt. Die galangan voerde de troep langs en door een reeks van modderpoelen, waarin de manschappen bijna geheel wegzakten; en het onderhouden van wat naar enig verband zweemde werd onmogelijk, toen, op een honderd pas afstand in de sawah, de vijand de colonne, vooral in de rug en in de flanken, met een hevig vuur overstelpte. De Atjehnezen, aanzienlijk versterkt door strijders die door de afmars van de eerste colonne de handen vrij hadden gekregen, begonnen in groten getale op te dringen, en de terugtocht ontaardde in een volslagen vlucht. Aan commando's werd niet meer gehoorzaamd; met moeite kon de soldaat zich op de been houden in de diepe insnijdingen der galangan, waar het water snel stroomde en hem dikwijls tot aan de hals kwam. Aanvankelijk werden de gesneuvelden en zwaargewonden meegevoerd door de mineurs, die een grote zelfopoffering en kalmte ten toon spreidden. Ook de achterhoede deed wat zij kon; sergeant-majoor Dieux en soldaat Stiene redden hun compagnie-commandant het leven toen deze, geheel alleen in de onmiddellijke nabijheid van de vijand, door uitputting niet meer in staat was zich uit een der modderpoelen op te richten. Maar te midden van het vuur, waarin de colonne zich bewoog, was het weldra volslagen onmogelijk om de gesneuvelden mee te voeren en moest ook menig gewonde aan zijn lot worden overgelaten.

Er waren er, die zelf een einde aan hun leven maakten om niet levend in handen van de vijand te vallen; een paar personen, onder wie eerste luitenant kwartiermeester J. Muller, verdronken in het moeras, zonder dat het mogelijk was hen te hulp te komen. De toestand van de Nederlandse troepen was dus allertreurigst. De vijand drong zelfs tot op enkele passen afstand op. De geestkracht van de colonne-commandant, die het vaandel in de hand nam en de zijnen daaromheen verzamelde, en wijzend op de plicht om althans, ook bij het grootste gevaar, dat kleinood te beschermen, bracht in die ellendige toestand verbetering. Onder de manschappen, om het vaandel weer verzameld, werd het verband enigszins hersteld, en het moorddadig vuur van de vijand kon weer met geregelde salvo's worden beantwoord. Nadat men zo een 1.000 pas had afgelegd, deed de vijand een klewangaanval op het achterste peloton, waardoor twee man gewond werden; met behulp van de overige troepen werd hij weldra door enige salvo's verdreven. Deze tragische terugtocht geschiedde als het ware onder de ogen van de troepen, die de benting van Panglima Polim en daarnaast liggende versterkingen bezet hielden; maar het was voor hun onmogelijk de colonne te hulp te komen omdat zij, voor het bewaren van hun stelling en de dekking van de artillerie en ambulance, hoog nodig waren. Wel had een sectie artillerie zich opgesteld met het doel om de terugtocht van de colonne te beschermen, maar zij kon niet vuren, omdat er te veel gevaar bestond de eigen troepen te raken. Pas tegen half 6, toen de colonne nagenoeg bij de eigen stelling verenigd was, en het vijandelijk vuur nog bleef aanhouden, kon de artillerie in werking worden gebracht, en hadden haar granaten weldra het gevolg dat de vijand zich verspreidde. Het verlies der colonne, gedurende de terugtocht alleen, bedroeg 42 doden en gewonden, waaronder, behalve de reeds genoemde luitenant kwartiermeester Muller, eerste luitenant adjudant J. van Bennekom en kaptein van Haaften, die gewond waren.[2]

Overige loopbaan

Van Haaften werd op 13 mei 1875 overgeplaatst bij het garnizoensbataljon der Lampongse districten en bij Koninklijk Besluit van 12 november 1875, gelijktijdig met de majoor der artillerie Van Zijll de Jong, kapitein der artillerie Borel en eerste luitenant der infanterie Van Hoogstraten, begiftigd met de Eresabel. Hij werd op 28 maart 1876 overgeplaatst bij het linker twaalfde bataljon te Meester Cornelis, op 8 augustus 1891 bevorderd tot luitenant-kolonel en op 9 oktober 1883 geplaatst te Semarang als plaatselijk commandant. Hij verkreeg een tweejarig verlof en vertrok op 9 mei 1885 per Prins van Oranje van Semarang, waarna hij op 18 oktober 1887 werd bevorderd tot kolonel. Hij werd in die rang op 8 juni 1888 belast met de waarneming der betrekking van commandant van de tweede militaire afdeling op Java; hij werd in dit commandement opgevolgd door generaal-majoor Van Zijll de Jong, verliet de dienst in 1889 met pensioen en overleed in november 1901.

Bronnen, noten en/of referenties

Bronnen, noten en/of referenties
  1. º 1865. W.A. van Rees. De Bandjermasinsche Krijg van 1859-1863. Twee delen. D.A. Thieme. Arnhem
  2. º 1884. E.B. Kielstra. Beschrijving van de Atjeh-oorlog. Gebroeders van Cleef. Den Haag.
rel=nofollow
  • 1865. W.A. van Rees. De Bandjermasinsche Krijg van 1859-1863. Twee delen. D.A. Thieme. Arnhem
  • 1901. Kolonel van Haaften overleden. De Locomotief. (30-12-1901)
  • 1940. G.C.E. Köffler. De Militaire Willemsorde 1815-1940. Algemene Landsdrukkerij. Den Haag.
  • 2009. G.F.W. Borel. Onze vestiging in Atjeh, drogredenen zijn geen waarheid. Uitgeverij Eburon. Delft.
  • (nl) Officieren uit het Indische leger
rel=nofollow