Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Johan Adriaan Feith
Jhr. Johan Adriaan Feith (Groningen, 25 september 1858 – Groningen, 28 januari 1913) was een Nederlandse jurist en historicus. Hij heeft veel gepubliceerd over de geschiedenis van Groningen.
Levensloop
Johan Adriaan was de zoon van Hendrik Octavius Feith, archivaris, en Wilhelmina Woltera Dull. De familie Feith behoorde tot de rijkste Groningers, de „hoogstaangeslagenen” in de personele belasting, en lieten een groot huis bouwen onder de Martinitoren, het zogenaamde Feithhuis, nu een restaurant.
Johan Adriaan Feith doorliep het Praedinius Gymnasium in Groningen. Hij studeerde rechten en was een zeer actief lid van het Studentencorps Vindicat Atque Polit in Groningen. Het corps maakte hem later tot erelid.
De jonge Feith was een organisator van de maskerade van 1879 ter gelegenheid van twaalfde lustrum van het Corps. In 1885 haalde hij zijn doctoraal examen. Zoals in die tijd gebruikelijk promoveerde hij op dezelfde dag, niet op stellingen maar op een gedegen dissertatie over „het gericht van Selwerd” tot doctor in de rechtsgeleerdheid. De promotor was Prof. Mr. Jacob Domela Nieuwenhuis. De familie was vermogend maar de jonge Feith koos ervoor om ambtenaar in het archief te worden waarbij hij onder zijn vader ging werken. In 1887 werd hij commieschartermeester en in 1892, als opvolger van zijn vader, rijksarchivaris in Groningen.
Op 25 juni 1885 huwde Johan Adriaan Feith met jonkvrouw Henriette Pauline Gockinga. Uit dit huwelijk werden twee zoons en twee dochters geboren. Een van de dochters had tuberculose. Daarom werd achter het huis aan de Sint Janstraat een Zwitsers chalet gebouwd. Het bouwsel herinnerde het zieke kind aan de bergen waar zij door haar ziekte niet heen kon reizen.
Aan het eind van de 19e eeuw werden de archieven in Nederland gereorganiseerd. De verspreide archieven van Groninger families en waterschappen werden door Feith in het rijksarchief opgenomen. Bij burgemeester en wethouders wees Feith op de wenselijkheid van een apart gemeentearchief zoals dat in Groningen nog niet bestond. Feith brak met de werkwijze van zijn vader door de gebruikelijke chronologische indeling te vervangen door een systematische indeling van de archiefstukken. Feiths werk over ontsluiting van archieven werd in vele talen vertaald en het maakte hem, tenminste in kringen van archivarissen en bibliothecarissen, wereldberoemd. Feith was in 1891 een oprichter van de Vereeniging van Archivarissen in Nederland (VAN) en het Gronings Museum van Oudheden. Hij schreef ieder jaar in de Groninger Volksalmanak. Feith was ook geïnteresseerd in de archeologie. Hij spoorde de student geschiedenis Albert Egges van Giffen aan om archeoloog te worden en de Groninger wierden wetenschappelijk te onderzoeken.
Feith was liberaal lid van de Groningse gemeenteraad en van de Provinciale Staten van Groningen. Een kandidatuur voor het lidmaatschap van de Tweede Kamer wees hij van de hand.
Feith werd benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.
Bij Koninklijk Besluit van 5 juni 1905, No. 78, werd Johan Adriaan Feith en zijn nageslacht in de adelstand verheven met het erfelijk predicaat van Jonkheer.
In 1905 ging Feith lijden aan een hartkwaal. Na een lang ziekteverlof ging hij in 1913 weer aan het werk maar hij stierf onverwacht in de werkkamer van het archief.
Feiths karakter werd omschreven als „bescheiden en beminnelijk”.[1]
Postuum eerbetoon
Johan Adriaan Feith werd bijgezet in het familiegraf op de Zuiderbegraafplaats in Groningen (Rang I, Klasse I) waar zijn graf ook in 2008 nog te vinden is. De Gemeente Groningen vernoemde de Feithstraat naar hem.
Literatuur
- L. S. Gratama, in Levensberichten der afgestorven medeleden van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden... 1912–1913, 145–173
- S. Muller Fz., in Nederlandsch Archievenblad 21 (1912–1913) 103–106
- J. Huizinga, in Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond 2e serie 6 (1913) 41^3
- P. J. Blok, in memoriam in de Groningsche Volksalmanak voor het jaar 1914, 1–13.
Publicaties van Johan Adriaan Feith
- Het gericht van Selwerd, dissertatie
- De kroniek van Sicke Benninge (1887. 2 dl.)
- samen met H. Brugmans: De kroniek van Abel Eppens tho Equart (1911; 2 dl.). V
- Bijdragen aan het Oorkondenboek van Groningen en Drenthe (1896–1899; 2 dl.).
- Bijdragen aan de Groningsche Volksalmanak (1889–1913)
- Wandelingen door het oude Groningen (verzamelde wandelroutes uit andere publicaties)
Referenties: |
|