Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Lijst van schepen in het Zuiderzeemuseum
Dit is een Lijst van schepen in de collectie van het Zuiderzeemuseum te Enkhuizen. Een deel van de schepen ligt in het buitenmuseum, een deel in de schepenhal in het binnenmuseum. Ook worden schepen beschreven die in depot liggen. Voor een toelichting op de beschrijvingen zie onderaan de tabel.
Naam | Type | Beschrijving | Bouwjaar | Bouwer | Foto |
---|---|---|---|---|---|
Opduwer | Een opduwer is een klein duw- of sleepbootje. Dergelijke scheepjes werden vooral in de eerste helft van de twintigste eeuw gebruikt als bijboot van tjalken en klippers. In die tijd maakte de verbrandingsmotor zijn intrede in de binnenvaart. Eigenaren van grote binnenvaartschepen vonden het vaak te kostbaar om een motor in het schip te plaatsen, terwijl dat ook ten koste ging van de laadruimte. De aanschaf van een opduwer was een goed alternatief. De opduwer duwde het schip dan in de gewenste richting. | voor 1935 | Bijholt (Foxhol) | ||
'De Hoop' | Boeierpraam | Dit schip werd ingezet voor het transport van turf van de firma Kats uit Zwartsluis. De turf die Kats uit Drenthe haalde, werd in Zwartsluis met de hondenkar uitgevent. In de negentiende eeuw werden de Drentse en Overijsselse kanalen druk bevaren door turfscheepjes, zoals deze boeierpraam. Door hun geringe diepgang konden de scheepjes op de smalle en ondiepe sloten in het veengebied varen en daar direct turf Iaden. Zij waren echter niet geschikt om de turf over de Zuiderzee naar Holland te zeilen. Voor dat doel waren grotere tjalken en pramen in de vaart. | 1901 [[1]] |
G.J. van Meppel (Goor) | |
'De vier gebroeders' | Hektjalk | De hektjalk dankt zijn benaming aan zijn typische achterschip. De driehoekige vorm boven het roer heet statie of hek. Deze constructie kwam in de achttiende en de negentiende eeuw veel voor op houten binnenvaartschepen. Eind negentiende eeuw, toen de werven in ijzer gingen bouwen, zijn er nog maar enkele schepen van een hek voorzien. De Vier Gebroeders is in de traditie van de houten scheepsbouw gebouwd. Het schip kostte bij aflevering vijfduizend gulden. Landbouwproducten, maar ook stenen, zand en koeiehuiden werden met het schip vervoerd. De tjalk voer op de Zuid-Hollandse en Zeeuwse wateren en kwam ook wel over de Zuiderzee en de Zaan. Tot de crisisjaren is er gezeild en gewoond op deze tjalk. De schipper is nooit overgeschakeld op een aandrijving met de motor. | 1890 | Ruytenberg (Waspik) | |
ST 22 'Twee Gebroeders' | Staverse jol | Replica. Een staverse jol is een scheepstype dat afwijkt van de meeste traditionele nederlandse schepen, doordat de jol geen zijzwaarden heeft, maar een lange doorlopende kiel. Andere kenmerken zijn de platte spiegel en het ontbreken van berghouten. Het schip is rond in de kop, de breedte ligt voor het midden en blijft lang doorlopen. Deze scheepjes werden herfst-, ansjovis-, of fuikejollen genoemd. Er werden later ook grotere exemplaren gebouwd van 21 tot 25 voet lang, de zogenaamde haringjollen. Dit schip is gebouwd naar de staverse jol ST 22 'Twee Gebroeders' die werd gebouwd in 1896 mogelijk door Stikwerda te Stavoren en is gesloopt in 1988. | 1993 | Erik Slagmoolen (Enkhuizen) | |
Kubboot | Een kubboot is een zwaar gebouwd schip met ronde stevens voor en achter. Het vlak is plat. De huid is meestal glad, maar ook wel overnaads uitgevoerd. Het berghout is hoog aangebracht en zwaar uitgevoerd. Meestal was er een doft en een klein plechtje in het achterschip. Er werd wel eens mee gezeild met een spriettuig en fokje. Ook kon het bootje geroeid of geboomd worden. Ze zijn veelal zonder bun uitgevoerd. Er kon met zo'n scheepje gemakkelijk geroeid worden, zowel vooruit als achteruit, dat was van belang voor het langs de kubben varen. Er zat daarom geen scheg onder. Het type kwam voor langs de gehele Oostwal (Harderwijk, Vollenhove), de Zuidwal (Spakenburg), en de Westwal (Durgerdam, Marken, Monnickendam). De boot dankt haar naam aan de kubbenvisserij, visserij met tenen kubben op aal. Ook werd ze gebruikt als bijboot van een botter of schokker. In Durgerdam werden ze gebruikt voor de visserij met hoekwant op bot. | 1987 | Nieuwboer (Spakenburg) | ||
Hoornse schouw | Vissersschip met toebehoren. Kenmerkend voor een schouw zijn de vlakke bodem en de platte voor- en achterspiegel. De Hoornse schouw is een zeeschouw. Dit type is uit economische noodzaak ontstaan, doordat slechte vangstresultaten de Zuiderzeevissers er toe dwongen over te gaan op een eenvoudig en goedkoop te bouwen maar toch robuust en zeewaardig scheepstype. De eerste zeeschouwen werden rond 1900 in Lemmer gebouwd. De Hoornse schouw heeft een minder vlakke zeeg dan het Lemster type, zodat de kop en daarmee het voordek van de Hoornse schouw hoger oploopt. Het vaartuig is uitgerust met twee zeezwaarden en een aangehangen roer. Voor de mast is het gedekt en midscheeps staat de bun. De tuigage bestaat uit een grootzeil met een rechte gaffel, een botterfok die doorloopt tot achter de mast en een kluiver op een kluiverboom. Zeeschouwen worden vanwege hun vorm ook aangeduid als 'Spekbakken', wat niets zegt over hun zeilcapaciteiten, want in het algemeen waren het goede zeilers. | 1930 | Hakvoort | ||
Haringfuikenboot | Tussen Harlingen en Zürich werden dit soort scheepjes gebruikt om haringfuiken uit te zetten en te lichten. Deze fuiken werden met de opening (de vleugels) in de stroom geplaatst. Het schip was ernstig beschadigd en is in 1957 geheel gerestaureerd. | 1920 | Koningsvel (Franeker) | ||
BAR 59 (Barradeel) | Haringfuikenboot | Deze vissersboot is gebouwd voor Wop Houtsma uit Koehool; hij voer onder nummer BAR 59 (Barradeel) | 1932 | K. op 't Land (Andijk) | |
A. J. Kooiman | Veldschuit | Boerenboot, van het type Westfriese Veldschuit van 16 voet uit Andijk. Op de voorplecht staat: A. J. Kooiman. Het schip is zwart, rood en groen geschilderd. | Voor 1940 | K. op 't Land (Andijk) | |
'Sperwer' | Boeier | De Sperwer is een van de boeiers van de scheepsbouwer Eeltje Holtrop van der Zee (1823-1901). ‘Eeltjebaas’ wordt beschouwd aan een van de meest bekwame boeierbouwers van zijn tijd. Naast functionaliteit streefde hij ook schoonheid na. Boeiers werden in de vorige eeuw al als plezierjacht gebruikt. Deze is gebouwd voor de heer A. Jurjens uit Amsterdam. Het was een snel schip, dat veel zeil kon voeren (ca. 100 m2). In 1892 won de Sperwer in Sneek de zilveren ‘New York Society Cup’. De naam van het schip wordt verbeeld in de vergulde sperwer op het roer en is in de mastplank aangebracht. | 1886 Boeier X |
Eeltje Holtrop van der Zee X [X] |
|
Jol | Jagersjol uit Noord-Holland. Losse roeidoft. IJzeren roeidollen steken boven boeisel uit. Ook wel hardroeier genoemd. | Voor 1940 | Onbekend | ||
'Blommeschip van Heeg' | Beurtschip | Het beurtschip is een skûtsje, een kleine tjalk van fries model. De scheepjes hadden een lengte tot ongeveer 12 meter en een draagvermogen van 8-18 ton. Het beurtscheepje was bekend als een snelle zeiler. De eerste eigenaar was waarschijnlijk een koopman uit Heidenschap (nabij Workum) die met het schip geregeld naar de markten voer om er zijn benodigde waren te kopen. Bekende markten waren de vrijdagmarkt in Leeuwarden en de dinsdagmarkt in Sneek. Bekend is dat de beurtschippers vroeger op ongeveer hetzelfde tijdstip vertrokken uit een stad en terugzeilden naar hun dorpen, dan probeerden ze elkaar voorbij te varen. Uit deze onofficiële wedstrijden is het huidige skûtsje-silen gegroeid dat vroeger werd aangeduid als wedstrijden voor vracht en beurtschepen. Het scheepje stond in de Zuidwesthoek bekend als het 'Blommeschip van Heeg'. Voor de oorlog al kwam er een einde aan het bloemen varen. Het wegtransport nam het vervoer over. Het scheepje werd nog wel gebruikt voor pleziertochtjes en in de oorlog voor vervoer van bijvoorbeeld aardappelen. Op dit moment ligt het schip in de stadsgracht als beurtschip of bloemenschip. Het beurtscheepje kon voor de mast een deklast voeren. Vaten, zakken en andere losse producten konden hierop geplaatst worden. In het ruim, onder de ronde ijzeren luiken, werd de rest van de lading geplaatst. De mast kan gemakkelijk gestreken worden, zodat onder vaste bruggen doorgezeild kon worden. Rond de eeuwwisseling kwamen er stoomschepen in gebruik die het vervoer over water overnamen. | 1904 | Wildschut (Gaastmeer) | |
Hooivlet | Replica. Marker hooivlet. Een vierkant gebouwde open boot. Voor en achter een spiegel. De zijden uit een stuk, vrijwel verticaal met een berghout aan de boven-buitenkant. In het midden is een hoosgoot. | 1984 | Erik Slagmoolen | ||
Tjotter | Dit boatsje, zoals de vissersboot in Friesland wordt genoemd, is een soort tjotter. Dankzij hun geringe diepgang waren de boatsjes zeer geschikt voor het ondiepe water. Ze werden al bomend of roeiend voortbewogen. Met sprietzeil en fok kon ermee worden gezeild. Veel palingvissers gebruikten een boatsje. De vissers vingen de paling met fuiken, of ze brachten een zogenaamde dichtzet aan in een vaart. Dwars over de hele breedte van het water plaatsten ze een keernet. Zo kon de aal op zijn trektocht worden gevangen. Deze dichtzetten waren natuurlijk een belemmering voor de vrachtvaarders. Het was dan ook verplicht om 's nachts een lantaarn te laten branden en de wacht te houden, om het net te laten zakken en vrije doorvaart te verlenen. De boatsjes hadden een bun in het achterschip waarin de aal levend kon worden bewaard. | Voor 1940 | Onbekend | Bestand:Enkhuizen Zuiderzee museum - tjotter - hou moed 1887.jpg | |
Punter | Vissersboot, kaarpunter, behorend tot de familie van de Overijsselse punters. De punter heeft een voorsteven en een klein achterspiegeltje. Het schip is open en heeft op de plaats van de roeidoft een kaar. Voor en achter een kleine plecht. | Voor 1960 | Onbekend | ||
Punter | Punter van het tweepuntertype. Het hele bootje is geteerd. | Voor 1950 | Onbekend | ||
Halve praam | Praam. Tweepunter type. Buitenop is op de zijde een breed berghout aangebracht. Er zijn twee borden voor het mest of bagger in het ruim te houden. Er is een uitsparing in zijde aan de binnenkant voor een losse doft. | Voor 1940 | Onbekend | ||
Punter | Jagersboot met riemen, kooitje, lok- en kwakerseenden, camouflageriet enz. Harm Roelen, de laatste eigenaar voor het scheepje in de collectie van het Zuiderzeemuseum kwam, was de laatste broodjager van Genemuiden. Onder de waterlijn is het bootje zwart geschilderd, evenals binnenin. De rest is roodbruin geverfd | Voor 1930 | Onbekend | ||
Tjotter | Dit boatsje is een soort tjotter. Een boatsje is een eengangstjotter met eene lengte-breedte verhouding van ongeveer 1:3 (bij een tjotter is dat ongeveer 1:2). Het laadvermogen van een boatsje van ongeveer vijf meter bedraagt een ton. Het boatsje wordt vooral gebruikt door binnenvissers. In 1988 was het scheepstype nog in gebruik bij de binnenvissers op het Lauwersmeer. Dankzij hun geringe diepgang waren de boatsjes zeer geschikt voor het ondiepe water. Ze werden al bomend of roeiend voortbewogen. Met sprietzeil en fok kon ermee worden gezeild. Veel palingvissers gebruikten een boatsje. De vissers vingen de paling met fuiken, of ze brachten een zogenaamde dichtzet aan in een vaart. Dwars over de hele breedte van het water plaatsten ze een net. Zo kon de aal op zijn trektocht worden gevangen. Deze dichtzetten waren natuurlijk een belemmering voor de vrachtvaarders. Het was dan ook verplicht om 's nachts een lantaarn te laten branden en de wacht te houden, om het net te laten zakken en vrije doorvaart te verlenen. De boatsjes hadden een bun in het achterschip waarin de aal levend kon worden bewaard. | Voor 1940 | Onbekend | ||
Visboot | Visboot, afkomstig van Wieringen. Voor een plechtje, met een roeidoft, het achterhuisje heeft een deksel. Het bootje is groengeverfd. | Voor 1950 | Onbekend | ||
IJsvlet | IJsboot uit Spakenburg. Open bootje van de familie der schouwen. Onder het vlak zijn twee scheen met ijzer beslag aangbracht als slede/schaats. | Voor 1930 | Onbekend | ||
Modderbak | Modderbak, ook wel baggerbak genoemd. Uit Westfriesland. | Voor 1950 | Onbekend | ||
Anjovisjol | Vissersschip. De Staverse jol is een type schip dat afwijkt van de andere traditionele Nederlandse schepen, doordat een jol geen zijzwaarden heeft, maar een lange doorlopende kiel. Andere kenmerken zijn de platte spiegel en het ontbreken van berghouten. | ||||
Vollenhovense bol | Dit type schip is ontstaan naar aanleiding van gesprekken tussen de visser en de werfbaas. Het voorstel was een klein schip te bouwen met een vaste plecht, waaronder een verblijfje kon worden gemaakt. Het moest geschikt zijn om in het ondiepe gedeelte van de Zuiderzee te kunnen varen. Het schip vertoont kenmerken van zowel een botter als een schokker. Het ontleent zijn naam aan de ronde (bolle) vorm. Voor 1932 is met de Vollenhove 95 gevist op bot met zijden netten, op paling met dobbers en kuil, op spiering en haring met sleepnetten en op spiering met staande netten. Na 1932 viste men ermee op spiering en paling. Aan boord zijn de netten, stokken en gewichten te zien die voor de botvisserij werden gebruikt. De bol stond later model voor de in staal gebouwde plezierjachten. | 1902 | Jan Kroese (Vollenhove) | ||
Wieringer aak | De Wieringer aak is een zwaar en breed visserschip, dat in Friesland werd gebouwd. Het schip werd gebruikt in Texel en Wieringen voor de vangst van wier, alikruiken, wulken, mosselen en zeesterren op het wad.De aak is een platbodem met een lage kop en een vrij hoog achterschip. De voorsteven is in tegenstelling tot de rechte achtersteven gebogen. Er is een vaste voor – en achterplecht met kooien in het vooronder. De ruimte daartussen kon worden afgesloten met losse planken, de zogenaamde ‘stelling’. Daarin liet men tijdens de wieroogst het wier uitlekken. Het roer is breed en heeft een ronde kop. Het schip voert een gaffeltuigage en een fok met kluiver als voorzeilen. In verband met het vaargebied is de fok klein gehouden. Deze loopt via een overloop, zodat makkelijk overstag kan worden gegaan. De bun in het schip werd, mits droog gemaakt, ook gebruikt voor het vervoer van mosselen en wier. De Wieringer akenvloot bedroeg omstreeks 1900 vijftig stuks. | ||||
'WR 78' | Enkhuizer bol | Enkhuizer Bol, vissersscheepje met toebehoren. Een Enkhuizer, Wieringer, Workummer of Makkummer bol werd zo genoemd omdat het scheepstype in die plaatsen gebouwd werd. Een bij Lastdrager te Enkhuizen gebouwde bol heette dus een Enkhuizer bol. In Enkhuizen zelf werden deze bollen 'eelbootjes' genoemd. Dit type bol moet echter niet verward worden met de Vollenhover bol. Bolletjes zijn volgens Vroom (vracht- en vissersschepen) ronde vissersvaartuigen boven de 22 voet (6,25 meter) die zonder bun gebouwd zijn. Zijn ze met bun gebouwd, dan noemt hij ze aakjes. Het scheepje was van Piet Baijs uit Den Oever. Hij viste veel met fuiken. Van de 'WR 78' bestaat nog een zusterschip. Het is de Eudia, die in 1901 gebouwd werd. Nog tijdens de bouw werd de Eudia verkocht en afgebouwd als jacht voor de bekende Zuiderzeeschilder Tholen. | 1902 | Lastdrager (Enkhuizen) |
De beschrijvingen van de schepen zijn afkomstig uit de collectieregistratie van het Zuiderzeemuseum. Deze teksten worden beschikbaar gesteld onder Creative Commons licentie naamsvermelding, gelijk delen. CC BY SA
- Eeltje Holtrop van der Zee [[2]]
Zie ook de categorie met mediabestanden in verband met Ships in the Zuiderzeemuseum op Wikimedia Commons.