Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Johann Wolfgang von Goethe
Johann Wolfgang Goethe | ||
Goethe in 1828, door Joseph Karl Stieler | ||
Goethe in 1828, door Joseph Karl Stieler | ||
Algemene informatie | ||
Ook bekend als | Goethe | |
Geboren | Frankfurt am Main, 28 augustus 1749 | |
Overleden | Weimar, 22 maart 1832 | |
Land | Bestand:Banner of the Holy Roman Emperor with haloes (1400-1806).svg Heilige Roomse Rijk | |
Religie | Luthers | |
Handtekening | Handtekening | |
Werk | ||
Jaren actief | 1766-1832 | |
Stroming | Sturm und Drang Weimar Classicisme | |
Bekende werken | Faust, Die Leiden des jungen Werthers en Zur Farbenlehre |
Johann Wolfgang (von) Goethe (spreek uit als: [ˈgøːtə]?) (Frankfurt am Main, 28 augustus 1749 – Weimar, 22 maart 1832) was een Duits homo universalis - een kunstschilder, romanschrijver, toneelschrijver, dichter, humanist, wetenschapper, filosoof, en gedurende tien jaar staatssecretaris van de republiek Weimar. Goethe was de schrijver van onder meer Faust, Die Leiden des jungen Werthers en Zur Farbenlehre. In 1782 werd hij in de adelstand verheven. Daarvoor stond er geen von in zijn achternaam.
Biografie
Vroege leven (1749-1775)
Goethe werd geboren in Frankfurt am Main als zoon van Johann Caspar Goethe en Catharina Elisabeth Textor. Zijn vader was een man van hoge status en rijkdom en hij zag persoonlijk toe op het vroege onderwijs van zijn zoon. De jonge Goethe studeerde rechten aan de universiteiten van Leipzig en Straatsburg. In 1772 ging hij werken aan het Reichskammergericht in Wetzlar, het hoogste gerechtshof van het Duitse Rijk.
Goethe in Weimar
Na een ongelukkige liefdesrelatie met Charlotte Buff verhuisde Goethe op uitnodiging van Karel August, hertog van Saksen-Weimar-Eisenach, in 1775 naar Weimar, waar hij de rest van zijn leven doorbracht. Hij trad in staatsdienst van de hertog en hij werd onder andere belast met talloze politieke taken, het beheer van de financiën en de weg- en mijnbouw, het krijgswezen en later ook nog het beheer van het hoftheater. Hij droeg ook bij tot de aanleg van Weimars botanische tuin en verbouwingen aan het hertogelijk paleis, die beide in 1998 erkend werden als UNESCO Wereld Erfgoed.
Verder voltooide hij er zijn autobiografische prozawerk Aus meinem Leben, Dichtung und Wahrheit en zijn meesterwerk Faust (deel twee) (1831).
Verblijf in Italië (1786-1788)
In september 1786 vertrok Goethe vanuit Karlsbad, waar hij een kuur volgde, in het geheim naar Italië om de druk van de zaken te ontlopen en wellicht ook om zijn innige relatie met hofdame Charlotte von Stein iets te laten bekoelen. De hertog van Weimar was niet op de hoogte van dit reisplan en zoals blijkt uit Goethe's briefwisseling maakte hij zich soms zorgen om zijn betrekking aan het hof van de hertog te verliezen. Goethe was in heel Europa beroemd als auteur van "Werther" en reisde daarom incognito onder de naam Johann Philipp Möller, om ongedwongen te kunnen reizen.
Zijn reis naar Verona, Venetië, Pompeï en de eilanden Capri en Sicilië valt onder de zogenaamde grand tours. Goethe zocht er naar overblijfselen van de Klassieke Oudheid, niet naar de Renaissancekunst. Tijdens zijn eerste verblijf in Firenze bleef hij slechts 3 uren en in Rome verveelde hij zich in de Sixtijnse kapel. De politieke situatie in Italië liet hem helemaal onverschillig. Schilderijen van Giotto ging hij niet bekijken en de grote barokarchitect Bernini, wiens werk overal in Rome te zien was vermeldt hij slechts één keer in zijn dagboek. Na een verblijf van enkele maanden in Rome reisde Goethe door naar Napels, waar hij de Vesuvius bestudeerde en Pompeï bezocht.
Goethe overwoog schilder te worden, maar hij stapte later van dat plan af. Zijn observaties van de Italiaanse kleurenpracht mondden later uit in zijn kleurenleer, die aanmerkelijk afweek van die van Isaac Newton. Ook meende Goethe in april 1787 in Italië de oerplant gevonden te hebben. Deze oerplant was aanvankelijk een abstract model of concept van hem, geen organisme dat in de natuur terug te vinden was. Zijn concept was afgeleid van de systematiek die Carl Linnaeus had bedacht om het plantenrijk in te delen. In zijn latere leven werd Goethe echter kritisch over het oerplantconcept.
In mei 1788 werd hij door de hertog teruggeroepen naar Weimar, omdat deze steun nodig had bij militaire aangelegenheden. Over zijn reis naar Italië schreef hij tussen 1813 en 1817 de Italiaanse reis.
Vriendschappen en werk in Weimar (1788-1832)
Eind 1792, nam Goethe als medewerker van de hertog van Saksen-Weimar, deel aan de slag bij Valmy, een veldslag die deel uitmaakte van de Eerste Coalitieoorlog tegen revolutionair Frankrijk. Hij observeerde ook het beleg van Mainz (1793) dat hij beschreef in een fictief dagboek.
De jaren na 1794 werden gekenmerkt door een hechte vriendschap met Friedrich Schiller, die voortduurde tot Schillers dood in 1805. Zij zagen elkaar als geestelijke gelijken, waarvoor zij de term "Homogenialität" ("homogenialiteit") bedachten. Onderwerp van gezamenlijke studie waren onder andere de gebeurtenissen rond de Franse Revolutie en de esthetica in de kunst. Uit deze samenwerking ontwikkelde zich een stijl die wordt aangeduid met de term Weimarer Klassik.
Goethe was bevriend met vele bekende mensen, onder meer de antropoloog Johann Blumenbach.
In oktober 1806 trouwde Goethe met Christiane Vulpius, nadat hij lange tijd met haar had samengewoond. Hij was haar dankbaar omdat ze, door haar beheerst optreden, hem uit levensgevaar gered had, toen Franse soldaten zijn huis in Weimar plunderden na de slag bij Jena. Uit deze relatie werden vijf kinderen geboren, van wie alleen August von Goethe (1789-1830) langer leefde dan enkele dagen. In 1808, ontmoette hij te Erfurt de Franse keizer Napoleon Bonaparte, die hem de onderscheiding toekende van het Légion d'honneur.
Vanaf 1794 wijdde Goethe zijn leven hoofdzakelijk aan de literatuur en het afnemen van audiënties in zijn huis te Weimar. In de laatste jaren van zijn leven tekende zijn secretaris Johann Peter Eckermann gesprekken met Goethe op in het beroemd geworden boek Gespräche mit Goethe in den letzten Jahren seines Lebens. Na een leven van buitengewone productiviteit overleed hij op de leeftijd van 82 jaar in Weimar.
Nadat zijn laatste kleinzoon was overleden, werden zijn boeken eigendom van Sophie van Oranje-Nassau, de groothertogin van Saksen-Weimar-Eisenach. Zij richtte het Goethe-Schiller-Archiv op.
Belangrijkste werken
Literatuur
De belangrijkste werken die Goethe heeft gemaakt voor hij naar Weimar ging, waren zijn tragedie Götz von Berlichingen (1773) (dit werk heeft hem zijn beroemdheid gebracht) en de roman Die Leiden des jungen Werthers, die enorm populair werd gedurende de 'Sturm und Drang'-periode. Tijdens zijn jaren in Weimar, voordat hij Schiller ontmoette, begon hij met het schrijven van Wilhelm Meister.
Toneel
Naast Faust schreef Goethe de toneelstukken Iphigenie, Egmont, Torquato Tasso, en zijn Reineke Fuchs. Bij de periode van zijn vriendschap met Schiller horen de voortzetting van Wilhelm Meister, de mooie idylle Hermann und Dorothea en Romeinse Elegieën. In de laatste periode, na Schillers dood in 1805, horen Faust, Die Wahlverwandtschaften, zijn autobiografie Dichtung und Wahrheit, zijn Italiaanse Reis, veel wetenschappelijk werk, circa 16000 brieven en een serie verhandelingen over Duitse kunst.
Al in 1772 begon Goethe aan een toneelstuk onder de titel Mahomet als repliek op François-Marie Arouets (beter bekend als Voltaire) Le fanatisme ou Mahomet le Prophète, waarvan echter slechts fragmenten bekend zijn. Het bekendste fragment is het gedicht Mahomets Gesang. In 1799 maakte Goethe een becommentarieerde vertaling van Voltaires drama.
Poëzie
Een in het Duits vertaalde verzameling (Farsi: diwan, ديوان) Perzische gedichten van de soefi-dichter Hafez (ca. 1320 in Shiraz - ca. 1390) inspireerde Goethe tot het schrijven van zijn West-östlicher Diwan, waarvan Erschaffen und Beleben van 21 juni 1814 het eerste gedicht was.
De Oostenrijkse componist Franz Schubert bewonderde Goethe zeer. Hij zette een groot aantal gedichten van Goethe, waaronder Gretchen am Spinnrade en Erlkönig, op muziek, maar ondervond van Goethe onverschilligheid.
Interesses
In het kader van zijn pogingen om de mijnen in het Thüringer Woud opnieuw leven in te blazen, verhevigde Goethes interesse en zijn onderzoek van geologie en mineralogie en de natuurwetenschappen in het algemeen (het mineraal goethiet is naar hem vernoemd). Bij de bestudering van menselijke schedels ontdekte hij het tussenkaaksbeen, een bij de mens vergroeid stuk bot dat voordien alleen bij dieren was aangetroffen. Met deze ontdekking inspireerde hij later onder anderen Charles Darwin. Toch is Goethes verdienste voor de natuurwetenschappen niet zozeer het onderwerp van zijn onderzoekingen dan wel de hierbij gevolgde methode.
Varia
De liefde tussen Goethe en de 19-jarige Ulrike, die Goethe inspireerde tot de Marienbader Elegie (1823), werd door Martin Walser als onderwerp genomen voor zijn roman Ein liebender Mann.[1]
Goethe heeft een recensie geschreven in de Frankfurter Gelehrten Anzeigen van het (anoniem) door Belle van Zuylen geschreven boek Le Noble, anomiem uitgegeven in het Duits onder de titel Die Vorzüge des alten Adels, Lemgo, Meyer, 1772.
Bibliografie
- 1766-1767 Annette-Lieder
- 1768 Die Laune des Verliebten (herdersspel, in 1806 in boekvorm)
- 1769 Neue Lieder
- 1769 Die Mitschuldigen (blijspel, in 1787 in boekvorm)
- 1771 Friederieke-Lieder
- 1773 Götz von Berlichingen mit der eisernen Hand (drama)
- 1774 Neueröffnetes moralisch-politisches Puppenspiel
- 1774 Ein Fastnachtsspiel vom Pater Bray
- 1774 Jahrmarktsfest zu Plundersweilern
- 1774 Götter, Helden und Wieland (klucht)
- 1774 Die Leiden des jungen Werthers (roman in brieven)
- 1774 Clavigo (treurspel)
- 1775 Erwin und Elmire (toneelspel met zang)
- 1775 In allen guten Stunden (vrijmetselaarsvolkslied)
- 1776 Wilhelm Meisters theatralische Sendung („Urmeister“-roman, in 1911 in boekvorm)
- 1776 Stella (toneelspel voor verliefden)
- 1778 Der Fischer
- 1779 Iphigenie auf Tauris (proza, in 1787 in boekvorm)
- 1780 Torquato Tasso drama (in 1790 in boekvorm)
- 1786 Über den Zwischenkiefer der Menschen und der Tiere
- 1787 Die Leiden des jungen Werthers, 2e versie (roman in brieven, Ned. vert.: o.a. 2002; 'Het lijden van de jonge Werther', door T. Cornips)
- 1788 Egmont (1775, treurspel over Lamoraal graaf van Egmont, prins van Gaveren [1522-1568])
- 1790 Venezianische Epigramme
- 1790 Faust. Ein Fragment
- 1790 Versuch die Metamorphose der Pflanzen zu erklären / Die Metamorphose der Pflanzen
- 1791 Beiträge zur Optik
- 1792 Gros-Cophta (blijspel)
- 1792-1793 Die Aufgeregten
- 1793 Der Bürgergeneral (blijspel)
- 1795 Die Unterhaltungen deutscher Ausgewanderten. Raamvertellingen, met:
- Bassompierres Geschichte von der schönen Krämerin;
- Der Prokurator;
- Ferdinands Schuld und Wandlung;
- Die Sängerin Antonelli;
- Das Märchen. (Ned. vert.: 1997; 'Het sprookje van de groene slang en de schone Lelie')
- 1796 Wilhelm Meisters Lehrjahre (Ned. vert.: 1982; 'Wilhelm Meisters leerjaren', door Pim Lukkenaer)
- 1796 Die Geschichte von Mignons Eltern (verhaal uit Wilhelm Meisters Lehrjahre)
- 1796 Xenien (gedicht geschreven met Friedrich Schiller)
- 1797 Novelle
- 1797 Propylaën
- 1797 Achilleis
- 1797 Faust. 1. Teil (in boekvorm in 1808, o.a. vertaald in 1879 door J.J.L. Ten Kate en in 1911 als 'Faust deel Een' door C.S. Adama van Scheltema)
- 1804 Die natürliche Tochter (treurspel)
- 1805 Epilog zur Schillers Glocke
- 1807 Wilhelm Meisters Wanderjahre (roman, in boekvorm in 1821, uitgebreide versie 1829), met de verhalen:
- Der Mann von funfzig Jahren;
- Die pilgernde Törin;
- Die gefährliche Wette;
- Die neue Melusine;
- Sankt Joseph der Zweite;
- Wer ist der Verräter?;
- Nicht zu weit (1829).
- 1808 Sonette
- 1808 Pandora (feestelijk spel, in boekvorm in 1817)
- 1809 Die Wahlverwandtschaften (tekstvorm, Ned. vert.: 1979; 'Natuurlijke verwantschap', door P. Lukkenaer)
- 1810 Zur Farbenlehre (Ned. vert.: 2004; 'Kleurenleer')
- 1816 Kunstschätze am Rhein, Main und Neckar
- 1817 Italienische Reise (Ned. vert.: o.a. 2005; 'Italiaanse Reis', door Wilfred Oranje)
- 1817 Die guten Weiber
- 1823 Marienbader Elegie
- 1832 Faust. 2. Teil (vertaald in 1879 door J.J.L. Ten Kate en in 1920 als 'Faust deel Twee' door Nico van Suchtelen)
- 1832 Nachgelassene Schriften
- Periode 1816-1832: publicaties in het tijdschrift: 'Ueber Kunst und Altertum'.
- Gedichten
- 1774 Prometheus
- 1774 Geistesgruß
- 1782 Erlkönig
- 1790 Römische Elegien (gedichtenbundel)
- 1794 Reineke Fuchs (dierenepos)
- 1797 Der Zauberlehrling
- 1797 Hermann und Dorothea (idylle in hexameter)
- 1815 Vom Sänger hat man viel erzählt (vrijmetselaarsgedicht als dank aan de zangers)
- 1816 Wenn die Liebste zum Erwidern (vrijmetselaarsgedicht voor het verzwijgen)
- 1819 West-Östlicher Diwan (gedichtenbundel)
- 1811-1833 Aus meinem Leben - Dichtung und Wahrheit (autobiografisch)
- 1826 Ode aan Schillers schedel
- Overig werk
- 1776 Die Geschwister (toneeldrama in één akte)
- 1809 Die wunderlichen Nachbarskinder (novelle)
- 1811 Der neue Paris
- 1814 Sankt-Rochus-Fest zu Bingen
- 1821 Einleitung zu den Trauerreden (treurrede voor vrijmetselaars bij het overlijden van de meester van de 'Stuhl Ridel', Cornelius Johann Rudolf Ridel [1759–1821])
- 1822 Kampagne in Frankreich (een bericht)
- 1830 Rede zum brüderlichen Andenken Wielands (treurrede voor vrijmetselaars)
- 1830 Dem würdigen Bruderfeste: „Fünfzig Jahre sind vorüber“ (poëtische dankrede bij zijn 50-jarig jubileum als vrijmetselaar)
- 1816-1832 Über Kunst und Altertum (geschreven met Johann Heinrich Meyer, [1760-1832])
- 1833 Maximen und Reflexionen (postuum verschenen)
- 2005 Goethe - Schiller, briefwisseling / druk 1 (Ned. vert. door A.J. Leemhuis)
- Belagerung von Mainz
- Claudine von Villa Bella (toneelspel)
- Proserpina (monodrama)
- Satyros, oder Der vergötterte Waldteufel (toneeldrama)
- Vertalingen
Literatuur, een kleine selectie
- 1977 Johann Wolfgang Goethe, Sämtliche Werke, 18 banden, Artemis-Gedenkenausgabe dtv-Dündruck, Zürich, 1977, ISBN 3-7608-2527-3
- 1994 Goethe - Leben und Werk, door Karl Otto Conrady
- 2003 Goethe - sein Leben und seine Zeit, door Richard Friedenthal
- 1992 Goethe: The Poet and the Age: Poetry of Desire, door Nicholas Boyle
- 1998 Goethe-Lexikon, door Gero von Wilpert
- 1998 Mein Leben ein einzig Abenteuer, Johann Wolfgang Goethe Biografie, door Klaus Seehafer, Aufbau Verlag, Berlin 1998, ISBN 3-351-02471-1
- 1992 Schein Kritik Utopie. Zu Goethe und Hegel, door Renate Wieland
- 2001 Katharina Mommsen: Goethe und der Islam, Insel Verlag, Frankfurt am Main, 2001, ISBN 3-458-34350-4
- 2003 Goethe und Anna Amalia – eine verbotene Liebe, door Ettore Ghibellino
- 2002 Goethe zur Einführung, door Peter Matussek
- 2005 Faust & levenskunst, door H.E.S. Woldring
- 2016 Goethe en zijn 'Faust', door Rudolf Steiner
Zie ook
- Johann Gottfried von Herder
- Duitse en Oostenrijkse theaterpraktijk in de Nieuwste Tijd
- De tovenaarsleerling
Noten
Externe links
|
Meer bronnen die bij deze auteur horen, zijn te vinden op de pagina Johann Wolfgang von Goethe op Wikisource. |
Zie ook de categorie met mediabestanden in verband met Johann Wolfgang von Goethe op Wikimedia Commons.