Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie en digitaal erfgoed, wenst u prettige feestdagen en een gelukkig 2025

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Manuel de Falla

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Dit artikel valt onder beheer van Dorp:Luisterrijk.
Manuel de Falla omstreeks 1920
Dit artikel valt onder beheer van Dorp:Luisterrijk.

Manuel de Falla, ofwel de Falla, (Cádiz in Spanje, 23 november 1876Alta Gracia in Argentinië, 14 november 1946) was een Spaanse cpmponist, die ook actief was als dirigent, pianist en musicoloog. In ons land is hij vooral bekend geworden door La vida breve en El sombrero de tres picos.
Manuel de Falla was de zoon van een bemiddeld koopman, afkomstig uit Valencia. Zijn moeder – een goede pianiste – was een Catalaanse.
De eerste pianolessen kreeg hij van zijn moeder en al vroeg traden ze samen op in Cádiz. Op zeventienjarige leeftijd besloot hij, na een concertbezoek dat diepe indruk op hem maakte, componist te worden.
De Falla studeerde muziek aan het conservatorium te Madrid bij onder meer de componist en schrijver Felipe Pedrell die hem niet alleen een grondige muzikale opleiding gaf, maar De Falla ook de liefde bijbracht voor de rijke, inheemse volksmuziek. Pedrell wees hem erop, dat ook zijn vroegere leerlingen Isaac Albéniz en Enrique Granados deze richting hadden gekozen. Hierdoor aangewakkerd, ontwikkelde Manuel de Falla een grote kennis van de Spaanse volksmuziek in een geheel eigen stijl, wat terug te vinden is in zijn composities.

Eerste successen

Om geld bij elkaar te krijgen voor een muziekstudie in Parijs, begon De Falla lichte muziek te schrijven. Helaas lukte het hem niet op deze manier zijn wens in vervulling te laten gaan.
In 1903 boekte hij zijn eerste succes met zijn opera La vida breve ( Het korte leven ), dat door de Academia de Bellas Artes werd bekroond.
La Vida breve is een lyrisch drama in twee akten naar een libretto van Fernández Shaw, waarvan de eerste uitvoering in het Gemeentelijk Casino van Nice op 1 april 1913 plaats vond.

Het verhaal gaat over een mooie jonge zigeunerin, Salud, die hartstochtelijk verliefd is op een jongeman genaamd Paco. Ze weet niet – en Paco vertelt dat haar ook niet – dat hij al verloofd is met Carmela, een meisje uit zijn eigen, vermoedelijk meer verheven, klasse.
Haar oom Sarvaor en haar grootmoeder ontdekken dit bedrog. Ze proberen haar, nadat ze achter de waarheid is gekomen, te beletten de bruiloft van haar minnaar te verstoren.
Sarvaor biedt aan om de bruiloftgasten te vermaken en Salud ziet daar een gelegenheid in om Saco te kunnen beschuldigen van ontrouw aan haar.
Als Salud op dat feest voor de verbaasde bruid en de bruiloftsgasten Paco ontmaskert, doet hij net of hij Salud niet kent. Na dit ultieme gebaar van minachting van Paco voor zijn voormalige minnares valt Salud met een gebroken hart dood voor zijn voeten neer.

De Falla's opera La vida breve wordt niet zo vaak meer uitgevoerd, maar wel worden geregeld dansen uit die opera in alle mogelijke arrangementen gespeeld.
Door het succes met La vida breve ontstond grote waardering voor zijn werk. Bovendien won hij later dat jaar ook nog een pianoconcours, en werd hij steeds vaker als concertpianist gevraagd.

Verblijf in Parijs

In 1907 koos De Falla het centraler in Europa gelegen Parijs als woonplaats, vol verwachting wat en wie hij daar zou ontmoeten. Hij verbleef daar zeven jaar en maakte kennis met onder meer Claude Debussy, Gabriel Fauré en Maurice Ravel en raakte bevriend met Paul Dukas die zijn werk zeer bewonderde.
Intussen componeerde hij Quatre pièces Espagnoles ( Vier Spaanse stukken ), opgedragen aan Isaac Albéniz, en drie symfonische gedichten Noches en los jardines de España ( Nachten in de tuinen van Spanje ). Verder schreef hij daar Siete canciones populares españolas ( Zeven Spaanse liederen ), voor een belangrijk deel gebaseerd op oude Andalusiche volksmuziek.
De Falla kreeg het gedaan, dat enkele composities van hem in Parijs wwerden uitgegeven.
Toen in 1913 zijn opera La vida breve in een Franse vertaling in Nice in première ging, en later ook in Parijs werd opgevoed, werd Manuel de Falla in één klap beroemd. Maar helaas brak in 1914 de Eerste Wereldoorlog uit, en dat maakte voor hem een eind aan zijn prachtige tijd in Parijs. Hij raakt al zijn vrienden kwijt: Claude Debussy werd ziek en overleed korte tijd later. Maurice Ravel ging in het leger en Igor Strawinsky vertrok naar Zwitserland.

De Eerste Wereldoorlog en daarna

Tijdens de Eerste Wereldoorlog – die duurde van 1914 tot 1918 – reisde Manuel de Falla terug naar zijn vaderland Spanje en ging in Madrid wonen. Hij was nu ook in zijn vaderland een beroemdheid geworden en dat was goed te merken.
Hij componeerde daar zijn meest bekend geworden El Amor Brujo ( De magische liefde als tovenares ). Deze compositie vol liefde en magische bezweringen was aanvankelijk in opdracht gegeven als een Gitanería ( Zigeunerstuk ) door Pastora Imperio, een gerenommeerd flamenco/zigeunerdanser. Het werd uitgevoerd in het Teatro Lara in Madrid op 15 april 1915, maar was op dat moment nog niet erg succesvol.

El amor Brujo is het verhaal van een jong Andalusisch zigeunermeisje, genaamd Candela. Zij wordt verliefd op een jonge man genaamd Carmelo, nadat haar ontrouwe echtgenoot – met wie ze gedwongen was te trouwen – was overleden.
De geest van gestorvene keert terug naar Candela en begint Carmelo te achtervolgen. Om zich te ontdoen van deze geest, maken alle zigeuners om middernacht een grote cirkel rond hun kampvuur. In deze cirkel voert Candela een rituele vuurdans op. Deze dans zorgt ervoor dat het spook verschijnt, waarmee ze vervolgens gaat dansen. Als ze sneller en sneller ronddraaien tot een opzwepend ritme, zorgt de magie van de vuurdans ervoor, dat de geest met het vuur in aanraking komt. De geest vat vlam en verdwijnt voorgoed.

Een jaar na de eerste uitvoering herschreef De Falla het werk voor symfonisch orkest, met drie korte liederen voor mezzosopraan. Deze versie werd uitgevoerd op 28 maart 1916 door het Madrid Symphony Orchestra.
In 1925 vormde De Falla het werk om tot een Ballet Pantomímico, dat op 17 maart 1927 werd uitgevoerd in het Philadelphia Metropolitan Opera House.
Het werk heeft heeft vooral als symfonische suite zijn weg naar het grote concertpubliek gevonden. Het muzikale hoogtepunt in dit werk wordt gevormd door de schitterende Danza ritual de Fuego ( Rituele vuurdans ).
Na deze compositie besluit De Falla plotseling een wat vrolijk werk te componeren. Het wordt El sombrero de tres picos ( De driekante steek ).

De eerlijke en geestige molenaar Tío Lucas is gelukkig getrouwd met de mooie vrouw Frasquita.
De burgemeester, Don Eugenio, een onaantrekkelijke man - die een driekante steek draagt als symbool van zijn macht - is verliefd op Frasquita.
Hij maakt misbruik van zijn macht en laat op valse beschuldigingen de molenaar arresteren om op die manier vrij spel te hebben. Hij probeert namelijk, na eerdere mislukte pogingen, de gunst van de molenaarsvrouw te winnen en haar te veroveren.
Bij het naar binnensluipen in de molen, struikelt hij en valt in de rivier. Hij trekt zijn kleren uit, hangt deze in een boom te drogen en kruipt in het bed van de molenaar in de verwachting, dat Frasquita weldra zal verschijnen. Deze is echter wakker geworden door de herrie en is weggevlucht.
Tio Lucas ziet kans uit de cel te ontsnappen, en vindt Don Eugenio in zijn bed. Tio Lucas die denkt dat de gouverneur Frasquita heeft verleid, overweegt in eerste instantie een moord te begaan, maar besluit dan wraak te nemen op een wat nettere en slimmere manier. Hij trekt de kleren van de burgemeester aan, inclusief de driekante steek, en hangt zijn eigen kleren daarvoor in de plaats. Hij gaat nu op zijn beurt de burgemeestersvrouw Mercedes Carrillo met een bezoek vereren.
Don Eugenio ontwaakt en trekt slaapdronken de kleren aan die in de boom hangen. Als hij op straat loopt in de kleren van Tio Lucas, wordt hij aangezien voor de ontsnapte molenaar, waarna arrestatie volgt.
Terwijl zich buiten een menigte verzamelt, en Don Eugenio tracht te bewijzen wie hij is en Tio Lucas weer verschijnt, vindt hereniging met Frasquita plaats, en wordt de Don Eugenio bespot door het volk.

Hoewel het werk in opzet bedoeld was als een komische opera, werkte De Falla de compositie om als balletmuziek voor Les Ballets Russes van Serge Diagilev. De première in 1919 in Londen was overweldigend, maar helaas kon De Falla er zelf niet bij aanwezig zijn, aangezien zijn moeder plotseling was overleden. Kort daarop verliest hij ook zijn vader. Hij vertrekt uit Madrid en gaat in Granada wonen.
Manuel de Falle krijgt tegelijk met Igor Strawinsky en Erik Satie van een rijke en kunstlievende adellijke dame, Prinses de Polignac, de opdracht muziek te schrijven bij een aantal marionettenspelen. Dit wordt voor De Falla dan El retablo de Maese Pedro ( De poppenkast van Meester Pedro ), een eenakter van bijna een half uur die een enorm succes had.
Het libretto volgt bijna letterlijk de tekst die Miguel de Cervantes Saveedra neerschreef in hoofdstuk 26 van het tweede deel van zijn wereldberoemde boek Don Quichot de La Mancha.

  • Hoofdstuk 26 Waarin het grappige avontuur met de poppenspeler wordt vervolgd, alsook andere dingen die echt behoorlijk aardig zijn
Don Quichot ziet kans bijna de hele poppenkast van Meester Pedro te ruïneren, doordat hij de poppen als levende wezens beschouwt die elkaar betwisten en een enorm kabaal maken. Hij wil - zoals altijd - te hulp schieten door in te grijpen en met zijn zwaard de poppen te onthoofden of te verminken, waarbij hij de hele poppenkast en decorstukken in gruzelementen slaat.
Ook hier loopt zijn ingrijpen dus zoals altijd, hoe goed bedoeld ook, totaal verkeerd af.

De Falla componeerde deze opera ook min of meer als een hommage aan de Miguel de Cervantes.
De premiére van El retablo de Maese Pedro was op 25 juni 1923 in Parijs.
In Granada werkte De Falla heel lang aan een muziekstuk voor de vermaarde claveciniste Wanda Landowska, die het werk helaas niet erg kon waarderen, waardoor De Falla gedwongen was bij enige uitvoeringen van het werk de clavecimbelpartij zelf voor zijn rekening te nemen.

De Spaanse Burgeroorlog en Argentinië

Kathedraal in het oude stadsgedeelte van Cádiz

De Spaanse Burgeroorlog, was een gewapend intern conflict tussen republikeinen, communisten, anarchisten en internationale vrijwilligers aan de ene kant en de zogenoemde nationalisten en monarchisten aan de andere zijde.
Deze burgeroorlog duurde van 1936 tot 1939 en maakte vele slachtoffers.
Manuel de Falla bleef tijdens de burgeroorlog aanvankelijk in Spanje wonen, maar week later uit naar Argentinië, aangezien hij niet verder onder de dictatuur van generaal Franco wilde leven.
Op 2 oktober 1939 – de Tweede Wereldoorlog was net begonnen – vertrekt Manuel de Falla mede onder druk van de fascisten van Franco met de boot naar Buenos Aires in Argentinië. Hij wordt daar met de nodige enthousiasme ontvangen.
De Falla neemt zijn intrek in een plaatsje Alta Gracia, hoog in de bergen van Argentinië.
Hij werkt daar verder aan enkele composities waaraan hij al eerder was begonnen. Maar hoewel hij ijverig doorwerkt voltooit hij geen composities meer.
Op 14 november 1946 sterft hij kort voor zijn zeventigste verjaardag onder tamelijk armoedige omstandigheden in zijn landhuis aan de gevolgen van een hartstilstand.
Op staatskosten werd zijn lichaam na het verdwijnen van Franco vele jaren later overgebracht naar Spanje en begraven in zijn geboortestad, in de crypte van grote kathedraal in het oude stadsgedeelte van Cádiz.

Externe link