Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Faalangst

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Faalangst is de angst om te falen, te kort te schieten of om aan bepaalde verwachtingen van jezelf of anderen niet te kunnen voldoen.

Vormen van faalangst

Faalangst kan, afhankelijk van de aard van een te leveren prestatie of het gedrag waarover men onzeker is allerlei vormen aannemen. Voorbeelden zijn: de angst om te falen bij sportieve prestaties (een sportwedstrijd, gymnastiekles), cognitieve prestaties (huiswerk , proefwerk, rijexamen, een toelatings- of eindexamen) of sociale activiteiten (spreekbeurt, geven van een lezing). Ook het eigen uiterlijk, sociaal gedrag of seksuele prestaties kunnen bij volwassen aanleiding zijn tot faalangst. Extreme vormen van faalangst worden gerekend tot angststoornissen. Examenvrees en plankenkoorts kunnen ook als vormen van faalangst worden gezien.

Negatief of positief

Faalangst kan soms een negatieve maar soms ook een positieve uitwerking hebben. Negatieve faalangst heeft een desorganiserend karakter, speciaal in situaties waarin men op de prestaties wordt beoordeeld (examens of taken die als moeilijk worden ervaren). Onder dergelijke omstandigheden gaat 'irrelevant gedrag' een hoofdrol spelen: transpireren, uitstelgedrag, gekke gedachten, tobben, trillende handen, slapeloosheid, hartkloppingen, enz. zorgen ervoor dat bijvoorbeeld leerlingen dingen vergeten zijn die ze onder normale omstandigheden wel wisten. De hierbij optredende extreme stress en angst werken dan negatief. Bij positieve faalangst helpt de aanwezige angst en de daarbij optredende spanningstoestand juist om beter te functioneren, of zich beter te concentreren dan onder normale condities het geval is. De stress of nervositeit vormt hier als het ware een extra prikkel, en werkt daarom dus positief. Ook kan positieve faalangst leiden tot het extra goed voorbereiden op een moeilijke taak of situatie waar men tegenop ziet.

Realistisch of niet realistisch

Faalangst kan soms een realistische basis hebben. Zo kunnen veel negatieve ervaringen of mislukkingen de kans op faalangst vergroten. Ook kan in sommige situaties, zoals het optreden voor een groot publiek, veel op het spel staan: denk aan topsporters of bekende artiesten. Een concertpianist kan bang zijn om de partituur te vergeten, een toneelspeler om zijn rol te vergeten. Plankenkoorts kan gezien worden als een specifieke vorm van faalangst die vaak bij podiumkunstenaars zoals toneelspelers, cabaretiers of musici optreedt. Bij onrealistische faalangst is er sprake van een overmatig grote bezorgdheid of angst, die niet in verhouding staat tot de werkelijke kans op falen. Ook kan deze het gevolg zijn van een te hoog streefniveau, te strenge eisen aan zichzelf gesteld, of te hooggespannen verwachtingen.

Oorzaken

Faalangst kan het gevolg zijn van een sterke druk tot presteren in een bepaalde leeromgeving, maar ook van iemands aanleg, zoals een gebrek aan zelfvertrouwen of sociale angst. Faalangst kan ook voortkomen uit de eigen innerlijke drang tot het leveren van prestaties, ook wel prestatiemotivatie genoemd. Bij kinderen kan faalangst optreden als een kind niet kan voldoen aan bepaalde eisen van de leerkracht of ouders , of als dezen de capaciteiten van het kind te hoog inschatten. Faalangst kan worden versterkt als dezen niet de nadruk leggen op wat het kind goed doet, maar juist op wat het fout doet. Dit blijkt bijvoorbeeld door het beste resultaat wat een kind kan krijgen aan te duiden met "nul fout" (in plaats van "helemaal goed") of door overdreven gebruik van het rode potlood bij het kleinste foutje van het kind.

Tests

De Nederlandse psycholoog Hubert J.M. Hermans van de Katholieke Universiteit Nijmegen ontwierp een prestatiemotivatietest (PMT) (1967) voor volwassenen en een kinderversie (PMT-k) (1969) voor leerlingen van einde basisschool en aanvangsjaren middelbaar onderwijs. Deze tests worden veelvuldig gebruikt in het Nederlandse taalgebied.[1][2]


Behandeling, omgaan met faalangst

Volwassenen

Extreme faalangst kan door middel van cognitieve gedragstherapie worden bestreden. Verwante therapievormen zijn assertiviteitstraining of RET (Rationeel-Emotieve Therapie). Daarbij wordt getracht de invloed van negatieve bijgedachten of fantasieën over faalgedrag te minimaliseren, en zich meer te concentreren op relevante aspecten van de taak of de te leveren prestatie zelf. Ook kan door oefening van bepaalde taken het vertrouwen in de eigen prestatie worden verhoogd, of een sterker accent worden gelegd op zaken als: het leren accepteren van eigen gebreken of een minder goede prestatie en het minder ‘hoog leggen van de lat’. Als faalangst een rol speelt bij optreden in het openbaar (zoals bij musici, toneelspelers of sprekers), kan het gebruik van kalmerende medicijnen (benzodiazepines, betablokkers) helpen om paniekgevoelens, hinderlijke bijgedachten of motorische bijverschijnselen (trillen van handen, onvaste stem) te onderdrukken of te verminderen.

In 2009, zei een rapport van Instituut `over Studies Op de hoogte' [3] dat bijna 60 miljoen Amerikanen met één of andere vorm van bezorgdheidsonbekwaamheid werden gediagnostiseerd.

Kinderen

Bij sommige vormen van faalangst die vroeg verworven kunnen zijn, en eigenlijk teruggaan op opvoedingsstijl en karaktertrekken vanuit de kleuterleeftijd, is de therapie eerder een "leren mee omgaan" dan een "vanaf helpen".
Men concentreert zich op de drie "g's" van de faalangstige persoon:

  • gedachte "ik krijg zeker een vraag uit het hoofdstuk dat ik het minst heb geleerd" herformuleren
  • gedrag "rondlopen, zweten, ..." veranderen, onder andere door relaxatie-oefeningen
  • gevoelens van minderwaardigheid, mislukking, ... vervangen door succeservaringen, aanmoedigingen, taken die men wel aankan.

Faalangst bij kinderen kan voorkomen worden door een kind een veilig gevoel te geven, geen onduidelijke of tegenstrijdige opdrachten te geven, moeilijke taken herschikken in gemakkelijker deeltaken. En vooral het kind een realistisch beeld te geven over zijn prestaties, zonder overdreven te verbloemen of af te kraken. In bijna 90% van de Nederlandse scholen voor Voortgezet Onderwijs wordt aan leerlingen in de brugklas en het eindexamenjaar een training aangeboden om beter om te gaan met faalangst. De orthopedagoog Ard Nieuwenbroek ontwierp daartoe in 1987 een trainingsprogramma. In geen enkel Europees land wordt in het onderwijs op deze manier aandacht besteed aan faalangst.

Externe links

Bronvermelding

Bronnen, noten en/of referenties:

  1. º Hermans, H.J.M. (1967). Motivatie en prestatie. Amsterdam: Swets & Zeitlinger.
  2. º Hermans, H.J.M. (1971). Prestatiemotief en faalangst in gezin en onderwijs. Amsterdam: Swets & Zeitlinger. ISBN 90-265-0136-6
  3. º Moxom. M, Hastings TQ Numbers of adults affected in western population(see table - in English)
rel=nofollow
rel=nofollow