Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
IJsvogel
IJsvogel IUCN-status: Veilig[1] (2009) | |||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Een ijsvogel (Alcedo atthis). | |||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||
| |||||||||||||
Soort | |||||||||||||
Alcedo atthis Linnaeus, 1758 | |||||||||||||
Afbeeldingen IJsvogel |
De ijsvogel oftewel Alcedo atthis is een waterminnende vogel uit de familie ijsvogels (Alcedinidae). Het is een opvallende verschijning door zijn afstekende blauwe en oranje kleuren, maar ook een zeer schuwe soort die zich weinig laat zien. Alcedo atthis is een van de weinige soorten ijsvogels die tot in noordelijk Europa voorkomt inclusief Nederland en België, althans de ondersoort Alcedo atthis ispida. De meeste ijsvogels leven in de tropen.
De ijsvogel is een typische viseter (piscivoor), dus sterk aan water gebonden. Zijn voorkeur gaat uit naar stromende wateren. In het grootste deel van het verspreidingsgebied is de soort algemeen, maar in sommige gebieden wordt de ijsvogel met uitsterven bedreigd.
Naamgeving
De wetenschappelijke naam van de ijsvogel is Alcedo atthis; de soort werd oorspronkelijk door Linnaeus beschreven als Gracula atthis. De geslachtsnaam Alcedo is afgeleid van het Latijnse alcedo (Grieks: ἁλκυων of halkuon, vaak als 'halcyon' gespeld) dat 'koningsvisser' betekent.[2] De soortnaam atthis is afgeleid van Attis, een mannelijk figuur uit de Griekse mythologie.[3]
De Nederlandse naam ijsvogel heeft waarschijnlijk niets te maken met een voorkeur of een relatie met ijs maar is een verbastering van de Germaanse naam Eisenvogel wat zoiets als 'ijzervogel' betekent. Deze naam slaat op de metaalachtige glans van het blauwe verenkleed. Een andere verklaring voor de naam is dat de ijsvogel 's winters bij het ijs werd gezien om uit een wak vissen te vangen.[4] Welke van de twee de juiste verklaring biedt is echter onderwerp van studie.
Taxonomie
De ijsvogel is in Europa de bekendste soort uit de familie ijsvogels (Alcedinidae). Deze familie bestaat uit enige tientallen soorten die een wereldwijde verspreiding hebben maar vooral leven in subtropische en tropische gebieden. Een andere Europese soort is de Smyrna-ijsvogel die in het uiterste zuidoosten leeft.
Ondersoorten
Er worden acht ondersoorten onderscheiden, die qua uiterlijk en verspreidingsgebied enigszins verschillen;
- Alcedo atthis atthis - Middellandse Zeegebied, Syrië en het Arabisch Schiereiland
- Alcedo atthis bengalensis - Noord-India tot Filipijnen en Grote Soenda-eilanden
- Alcedo atthis floresiana - Bali
- Alcedo atthis ispida - Europa
- Alcedo atthis ispidoides - Celebes, Bismarck-archipel
- Alcedo atthis japonica - Japan, Taiwan, Sachalin
- Alcedo atthis salomonensis - Salomonseilanden
- Alcedo atthis taprobana - Zuid-India en Sri Lanka
Kenmerken
De ijsvogel is een kleine vogel met een korte staart en pootjes, een korte nek, korte, afgeronde vleugels, een grote kop met grote ogen en een lange, dolkvormige snavel, geschikt om vissen mee te vangen en vast te houden. De poten zijn syndactiel; de voortenen zijn gedeeltelijk aan de basis met elkaar vergroeid. IJsvogels hebben een vrij uniforme, gedrongen bouw met een rechte, dolkachtige snavel. De kleuren verschillen wel sterk, sommige soorten hebben blauwe of rode kleuren, andere zijn zwart met wit van kleur. De ijsvogel heeft echter een overwegend blauwe kleur, waarbij de veren van de kop en vleugels iriserend blauwgroen zijn maar op het midden van de rug lichter tot kobaltblauw. De staartveren zijn echter weer wat donkerder. De veren aan de borst en buikzijde zijn warm oranje gekleurd en steken hiermee duidelijk af. Van de snavel tot achter het oog is op de wang een oranje oogstreep aanwezig, die abrupt overgaat in een heldere witte streep, ook de keel van de ijsvogel is wit. De poten zijn oranje tot rood van kleur. De mannetjes zijn enkel van de vrouwtjes te onderscheiden aan de kleur van de basis van de ondersnavel, die bij het vrouwtje dofrood is en bij het mannetje net zo zwart als de bovensnavel. Juvenielen onderscheiden zich van volwassen exemplaren door het valere verenkleed met donkergrijs gerande borstveren, gevlekte kruin, lichtere snavelpunt en donkerbruine poten.
De lichaamslengte bedraagt ongeveer 16 tot 20 cm, de spanwijdte is 24 tot 26 cm en het lichaamsgewicht loopt uiteen van 34 tot 44 gram.[5]
De ijsvogel is in noordelijk Europa onmiskenbaar door zijn tekening, soorten uit andere werelddelen kunnen echter sprekend op de ijsvogel lijken.
Het geluid van de ijsvogel is divers; er kunnen diverse kwetterende schelle, kwelende en fluitende geluiden worden geproduceerd.[6] Het mannetje lokt het vrouwtje met een hoge, fluitende 'tjieieiet' of 'tieietuu', die hij vaak tijdens de vlucht laat horen. Bij opwinding worden korte, herhaalde 'titi-titi' geluiden geproduceerd.[7]
Verspreiding en habitat
In sommige delen van de wereld, zoals noordelijk Europa en Noord-Amerika, zijn de ijsvogels slechts door een paar soorten vertegenwoordigd. De ijsvogel komt verder voor in een groot deel van Europa, behalve het grootste deel van Scandinavië en Schotland, in Azië ten zuiden van Siberië tot Japan en de Salomonseilanden, en lokaal in Noordwest Afrika. In Europa loopt de noordgrens door Zuid-Zweden, ongeveer ter hoogte van Stockholm, en Zuid-Finland. In België en Nederland is hij een zelden waargenomen broed- en standvogel. Incidenteel trekt hij 's winters weg.
In Europa komt de ijsvogel voornamelijk voor bij langzaam stromende wateren als beken en rivieren in het laagland (zelden boven 650 meter hoogte), maar hij kan worden aangetroffen in bijna alle waterrijke gebieden, als kanalen, sloten en een enkele keer de oevers van grotere plassen, meren, grindgaten en estuaria. In Oost- en Zuidoost-Azië wordt hij voornamelijk langs de kust aangetroffen, in mangrovebossen, riviermondingen en getijdepoelen.
De ijsvogel is voor het jagen afhankelijk van wateren die helder en ijsvrij zijn met veel kleine visjes. Het liefst leeft hij in schaduwrijke gebieden, waar hij bij de jacht niet wordt gehinderd door de reflectie van licht. De aanwezigheid van geschikte uitkijkplaatsen is van minder groot belang. In de broedtijd leven de vogels voornamelijk in de nabijheid van steile oeverwallen van zand of leem nabij water, waar een nesthol kan worden uitgegraven. Soms broeden zij ook in steile wanden die wat verder van het water afliggen, maar dit komt zelden voor.
De ijsvogel is over het algemeen een standvogel, maar dieren die boven de 40e breedtegraad leven, zoals de Finse en Russische populaties, trekken 's winters weg, aangezien dan alle wateren bevroren zijn, wat het jagen onmogelijk maakt. Tijdens de trek kan hij afstanden tot wel 2000 km afleggen. Vogels uit Scandinavië worden 's winters ook in Nederland aangetroffen. Zij trekken in maart weer weg naar de broedgebieden. In sommige gebieden, zoals Borneo en Java, komt de soort enkel als wintervogel voor. Ook dieren in gematigde streken verlaten tijdens plotselinge koude hun broedterritoria. Deze dieren trekken slechts vrij korte afstanden. Ze kunnen dan rond allerlei soorten wateren aangetroffen worden, waaronder de kust.
Leefwijze
De ijsvogel heeft een snelle, rechte vlucht, vaak vlak langs het wateroppervlak. Hij kan op deze manier snelheden bereiken van maximaal 80 kilometer per uur.[8] De vleugelslag is snorrend, afgewisseld met een korte glijperiode.[9] Hierdoor is er van een ijsvogel in vlucht zelden meer te zien dan een blauw-oranje flits.
Het waterdichte en isolerende verenkleed van de ijsvogel bestaat uit korte, dichte veren die tot zes keer per dag gepoetst en gekamd worden. Dit kan per keer 15 tot 20 minuten duren. De ijsvogel kent een voor vogels unieke poetsbeweging: hij wrijft over zijn kruin met de binnenkant van zijn vleugel. Ook neemt de ijsvogel regelmatig een bad. Vooral ouderdieren baden aan het einde van de periode waarin de jongen in de nestkamer worden gevoerd. Het nest is rond die tijd bevuild met een laag braakballen. Tijdens het baden duikt de ijsvogel onder water, alsof hij aan het vissen is, om enige seconden in het water te blijven of gelijk weer het water te verlaten en opnieuw te duiken. Dit wordt vervolgens zo'n twintig keer herhaald.
Voedsel en jacht
De ijsvogel is een carnivoor, meer specifiek een piscivoor, en jaagt voornamelijk op kleine vissen als modderkruipers, voorns, barbelen, jonge vlagzalmen en tiendoornige stekelbaarsjes, aangevuld met jonge forellen, baarzen, snoeken en karpers, alvers, gambusia's, driedoornige stekelbaarsjes en kwabalen. Ook garnalen, rivierkreeften en andere kreeftachtigen, amfibieën als salamanders, kikkers en kikkervisjes, insecten als libellen, kevers, waterinsecten en larven en weekdieren als zoetwaterslakken staan op het dieet. Prooidieren zijn meestal 3 tot 5 cm lang, maximaal 7 cm. Vissen beslaan zo'n 78% van het dieet.[8]
De ijsvogel is vaak te vinden op een vaste uitkijkpost nabij het water vanwaar hij zijn prooidieren gadeslaat. De ijsvogel zit meestal onbeweeglijk stil op zijn uitkijkplaats, vaak met de vleugels gespreid en de snavel half open. De uitkijkplaats bevindt zich zo'n één tot drie meter boven het water. Een tak die over het water uitsteekt is hiervoor geschikt maar ook beschaduwde overhangende struiken worden hiervoor wel gebruikt. Met zijn scherpe ogen kan hij in helder water de precieze positie van zijn prooi bepalen, waarna hij met snavel naar voren op zijn prooi duikt. De prooi bevindt zich meestal niet meer dan 25 cm onder het wateroppervlak. Als een visje zich laat zien wordt het met een snelle duikvlucht verschalkt. Iedere ijsvogel heeft zijn eigen favoriete uitkijkplaats vanwaar hij duikt. Als de uitkijkplaats te laag is, vliegt hij eerst omhoog waarna hij naar beneden duikt. Ook kan de ijsvogel boven het water "bidden". Aan de kust wordt vanaf een rots, een pier of een paal gejaagd. Soms wordt ook buiten het water gezocht naar voedsel, zoals in de lucht, hier worden insecten gevangen.
Bij het jagen op vis duikt de vogel met hoge snelheid bijna loodrecht op zijn prooi, waardoor hij het wateroppervlak kan doorbreken. Om deze snelheid te ontwikkelen slaat hij tijdens de duik kort met zijn vleugels. Op hoge snelheid kan hij tot een diepte van een meter duiken, maar meestal duikt hij niet meer dan enkele decimeters. Om de ogen te beschermen tegen het water gebruikt de ijsvogel zijn knipvlies, dit is een extra ooglid dat half doorzichtig is en door een reflex als een duikbril over het oog schuift tijdens het duiken. Het wordt ook gesloten als de vogel de veren poetst, om beschadiging door de klauwen te voorkomen.
De ijsvogel komt vanzelf weer boven en verlaat direct na de vangst het water. Met één slag van de korte, sterke vleugels kan hij zich weer uit het water heffen en wegvliegen. Hij vliegt hierna naar een zitplaats, waar hij het visje doodslaat tegen de tak waar hij op zit. Hierna wordt de prooi in zijn geheel ingeslikt waarbij de kop altijd eerst wordt doorgeslikt. Hierdoor wordt voorkomen dat de eventuele stekels van de prooi zich vastzetten in de keel en de ijsvogel kan stikken. Mocht de ijsvogel de vis niet met zijn snavel kunnen draaien dan wordt deze eerst in de lucht gegooid. Onverteerbare delen als graten, schubben en chitineresten worden in een kleine, ovale braakbal uitgebraakt.
Sociaal gedrag
De ijsvogel leeft voornamelijk solitair, in het broedseizoen in paarverband. Een paartje heeft een eigen territorium, dat honderd meter tot een kilometer van een rivieroever kan beslaan. Het paartje is zeer territoriaal in de broedtijd en tolereert geen andere ijsvogels. Een indringer wordt over het water achtervolgd, waarbij de ijsvogel harde kreten slaakt. Soms monden deze aanvallen uit in gevechten, waarbij de ijsvogels elkaar bij de snavels beetpakken en in het water vallen. Deze gevechten duren meestal maar kort, maar in Zweden is waargenomen dat een gevecht acht uur lang kan duren.[8] Ook kleine zangvogels worden weggejaagd.
's Winters heeft de ijsvogel soms een groter territorium, dat wel vijf kilometer kan beslaan. Het mannetje en vrouwtje leven in deze periode gescheiden van elkaar en zij bewonen allebei een deel van het territorium. Dit verdedigen zij ook, zelfs tegen elkaar, maar minder fanatiek dan tegen vreemde soortgenoten in het broedseizoen. In een groot deel van hun areaal zijn ijsvogels standvogels, maar in het noorden van het verspreidingsgebied, waar 's winters de wateren dichtvriezen en de ijsvogel daardoor geen vis kan vangen, trekt hij weg naar ijsvrije gebieden, bijvoorbeeld de kust. Alleen in deze periode kan de ijsvogel in groepen worden waargenomen. Ook in warmere streken kan de ijsvogel lokaal trekken. Het mannetje trekt over het algemeen later weg dan het vrouwtje. De ijsvogel zoekt het daaropvolgende jaar zijn territorium weer op.
Voortplanting
De ijsvogel broedt meestal twee à drie keer per jaar. Bij zeer gunstig weer of verlies van een legsel kunnen tot vier legsels per jaar worden geproduceerd. Aan het begin van de paartijd in februari zoekt het mannetje een vrouwtje, meestal hetzelfde vrouwtje als het voorgaande jaar. Hij kan in de paartijd tot drie vrouwtjes bevruchten. De paarvorming begint met een achtervolging in de lucht, vlakbij de toekomstige locatie van het nest. Tijdens deze achtervolging slaakt het mannetje scherpe kreten. Hiermee wordt de agressie van de ijsvogels geneutraliseerd. Hierna strijkt het paartje naast elkaar neer. De vogels richten zich verticaal op, met de snavel licht omhoog. Dit lijkt veel op de dreighouding, maar bij deze houding blijft de snavel gesloten en worden de veren op de rug en kruin niet opgericht. Het mannetje maakt in deze houding met zijn voorlijf zwaaiende bewegingen. Na de paarvorming begint het mannetje met de bouw van het nest. Als het mannetje een oud nest wil betrekken, toont hij dit door er geregeld in en uit te vliegen.
Net als bij andere soorten ijsvogels worden zelfgegraven holen gebruikt om te broeden. De holen worden in een steile oeverkant uitgegraven. Het mannetje klemt zich eerst vast aan de oeverwand en graaft met de snavel de grond weg. Met de poten veegt hij de uitgegraven aarde uit het hol. Ook het vrouwtje helpt later mee met de bouw van het nest. In het begin houdt zij zich echter meer bezig met het verdedigen van het territorium. Het hol bestaat uit een licht oplopende gang met een doorsnede van 5 tot 5,5 cm en een lengte van 30 tot 100 cm. Deze gang eindigt in een ronde nestkamer, waarin de eieren worden gelegd. De opening van het hol bevindt zich meestal zo'n 90 tot 180 cm van de bodem, zelden lager dan 60 cm. Na een week is de nestgang klaar.
Na de bouw van het nest volgt de balts, waarbij het mannetje een visje aanbiedt aan het vrouwtje. De balts wordt meestal vergezeld door veel geroep. Zodra het vrouwtje de vis heeft geaccepteerd en opgegeten volgt de paring. Het vrouwtje toont haar paringsbereidheid door zich horizontaal te strekken. Het mannetje zweeft eerst kort boven haar in de lucht, om daarna op haar rug te landen. Om in evenwicht te blijven klappert hij met zijn vleugels, en soms houdt hij zich met zijn snavel vast aan de veren in haar nek. Gedurende een week vinden meestal meerdere paringen plaats. Hierbij wordt de balts echter overgeslagen.
De broedtijd duurt van maart tot juli en is afhankelijk van de geografische locatie. In West-Europa worden de eerste eieren half maart gelegd, in Oost-Europa half april. De nestkamer waarin de eieren worden gelegd is onbedekt. Een legsel bestaat uit vier tot acht (soms tot tien) witte, ronde eieren. Ze hebben een diameter van 2 cm en een gewicht van 3,6 tot 4,7 gram. Het broeden begint nadat het laatste ei is gelegd, waardoor de eieren ongeveer tegelijkertijd uitkomen. Het paar broedt samen de eieren uit; ze wisselen elkaar iedere twee tot vijf uur af.
Na een broedtijd van 18 tot 21 dagen komen de eieren uit.[10] Bij het uitkomen zijn de kuikens blind en naakt. Om warm te blijven worden ze de eerste week warmgehouden door de ouders. Na deze week zijn de kuikens bedekt met korte veren. Zowel het mannetje als het vrouwtje verzorgt de jongen. Zij voeden de kuikens met insecten, visjes en kleine kreeftachtigen. De prooidieren zijn iets groter dan de prooidieren waarmee de ouders zichzelf voeren. De prooi wordt met de kop naar voren aangeboden. De eerste twee à drie weken wachten de jongen in de nestkamer op de ouders. De bodem van de kamer raakt hierdoor bedekt met braakballen, visschubben, graten en andere voedselresten. De jongen zitten in het hol in een stervorm, met de snavels naar buiten gericht. Het kuiken dat voor de ingang zit krijgt als enige voedsel. Nadat één voedsel heeft gekregen, schuift de "ster" een plaats op. Op deze manier krijgt ieder jong voer. Als een jong probeert voor te dringen, wordt hij door de andere jongen met harde pikken gestraft. Later wachten de kuikens de ouders op in de gang.
Na 23 tot 27 dagen verlaten de jongen het nest en nemen plaats op een tak, vanwaar ze nog twee tot vier dagen worden gevoerd. Vaak is het ouderpaar dan al begonnen aan een tweede legsel, in een andere nestgang. Na deze dagen worden de jongen weggejaagd of verlaten ze uit zichzelf het territorium van de ouders. Ze vormen het volgende jaar zelf een territorium. Na een jaar zijn ze geslachtsrijp.
De ijsvogel bereikt in de natuur een gemiddelde leeftijd van 7 jaar, Animal Diversity Web. Common kingfisher Alcedo atthis.</ref> alleen in uitzonderlijke gevallen kan in het wild een leeftijd van 21 jaar worden bereikt.[11] In gevangenschap gehouden exemplaren hebben minder last van natuurlijk verval veroorzaakt door parasieten, voedseltekort en ziektes, en kunnen ouder worden, gemiddeld bereiken ze een leeftijd van 21 jaar.
Bedreigingen
De belangrijkste natuurlijke vijanden van de ijsvogel zijn rovende zoogdieren als de nerts, de wezel en de bunzing. Deze predatoren bezoeken soms de nestholen om de jongen te eten. De holen zijn echter lastig te bereiken en ijsvogels worden over het algemeen zelden bejaagd. Ook roofvogels vangen zelden een ijsvogel, aangezien ijsvogels zich over het algemeen snel en laag bij het water verplaatsen.
De ijsvogel kan slecht tegen koude en een zeer strenge winter decimeert vaak de ijsvogelpopulaties. Meestal sterven de dieren door voedselgebrek omdat ze door het ijs geen vis kunnen vangen of doordat ze bij een duik een harde klap maken op het dikke ijs. In België werden na de bijzonder strenge winter van 1963 nauwelijks 25 broedende paren waargenomen.
Vanwege zijn voorliefde voor vis jaagt de ijsvogel regelmatig bij viskwekerijen, waardoor hij soms als een schadelijk dier gezien wordt. In zijn boek History of European Birds schreef L. Yeatman over een forellenkweker die tussen 1892 en 1899 zo'n 800 ijsvogels doodde en in 1900 op een ornithologisch congres in Parijs vroeg om de uitroeiing van de soort. Sommige viskwekers tolereren de dieren echter, omdat de ijsvogel zich voornamelijk voedt met de kleinere en zwakkere visjes. Sinds de jaren zeventig is de ijsvogel in de meeste Europese landen beschermd en dekken de meeste viskwekerijen hun water af met een gaasnet, waar de ijsvogels niet doorheen kunnen komen. Toch worden er nog steeds ijsvogels illegaal met strikken gedood.
De belangrijkste hedendaagse door de mens veroorzaakte bedreiging is watervervuiling, waardoor prooidieren sterven en water vertroebelt. Ook het verdwijnen van beken en de normalisering van oevers, die worden strakgetrokken en versterkt met beton of stenen, leiden tot een lagere biodiversiteit en het verdwijnen van geschikte broedplaatsen. Een andere bedreiging is de verstoring door de watersport en nieuwsgierige vogelaars. Gebieden waar de verstoring al vroeg in het jaar zeer hoog is, worden verlaten door ijsvogels, waardoor de dieren al hun energie steken in het vinden van een nieuw territorium en dat jaar niet meer aan broeden toe komen. Ook vliegen ijsvogels zich regelmatig dood tegen ramen en autoruiten.
In Nederland en België
In Nederland en België gold de ijsvogel jarenlang als een bedreigde soort, maar de laatste jaren is hun aantal in Nederland en België weer duidelijk toegenomen. In Nederland was er een stijging van 35 tot 50 broedparen in 1997 naar 650 tot 700 in 2002, mede veroorzaakt door de zachte winters, verbetering in waterkwaliteit en het herstel van beken.[12] Ook wordt de soort geholpen door het maken van kunstmatige wakken en zogenaamde ijsvogelwanden, speciaal voor ijsvogels ingerichte oeverwanden. Door deze stijging in aantallen is de soort in 2004 van de Nederlandse Rode Lijst verdwenen en wordt de ijsvogel daar niet meer als bedreigde soort beschouwd. In 2005 werd het aantal ijsvogels in Vlaanderen geschat op 650 à 850 broedparen.[13]
In de cultuur
In de Griekse mythologie wordt het verhaal verteld van Alkyone, de dochter van Aeolus, de god van de wind, en Ceyx, de zoon van de avondster Hesperus. De twee hadden een gelukkig huwelijk, maar wisten de goden te ontstemmen door zich Zeus en Hera te noemen. Om hun hoogmoed te straffen werden de twee veranderd in vogels: Ceyx werd een meeuw, Alkyone een ijsvogel. Van deze twee figuren zijn de namen van twee andere ijsvogelgeslachten afgeleid, Ceyx en Halcyon. Vandaar de naam Halcyon van een bibliofiele boekenreeks (met een ijsvogel als vignet) en een tijdschrift, beide uitgegeven door A.A.M. Stols. Halcyon 23 is daarnaast de naam van een soort schip.
Door deze Griekse sage werd een beeld van de ijsvogel als symbool van onvoorwaardelijke trouw gecreëerd dat tot in de 19e eeuw standhield. In de 17e eeuw veronderstelde de natuuronderzoeker Conrad Gesner dat het vrouwtje na de dood van het mannetje een compleet rouwproces doormaakte. Ook in China gold de ijsvogel als het symbool van huwelijkstrouw. Daarnaast stond de ijsvogel lange tijd symbool voor macht, rijkdom, vrede en schoonheid.
Ook in verscheidene andere legenden, sagen en verhalen speelt de ijsvogel een rol. Zo zou volgens een Franse legende de oorspronkelijk grijze ijsvogel aan zijn bonte kleuren zijn gekomen nadat hij in navolging van de eerder ter verkenning uitgezonden duif de ark van Noach had verlaten. De vogel zou vervolgens vanwege een storm hoger zijn gaan vliegen, en een rode buik hebben gekregen van de ondergaande zon en een blauwe rug van de hemel.
Vanwege zijn kleurenpracht werd de ijsvogel veelvuldig afgebeeld op schilderijen. Zo is de soort te zien op het drieluik De Tuin der Lusten van Jeroen Bosch en staat een paartje afgebeeld op Vogels in een landschap van Roelant Savery. De ijsvogel werd afgebeeld op het laatste Nederlandse 10-guldenbiljet.
In de Nederlandse cultuur vinden we de ijsvogel terug als zinnebeeld van het doorzettingsvermogen en het vertrouwen in een goede afloop ondanks tegenspoed. Daarbij wordt gerefereerd aan de oude Griekse overlevering van de ijsvogel die tijdens een periode zonder storm en zonder golven boven het water nestelt. Willem van Oranje en Koningin Wilhelmina gebruikten beiden dit vignet met het Latijnse motto "Saevis tranquillus in undis". Het motto wordt vertaald als "Rustig temidden van woedende baren".
De kleuren van de veren van de ijsvogel, oranje, wit en blauw, zijn ook die van prinsdom Oranje en het Graafschap Nassau.
Het drijvende nest wordt in de vignetten soms verlicht door een zon met daarin het Christus-monogram "IPX". De protestantse Charlotte de Bourbon, de derde echtgenote van Oranje, liet in 1577 een penning ontwerpen met het ijsvogelmotief. In 1580 werd de medaille door de Vlaamse medailleur Coenraad Bloc geslagen. Op de voorzijde is Prins Willem van Oranje afgebeeld, op de keerzijde staan de spreuk en de ijsvogel.
Ovidius beschreef in zijn Metamorfosen hoe het in zee verdronken Tracische koningspaar Ceyx en Alkyone, dochter van de God van de wind Aeolus, door de goden veranderd was in een paar ijsvogels. Deze bouwden volgens Ovidius hun drijvende nest in de zee waar de god van de wind het nest beschermde door het te midden van de door de wind opgezweepte golven in de luwte te houden[14]. In de protestant-christelijke traditie werd Aeolus door de Christelijke God vervangen, in de iconografie wordt deze godheid gesymboliseerd door een zon, met het Christus-monogram[15].
In het bijgeloof speelt de ijsvogel vaak een belangrijke rol. Zo werden in het verleden binnen sommige culturen de veren en maag van de ijsvogel in talismans verwerkt als afweermiddel tegen blikseminslagen. Het hart van een ijsvogel werd soms als ketting gedragen om onheil af te wenden. Gemummificeerde ijsvogels werden gebruikt als kompas, windvaan of afweermiddel tegen nachtelijke insecten. Paracelsus ging ervan uit dat het lichaam van de ijsvogel na de dood niet tot verrotting overging, en de natuuronderzoeker Balthasar Sprenger schreef nog in 1753 een artikel waarin dit werd bevestigd.[16]
Bronvermelding
Bronnen, noten en/of referenties
Referenties
Bronnen
Externe links
|